direct naar inhoud van 2.2 Vigerend recht
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Wijsbersche Hooge 2010
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20108006002-OH02

2.2 Vigerend recht

Het gebied waarin het landgoed en de buitenplaats worden gerealiseerd ligt nu in het plangebied van het bestemmingsplan “Buitengebied-Noord”. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 22 november 2007 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe op 28 januari 2008.

In het bestemmingsplan “Buitengebied-Noord” heeft het gebied de bestemming “Landelijk Gebied II” (artikel 5), met de aanduiding “woning landgoed”. Behalve voor de in de doeleindenomschrijving genoemde functies van artikel 5 van het bestemmingsplan "Buitengebied-Noord" zijn de gronden bestemd voor de bouw van ten hoogste één woning. De vloeroppervlakte van de woning mag ten hoogste 350 m2 en maximaal 600 m2. De bouwhoogte moet minimaal 5 meter bedragen en mag ten hoogste 12 meter zijn. De afstand tot de perceelsgrens moet tenminste 2,5 meter bedragen. Indien het hoofdgebouw wordt afgedekt met een kap, mag de hoogte van de dakopbouw maximaal twee/vijfde van de totale hoogte bedragen.

Aan- en bijgebouwen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van 200 m2. De bouwhoogte van de aan- en bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen, terwijl de goothoogte maximaal 4,5 meter mag bedragen. De aan- en bijgebouwen dienen een ruimtelijke eenheid te vormen met het hoofdgebouw. Het aantal bijgebouwen mag maximaal twee bedragen.

Voorts mogen op grond van het geldende bestemmingsplan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van:

  • De uitoefening van het grondgebonden agrarisch bedrijf, met uitzondering van mest- en sleufsilo's;
  • niet-commerciële duivenhouderij
  • openbare nutsvoorzieningen.

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 6 meter. De inhoud van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder begrepen een duiventil, bedraagt maximaal 16 m3.

Uit de omschrijving zoals deze in het geldende bestemmingsplan is opgenomen blijkt dat deze is gebaseerd op de planvorming van het landgoed dat destijds zou worden gerealiseerd. De gedachten omtrent de vormgeving van het landgoed zoals deze door de huidige eigenaar zijn geformuleerd verschillen van die van de vorige eigenaar. Mede daarom zijn de bepalingen uit het geldende bestemmingsplan niet voldoende om het huidige landgoed te kunnen realiseren. Daar komt nog bij dat het in de huidige situatie niet alleen meer gaat om de realisering van een landgoed, maar tevens om de realisering van een buitenplaats.

In artikel 16 van het geldende bestemmingsplan “Buitengebied-Noord” is een regeling opgenomen waarbij burgemeester en wethouders op grond van artikel 11 WRO (thans artikel 3.6 Wro) het bestemmingsplan kunnen wijzigen ten behoeve van de realisering van een landgoed. Bij het toepassen van deze regeling geldt echter ook als voorwaarde dat er slechts één landhuis is toegestaan.

Omdat er in de nieuwe situatie zowel een landgoed als een buitenplaats zal worden gerealiseerd kan ook deze regeling niet worden toegepast. Daarom is er voor gekozen om een geheel nieuw bestemmingsplan voor deze ontwikkeling in procedure te brengen.