direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Krakeel, deelplan Satellietenlaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2022BP8009003-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2009 is het bestemmingsplan Krakeel vastgesteld. Het bestemmingsplan had tot doel om vernieuwingen in de wijk Krakeel te Hoogeveen mogelijk te maken. In de tussentijd heeft de wijk al een grote metamorfose ondergaan. Een aantal gronden in de wijk hebben in de huidige situatie nog geen invulling, maar zijn daarvan wel in afwachting. Eén van de gronden betreft een perceel direct ten westen van de Zuiderkruis 50 a en b.

Het voornemen is om deze gronden in te richten ten behoeve van 16 rijwoningen, opgedeeld in twee blokken van acht woningen.

De ontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan (zie ook paragraaf 1.3). Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Dit komt mede doordat het voornemen niet binnen de opgenomen uit te werken bestemming past. Dit bestemmingsplan voorziet in een passend juridisch-planologisch kader.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Krakeel te Hoogeveen. Het betreft nog onbebouwde gronden. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022BP8009003-VG01_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging en begrenzing van het plangebied

1.3 Planologische regeling

Voor het plangebied gelden op dit moment de bestemmingsplannen Krakeel 2007 (onherroepelijk geworden op 12 maart 2009) en Kernen Hoogeveen, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling ( onherroepelijk geworden op 15 mei 2014). Op basis van dit plan kent het bestemmingsplan twee verschillende bestemmingen te weten 'Woondoeleinden uit te werken' en 'Groenvoorzieningen'. Een uitsnede van de verbeelding is in figuur 1.2 te zien.

Binnen de bestemming ' Woondoeleinden - uit te werken' kunnen, met inachtneming van de uitwerkingsregels, woningen worden gerealiseerd. Doordat de gewenste ontwikkeling aan de noordzijde de grens van de uit te werken bestemming overschrijdt, is het niet mogelijk een uitwerkingsplan op stellen, maar moet een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Onderhavig plan voorziet daarin.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022BP8009003-VG01_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede van het geldende bestemmingsplan Krakeel 2007

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk van dit bestemmingsplan wordt het plan beschreven. Daarbij komt de huidige situatie aan bod en wordt vervolgens ingegaan op de nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 wordt het beleidskader geschetst. Daarbij wordt ingegaan op het relevante beleid. Onderwerp van hoofdstuk 4 zijn de omgevingsaspecten waaraan de nieuwe ontwikkeling is getoetst. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting op de bestemmingen opgenomen. Hoofdstuk 6 bespreekt de handhaving van de gestelde regels in dit bestemmingsplan en tot slot is in hoofdstuk 7 de uitvoerbaarheid opgenomen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in de wijk Krakeel. Krakeel ligt ten oosten van het centrum van Hoogeveen. Sinds 2000 maakt de wijk een metamorfose door. Sloop, verbouw, nieuwbouw en herinrichting van de openbare ruimte hebben de leefbaarheid en de ruimtelijke uitstraling van Krakeel sterk verbeterd.

De wijk Krakeel heeft haar oorsprong in de jaren '60. Krakeel was een typische naoorlogse woonwijk, die eind jaren '60 begin jaren '70 in korte tijd is ontwikkeld. De wijk heeft een ruim opgezette stedenbouwkundige hoofdstructuur, met veel groen en een sterke nadruk op huurwoningen. Er is een mix van laagbouw (rijenwoningen) en hoogbouw aanwezig, waarbij laagbouw overheerst. Het grootste deel van de woningen bestaat uit rijenwoningen. Het plangebied wordt direct ontsloten door de Zuiderkruis aan de zuidkant en de De Kroon aan de noordkant.

Water- en groenstructuur

In de buurt komt veel groen en water voor. Dit betreft onder andere de waterpartij aan de noord- en westkant van het plangebied. De waterpartij, met aan de randen groen, kronkelt als het ware van zuid naar noord door de wijk heen.

Functies in de omgeving

De wijk wordt beschouwd als een woonwijk. Naast de woonfunctie komen in het plangebied nog andere (centrum) functies zoals een multifunctioneel centrum en een basisschool voor. Deze bevinden zich ten noorden van het plangebied.

Bebouwingsstructuur

Zoals aangegeven bestaat de bebouwing in de wijk voornamelijk uit rijenwoningen uitgevoerd in één of twee bouwlagen. Er is afwisselend sprake van woningen uitgevoerd met een kap en woningen uitgevoerd met een plat dak.

Plangebied

Het plangebied is in de huidige situatie al in afwachting van de voorgenomen woningbouwontwikkeling en betreft een braakliggende kavel, die inmiddels begroeid is met gras. Figuur 2.1 geeft een luchtfoto weer waarop de huidige situatie in het plangebied is weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022BP8009003-VG01_0003.jpeg"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de bestaande situatie

2.2 Beschrijving van de ontwikkeling

Ambitie

Het doel van de initiatiefnemers is om het plangebied te herstructureren. Door middel van herstructureren wordt ingezet op zorgvuldig ruimtegebruik doordat er geen sprake is van onnodige uitgifte van nieuwe uitbreidingslocaties.

Programma

Het programma is om de gronden in te richten ten behoeve van 16 grondgebonden woningen, opgedeeld in twee woonblokken van elk acht woningen. Figuur 2.2 geeft de voorgenomen invulling van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2022BP8009003-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Voorgenomen inrichting van het plangebied (bron: Sacon architecten)

De voorgenomen woningen bestaan uit twee bouwlagen met een kap. De maximale bouwhoogte bedraagt 10 meter. Ten behoeve van het parkeren wordt een parkeerterrein met 29 parkeerplaatsen aangelegd in het zuidoostelijke deel van het plangebied. De woningen en het parkeerterrein worden ontsloten via de Satellietenlaan. Voor ongemotoriseerd verkeer is er ook nog een ontsluiting richting het Zuiderkruis.

Het plangebied krijgt een zo groen mogelijke uitstraling, die met name tot uiting komt aan de noordelijke en westelijke rand van het plangebied, waar de watergangen lopen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen ligt beleid ten grondslag. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op relevante beleidsuitgangspunten op Rijksniveau, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. De planuitgangspunten en vervolgens de bestemmingsregeling zijn hierop afgesteld.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden.
  • 3. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Uitvoering

De NOVI gaat vergezeld van een Uitvoeringsagenda, waarin staat aangegeven hoe het Rijk invulling geeft aan zijn rol bij de uitvoering van de NOVI. In de Uitvoeringsagenda zijn onder andere een overzicht van instrumenten en (gebiedsgerichte) programma's op de verschillende beleidsterreinen te vinden. De Uitvoeringsagenda zal, indien nodig, jaarlijks worden geactualiseerd.

De ontwikkeling in het plangebied raakt geen opgaven die zijn opgenomen in de NOVI.

3.2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om voor het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Het besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze belangen zijn niet van toepassing voor het plangebied.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Dit bestemmingsplan stelt een herontwikkeling van een bestaand stedelijk gebied voor, zoals bedoeld in de begripsbepaling van het Bro. Daarom hoeft alleen een onderbouwing van de behoefte te worden gegeven. In paragraaf 3.5 is aan de hand van het gemeentelijk beleid gemotiveerd dat er een concrete behoefte bestaat aan deze woningen. Daarmee is de behoefte voldoende onderbouwd.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018

De Omgevingsvisie Drenthe 2018 is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De basis van de Omgevingsvisie Drenthe is in 2010 in een interactief proces tot stand gekomen. In 2014 is een beperkte actualisatie van de Omgevingsvisie uitgevoerd. Tot slot is in 2018 de Omgevingsvisie gereviseerd.

De Omgevingsvisie gaat in op de vraag hoe met vijf belangrijke ontwikkelingen moet worden omgegaan. Het gaat om:

  • de demografische ontwikkeling;
  • de klimaatverandering;
  • de afname van de biodiversiteit;
  • de transitie naar een kennis- en netwerkeconomie;
  • de transitie naar een duurzame energievoorziening.

Ruimtelijke kwaliteit

De inzet van de provincie Drenthe is om de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe te behouden en, waar mogelijk, te ontwikkelen. Nieuwe ontwikkelingen dienen de zogenaamde kernkwaliteiten als uitgangspunten te nemen. De kernkwaliteiten die in Drenthe van belang zijn, zijn:

  • landschap;
  • natuur;
  • cultuurhistorie;
  • archeologie;
  • aardkundige waarden, en;
  • rust.

Wonen

Op het gebied van wonen wil de provincie anticiperen op een veranderende bevolkingssamenstelling en de effecten hiervan op de leefomgeving en de woningmarkt. Waar mogelijk dient de woonopgave te worden benut voor de ruimtelijke opgave van stads- en dorpsranden. Dit verbetert de ruimtelijke kwaliteit. Uitgangspunt voor het wonen in Drenthe is dat er rekening wordt gehouden met de uitwerking van de ruimtelijke kwaliteit in dat gebied.

In de ruimtelijke structuur van Drenthe zijn de functies wonen, werken en voorzieningen geconcentreerd in steden en dorpen, dit zijn de zogenaamde stedelijke gebieden. Nieuwe initiatieven dienen bij voorkeur binnen het bestaande stedelijk gebied uitgevoerd te worden.

Toetsing

Voor de toetsing aan de Omgevingsvisie wordt het voornemen ten eerste getoetst aan de relevante kernkwaliteiten en vervolgens aan het onderdeel wonen.

Kernkwaliteiten

Landschap

Het plangebied maakt deel uit van het 'landschap van de veenkoloniën'. Dit landschapstype is het meest voorkomende landschapstype in de provincie en beslaat ongeveer een kwart van het grondgebied. Kenmerkend voor dit gebied is de strakke orthogonale verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken.

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur.

In dit geval wordt met de voorgenomen ontwikkeling een braakliggend terrein in een woonwijk herontwikkeld. Hiermee wordt geen extra ruimtebeslag buiten het bestaand stedelijk gebied in gebruik genomen. Dit doet geen afbreuk aan het landschap.

Cultuurhistorie

De provincie Drenthe wil haar cultuurhistorie herkenbaar houden en de ruimtelijke identiteit versterken door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten.

Cultuurhistorie is het totaal aan bovengrondse sporen van menselijke activiteiten in de stad en op het platteland, in bebouwde en onbebouwde omgeving. In het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie staan twee doelstellingen centraal:

  • de cultuurhistorie herkenbaar houden zoals dit is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur;
  • de ruimtelijke identiteit versterken door ruimtelijke ontwikkelingen te sturen vanuit cultuurhistorische kwaliteiten.

Momenteel is de provincie bezig met een herwaarderingsslag op het gebied van post-65 erfgoed. Het gaat hierbij om stedenbouw, architectuur en landschap dat in deze periode is gevormd. In het plan is hier rekening mee gehouden door het ontwerp geheel aan te laten sluiten bij de stedenbouwkundige opzet van de wijk. Het plangebied bevindt zich in de wijk Krakeel. Deze wijk wordt gekenmerkt door verscheidene hofjes van voornamelijk rijwoningen met daar tussen veel ruimte voor groen- en watervoorzieningen. In de planopzet wordt deze stedenbouwkundige opzet doorgetrokken door ook hier een hofje van rijwoningen in combinatie met een groenvoorziening langs de bestaande watergang te realiseren.

Het plangebied maakt daarnaast deel uit van het 'Hollandscheveld en Hoogeveen - kruisingen van richtingen'. In het plan wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische elementen van dit gebied, door aan te sluiten bij de cultuurhistorische stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Binnen het plangebied zijn echter geen specifieke cultuurhistorische waarden die behouden dienen te worden. Daarmee wordt er op voorhand geen afbreuk gedaan aan de cultuurhistorische waarden in het gebied.

Archeologie

Het provinciale beleid is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten van archeologische waarden.

In paragraaf 4.9 is nader toegelicht hoe met (mogelijke) archeologische waarden in het plangebied wordt omgegaan.

Aardkundige waarden

Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het plangebied ligt in het middel beschermingsniveau aardkundige waarden. In deze gebieden vormen de aardkundige waarden een randvoorwaarde voor ontwikkelingen. Aardkundige waarden geven de richting aan, door het behoud van karakteristieken na te streven, zodat de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap worden behouden.

Binnen het plangebied geldt een generiek beschermingsniveau van aardkundige waarden. Het plangebied is in het verleden al ontwikkeld ten behoeve van gebouwen en een weg. Door het plangebied opnieuw te ontwikkelen wordt geen verdere afbreuk gedaan aan aardkundige waarden.

3.3.2 Omgevingsverordening Drenthe 2018

De Omgevingsverordening Drenthe 2018 stelt regels aan het beleid dat uiteen is gezet in de Omgevingsvisie. Voor de toetsing aan de provinciale omgevingsverordening is bekeken welke artikelen van toepassing zijn op de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. Daaruit is het volgende naar voren gekomen:

'Artikel 2.17 Woningbouw'

Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. De gemeentelijke woonvisie ten aanzien van de woningvoorraad:

  • a. draagt bij aan balans tussen vraag en aanbod in de gehele Drentse woningvoorraad op de lange termijn en is hiertoe afgestemd binnen de woningmarktregio's;
  • b. benoemt tenminste de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, duurzaamheid en kernenstructuur.
  • c. schetst de opgaven in de bestaande woningvoorraad;
  • d. geeft aan op welke wijze balans op lange termijn wordt gerealiseerd;
  • e. geeft een lange termijn beeld.

Toetsing

Het voorgenomen woningbouwplan is passend binnen de bestaande woningbehoefte binnen de regio en de gemeente Hoogeveen. Gezien de relatief hoge vraag naar woningen in de omgeving, voorzien de woningen binnen het plangebied in een actuele behoefte, die ook op termijn voorzien dient te worden.

'Paragraaf 6.3.4 Verbodszone diepe boringen'

In een verbodszone diepe boringen bevinden zich tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken, zodanige beschermende bodemlagen dat met een beperkte regeling kan worden volstaan. Een verbod op het oprichten en in gebruik hebben van inrichtingen of de uitvoering van activiteiten die zich bovengronds afspelen is niet nodig omdat de generieke wetgeving, toepassing van de NRB en in aanvulling daarop de bijzondere zorgplicht voldoende bescherming bieden.

Wel zijn er regels nodig om de scheidende lagen boven het watervoerende pakket van drinkwaterwinning zo min mogelijk te verstoren. Het gaat daarbij om regels voor boorputten en grond- of funderingswerken en om regels voor bodemenergiesystemen (warmtetoevoeging en -onttrekking). Deze regels gelden ook in grondwaterbeschermingsgebieden en worden in artikel 6.14 van toepassing verklaard voor de verbodszones diepe boringen. Daarbij is wel bepaald dat de verboden niet van toepassing zijn als deze niet dieper gaan dan de voor dat gebied op kaart aangegeven maximale diepte. Hiermee wordt voldoende voorkomen dat de afschermende kleilagen worden aangetast. In artikelen 6.9, 6.11, 6.13 en 6.15 van de POV worden hier regels aan verbonden.

In dit geval is een verbodszone op diepe boringen vanaf 50 meter diep van toepassing op het plangebied. In het kader van de voorgenomen ontwikkeling komen dergelijk diepe boringen ook niet voor.

Bodemenergie

Het plangebied ligt conform kaart C1 en C2 van de provinciale verordening in een aangewezen rood gebied. Conform regelingen in hoofdstuk 4 van de provinciale verordening is het verboden om binnen deze gebieden een gesloten WKO-systeem aan te leggen door middel van een methode waarbij het systeem in de bodem wordt gedrukt. Daarmee kan dus geen warmte uit de bodem worden gehaald om de voorgenomen woningen te verwarmen. In de uitvoering zal hier rekening mee worden gehouden, door een anders gasloos systeem toe te passen.

3.3.3 Ontwerp-Omgevingsverordening Drenthe 2022

Sinds 14 april 2021 ligt de ontwerp-Omgevingsverordening Drenthe 2022 ter inzage. Met het oog op de nieuwe Omgevingswet wordt hiermee voorzien in de Omgevingsverordening die conform die wet verplicht is en de bestaande verordeningen vervangt. Voor het vormgeven van de nieuwe Omgevingsverordening is de huidige Provinciale Omgevingsverordening, zoals hierboven beschreven, als uitgangspunt genomen. Dit houdt in dat de omzetting van de Omgevingsverordening hoofdzakelijk beleidsneutraal heeft plaatsgevonden, waarbij wel ruimte is voor correcties en bijsturingen. De kaders die de Omgevingswet stelt worden gerespecteerd.

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt zijn er geen wijzigingen in regelingen die relevant zijn. Door te voldoen aan de bestaande Provinciale Verordening, wordt ook voldaan aan de ontwerp-Omgevingsverordening Drenthe 2022.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. In het bestuurlijk afstemmingsoverleg RO/Wonen Zuidwest Drenthe van 21 december 2015 is de woningbehoefte voor Zuidwest Drenthe vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze woningbehoefte prognose is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognose 2015, vertaald naar de woningbehoefte in de regio Zuidwest Drenthe. De vastgestelde woningbehoefte geldt als kader voor de woningbouwontwikkeling in de regio en dient als uitgangspunt voor de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid voor de gemeenten binnen deze regio. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de voorgenomen woningbouw die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt daaraan toe te voegen. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de regionale woonvisie.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Toekomstvisie Hoogeveen

In de toekomstvisie van Hoogeveen geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen en opgaven de gemeente ziet op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie. De visie op de omgeving relevant. Hoogeveen zet in op beheerste groei om in de toekomst aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. De groei die wordt voorzien is naar 57.000 inwoners in 2030. Verder gaat Hoogeveen haar positie als sterke regiogemeente ontwikkelen en versterken. Ook zet Hoogeveen zet in op ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De cultuurhistorie en het DNA van Hoogeveen zijn de basis voor deze kwaliteitsverbetering.

Visie en opgave wonen

Hoogeveen wil een goede woongemeente zijn waar iedereen een thuis vindt. Waarbij betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk moet zijn. De focus ligt op het wonen in de kern Hoogeveen en het realiseren van wervende en aansprekende stedelijke woonmilieus, passend bij de vraag en met behoud van groene open ruimtes.

Om aan deze toenemende vraag in de kern te voldoen wordt ook gekeken naar uitbreidingslocaties.

Toetsing en conclusie

Met de voorgenomen woningbouwontwikkeling wordt aangesloten op de toekomstvisie van de gemeente, doordat de woningen binnen de kern Hoogeveen worden gerealiseerd en aansluiten bij de groeiende behoefte aan woningen binnen de gemeente. Daarmee wordt geconcludeerd dat het voornemen in overeenstemming is met de Toekomstvisie van de gemeente Hoogeveen.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015 - 2030

Op 23 december 2004 is de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. De visie gaat in op de ruimtelijke ontwikkelingen van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad.

In de Structuurvisie wordt de volgende visie op wonen gegeven: er moet gebouwd worden voor zowel de inwoners van Hoogeveen als de instromers van buiten. Door een stevige verdichting en herstructurering van delen van de kern van Hoogeveen kunnen alle woningen binnen de huidige grenzen gebouwd worden. De prioriteiten voor de stad zijn inbreiding enerzijds en herstructurering van het centrum en de naoorlogse woonwijken anderzijds.

Toetsing en conclusie

De voorgenomen ontwikkeling sluit aan op het ruimte bieden aan inbreidingsontwikkelingen binnen de kern Hoogeveen. Bovendien wordt hier gebouwd voor speciale doelgroepen te weten starters en senioren (levensloopbestendig). Met de voorgenomen ontwikkeling wordt invulling geven aan het streven dat er gebouwd moet worden voor zowel de inwoners van Hoogeveen als de instromers van buiten. In eerste instantie is hier gebouwd voor inwoners van Hoogeveen, om zo doorstroming te realiseren. Pas daarna is het ook voor instromers. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de Structuurvisie Hoogeveen.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. De focus van woningbouw ligt de komende jaren op inbreiding in de stad. Er is behoefte aan wervende woonmilieus met daarin ook betaalbare, levensloopbestendige woningen.

Toetsing en conclusie

De realisatie van 16 grondgebonden woningen sluit goed aan op de Structuurvisie 2.0. Er is sprake van een levensloopbestendig woningbouwplan op een inbreidingslocatie. Geconcludeerd wordt dat het voornemen binnen het gestelde in de Structuurvisie 2.0 past.

3.5.4 Woonvisie 2017 -2020

Met deze visie zet de gemeente de koers uit op het gebied van wonen voor de komende jaren. De visie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vijf jaar is wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn.

In de visie staat het volgende motto centraal: “Waar iedereen zijn thuis vindt”. Dat geldt voor iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd, inkomen, gezinssamenstelling, gezondheid of afkomst. Om die visie te verwezenlijken zijn vier hoofdambities benoemd.

  • 1. behoud van kwaliteit en gewildheid;
  • 2. toevoegen wat gevraagd wordt;
  • 3. voor iedereen betaalbaar;
  • 4. ouderdom of zorg: ook dan goed wonen.

De focus ligt op inbreiding in de stad en voorzien in voldoende woningen voor starters en senioren. Het uitgangspunt is dat van 2016 tot en met 2025 1.100 nieuwbouwwoningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. In het jaar 2016 zijn bijna 100 reguliere woningen gerealiseerd en in het jaar 2017 gaat het om bijna 270 woningen. In het jaar 2018 zijn daar ook netto bijna 100 woningen bij gekomen. Daardoor is sinds 2018 nog sprake van een woningbouwprogramma van 642 woningen. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 245 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw- en bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. In feite ligt de opgave hoger wanneer rekening wordt gehouden met planuitval en vertraging de komende jaren.

Toetsing en conclusie

De realisatie van 16 grondgebonden woningen past binnen de woonvisie omdat hier voldoende ruimte voor is binnen het woningbouwprogramma. Bovendien voorziet de ontwikkeling in woningen voor starters en senioren, doelgroepen waarvoor de gemeente Hoogeveen ruimte wil bieden. Geconcludeerd wordt dat het voornemen in overeenstemming is met de gemeentelijke woonvisie.

3.5.5 Nota ruimtelijke kwaliteit

De Nota Ruimtelijke kwaliteit vervangt de Welstandsnota met de daarbij behorende oplegnotitie voor de pilot ‘welstandsvrij bouwen’. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt een vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit zijn alleen gebieden en gebouwen opgenomen, die echt (cultuurhistorisch) waardevol zijn en daarom beschermd moeten worden. Dit betekent dat een groot deel van het grondgebied van de gemeente Hoogeveen welstandsvrij blijft en dat voor de gebieden en gebouwen die opgenomen zijn in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit wel toetsingsregels (blijven) bestaan bij bouwplannen.

Toetsing en conclusie

Het plangebied maakt deel uit van het gebied waar welstandsvrij gebouwd mag worden. Er gelden daarom geen welstandsregels waar de nieuwe woningen aan moeten voldoen. Desondanks wordt zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande bebouwing in de omgeving, zodat een eenduidig stedenbouwkundig beeld ontstaat.

De nieuwe bebouwing bestaat uit twee woonblokken van elk acht woningen die haaks op elkaar staan. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de bloksgewijze bebouwing die kenmerkend is voor de woonwijk Krakeel en voor de bouw in andere naoorlogse woonwijken. De stedenbouwkundige opzet is in overleg met de gemeente tot stand gekomen. Op voorhand kan daarom worden geconcludeerd dat het voornemen voldoet aan de Nota ruimtelijke kwaliteit.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Meer concreet wordt beoordeeld hoe het plan zich verhoudt tot de diverse milieukaders (zoals archeologie, bodem, externe veiligheid, geluid, flora en fauna, luchtkwaliteit en water).

4.2 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan plan m.e.r.-plichtig, project m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken en plaats van de projecten en de kenmerken van potentiële effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 16 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Hiervoor wordt een aanmeldnotitie opgesteld. De notitie wordt te zijner tijd toegevoegd aan dit bestemmingsplan als bijlage. Hierop wordt in een aparte procedure, voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan nog een besluit genomen door het college.

Conclusie

Voor dit plan wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld, die in een aparte procedure wordt beoordeeld, voorafgaand aan het ontwerp-bestemmingsplan. Op voorhand worden hieruit geen belemmeringen voor de ruimtelijke procedure verwacht. De aanmeldnotitie is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen.

4.3 Water

4.3.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

4.3.2 Normstelling

De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:

Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Watertoetsproces

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 30 maart 2022 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 2). Op basis daarvan volgt dat de normale procedure gevolgd dient te worden.

Bestaande waterhuishouding

Het plan ligt in het stroomgebied van de Hoogeveense Vaart. Ten westen en noorden van het plangebied ligt een A-watergang, die in beheer van het waterschap is. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP + 11,00m. Het gebied watert in noordwestelijke richting af. In de klimaatatlas is het woongebied een aandachtsgebied voor wateroverlast. Bij zeer extreme neerslag kan er wateroverlast optreden, het water blijft met name op straat staan. In dit geval wordt het hemelwater geloosd op de bestaande watergangen noorden en westen van het plangebied.

Watersysteem

Binnen het plangebied ligt een beschermingszone van een A-watergang van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. De functie van deze watergang(en) moet te allen tijde worden gegarandeerd. Hierbij wordt rekening gehouden met de beschermingszone van deze watergangen zoals in de Keur beschreven. Met betrekking tot deze watergangen gelden de binnen de Keur opgenomen gebods- en verbodsbepalingen. Voor werkzaamheden binnen de beschermingszone moet een Watervergunning worden aangevraagd bij het Waterschap Drents Overijsselse Delta.

Met de ontwikkeling wordt rekening gehouden met deze beschermingszone door de juiste afstand tot de watergang aan te houden. Tussen beide woonblokken en de watergang zit in de voorgenomen situatie voldoende afstand tot de watergang. Daarmee wordt het watersysteem niet belemmerd door de voorgenomen ontwikkeling.

Wateroverlast

Het plan wordt zo ontworpen dat kortstondige hevige buien zonder problemen kunnen worden opgevangen in de openbare ruimte of op particulier terrein. Er treedt geen wateroverlast op bij woningen of andere kwetsbare functies.

  • Compensatie nieuwbouw middelgrote plannen: Voor middelgrote plannen geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet voor berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater. In het plan wordt een verhard oppervlak van meer dan 1.500 m2 gerealiseerd. Daarom zal in het kader van deze ontwikkeling watercompensatie worden uitgevoerd. Dit zal in samenwerking met het waterschap worden vormgegeven.
  • Gemeentelijk beleid: De gemeente heeft een beleid (watertakenplan 2016-2021) dat erop is gericht om water vast te houden op particulier terrein. In het gemeentelijke rioleringsplan hebben zij aangegeven hoeveel mm water moet worden geborgen. Het waterschap adviseert rekening te houden met dit beleid. Gezien de ligging nabij een vijver is het afvoeren naar oppervlaktewater een eis.
  • Grondwateroverlast bij bebouwing: In Hoogeveen komen veel gebieden met keileem voor in de bodem. Deze gebieden zijn gevoelig voor grondwateroverlast. In gebieden waar grondwateroverlast op kan treden, adviseert het waterschap de volgende voorkeursvolgorde toe te passen: (1) kruipruimteloos bouwen, (2) ophogen van het plangebied of (3) toepassen van drainage in openbaar gebied en particulier terrein. In dit plan is het uitgangspunt om drainage toe te passen onder de woonblokken. Indien dit niet toereikend is zal kruipruimteloos gebouwd worden. In dit geval ligt het plangebied op voldoende hoogte om inclusief kruipruimte te bouwen, zonder drainage toe te passen.

Waterkwaliteit

Het watersysteem wordt zo ontworpen dat het geen risico's voor de volksgezondheid creëert en voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren.

  • Kwaliteit afvoer hemelwater: Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen. Licht vervuilde hemelwater (bijvoorbeeld van een woonstraat) wordt via een bodempassage geloosd op het oppervlaktewater.
  • Doorspoeling oppervlaktewater: Geïsoleerde vijverpartijen of watergangen worden vermeden. Het watersysteem wordt ontworpen met aandacht voor doorspoeling.
  • Peilbeheersing: het waterschap kan sturen in de waterkwaliteit door bijvoorbeeld water in te laten of juist af te voeren. Vooral in gebieden net droogvallende sloten is het belangrijk hier rekening mee te houden. We adviseren om watergangen en vijvers een minimale waterdiepte te geven van 80 cm.

Riolering

Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.

  • Gemeentelijk rioleringsbeleid: de gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. In het plan wordt rekening gehouden met het gemeentelijke rioleringsbeleid. Afvalwater en hemelwater dienen op de perceelgrens gescheiden te worden aangeboden. Echter is hier een vijver is de nabijheid, hemelwater dient daarom na infiltratie geloosd te worden op het oppervlaktewater.
  • Voorkeursvolgorde afvoer hemelwater: Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu worden teruggebracht. Dat kan door infiltratie in de bodem of door berging in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om daar waar mogelijk, het hemelwater oppervlakkig af te voeren en via een wadi te infiltreren in de bodem. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie.

Gezien de bodemopbouw (keileem in de ondergrond) kan het hemelwater moeilijk infiltreren. Daarom wordt gekeken naar alternatieven. Dit zal in de uitwerking vormgegeven worden.

Drinkwatervoorziening

Beperken nadelige effecten van veranderingen in ruimtegebruik op het aanbod van schoon drinkwater.

  • Bescherming drinkwaterwinning: Het plangebied ligt in een intrekgebied van een drinkwaterwinning. De provincie is bevoegd gezag om deze gebieden te beschermen. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. Drinkwatervriendelijke functies worden gestimuleerd en aan de overige functies worden specifieke voorwaarden gesteld.

Het hemelwater wordt zoveel mogelijk op de bestaande waterstructuren afgevoerd. Er worden verder geen specifieke maatregelen genomen.

Beheer en onderhoud

Het beheer en onderhoud is erop gericht om de waterhuishouding op orde te houden. Het betreft zowel waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterbeleving. De inrichting van het gebied dient zodanig te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is.

  • Wijze van onderhoud watersysteem: Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.
    • 1. Rijdend onderhoud vanaf de kant: Bij onderhoud vanaf de kant geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang.
    • 2. Varend onderhoud: Varend onderhoud is mogelijk bij een doorvaarbare watergang met een minimale totale oeverlengte van 300 meter of een totale oppervlakte van 1.500 m2. Er wordt rekening gehouden met een minimale doorvaarhoogte van 1,55 meter ten opzichte van het maximale waterpeil. De doorvaarbreedte is minimaal 2,50 meter. Voor varend onderhoud geldt tevens een minimale diepte van 1 meter met een aanleg- en onderhoudsdiepte van 1,30 meter. Elk onderhoudswater heeft een goed bereikbare inlaadplaats voor de boot en minimaal 1 losplaats ten behoeve van het maaisel per 100 meter oeverlengte.
  • Toegankelijkheid van water: alle wateren die een functie hebben in de waterhuishouding (afvoer, aanvoer of berging) liggen in openbaar gebied. Het waterschap beheert deze wateren als ze voldoen aan de criteria uit de keur. Het waterschap neemt het beheer en onderhoud van deze wateren over zo snel mogelijk na realisatie in de bouwrijpfase.

De bestaande uitgangspunten ten aanzien van het onderhoud van de watergang en vijver blijven ongewijzigd. Dit houdt in dat er een obstakelvrije zone van 5 meter vanaf de boveninsteek van de watergang wordt aangehouden waarmee het mogelijk blijft om onderhoud aan het watersysteem uit te voeren.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets.

Conclusie

Er wordt voldoende en op juiste wijze rekening gehouden en omgegaan met de verschillende aspecten met betrekking tot 'water'. Daarmee vormt dit aspect geen belemmering voor dit plan.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en (nieuwe) milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in deze rapportage gebruikgemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Voor de richtafstanden wordt onderscheid gemaakt tussen rustige woongebieden/rustige buitengebieden en gemengde gebieden.

Toetsing

De woningen worden in de woonwijk Krakeel gerealiseerd. In de wijk is overwegend sprake van woonfuncties. Ten noordwesten van het plangebied is multifunctioneel centrum aanwezig. Hier zijn recreatieve activiteiten toegestaan. Dergelijke activiteiten vallen hoogstens onder categorie 3.1, waarvoor een richt afstand van 50 meter geldt. De afstand van het plangebied tot de grens van het MFC bedraagt ruim 90 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan. Daarnaast zijn tussen het plangebied en het MFC in de huidige situatie al woningen gesitueerd. In de huidige situatie is derhalve al sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Ten noorden van het plangebied is tevens sprake van een kinderboerderij. Een dergelijke inrichting valt onder milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter geldt. De afstand van het plangebied tot aan de kinderboerderij bedraagt ruim 30 meter. Aan de richtafstand wordt derhalve voldaan. In de huidige situatie is derhalve al sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Overige bedrijfsfuncties bevinden zich op een dermate afstand dat deze niet relevant voor de ontwikkelingen in het plangebied zijn.

Conclusie

Geconcludeerd wordt op basis van het voorgaande, dat het aspect bedrijven en milieuzonering de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Toetsing

De wegen in de directe omgeving van het plangebied zijn aangewezen als 30-km/uur zone. Voor ontwikkelingen binnen dergelijke zones is geen toetsing aan de Wet geluidhinder noodzakelijk. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter wel aangetoond te worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De wegen rondom het plangebied hebben een functie als erfontsluitingswegen binnen de bebouwde kom. Op de wegen in dergelijke gebieden is sprake van een relatief lage verkeersintensiteit en er wordt over het algemeen langzaam gereden. Ten aanzien van wegverkeersgeluid worden er daarom geen belemmeringen verwacht.

Daarnaast moet ook een binnenwaarde van 33 dB worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning aanvraag voor de woningen. Hierin wordt voorzien doordat de toekomstige woningen moeten voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid, vanuit het bouwbesluit. De eisen uit het bouwbesluit zorgen ervoor dat sprake zal zijn van een goed binnenwaardeniveau.

Conclusie

Het plangebied valt niet binnen een wettelijke geluidzone. Doordat wordt voldaan aan de eisen uit het bouwbesluit wordt bovendien een goed binnenwaardeniveau gerealiseerd. Daarmee vormt het aspect geluid geen belemmering voor dit plan.

4.6 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Toetsing

Om te bepalen of sprake is van risicovolle inrichtingen, transportroutes en/of buisleidingen in de omgeving van het plangebied, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied slechts één risicobron voorkomt. Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich een PGS 15 opslag van het bedrijf Hodij. Het invloedsgebied hiervan ligt (deels) over het plangebied heen. Het scenario wat hierbij van toepassing is, is dat van een toxische wolk die kan ontstaan als gevolg van mankementen aan de opslag. Om die reden is bij nieuwbouw afsluitbare ventilatie verplicht. In de nieuwbouw wordt in dit geval gebruik gemaakt van gebalanceerde ventilatie, waarmee er geen sprake is van ventilatieopeningen in de gevel. Dit is dus per definitie afsluitbaar. Ook raampartijen zijn allen volledig afsluitbaar. Daarmee wordt voldoende ingespeeld op dit scenario en ondervindt het plan geen hinder van de aanwezigheid van de PGS 15 opslag van Hodij.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat, gezien de afwezigheid van transportroutes en buisleidingen in de omgeving, en de mogelijkheid om de woning volledig af te sluiten in geval van een toxische wolk door de PGS 15 opslag van Hodij, externe veiligheid niet voor een belemmering zorgt voor dit plan.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Wet Milieubeheer

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, artikel 5.2 van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxide, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2-jaargemiddelde) en fijn stof (PM10-jaar- en daggemiddelde) van belang.

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

NIBM

In dit Besluit 'niet in betekenende mate' is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouwprojecten met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen;
  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10).

Toetsing

Op basis van de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN) geldt ter plaatse van het plangebied een gemiddelde concentratie tussen 20 en 25 µg/m3 voor stikstofdioxide, een gemiddelde concentratie van <16 µg/m3 voor fijn stof (PM10) en een gemiddelde concentratie van <6 µg/m3 voor fijn stof (PM 2,5). De normen voor stikstofdioxide en fijn stof liggen op respectievelijk 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015) voor stikstofdioxide en fijn stof (PM10) en op 25 µg/m3 voor fijn stof (PM2,5). Er is derhalve geen sprake van een (dreigende) overschrijding van de streefwaarden. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan een goed woon- en leefklimaat voor wat betreft de luchtkwaliteit.

In de beoogde ontwikkeling van de woonwijk blijft het aantal woningen ruimschoots onder de 1.500. Het gaat in dit geval om de realisatie van 16 woningen. Deze ontwikkeling valt daarmee dus ook ruimschoots onder de grenswaarde die wordt gesteld in het besluit NIBM. Het is daarom niet noodzakelijk een toetsing aan de grenswaarden uit te voeren.

Conclusie

Het draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.8 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemkwaliteit in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Het Besluit Bodemkwaliteit stelt verder regels hoe om te gaan met vrijkomende grond- en materiaalstromen en hoe deze toe te passen.

Toetsing

In het kader van de ontwikkeling is in een eerder stadium een partijkeuring van de grond uitgevoerd. Het rapport hiervan is opgenomen als bijlage 3. Op basis hier van is het volgende naar voren gekomen:

Toetsing standaard analysepakket

De partij grond wordt op basis van het standaard analysepakket beoordeeld als altijd toepasbaar. De partij voldoet tevens aan de eisen voor een Grootschalige toepassing.

Toetsing PFAS

Ten aanzien van PFAS voldoet de partij op basis van het handelingskader aan de achtergrondwaarde bij toepassing op de landbodem. Daarnaast is onder voorwaarden de partij toepasbaar in regionale wateren en rijkswateren.

Toetsing asbest

Op basis van de waarnemingen en het vooronderzoek wordt de partij beschouwd als onverdacht op het voorkomen van asbest.

Conclusie

Omdat de partij door alle aspecten van de keuring is gekomen, kan worden gesteld dat sprake is van grond van een goede bodemkwaliteit, die tevens geschikt is voor de functie wonen. In een aanvullende memo van de gemeente Hoogeveen (bijlage 4) is aangegeven dat deze partijkeuring voldoende weergeeft ten aanzien van de bodemkwaliteit en dat een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk is.

4.9 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.

Toetsing

Ter plaatse van het plangebied is geen sprake van archeologische waarden op basis van gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten. Daarom is op voorhand duidelijk dat er geen archeologisch onderzoek uitgevoerd hoeft te worden.

Conclusie

Vanwege de absentie van archeologische (verwachtings)waarden op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten is geen nader onderzoek noodzakelijk.

Indien bij toekomstig graafwerk toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Erfgoedwet.

4.10 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het Rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Toetsing

In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. De te bouwen woningen zijn afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwikkeling past binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur. Zie hiervoor paragraaf 2.1. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor dit plan.

4.11 Ecologie

Toetsingskader

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierin zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Daarnaast geldt per provincie een uitwerking van regels op het gebied van natuurbescherming in de provinciale verordening.

4.11.1 Gebiedsbescherming

Toetsingskader en beleid

Natura 2000

De Minister van Economische Zaken en Klimaat heeft gebieden aangewezen die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Naast de instandhoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000, is het ook van belang om rekening te houden met mogelijke stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied. Het is noodzakelijk om aan te tonen dat geen sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar mag hierbij niet worden overschreden.

Natuurnetwerk Nederland

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied ligt midden in een woonwijk in Hoogeveen en maakt geen deel uit van Natura 2000-gebied en NNN-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Mantingerzand dat ligt op circa 4,9 km afstand van het plangebied. Gezien de afstand leidt de ontwikkeling niet tot areaalverlies, versnippering en verstoring van dat gebied.

Het plangebied betreft een braakliggend stuk grasland, omzoomd door bomen. Het gebied bezit geen habitateigenschappen die relevant zijn voor beschermde soorten om zich er te vestigen. De woningbouw wordt binnen de aanwezige structuren ingepast zodat de bomen rondom het plangebied niet gekapt hoeven te worden en de nestplaats van eventueel aanwezige soorten niet wordt aangetast. Wel moet rekening worden gehouden met de algehele zorgplicht zoals werken buiten het broedseizoen, om in de bouwfase de overlast voor eventueel in het plangebied aanwezige diersoorten te beperken.

De woningen worden op voldoende afstand van de om het plangebied gelegen watergangen gerealiseerd om eventuele hinder (als gevolg van lichtuitstraling) voor vleermuizen die daar oriënteren, vliegen en/ of fourageren te voorkomen. In het plangebied wordt een klein groepje struiken verwijderd. Het betreft jong struikgewas waarvan het niet aannemelijk is dat het geschikt is als nestplaats voor beschermde soorten. Omdat de nieuwe bebouwing binnen de bestaande structuren wordt ingepast, is het niet aannemelijk dat er vanuit ecologisch oogpunt een belemmering is voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

Om te onderzoeken of sprake is van significante stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelig gebied, is een stikstofberekening uitgevoerd. De stikstofberekening is uitgevoerd aan de hand van de AERIUS-calculator 2021. Zowel de aanlegfase als exploitatiefase zijn berekend. Hoewel een nieuwe versie van de AERIUS-calculator in voorbereiding is, is in dit geval nog de huidige versie toegepast. De wijzigingen in de nieuwe versie hebben met name betrekking op varkens- of pluimveestallen. Daar is in dit geval geen sprake van, zodat de huidige calculatorversie mag worden gebruikt. Uit de uitgevoerde stikstofberekening is naar voren gekomen dat i.c. geen sprake is van significante stikstofdepositie als gevolg van zowel de aanleg- als de exploitatiefase. De stikstofberekening is opgenomen in bijlage 5 bij deze plantoelichting.

4.11.2 Soortenbescherming

Toetsingskader

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en nationaal beschermde soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden.

Toetsing

Het plangebied betreft een stuk braakgelegen grasland midden in een bestaande woonwijk in Hoogeveen. Het gebied bezit geen habitateigenschappen die relevant zijn voor beschermde soorten om zich er te vestigen. Bovendien vinden er geen sloop-, kap- en dempingswerkzaamheden plaats. Daarom kan op voorhand worden bepaald dat er geen noodzaak is tot het uitvoeren van een quickscan flora en fauna.

Conclusie

In het kader van gebiedsbescherming is een stikstofonderzoek uitgevoerd en bjigevoegd in dit plan. Verder wordt geconcludeerd dat zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming geen belemmering vormen voor dit plan.

4.12 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten via de Satellietenlaan. Deze weg sluit in zuidelijke richting aan op de Nadirlaan, die vervolgens aansluit op de Melkweg. De Melkweg betreft de hoofdontsluitingsweg van de woonwijk. De woningen in het gebied worden hier via de ontsluitingswegen goed op ontsloten.

De verkeersgeneratie als gevolg van de ontwikkeling, bedraagt op basis van de kencijfer uit publicatie 381 van het VNG, 127 motorvoertuigbewegingen per etmaal (stedelijkheidsgraad: matig stedelijk, ligging: rest bebouwde kom). Dit aantal is dusdanig klein dat dit niet voor belemmeringen zal zorgen in de afwikkeling van het verkeer.

Volgens de Parkeernota Hoogeveen geldt voor de ontwikkeling van woningen/appartementen in de wijken, dorpen en bedrijventerreinen van de gemeente Hoogeveen een parkeernorm van 1,8 per wooneenheid. Het parkeermodel in de wijken en dorpen gaat uit van parkeren op eigen terrein met in tweede instantie aanvullende parkeergelegenheid in het openbare gebied binnen het bestaande wegprofiel of op daartoe aangelegde parkeervakken. In beginsel zijn restricties voor het parkeren gebaseerd op de wegen- en verkeerswet en neemt de gemeente alleen restrictieve maatregelen wanneer de verkeersveiligheid of de leefbaarheid in het geding zijn.

Bij de voorgenomen ontwikkeling vindt parkeren plaats op de aan te leggen parkeervakken. Er worden 16 woningen gerealiseerd, dus zijn er 29 parkeerplaatsen nodig volgens de norm. In het plangebied worden deze 29 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per woning.

Conclusie

Het voornemen zorgt niet voor problemen in de verkeerssituatie. Bovendien wordt binnen het plangebied voorzien in de parkeerbehoefte. Daarmee vormen verkeer en parkeren geen belemmering voor dit plan.

4.13 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling. In dit kader is het vermeldenswaardig dat er zoveel mogelijk gebruikt wordt gemaakt van duurzame materialen en de woningen wettelijk verplicht zijn om gasloos aan te sluiten.

Conclusie

Bij de realisatie van het plan wordt speciale aandacht besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte. Er wordt waar mogelijk gewerkt met duurzame materialen en de woningen worden gasloos gerealiseerd. De woningen voldoen aan het bouwbesluit en qua duurzaamheid wordt voldaan aan de op dit moment geldende regelgeving. Wel worden er bij de inrichting van het openbaar gebied extra bomen toegevoegd en een wadi aangelegd. Deze wadi wordt voorzien van bomen en struiken die bestand zijn tegen water en droogte. Dit ziet er niet alleen fraai uit maar is ook goed voor de biodiversiteit. Een wadi met planten slipt ten opzichte van een grasveld ook minder snel dicht.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

5.1 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

5.1.1 Bestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen opgenomen:

Groen

De gronden in eigendom van de gemeente aan de randen van het plangebied zijn bestemd als groen. Op die manier kunnen de gronden worden ingericht als groenvoorziening en worden de gronden niet bij de woonpercelen betrokken.

Tuin

De erven aan de voorzijden van de woningen zijn, conform de systematiek van gemeente Hoogeveen, bestemd als 'Tuin'. Op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Hiermee wordt voorkomen dat de voortuinen worden bebouwd met bijgebouwen.

Verkeer

De bestemming maakt naast verkeer en parkeergelegenheid ook ondergeschikte groenvoorzieningen en uitbreidingen daarvan mogelijk. Gezien het openbare karakter van deze gronden is gekozen voor een verkeersbestemming.

Wonen

Deze bestemming is van toepassing op de woningen in plangebied. In de bestemmingsregeling is opgenomen waar het hoofdgebouw toegestaan is en zijn regels opgenomen ten aanzien van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, als mede erfafscheidingen. De woningen dienen binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. De maximale goot- en bouwhoogte bedragen 6 en 10 meter.

In de begripsbepalingen in artikel 1 (1.34) is als voorgevel aangewezen de naar het water, grenzend aan de noord- en westzijde van het plangebied, gekeerde gevel van het hoofdgebouw. Dit betekent dat bijgebouwen kunnen worden gebouwd in het 'binnengebied' aan de andere zijde van het hoofdgebouw d.w.z. het daarvoor bestemde deel van het perceel grenzend aan de parkeerplaats.

5.1.2 Dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen kunnen worden opgenomen om specifieke waarden ter plaatse van het plangebied te beschermen. Aangezien in het plangebied geen archeologische of cultuurhistorische waarden worden verwacht, is geen dubbelbestemming opgenomen.

Hoofdstuk 6 Handhaving

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst.

Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten danwel gebruik plaatsvinden en de afwijking niet op enige wijze kan worden gelegaliseerd en niet past binnen het gemeentelijk beleid, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

6.2 Beleidskeuzen

Door de gemeente Hoogeveen is een kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.

Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

6.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighoudt.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van dit plan worden gedragen door de aanvrager. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd zijn.

In dit geval wordt een anterieure overeenkomst afgesloten waarin ook planschade wordt geregeld. Daarmee zijn de kosten afdoende verzekerd.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Participatie

De invulling van het woongebied is op bijzondere wijze tot stand gekomen; In een eerder stadium zijn voor deze locatie meerdere plannen ontwikkeld die financieel niet haalbaar bleken, dan wel waarvoor geen afzetmarkt bleek te bestaan. Daarom heeft de gemeente Hoogeveen samen met de initiatiefnemer voor de ontwikkeling, die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, een uitgebreid participatieproject met omwonenden doorlopen. In het kader van de participatie zijn er meerdere bijeenkomsten met omwonenden geweest waarin is besproken aan welk type woningen er in de wijk Krakeel een tekort/ behoefte bestaat. Hieruit is naar voren gekomen dat er behoefte is aan woningen voor senioren (levensloopbestendige woningen) en starters en dat een mix van beide doelgroepen een goede aanvulling op de wijk zou zijn. Op basis van dit uitgangspunt zijn de plannen verder uitgewerkt. Vooruitlopend op de planologische procedure heeft de ontwikkelaar bovendien een inloopbijeenkomst georganiseerd op 18 mei 2022. Tijdens deze bijeenkomst zijn de plannen aan de hand van schetsen toegelicht en hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om hun mening te geven over de plannen.

Vooroverleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. Gezien de uitgebreide participatie die reeds met omwonenden en belanghebbenden heeft plaatsgevonden, is er in dit geval voor gekozen om geen voorontwerp ter inzage te leggen en dus geen inspraak te houden. Dit is conform de gemeentelijke inspraakverordening. Uit het vooroverleg zijn de volgende reacties (zie bijlage 6 bij de toelichting) binnen gekomen:

Brandweer Drenthe/Veiligheidsregio Drenthe

De overlegreactie van de Brandweer/Veiligheidsregio Drenthe gaat in op twee punten. Ten eerste wordt geadviseerd om de PGS 15 opslag van bedrijf Hodij coatings op te nemen in de toetsing in de toelichting. Ten tweede gaf de Brandweer/Veiligheidsregio Drenthe aan een tweede ontsluitingsweg noodzakelijk te achten. Na nader overleg heeft de instantie dat advies inmiddels ingetrokken en blijkt dat dit niet noodzakelijk is.

Reactie gemeente

In reactie op deze reactie is de toelichting aangepast, in die zin dat er een toetsing ten aanzien van Hodij Coatings is opgenomen in paragraaf 4.6 van de toelichting.

Waterleiding Maatschappij Drenthe

De WMD heeft in reactie erop gewezen dat het plangebied binnen een verbodszone op diepe boringen ligt, die bescherming biedt aan drinkwaterwinning. Er gelden in deze zone regels op basis van de Provinciale Omgevingsverordening, waaruit blijkt dat je niet dieper dan 40 meter mag boren. Daarnaast ligt de locatie in een gebied met beperkingen voor bodemenergie, waarvoor eveneens regels in de Provinciale Omgevingsverordening zijn opgenomen.

Reactie gemeente:

Als gevolg van de overlegreactie van de WMD is paragraaf 3.3.2 aangepast met een toetsing aan de betreffende artikelen uit de POV. Hieruit komt naar voren dat dit verder niet voor belemmeringen zorgt voor dit plan. Overigens is geconstateerd dat het om een verbod tot een diepte van 50 meter gaat in plaats van de door de WMD genoemde 40 meter.

Provincie Drenthe

De provincie Drenthe heeft in reactie erop gewezen dat er momenteel door hen gewerkt wordt aan een waarderingsslag op het gebied van post-65 erfgoed. De suggestie van de provincie is om onder het kopje 'cultuurhistorie' ten aanzien hiervan een motivering op te nemen.

Reactie gemeente

Als gevolg van de reactie van de provincie is in paragraaf 3.3.1 onder het kopje 'Cultuurhistorie' een motivering opgenomen ten aanzien van de post-65 erfgoed. Daarmee is tegemoet gekomen aan de reactie van de provincie.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 29 september tot en met 9 november 2022 voor een ieder ter inzage gelegen.

Vaststellingsfase
Er zijn geen zienswijzen tegen het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht, zodat het plan inhoudelijk ongewijzigd kan worden vastgesteld door de gemeenteraad.

Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, door de raad vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.

Inwerkingtreding

Het vastgestelde bestemmingsplan is onherroepelijk als niemand beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft ingediend. Als er wel een beroep is ingediend, maar geen voorlopige voorziening is aangevraagd, treedt het bestemmingsplan na de beroepstermijn in werking. Het bestemmingsplan is dan nog niet onherroepelijk omdat de Raad van State nog een uitspraak over het beroep moet doen. Als er tijdens de beroepstermijn beroep is ingesteld en daarnaast een voorlopige voorziening is gevraagd bij de Raad van State, dan treedt het bestemmingsplan nog niet in werking.

De Raad van State moet dan eerst beslissen of er een voorlopige voorziening wordt getroffen. Als er een voorlopige voorziening wordt getroffen, treedt het bestemmingsplan geheel of gedeeltelijk nog niet in werking totdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het beroep heeft beslist. Als het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, treedt het bestemmingsplan in werking. Het bestemmingsplan is pas onherroepelijk als de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over het beroep.