direct naar inhoud van Artikel 16 Leiding - Gas
Plan: Bentinckspark 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.BP20098016001-OH01

Artikel 16 Leiding - Gas

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een hoofdgastransportleiding;

met de daarbij behorende:

  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere op de verbeelding aangewezen bestemmingen, mogen op of in deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

16.3 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.2 en toestaan dat de bij de andere daar voorkomende bestemming(en) vermelde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 16.1 jº artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het permanent opslaan van goederen.

16.5 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 16.4 en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor het permanent opslaan van goederen, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding.
16.6 Aanlegvergunning
  • a. Ter plaatse van de in lid 16.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen van hoogopgaand en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;
    • 2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;
    • 3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, leidingen en drainage) anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    • 4. diepploegen;
    • 5. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
    • 6. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
    • 7. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 8. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
  • b. Het in artikel 16.6 sub a vermelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. voorkomen op de beplantingslijst van de leidingbeheerder;
    • 3. mechanisch worden uitgevoerd en daarmee vallen onder de werking van de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse netwerken;
    • 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan, met de daarvoor verleende vergunning;
    • 5. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
  • c. De in artikel 16.6 sub a vermelde vergunning kan slechts worden verleend indien een positief advies is ontvangen van de betreffende leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse leidingen.