direct naar inhoud van Artikel 4 Leiding - Gas
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a, 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118006006-OH01

Artikel 4 Leiding - Gas

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een hoofdgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere op de verbeelding aangewezen bestemming mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanvullende bestemming.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 4.1 wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
    • 2. geen onevenredige afbreuk word gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of door ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten, bijvoorbeeld door het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. diepploegen;
    • 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 7. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

  • b. Het in lid 4.6 sub a vervatte verbod is niet van toepassing indien:
    • 1. het normale onderhoudswerkzaamheden betreft;
    • 2. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
    • 3. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

  • c. De werken en/of werkzaamheden als bedoeld onder a zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover dit niet strijdig is met de belangen van de leiding.