direct naar inhoud van 3.3 Gemeentelijk beleid
Plan: Buitengebied Zuid herziening 2007, deelplan de Weideruiters 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20118000006-VG01

3.3 Gemeentelijk beleid

Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening

De VNG heeft in februari 2009 de Herziene handreiking voor de praktijk Paardenhouderij en Ruimtelijke Ordening uitgebracht. De aanleiding voor de deze handreiking is het feit dat veel gemeenten worstelen met de vraag over de omgang met paardenhouderijen en maneges. Een manege is geen agrarisch bedrijf, maar ook geen regulier bedrijf.

Aangegeven wordt dat paardenhouderijen of maneges een positieve impuls geven aan het vitaal houden van het platteland. Aan gemeente wordt geadviseerd om daar waar reeds sprake is van het uitoefenen van een manege, deze de ontwikkelingsruimte te bieden die nodig is voor het continueren van het bedrijf.

Ontwikkelingsmogelijkheden Paardenhouderijen

Vanwege het toenemende belang van de paardensector in de gemeente Hoogeveen is de nota Ontwikkelingsmogelijkheden Paardenhouderijen opgesteld. Het betreft geen beleidsnota, maar een kader om met ondernemers tot een maatwerkoplossing te komen.

Een belangrijk uitgangspunt is wel dat het erf van een paardenhouderij of manege onderdeel uitmaakt van het omliggende landschap. Dit is bij een manege van bijzonder belang, vanwege de aanwezigheid van witte hekwerken rondom paardenweiden en bouwwerken zoals een rijbak, stapmolen en hindernisbanen. Het aanleggen van beplantingen op en om het erf is daarom van bijzonder belang. Als voorwaarde voor het meewerken aan nieuwvestigingen en uitbreidingen van paardenhouderijen, waaronder maneges geldt daarom dat een landschappelijk inpassingsplan wordt opgesteld. Dit plan is opgesteld en geldt als belangrijk uitgangspunt voor dit bestemmingsplan. Het landschappelijk inrichtingsplan is verwoord in Hoofdstuk 4.

Welstandsnota

De gemeente Hoogeveen heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota. Deze geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Hiertoe zijn onder andere voor het plangebied van dit bestemmingsplan een aantal welstandscriteria opgesteld, waaraan het bouwplan zal moeten voldoen. Het uitgangspunt is dat het bouwplan een definitief positief welstandsadvies krijgt.