direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Buitengebied Zuid Hoogeveen, zonnepark Wilfred Stillweg 25 te Hollandscheveld
Status: ontwerp
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Emission Projects (hierna: 'initiatiefnemer') is voornemens om op gronden tussen de Wilfred Stillweg en de A37 een zonneweide van circa 2,5 hectare te realiseren. Het gaat om percelen die ten noordoosten van de kern Hollandscheveld zijn gelegen en die kadastraal bekend zijn als 'HGV00-K-5181' en 'HGV00-K-4747' (hierna: 'projectgebied'). Het projectgebied is onderdeel van de zogeheten 'zonneroute A37' en ligt in het verlengde van een tweetal zonneweides waarvoor Powerfield en GroenLeven een omgevingsvergunning aangevraagd hebben. Deze twee zonneweides liggen verder oostelijk, voorbij de Meerboomweg. Voor de totstandkoming van het landschappelijk ontwerp voor het projectgebied is dan ook bij de basisprincipes van de zonneweides van GroenLeven en Powerfield aangesloten. Dit wil zeggen dat de huidige landschappelijke kwaliteiten en de cultuurhistorische kenmerken richtinggevend zijn geweest voor het parkontwerp (zie 3.2). Daarnaast is met de directe omgeving van het projectgebied over het ontwerp gesproken. Diverse wensen van bewoners zijn erin verwerkt, waaronder het verzoek van een deel van de omwonenden om de A37 zoveel mogelijk aan het zicht te onttrekken met beplanting. De zonneweide zorgt daarmee direct voor een landschappelijke impuls. Ook op andere vlakken is naar meerwaarde gezocht. Zo beoogt het plan bij te dragen aan de verbetering van de plaatselijke biodiversiteit en het waterbergend vermogen (zie Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4). Verder ontvangen alle direct omwonenden - bij wijze van compensatie - kosteloos zonnepanelen op het dak, waarmee zij hun eigen stroomgebruik kunnen verduurzamen (zie Hoofdstuk 5). Daarnaast bestaat de mogelijkheid om financieel te participeren. Op deze manier komt de realisatie van de zonneweide direct ten goede aan de lokale omgeving.1 

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0001.png"
Afbeelding 1.1 ligging projectgebied (bron: perceelloep.nl)

De ontwerp-omgevingsvergunning voor de zonneweide heeft vanaf 15 juli 2021 tot en met 25 augustus 2021 ter inzage gelegen. Mede naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen is het parkontwerp met bijbehorend beplantingsplan aangepast. Op voorspraak van de provincie is de richting van de zonnepanelen gewijzigd (van oostwest naar noordzuid). De plannen zijn al met al dusdanig gewijzigd dat besloten is om deze opnieuw ter inzage te leggen.
In de gewijzigde plannen is geprobeerd om aan alle (inhoudelijke) zienswijzen tegemoet te komen. Deze zienswijzen hebben in de eerste plaats betrekking op de beplantingshoogte. Sommige omwonenden hebben aangegeven dat ze hogere of juist lagere beplanting tegenover hun huis willen. Hieraan is tegemoet gekomen door langs de Wilfred Stillweg een grondwal van 1,8 m met bloem- en kruidelrijk grasland aan te leggen. De wal blijft laag genoeg om nog enig doorzicht richting de A37 te behouden en is tegelijkertijd hoog genoeg om de zonnepanelen aan het zicht te onttrekken. In de tweede plaats is de wens uitgesproken om de paneelhoogte te verlagen. Deze wens is gehonoreerd door de hoogte te maximeren op 1,6 m. In de derde plaats hebben omwonenden aangegeven dat ze meer mogelijkheden willen krijgen om financieel in het zonnepark te participeren. Hiervoor is door de initiatiefnemer een samenwerking met Vrijopnaam aangegaan. In Hoofdstuk 5 is een overzicht opgenomen van de precieze wijzigingen die zijn doorgevoerd.

1.2 Locatie

Het projectgebied ligt globaal genomen tussen de A37 (noordzijde) en de Wilfred Stillweg (zuidzijde), ter hoogte van huisnummer 23. Aan de oost- en westzijde grenst het projectgebied aan agrarische percelen van derden. De twee kadastrale percelen die samen het projectgebied vormen, worden doorsneden door een hoofdwatergang van Waterschap Drents Overijsselse Delta (zie hiervoor 4.7).

1.3 Nut en noodzaak

In het Energieakkoord voor duurzame groei (2013) is overeengekomen dat in 2020 van al het energieverbruik 14% afkomstig moet zijn van hernieuwbare bronnen. Voor 2023 ligt dat aandeel op 16%. Dit is noodzakelijk om de uitstoot van broeikasgassen en daarmee de gevolgen van klimaatverandering te beperken. In het VN-klimaatakkoord van Parijs (2015) is vastgelegd dat de opwarming van de aarde met maximaal 1,5-2 graden Celsius mag stijgen ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Om dat te kunnen halen moeten de Europese broeikasgasemissies in 2050 met 80-95% zijn gereduceerd ten opzichte van het peiljaar 1990. De Nederlandse regering vertaalt de doelstellingen van Parijs onder meer naar het Klimaatakkoord. In december 2018 verscheen het ontwerp-Klimaatakkoord. Hieruit blijkt dat er in 2030 84 TWh aan hernieuwbare elektriciteit moet worden opgewerkt, waarvan 35 TWh op land.2 Uit recente analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat de nationale doelstellingen niet gehaald worden als er op korte termijn geen versnelling van de energietransitie plaatsvindt.
De gemeente Hoogeveen wil in 2040 CO2-neutraal zijn. In 2017 werd er circa 428.800 ton CO2 uitgestoten in de gemeente. Uit 'De Groene Draad, Uitvoeringsplan Duurzamer Hoogeveen 2017-2021' en de gemeentelijke klimaatmonitor blijkt dat de gerealiseerde CO2 afname in verhouding tot de noodzakelijke reductie zeer beperkt is. Dit komt onder andere omdat het aandeel hernieuwbare energie binnen het totale energieverbruik achterblijft. In 2019 ging het om 5,2% (voor de Drentse gemeenten bedroeg dit gemiddeld 9,8%).3 De gemeente Hoogeveen heeft dus eveneens een forse opgave om de gewenste terugdringing van CO2-emissie te realiseren.

1.4 Planologisch-juridisch kader

Het projectgebied maakt deel uit van de beheersverordening 'Buitengebied Zuid Hoogeveen 2018' (vastgesteld d.d. 27 februari 2020). Op grond van deze beheersverordening geldt de bestemming 'Agrarisch II'. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'leiding - gas 1' en 'waarde - archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' van toepassing (hierop wordt in 2.3.4 ingegaan). De bestemming 'Agrarisch II' betekent dat het projectgebied primair bestemd is voor "behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden" en voor grondgebonden agrarische activiteiten. Voor de aanleg van een zonneweide is geen (afwijkings)regeling in de beheersverordening opgenomen. Er zal op grond van een uitgebreide voorbereidingsprocedure (ex art. 2.12 lid 1, sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) van de beheersverordening moeten worden afgeweken. In dat kader dient aangetoond te worden dat er sprake is van een 'goede ruimtelijke ordening'. Voorliggend rapport voorziet in deze wettelijke vereiste.

1.5 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 laat op hoofdlijnen zien hoe het projectgebied na het verlenen van de omgevingsvergunning (tijdelijk) wordt ingericht. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving, onder meer op het gebied van milieu, water, archeologie en ecologie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Voor onderhavig planvoornemen is met name nationaal belang twee relevant; 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie'. Het ministerie beseft dat de verdere integratie van de Europese energiemarkt ervoor zorgt dat er een steeds groter beroep op internationale verbindingen wordt gedaan en dat hoogspanningsverbindingen mogelijk om uitbreiding vragen. Het Rijk wijst daarbij de tracés van hoogspanningsverbindingen (vanaf 220 Kilovolt) en locaties voor de opwekking van elektriciteit (vanaf 500 Megawatt) aan, en zorgt voor de inpassing hiervan. De SVIR zet daarnaast in op "een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor de meer decentrale opwekking van elektriciteit."

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de aanleg van een zonneweide niet als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in het kader van deze ladder kan worden aangemerkt.4 Dit betekent dat de 'Laddertoets' niet op onderhavig plan van toepassing is. Wel wordt er aandacht geschonken aan bovengenoemde gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie hiervoor Hoofdstuk 4). Op de behoefte aan de zonneweide (de eerste stap van de Laddertoets) is reeds ingegaan in 1.3.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de dertien nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Titel 2.8 'Elektriciteitsvoorziening' is hier van indirect belang, omdat de zonneweide voor teruglevering en transport van stroom afhankelijk is van het elektriciteitsnet dat door het Rijk wordt aangelegd en beheerd. Netbeheerder N.V. Rendo heeft op 26 september 2020 per brief bevestigd dat voor de zonneweide aan de Wilfred Stillweg een 2 MVA-aansluiting beschikbaar is.5 

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0002.png"Afbeelding 2.1 Wilfred Stillweg ter hoogte van het projectgebied

Titel 2.9 uit het Barro is van direct belang voor het projectgebied. Het betreft 'Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen'. Er liggen vier aardgastransportleidingen binnen het projectgebied (zie afbeelding 4.2). Deze buisleidingen zijn onderdeel van het landelijk hoofdnetwerk van leidingen. Tevens maken ze deel uit een 'voorkeurstracé' van 70 m, waarbinnen nieuwe leidingen of uitbreidingen gerealiseerd kunnen worden. Binnen dit voorkeurstracé mogen geen 'belemmerende activiteiten' plaatsvinden, zoals het bouwen van bouwwerken, aanleggen van een verharde weg of bebossen. In 4.5 wordt hierop ingegaan.

2.1.4 Energieakkoord

Het Energieakkoord voor duurzame groei (6 september 2013) is een convenant dat afspraken bevat over energiebesparing, duurzame energie en werkgelegenheid. Bij dit convenant zijn, naast het kabinet, onder meer werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties betrokken. De ondertekenaars zetten zich in voor de volgende doelen:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar.
  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020.6 
  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking [in 2013 ruim 4 procent] naar 14 procent in 2020.
  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023.
  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen.


Het Energieakkoord is uitgewerkt in tien pijlers. De tweede pijler is: 'het opschalen van hernieuwbare energieopwekking'. Dit vraagt een intensieve inzet op verschillende bronnen, zoals wind op land, wind op zee, diverse vormen van lokale opwekking zoals zonne-energie, en de inzet van biomassa. "Uitgangspunt is een kosteneffectieve uitrol die zekerheid biedt voor investeerders, additionele werkgelegenheid creëert, innovaties uitlokt waardoor de kosten worden verlaagd en die bijdraagt aan versterking van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in deze sector." De convenantpartners willen met deze aanpak, in combinatie met energiebesparing (de eerste pijler), in 2023 16% hernieuwbare energie realiseren, en 14% in 2020.
'Decentrale opwekking' vormt de derde pijler van het energieakkoord. Burgers krijgen meer mogelijkheden om zelf hernieuwbare energie op te wekken en lokale en regionale initiatieven worden waar nodig en mogelijk door gemeenten, provincies en de rijksoverheid ondersteund. De vierde pijler zorgt ervoor dat het energietransportnetwerk gereed is voor een duurzame toekomst. Partijen spreken af zich voor te bereiden op deze veranderende toekomst, zodat aanpassingen snel tot stand kunnen komen wanneer deze nodig en gewenst zijn. Daarbij wordt ook ingezet op Europese samenwerking. De overige pijlers zijn niet direct relevant voor onderhavig plan.

2.1.5 Energieagenda

In het 'Energierapport - Transitie naar duurzaam' (ministerie van Economische zaken, januari 2016) geeft het kabinet een integrale visie op de toekomstige energievoorziening van Nederland. Om de transitie naar duurzame energie vorm te geven zijn drie uitgangspunten geformuleerd: 1) sturen op CO2-reductie; 2) verzilveren van economische kansen die energietransitie biedt en 3) integratie van energie in het ruimtelijk beleid. Met name het derde uitgangspunt is van belang voor onderhavig plan. "Een CO2-arme energievoorziening heeft meer ruimte nodig dan de huidige energievoorziening. Nieuwe, schone vormen van opwekking, opslag en transport van energie moeten worden ingepast, in de buurt van waar we ook wonen, werken en recreëren. Door gebruik van een combinatie van energiezuinige technieken en CO2-arme opwekking zal het uiterlijk van woonwijken, industrieterreinen en landelijke gebieden veranderen", aldus het Energierapport. Om deze opgave goed te laten verlopen benadrukt het kabinet de noodzaak van vroegtijdig overleg in elke fase van de besluitvorming, het benutten van gebiedseigen kenmerken van regio's, innovaties en mogelijkheden van meervoudig ruimtegebruik en een heldere rolverdeling tijdens het planproces. Over deze rolverdeling zegt het Energierapport: de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke ordeningsproces ligt vooral bij provincies of gemeenten. Voor de participatie van belanghebbenden is de initiatiefnemer primair verantwoordelijk, die samenwerkt met het bevoegd gezag.

2.1.6 Klimaatakkoord

Op 21 december 2018 is het Ontwerp van het Klimaatakkoord aan de minister van Economische Zaken en Klimaat aangeboden. Het centrale doel van dit Klimaatakkoord is "het terugdringen van de nationale broeikasgasuitstoot in 2030 met 49% ten opzichte van 1990". Het Klimaatakkoord bevat afspraken voor vijf sectoren: elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie, landbouw en landgebruik, mobiliteit. Voor elektriciteit is afgesproken dat in 2030 70% van het totale gebruik uit hernieuwbare bronnen afkomstig moet zijn. Daarbij wordt, zoals aangegeven in Hoofdstuk 1, uitgegaan van 35 TWh hernieuwbaar opgewekte stroom op land. Bij 'stroom op land' krijgt de regio een grote rol. Er zijn dertig regio's benoemd die elk uiterlijk eind 2021 een Regionale Energie Strategie (RES) moeten opstellen.

RES 1.0 Regio Drenthe
De gemeente Hoogeveen is onderdeel van de RES-regio 'Drenthe', dat samenvalt met het gebied van de provincie Drenthe. In de RES 1.0 regio Drenthe (april 2021) wordt aangegeven hoe de energietransitie gestalte krijgt. Drenthe wil in 2050 energieneutraal zijn. De ambitie is om 3,45 TWh bij te dragen aan de landelijke opgave van 35 TWh. De ontwikkeling van grootschalige opwek van elektriciteit leidt tot verandering van het Drentse landschap. In de RES 1.0 is daarom uit van de vier ruimtelijke principes:

  • zuinig omgaan met de ruimte en streven naar zo veel mogelijk meervoudig ruimtegebruik;
  • combineren van grootschalige energieproductie met andere opgaven en investeringen;
  • zo dicht mogelijk bij elkaar plaatsen van vraag en aanbod;
  • aansluiten bij gebiedsspecifieke kenmerken.


Voor het aanwijzen van nieuwe locaties voor zon-op-landprojecten en windturbines zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • 1. we zoeken voor zonne-energie zoveel mogelijk ruimte binnen de bebouwde omgeving;
  • 2. we streven bij zon-op-landprojecten naar combinaties met een meerwaarde voor andere functies en beleidsdoelstellingen en/of waarbij sprake is van meervoudig ruimtegebruik;
  • 3. we hebben aandacht voor het Drentse landschap met de realisatie van zon-op-landprojecten, windturbines en nieuwe elektriciteitsstations;
  • 4. onze buren betrekken we bij grensoverschrijdende effecten;
  • 5. we hebben aandacht voor de effecten op natuurwaarden, biodiversiteit en bodemkwaliteit bij de ontwikkeling van zon-op-landprojecten en windturbines en grootschalige inzet van duurzame warmtebronnen;
  • 6. we streven naar een efficiënt gebruik van de energie-infrastructuur;
  • 7. we zorgen ervoor dat installaties voor de opwek van elektriciteit door zonne- en windenergie worden verwijderd als deze niet meer in gebruik zijn;
  • 8. we nemen vroegtijdig contact op met ASTRON als er ontwikkelingen zijn in de nabijheid van radiotelescopen zoals LOFAR.
2.1.7 Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij de wens van het Rijk om decentrale opwekking van hernieuwbare energie te faciliteren (SVIR, nationaal belang twee). Daarbij wordt rekening gehouden met de gevolgen van de aanleg van de zonneweide voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (SVIR, nationaal belang dertien). Deze aspecten komen in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 aan bod. Dat er sprake is van voldoende behoefte aan de zonneweide (eis uit SVIR) is reeds gebleken uit 1.3. Als een versnelling van de energietransitie uitblijft, worden de nationale en gemeentelijke doelstellingen met betrekking tot duurzaam opgewekte energie niet gehaald.
In het Energierapport en de Energieagenda vraagt het Rijk aandacht voor een goede ruimtelijke en maatschappelijke inpassing van energieopgaven. In Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op deze aandachtspunten. Hieruit blijkt dat bij het ontwerp van de zonneweide de cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken leidend zijn geweest en dat er verschillende mogelijkheden tot participatie zijn en worden geboden.
Hoewel het Klimaatakkoord en de RES 1.0 nog niet zijn vastgesteld, is hier in onderhavig plan al wel rekening mee gehouden. Aan het principe van zuinig en meervoudig ruimtegebruik wordt tegemoet te komen door het projectgebied mede te benutten voor graasdieren. Bovendien krijgt (met name) de zuidzijde een 'landschappelijke' invulling met opgaande beplanting, bloemrijk grasland en wadi's, hetgeen de biodiversiteit ten goede komt. De zonneweide draagt zo bij aan agrarische, landschappelijke en ecologische functies. Vraag en aanbod van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit blijven dicht bij elkaar door mogelijkheden voor participatie te bieden (zie Hoofdstuk 5). Verder is bij het landschappelijk ontwerp rekening gehouden met de gebiedskwaliteiten en wordt er qua 'natuur' meerwaarde gecreëerd (zie Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4).
Ook aan de 8 genoemde voorwaarden uit RES 1.0 wordt voldaan. In de Energievisie van de gemeente Hoogeveen (zie 2.3) is de zonneladder opgenomen. Op grond van deze zonneladder krijgen zon-op-dakprojecten voorrang op zon-op-landprojecten. Omdat de opwekking van duurzame elektriciteit niet volledig binnen de bebouwde omgeving gerealiseerd kan worden en de gemeente Hoogeveen haar duurzaamheidsdoelstellingen nog niet gerealiseerd heeft (zie 1.3), is er ruimte voor onderhavig zon-op-landproject (nr. 1). Er is, zoals gezegd, sprake van meervoudig ruimtegebruik, respect voor het Drentse landschap en aandacht voor natuur en bodem (nr. 2, 3 en 5). Van een grensoverschrijdend effect of hinder voor LOFAR is geen sprake (nr. 4 en 8). De energie-infrastructuur wordt efficiënt gebruikt doordat alle teruglevercapaciteit benut wordt (nr. 6). Tenslotte worden de installaties na de exploitatietermijn van het zonnepark verwijderd (nr. 7).

2.2 Provincie

2.2.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Drenthe 2018 (vastgesteld dd. 3 oktober 2018) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe. Met deze visie zet de provincie in op "het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten." De kernkwaliteiten hebben betrekking op landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Tezamen geven deze kernkwaliteiten inhoud aan de Drentse ruimtelijke identiteit. In algemene zin streeft de provincie naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers, dat zijn de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem.7 

Klimaat en energietransitie
De provincie ziet invloeden op zich afkomen die de robuuste systemen blijvend dreigen te veranderen. Hierbij wordt onder meer gedacht aan de gevolgen van klimaatverandering op het water-, natuur- en landbouwsysteem of de inpassing van duurzame energiesystemen binnen landschappen. Deze ontwikkelingen rekent de provincie tot haar strategische opgaven, die vragen om een "integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen". Daarbij wordt gezocht naar toegevoegde waarde en gestreefd naar het behoud, en desgewenst, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit, aldus de Omgevingsvisie.
De provincie wil in 2050 volledig energieneutraal zijn. Daarmee is de CO2-uitstoot met 80-95% gereduceerd ten opzichte van 1990. Hier wordt in stappen naar toegewerkt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op 40% moet liggen. Om dit te kunnen bereiken wordt ingezet op energiebesparing en duurzame energieopwekking, waarbij behoud van leveringszekerheid en betaalbaarheid voorop staan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0003.png"Afbeelding 2.2 Doorkijk vanaf de Wilfred Stillweg naar de A37

Locaties voor duurzame opwekking
Duurzame energie wordt opgewekt uit wind, zon, biomassa en bodemenergie. In eerste instantie wordt daarbij gekozen voor 'logische locaties', waar verschillende functies gecombineerd kunnen worden of waar een meerwaarde gerealiseerd kan worden (voorbeelden: industrieterreinen, locaties langs infrastructuur en vuilstortplaatsen). Tevens word gestreefd naar een evenwichtige spreiding van bestaande en nieuwe energieproductie in Drenthe, waarbij naast de kernkwaliteiten, de landschappelijke inpasbaarheid en maatschappelijk acceptatie van belang zijn. Deze spreiding wordt uitgewerkt in de Regionale Energie Strategie. De provincie ziet installaties voor de productie van hernieuwbare energie overigens als tijdelijke installaties. De locaties dienen na uitgebruikname van de installaties in de oorspronkelijke staat te worden teruggebracht. Gemeenten moeten aangeven hoe dit wordt geborgd.

Zonne-energie
Voor wat betreft zonne-energie streeft de provincie ernaar dat het beschikbare en geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk wordt benut. Voor opstellingen van zonnepanelen op de grond geldt een 'Ja, mits'-benadering. Er moet daarbij sprake zijn van een combinatie met andere functies en/of een integrale meerwaarde op gebiedsniveau. Het behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit zijn aspecten die ook meegewogen moeten worden. Verder is het van belang om voldoende afstand te houden tussen individuele zonneakkers (of clusters van zonneakkers). De benodigde afstand is afhankelijk van de schaal van het landschap. Tevens moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap. Initiatiefnemers wordt tenslotte gevraagd een plan op te stellen voor de ruimtelijke, fysieke context. Aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied en inrichting van de randen zijn hierbij belangrijke aspecten. Juist aan de randen vindt de provincie het belangrijk dat wordt ingespeeld op de omgeving en de kernkwaliteiten in het gebied.

Toetsing projectgebied
Op de 'visiekaart' is het projectgebied aangeduid 'landbouwgebied' (eveneens op de kaart 'robuust landbouwsysteem'). In dit gebiedstype krijgt de functie landbouw maximale speelruimte. Inrichtingsmaatregelen mogen geen negatieve invloed hebben op het landbouwkundig gebruik. De waterhuishouding is zoveel mogelijk op de agrarische functie afgestemd. Echter, voor het projectgebied geldt dat deze op de 'visiekaart' eveneens is aangeduid als 'robuuste natuur' en 'natuurfunctie van watersystemen', hetgeen wil zeggen dat het grond- en oppervlaktewaterregime tevens afgestemd moet zijn op natuurdoelen (i.c. het zoveel mogelijk vasthouden van water).
Op de overige kaarten van de Omgevingsvisie - dit zijn de kaarten 'milieukwaliteit', 'robuust sociaal-economisch systeem', 'robuust natuursysteem' en 'mobiliteit' - zijn geen specifieke waarden of belemmeringen voor het projectgebied aangegeven.

Analyse kernkwaliteiten
Zoals gezegd heeft de Omgevingsvisie als missie: "het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten." Hierna is aangegeven welke kernkwaliteiten voor het projectgebied van toepassing zijn en wat de daarbij behorende eisen zijn. Zie verder 2.2.3 over de vertaling van de kernkwaliteiten naar het landschappelijk ontwerp.
Op de kaart 'kernkwaliteit landschap' is het projectgebied ingedeeld bij het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is hier "de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen." Het beleid voor dit landschapstype is het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur.
De kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie' geeft aan dat het projectgebied tot 'deelgebied 9: het Hollandscheveld en Hoogeveen - kruising van richtingen' behoort. Binnen dit deelgebied staat het behoud van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied voorop. Dit is vooral zichtbaar te maken op de grenzen van de blokken. De provincie wil hierbij sturen op "het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen." Initiatiefnemers dienen de cultuurhistorische structuren als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.
Op de kaarten 'kernkwaliteit archeologie' en 'aardkundige waarden' zijn alleen generieke beschermingsniveaus aan het projectgebied toegekend. Dit betekent dat er plaatselijk geen specifieke waarden bekend zijn en dat er ook geen (middel)hoge verwachtingswaarden gelden. Er is daarmee geen sprake van een onderzoeksplicht.
De kaarten 'kernkwaliteit natuur' en 'kernkwaliteit rust' geven tenslotte geen waarden of belemmeringen voor het projectgebied aan. De bosgebieden ten zuiden van het projectgebied zijn onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Er is ecologisch onderzoek verricht waarbij onder meer is gekeken naar de waarden van dit NNN-gebied en het effect van de zonneweide daarop (zie verder in 4.8).

2.2.2 Omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (vastgesteld dd. 3 oktober 2018) is het beleid uit de Omgevingsvisie Drenthe 2018, vertaald naar concrete regels. Voor onderhavig planvoornemen zijn met name de regels met betrekking tot het onderwerp 'zonne-energie' van belang (titel 2.3). In artikel 2.24 is bepaald dat een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers mits uit dat plan blijkt dat:

  • a. dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;
  • b. er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen.
  • c. geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.


De locatie specifieke aspecten (waaronder de mate van openheid) en het omliggend gebied vormen de ruimtelijk-fysieke context voor een zonne-akker. Deze dienen te worden betrokken bij de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. De vorm, dichtheid en hoogte van de opstelling, de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en aandacht voor het ontwerp van de randen vragen daarin specifieke aandacht.
In het ruimtelijk plan moet ook worden geborgd dat de gebruikte zonne-akkers worden opgeruimd als ze niet meer worden benut voor het opwekken van zonne-energie. De installaties moeten worden verwijderd, dit betekent ook de ondergeschikte onderdelen en hetgeen hiervoor in de bodem is aangebracht. Landschapselementen die landschappelijke meerwaarde opleveren, dienen te worden gehandhaafd. Het borgen kan bijvoorbeeld in de paragraaf over uitvoerbaarheid, waar is aangegeven hoe het opruimen juridisch is vastgelegd (bijvoorbeeld privaatrechtelijk).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0004.png"
Afbeelding 2.3 Projectgebied vanuit noordwesten (bron: Google Street View, april 2019)

Toetsing projectgebied
Op de kaarten die deel uitmaken van de Omgevingsverordening zijn de volgende aandachtspunten voor het projectgebied aangegeven:

  • Gebiedsnormen wateroverlast: grasland 1:10. Er moet rekening worden gehouden met een gemiddelde overstromingskans van eens in de 10 jaar, waarbij 5% van het oppervlak een grotere overstromingskans heeft.
  • Bodemenergie restrictiegebieden zone 2 (25-500 - mv): oranje. Geldt voor het meest westelijk deel van het projectgebied. Binnen deze gebieden is de toepassing van bodemenergie-systemen onder aanvullende eisen mogelijk.
  • Bodemenergie diepte formatie van Breda: Top Formatie van Breda tussen -180 en - 160 m (t.o.v. NAP) en Top Formatie van Breda tussen -140 en - 120 m (t.o.v. NAP). Op grond hiervan gelden beperkingen voor plaatselijke temperatuuropslag en ondiepe geothermie.
  • Bestaand Stedelijk Gebied (BSG): het projectgebied valt buiten de begrenzing van BSG.
  • Kernkwaliteit Aardkundige waarden: generieke bescherming. Zie2.2.1.
  • Kernkwaliteit Cultuurhistorie: respecteren. Zie2.2.1.
  • Kernkwaliteit Landschap: veenkoloniën. Zie2.2.1.
  • Landbouwgebied: landbouwgebied (noordelijk deel) en bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf (zuidelijk deel). Laatgenoemde aanduiding heeft betrekking op specifieke regels over de omvang en inpassing van agrarische bouwvlakken.


De overige kaarten ('stiltegebieden, Infra en (grond)water', 'Nationaal Park Drentsche Aa', 'Natuurnetwerk Nederland', 'Kernkwaliteit Archeologie', 'Beschermingszone Radioastronomie', 'Windenergie' en 'Beekdal en bergingsgebied') bevatten geen specifieke waarden, belemmeringen of uitgangspunten voor het projectgebied.

2.2.3 Conclusie

Onderhavig planvoornemen sluit aan bij het provinciale beleid, in de zin dat het bijdraagt aan de doelstelling om in 2030 het aandeel hernieuwbare energie binnen het totale verbruik op 40% te brengen.8 Het projectgebied is te beschouwen als een 'logische locatie' voor een zonneweide, aangezien het een 'locatie langs infrastructuur' betreft. Bij het ontwerp van de zonneweide is rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische gebiedskwaliteiten. Er is sprake van een samenhangend ontwerp, passend binnen de schaal en kenmerken van het veenkoloniale landschap en een zorgvuldige invulling van de randen. Dit wordt toegelicht in Hoofdstuk 3. Ook aan de maatschappelijke inpassing is zorg besteed door omwonenden tijdig bij het planvoornemen te betrekken en mogelijkheden tot participatie te bieden. Na de exploitatietermijn van de zonneweide zal het projectgebied in oorspronkelijk staat worden hersteld. De inrichtingsmaatregelen met het oog op de landschappelijke inpassing en ecologische meerwaarde (zie 3.2.2), worden na de exploitatietermijn in standgehouden.9 Een en ander wordt als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen (zie Hoofdstuk 5). Tenslotte wordt functiemenging bereikt door schapen onder de panelen te laten grazen (zie Hoofdstuk 3) en door een meerwaarde voor natuur en 'water' te creëren (Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4).

2.3 Gemeente

2.3.1 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

Op 13 december 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen de 'Structuurvisie Hoogeveen 2.0 - Een geactualiseerde visie voor 2015-2030 op de ruimtelijke ontwikkeling van Hoogeveen' vastgesteld. Het doel van deze structuurvisie is: "ruimte en structuur bieden aan veranderingen en nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied, de dorpen en de stad." De rode draad is het motto 'kiezen voor duurzame kwaliteit'. De gemeente streeft naar een ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Hiervoor zijn energiebesparing, gebruik van duurzame energie, vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen en gebruik van duurzame materialen van belang. Als voormalig energieproducent vanwege de turfwinning, ziet de gemeente kansen voor het ontstaan van nieuwe 'energielandschappen'. Dit onder de voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing, respect voor cultuurhistorie en het behoud van gebiedskarakteristieken. Op de kaart die bij de structuurvisie behoort, is het projectgebied aangeduid als 'semi besloten veenlandschap (oude verkaveling in smalle stroken)'.

2.3.2 Omgevingsvisie

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 heeft de gemeente een Omgevingsvisie opgesteld. Deze 'Visie op de omgeving' (8 maart 2018) geldt als voortzetting van de 'Structuurvisie Hoogeveen 2.0' en is alleen bindend voor de gemeente zelf. De Omgevingsvisie wordt te zijner tijd uitgewerkt in Omgevingsplannen, die juridisch bindend zijn voor alle betrokkenen. Onderdeel van de Omgevingsvisie is een beschouwing over 'trends en ontwikkelingen in relatie tot de omgeving'. Daarbij gaat het ook om de energietransitie en klimaatverandering. De gemeente zoekt hier naar 'slimme combinaties met andere economische en maatschappelijke opgaves om de kwaliteit van de (leef)omgeving te bevorderen. De waarden van het landschap spelen hierin een centrale rol. De gemeente ziet het landschap als de drager van ruimtelijke kwaliteit: "We zien een uitdaging in het herstel van structuren en in duurzame transformatie en transitie. Er is blijvende aandacht voor natuur- en watersystemen. Het groen buiten en binnen de stad willen we koppelen. Zo verbeteren we de biodiversiteit en versterken we de beeldkwaliteit van de stad. Hoogeveen wil klimaatrobuust zijn om bestand te zijn tegen de klimaatveranderingen. Alle ruimtelijke ingrepen moeten hieraan bijdragen." Zo hebben ook veel vormen van hernieuwbare energie gevolgen voor het landschap. De gemeente wil ruimte bieden aan deze nieuwe vormen mits dit zorgvuldig is ingepast in het landschap. De landschappelijk inpassing van de zonneweide en de bijdrage aan de biodiversiteit komen in 3.2 en 4.8 aan bod.

2.3.3 Energievisie

Het 'Aangepast afwegingskader zonne-energie Hoogeveen' is op 14 maart 2019 vastgesteld door de gemeenteraad.10 De belangrijkste aanpassingen van dit afwegingskader hebben betrekking op: het vervangen van de Zonneladder door een driesporenbeleid (daken, binnen bebouwd gebied en buiten bebouwd gebied), nadere definiëring van 'draagvlak directe omgeving', aandacht voor de capaciteitstekorten op het elektriciteitsnet en afstemming op nieuw beleid van Rijk en provincie.
Onderhavig planvoornemen is geruime tijd geleden opgestart. De aanvraag omgevingsvergunning is daardoor nog onder het 'oude' afwegingskader ingediend.11 De zonneweide wordt hierna dus ook aan dit 'oude' kader getoetst. Het gaat om: 'Energievisie - Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen' (vastgesteld dd. 7 december 2017).
De gemeente Hoogeveen heeft als doelstelling om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Dat wil zeggen dat de uitstoot en opname van koolstofdioxide (CO2) dan in evenwicht moeten zijn. Om dit te kunnen bereiken is het noodzakelijk dat er in plaats van fossiele brandstoffen vormen van duurzame energie gebruikt gaan worden. In de gemeente Hoogeveen wordt per jaar in totaal 6.000 Tj aan energie verbruikt. De hieraan gerelateerde jaarlijkse CO2-uitstoot komt overeen met 477.000 ton. Op dit moment is het aandeel hernieuwbare energie binnen het totale verbruik 3,4 % (zie Hoofdstuk 1), wat aangeeft dat er sprake is van een forse opgave om de doelstelling van klimaatneutraliteit te kunnen halen. Zonne-energie kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de klimaatneutraliteit, aldus het afwegingskader. Aangegeven is dat één hectare zonnepanelen jaarlijks circa 3,7 Tj duurzame energie kan opwekken.

Voor het toestaan van zonneweides worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:12

  • waar mogelijk inzetten op multifunctioneel ruimtegebruik;
  • zo veel mogelijk koppeling tot stand brengen tussen de plek waar de energie wordt opgewekt en verbruikt;
  • omvang van een zonneweide sluit in maat en schaal aan bij de omgeving;
  • een zonneweide is altijd ingepast in de omgeving;
  • zonneweide initiatieven vanuit de dorpen (met maatschappelijk draagvlak en meerwaarde) hebben voorrang op initiatieven van derden;
  • geen zonneweides in landschappelijk, natuurlijk of cultuurhistorisch waardevol gebied.


Deze uitgangspunten zijn vertaald naar de zogeheten 'gemeentelijke zonneladder'. De zonneladder brengt hiërarchie aan in het beoordelen van de geschiktheid van locaties voor zonneweides. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier soorten locaties:

  • 0. Uitzonderingsgebieden;
  • 1. Op daken;
  • 2. Binnen bebouwd gebied;
  • 3. Buiten de bebouwde kom.


Initiatiefnemers van een zonneweide moeten de keuze voor hun locatie onderbouwen aan de hand van deze zonneladder. Voor initiatieven buiten de bebouwde kom moet dus gemotiveerd worden aangetoond waarom het plaatsen van panelen op naastgelegen daken dan wel binnen bebouwd gebied niet tot de mogelijkheden behoort.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0005.png"
Afbeelding 2.4 Gemeentelijke zonneladder (bron: Energievisie)

Stap 0
Het projectgebied ligt niet in een uitzonderingsgebied waarvoor bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische of natuurlijke waarden gelden. Deze gebieden zijn aangegeven op een bijlagenkaart van het afwegingskader. Het gaat hier om de essen, de beekdalen, het NatuurNetwerk Nederland en de bebouwde kom van dorpen.

Stap 1
In het projectgebied zijn geen gebouwen dan wel bouwwerken aanwezig waarop de panelen geplaatst kunnen worden. Het aangrenzende bebouwingslint van de Wilfred Stillweg biedt plaatselijk wel mogelijkheden voor zonnepanelen op daken. De bewoners van dit bebouwingslint krijgen hiervoor ook een aanbod van de initiatiefnemer. Daarnaast zal er een asbestdak vervangen worden door een nieuw dak met panelen. In Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op deze en andere vormen van participatie.

Stap 2
Wanneer er geen of onvoldoende geschikte ruimte aanwezig is op gebouwen, heeft het de voorkeur een zonneweide te realiseren binnen bestaand bebouwd gebied. Er is ruimte voor grondgebonden zonnepanelen op braakliggende of niet langdurig in gebruik zijnde terreinen binnen de kern Hoogeveen en er is ruimte voor (niet grondgebonden) zonnepanelen als sprake is van multifunctioneel ruimtegebruik. Het projectgebied ligt niet binnen het bebouwd gebied, maar is onderdeel van het buitengebied. Bij de inrichting van de zonneweide wordt, zoals eerder aangegeven, ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik. Door begrazing van schapen blijft de agrarische functie bestaan. Daarnaast gaat het projectgebied een functie vervullen in het bergen van water en het versterken van de biodiversiteit (zie Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4).

Stap 3
Het realiseren van zonneweides buiten het bebouwd gebied dient altijd te voldoen aan de voorwaarde dat het initiatief op draagvlak vanuit de directe omgeving kan rekenen en er aandacht is besteed aan de inbedding van een zonneweide in het landschap. Bovendien dient bepaald te worden of een koppeling gelegd kan worden tussen de opwekking en de afname van de stroom. Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • 1. gekoppeld aan een bedrijventerrein of grootschalige infrastructuur;
  • 2. gekoppeld aan de dorpen;
  • 3. vrij liggend in het buitengebied.


Onderhavig plan valt onder de derde categorie. Het projectgebied grenst weliswaar direct aan de A37, maar beschikt niet over de vereiste omvang van minimaal 5 ha die voor deze categorie is aangegeven. Derhalve is aangesloten bij de derde categorie.
In Hoofdstuk 5 wordt op het doorlopen participatietraject ingegaan. Daaruit blijkt dat de directe omgeving reeds in een vroeg stadium bij het initiatief betrokken is en ook invloed heeft uitgeoefend op de totstandkoming van het landschappelijk ontwerp.
Als een zonneweide vrij liggend in het buitengebied wordt gerealiseerd, moet er een blijvende landschappelijke impuls aan het betreffende gebied worden gegeven. Daarnaast geldt als randvoorwaarde dat de zonneweide geen afbreuk mag doen aan plaatselijke landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zoals vastgelegd in de cultuurhistorische beleidskaart) en aan bestaande natuurwaarden. Voor de aanleg van een zonneweide mag in ieder geval geen grootschalige bomenkap plaatsvinden. Altijd is een goede landschappelijke inpassing van groot belang. De manier waarop dat moet gebeuren, is afhankelijk van het landschapstype. Het projectgebied maakt deel uit van de veenontginningen. Binnen dit landschapstype geldt de eis dat zonnepanelen niet hoger mogen zijn dan 1,8 m. In afbeelding 2.5 is aangegeven welke eisen nog meer voor de veengebieden gelden. In Hoofdstuk 3 wordt het parkontwerp toegelicht. Daaruit blijkt dat aan alle voorwaarden wordt voldaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0006.png"
Afbeelding 2.5 Eisen zonneweides vrij liggend in veengebieden (bron: Energievisie)

De gemeente hanteert een bovengrens voor het totaal aan zonneweides in het landelijk gebied. Binnen de veengebieden mag maximaal 20% van het oppervlak benut worden voor zonneweides. Het projectgebied beslaat circa 0,002% van dit oppervlak.

2.3.4 Beheersverordening

Het projectgebied maakt deel uit van de beheersverordening Buitengebied Zuid Hoogeveen (onherroepelijk d.d. 27 februari 2020) en heeft de bestemming 'Agrarisch II'. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'leiding - gas 1' en 'waarde - archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' van toepassing. In 1.4 is reeds op de bestemming 'Agrarisch II' ingegaan. Geconstateerd is dat de aanleg van de zonneweide vraagt om een buitenplanse afwijking van de beheersverordening en het doorlopen van de uitgebreide voorbereidingsprocedure.
De dubbelbestemming 'leiding - gas 1' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' hebben betrekking op de aardgastransportleidingen die door het projectgebied lopen. Het gaat om 4 leidingen die - op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen - elk een belemmeringenstrook van 5 m hebben. Binnen deze belemmeringenstrook gelden diverse beperkingen, onder meer voor het bouwen van bouwwerken en voor graafwerkzaamheden. De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - buisleidingenstraat' slaat op het voorkeurstracé voor de uitbreiding van gasleidingen, zoals aan bod is geweest in 2.1.3. In 4.5 wordt nader op het onderwerp 'externe veiligheid' en dit voorkeurstracé ingegaan.
De dubbelbestemming 'waarde - archeologie 3' geldt voor de westkant van het projectgebied en bevat bepalingen ter bescherming van archeologische (verwachtings)waarden. In 4.9 wordt het projectvoornemen aan deze bepalingen getoetst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0007.png"
Afbeelding 2.6 Uitsnede verbeelding beheersverordening (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.3.5 Conclusie

Onderhavig planvoornemen komt tegemoet aan het beleid van de gemeente om ruimte te bieden voor nieuwe 'energielandschappen'. Ook draagt het initiatief bij aan de doelstelling om meer duurzame energie op te wekken en de uitstoot van CO2 te beperken. Daarnaast wordt bij de aanleg van de zonneweide rekening gehouden met de (landschappelijke) eisen die de gemeente stelt binnen veengebieden. Verder is zorg besteed aan het verkrijgen van draagvlak (zie Hoofdstuk 5). Tenslotte is sprake van een koppeling tussen de energieproductie binnen het projectgebied en mogelijkheden voor afzet de regio, door verschillende vormen van participatie te bieden. Voorliggend plan voldoet daarmee aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het projectgebied ligt ten noordoosten van Hollandscheveld, globaal tussen de Wilfred Stillweg en de A37. Op dit moment is het projectgebied in gebruik als weidegrond. In de nabijheid liggen acht woonpercelen van derden (zie Hoofdstuk 5). Zoals te zien op afbeelding 3.1 zijn er tevens enkele omvangrijke bosgebieden rondom het projectgebied gelegen (zie ook afbeelding 1.1). Deze maken deel uit van het NatuurNetwerk Nederland. De bosgebieden en agrarische percelen zorgen plaatselijk voor een afwisseling tussen open en meer besloten gebieden. Dwars door dit veenkoloniale landschap loopt de A37, die overal beeldbepalend aanwezig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0008.png"Afbeelding 3.1 Ligging projectgebied (bron ondergrond: ruimtelijkeplannen.nl)

3.2 Toekomstige situatie

Uit het ruimtelijk beleid (zie Hoofdstuk 2) volgt dat bij de aanleg van zonneweides rekening moet worden gehouden met cultuurhistorische waarden (SVIR, Omgevingsvisie, Energievisie) en dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing (Energierapport, Energieagenda, Omgevingsvisie, Omgevingsverordening, Energievisie). Ook is aandacht nodig voor multifunctioneel ruimtegebruik (SVIR, Klimaatakkoord, Omgevingsvisie, Omgevingsverordening, Energievisie) en het toevoegen van natuurwaarden (Kilmaatakkoord, Energievisie). Deze uitgangspunten vormen de basis voor het parkontwerp dat hierna wordt toegelicht. Ter inleiding volgt eerst een cultuurhistorische schets van het projectgebied.

3.2.1 Cultuurhistorische schets projectgebied

Het projectgebied is onderdeel van de veenkoloniën.13 Halverwege de 17e eeuw worden de veengronden in de gemeente Hoogeveen in cultuur gebracht. Dit is een proces van meer dan twee eeuwen geweest. In 1632 start de Compagnie van 5000 morgen met de ontginningen van het veen. Maar al snel wordt besloten om de compagnie onder te verdelen en alle participanten een eigen ondercompagnie te laten vormen. Deze compagnieën hebben elk een deel van het veen ontgraven. In de huidige landschappelijke opzet is dat nog goed terug te zien. De grenzen tussen elk van de compagnieën zijn vaak nog duidelijk herkenbaar als dijk of als achtergrens. Aan weerszijden van deze grens is te zien hoe de verkaveling (als resultaat van de ontginning) verandert van opzet en richting. De Hoogeveensche Vaart vormt de centrale drager van al deze ontginningen. In de vaart wordt een stelsel aan sluizen aangelegd, waarvan nu nog twee resteren. Vanaf de Hoogeveensche Vaart worden verschillende opgaanden gegraven, zoals de Hollandscheveldse Opgaande (door de Hollandsche Compagnie), de Zuidwoldiger Opgaande (de marke van Steenbergen en Ten Arlo), de Krakeelsche Opgaande (Bentinck) en Zuideropgaande. Deze opgaanden vormen de centrale as in een ontginningsblok. Haaks op de opgaanden worden wijken gegraven voor de afvoer van overtollig water en het afvoeren van gestoken turf. Met de ontginningen komen ook de kolonisten. De bewoning concentreert zich daarbij langs de hoofdontginningsassen: de opgaanden en de Hoogeveensche Vaart. Zo ontstaan Hollandscheveld, Alteveer en Noordscheschut.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0009.png"Afbeelding 3.2 Het projectgebied in v.l.n.r. 1850, 1925, 1950 en 2020 (bron: topotijdreis.nl)

Een algemene, vaak nog herkenbare, karakteristiek van het veenkoloniale landschap is het rationele systeem van opgaanden, kanalen, vaarten en wijken, vaak op regelmatige afstand van elkaar en gericht op een systematische ontginning van de veengronden. Op veel plaatsen heeft dit geresulteerd in een lange en smalle strokenverkaveling. Een andere algemene karakteristiek van de veenkoloniën is het duidelijke onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken, doordat de achtergrenzen van de ontginningen als markante lijn de scheiding vormen tussen verschillende verkavelingsrichtingen. Beide karakteristieken zijn zichtbaar binnen en rond het projectgebied. Het gaat hier om percelen die vanuit de Zuider Opgaande in oostelijke richting zijn ontgonnen en een langgerekt en smal profiel hebben.
In afbeelding 3.2 zijn topografische kaarten uit 1850, 1925, 1950 en 2020 opgenomen. Deze kaarten laten zien dat de verkaveling in en rond het projectgebied in de loop der jaren - met name door de ruiverkaveling binnen de landbouw- grootschaliger en deels blokvormiger is geworden. Verder blijkt dat er veel bos en groensingels zijn verdwenen. Op de kaart van 1925 is te zien dat het projectgebied zelf ook deels bebost is geweest. De topografische kaarten illustreren ook dat de bebouwing in de loop der jaren fors is toegenomen en dat er veel wegen zijn bijgekomen of opgewaardeerd. De A37 is in de jaren zestig aangelegd. Ook de andere grote veranderingen in het landschap dateren uit de tweede helft van de twintigste eeuw plaats.

3.2.2 Het parkontwerp

In Bijlage 1 is het parkontwerp opgenomen (zie Bijlage 2 voor dwarsdoorsnedes). Het parkontwerp respecteert de nog herkenbare ontginningsrichting door het creëren van een smalle en langgerekte opstelling langs de A37. Daarbij wordt een minimale afstand van 350 m tot de dichtstbijzijnde ontginningsas aangehouden (de Krakeelse Opgaande aan de overzijde A37). Deze ontginningsas blijft daarmee zelfstandig herkenbaar, zoals vereist is op grond van de Energievisie (zie 2.3.3). Conform deze Energievisie blijven ook de huidige kavelgrenzen en sloten in tact. Van waardevolle doorzichten is ter hoogte van het projectgebied geen sprake. De bossen aan de zuidkant zorgen voor een groene en besloten aanblik vanaf de A37.
Langs de Wilfred Stillweg is waardevolle laanbeplanting aanwezig in de vorm van berkenbomen (zie afbeelding 3.3). Deze en andere opgaande beplanting blijft behouden.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0010.png"
Afbeelding 3.3 Het projectgebied vanuit noordoosten (bron: Google Street View, april 2019)

Het projectgebied wordt grotendeels afgezoomd met struweel van 4 m breed.14 Voor deze groensingels wordt uitsluitend streekeigen beplanting gebruikt. Het gaat hier om een combinatie van meidoorn, sleedoorn, wilde mispel, braam en hondsroos. Dergelijke singels passen goed in het veenlandschap, waar van oudsher beplanting langs kavelsloten aanwezig is (zie 3.2.1). De groensingels blijven na de exploitatietermijn van de zonneweide 'achter' in het gebied en zijn dus direct van toegevoegde waarde voor het landschap. Ook voor de ecologie zijn ze belangrijk.
De singel aan de noordzijde wordt 2-3 m hoog. Voor het deel van de singel ten westen van de primaire waterkering (zie 4.7) wordt 4 m aangehouden omdat het projectgebied hier vrij laag ligt ten opzichte van de A37. Het overige deel van de singel krijgt een hoogte van 3 m. Daarmee worden de zonneweide aan het zicht vanaf de A37 onttrokken. Het projectgebied behoudt daarmee de groene aanblik vanaf de snelweg. De singels aan de zuid-, oost- en westkant vervullen een andere functie. Deze schermen juist de A37 voor de omliggende woonpercelen af. Dit komt voort uit een wens van de bewoners, zoals bleek tijdens het participatietraject. Vanwege deze functie zijn er in het parkontwerp specifieke eisen aan de onderbegroeiing van de groensingels gesteld. Langs de zuidzijde komt een grondwal met bloem- en kruidenrijk grasland. De grondwal wordt 1,8 m hoog en krijgt aan de buitenzijde een flauw talud.15 De grondwal blijft laag genoeg om nog enig doorzicht richting de A37 te behouden en is tegelijkertijd hoog genoeg om de zonnepanelen aan het zicht te onttrekken. De singels langs de oost- en westzijde worden 2 m hoog.16 
De toevoeging van groensingels komt de plaatselijke biodiversiteit ten goede. Het nieuwe struweel voegt streekeigen beplanting toe, trekt insecten aan, biedt nestgelegenheid voor vogels en zorgt voor schuil-/foerageermogelijkheden voor zoogdieren. Langs de zuidzijde, oostelijk van Wilfred Stillweg 23, wordt een gebied vrijgehouden van zonnepanelen en ingezaaid met bloemrijk grasland. Ook dit kan ten goede komen aan zoogdieren, vogels en insecten. Tenslotte worden op twee plekken aan de zuidkant wadi's aangelegd. Hier wordt afstromend water tijdelijk opgevangen. Amfibieën en andere diersoorten kunnen profiteren van deze 'natte' plekken. De afwisseling van droge en natte gebieden, maar ook zonnige en schaduwrijke plekken, open en meer besloten delen, etc zorgen voor goede omstandigheden waarbinnen de biodiversiteit zich kan ontwikkelen. Het niet langer bemesten en de beperkte betreding van het gebied in de toekomst, dragen hier eveneens aan bij. In Bijlage 3 is het ecologisch potentieel van de nieuwe inrichting verder toegelicht.

De zonneweide wordt ontsloten op de Wilfred Stillweg, ter plaatse van de trafo en accu/container. Het toegangshek wordt deels achter de zuidelijke groensingel geplaatst, zodat deze vanaf de weg alleen vanuit westelijke richting deels zichtbaar is. Het toegangshek sluit aan op het hek rondom de panelen. Dit hek wordt 2 m hoog.17
De zonnepanelen krijgen een maximale hoogte van 1,6 m boven maaiveld. Verder kan nog worden opgemerkt dat de panelen worden uitgevoerd in een donkere kleurstelling. De omvormers worden onder de panelen en dus buiten zicht geplaatst.
Aan de zuidkant wordt, zoals gezegd, een trafo en een accu geplaatst. Afbeelding 3.4 geeft een indruk van beide bouwwerken. De trafo krijgt een oppervlak van maximaal 8 m2 en een hoogte van maximaal 2,5 m. De accu wordt in een zeecontainer geplaatst. Deze heeft een maximum oppervlak van 30 m2 en een maximale hoogte van 2,9 m. De twee bouwwerken komen daarmee volledig achter de zuidelijke groensingel te liggen, die 2 m hoog wordt. Voor de trafo geldt dat deze op meer dan 85 m van de dichtstbijzijnde woonbebouwing komt te liggen. Daardoor wordt eventuele geluidsoverlast voor omwonenden voorkomen (zie verder 4.3).
De zonneweide bestaat uit panelen die op het zuiden gericht zijn. De zonnepanelen liggen evenwijdig aan de Wilfred Stilweg. Met de aanwezige panelen kan circa 2,5 MWh aan elektriciteit worden opgewekt, voldoende om ongeveer 1000 huishoudens van stroom te voorzien. De zonnepanelen worden op paaltjes geplaatst en opgesteld in rijen van acht, waartussen een ruimte van 0,6 m zit voor onderhoud.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0011.png"Afbeelding 3.4 Impressies trafo (links) en accu (rechts) (bron: Emission Projects)

Na de exploitatietermijn van 25 jaar worden de zonnepanelen en alle bijbehorende installaties verwijderd, waarna het projectgebied in de huidige staat wordt teruggebracht. Zoals gezegd in 2.2.3 worden de investeringen in het landschap en de biodiversiteit na de exploitatietermijn niet ongedaan gemaakt, maar in stand gehouden. Een en ander wordt als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 m.e.r.-(beoordelings)plicht

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie hoofdthema's genoemd:

  • kenmerken van de activiteit;
  • plaats van de activiteit;
  • kenmerken van het potentiële effect.


Zonneweides komen niet voor op de 'D-lijst' van het Besluit m.e.r.. Dit betekent dat er ook geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling voor dit plan doorlopen hoeft te worden.

4.2 Wet geluidhinder

Binnen het projectgebied wordt geen geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder opgericht. De zonneweide zorgt ook niet voor een substantiële verkeersaantrekkende werking, waardoor omliggende woningen indirecte hinder zouden kunnen ondervinden. Voor het onderhouden van de zonneweide zijn hooguit enkele tientallen verkeersbewegingen per jaar nodig, wat een te verwaarlozen effect heeft op de gevelbelasting van de woningen die rondom het projectgebied gelegen zijn. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai is dus niet noodzakelijk.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Een zonneweide is niet in de brochure opgenomen. Van zonnepanelen is geen milieuhinder te verwachten.18 Dat geldt wel voor de bijbehorende transformators, die overdag (enig) geluid produceren. In dit opzicht kan een vergelijking worden gemaakt met de in de VNG-brochure vermelde elektriciteitsdistributiebedrijven van < 10 MVA. Het betreft hier een milieucategorie 2-inrichting met een richtafstand van 30 m vanwege geluid. Het dichtstbijzijnde perceel met hindergevoelige bebouwing is Willfred Stillweg 23. De transformator zal op een afstand van ten minste 85 m van deze bebouwing komen te liggen (zie hiervoor het parkontwerp in Bijlage 1). Verder kan worden opgemerkt dat er ten behoeve van de zonneweide geen 'ongedierte verjagers' met hoog frequent geluid ingezet worden. Daarmee is er geen sprake van een milieu hygiënisch conflict.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De oprichting van de zonneweide leidt, zoals aangeven in 4.2, niet tot een substantiële verkeersaantrekkende werking en is daarmee niet van invloed op de luchtkwaliteit. Op grond van de Wet milieubeheer is sprake van een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0012.png"
Afbeelding 4.1 Uitsnede Risicokaart (bron: risicokaart.nl)

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • 1. de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • 2. het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.


Gevaarlijke inrichtingen
Een zonneweide is geen gevaarlijke inrichting in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Activiteitenbesluit.

Transportroutes
De noordzijde van het projectgebied valt binnen het invloedsgebied van de A37, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Aangezien een zonneweide in het Bevi niet gerekend wordt tot de (beperkt) kwetsbare objecten, is een groepsrisicoverantwoording niet noodzakelijk.

Aardgastransportleiding
Het projectgebied wordt doorsneden door een viertal aardgastransportleidingen met een maximale werkdruk van 66,2-79,9 bar. Ter weerszijden van deze leidingen moet rekening worden gehouden met een 'belemmeringenstrook' van 5 m. Binnen deze strook mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij de leidingbeheerder daarvoor toestemming heeft gegeven en er voldaan wordt aan specifieke voorwaarden. Ook bepaalde 'werken' en 'werkzaamheden' zijn hier niet toegestaan, zoals het uitvoeren van graafwerkzaamheden en het aanleggen van diepwortelende beplanting. De exacte positie van de aardgasleidingen en de belemmeringsstrook zullen ter plaatse in samenspraak en met goedkeuring van de Gasunie vastgesteld worden.
De aardgastransportleidingen maken deel uit van het landelijk hoofdnetwerk van leidingen. Op grond van het Barro geldt daarom tevens een voorkeurstracé van 70 m, waarbinnen geen 'belemmerende activiteiten' mogen plaatsvinden (zie 2.1.3). Dit tracé is gereserveerd voor nieuwe leidingen of uitbreidingen van bestaande leidingen.
Het voorkeurstracé is weergegeven in afbeelding 4.2. De initiatiefnemer is in overleg met Rijkswaterstaat over het voor het opnemen van de juiste voorschriften ten aanzien van het gebruik van de SVB-strook (voorkeurstracé) voor het plaatsen van zonnepanelen. Deze voorschriften worden opgenomen in deze ruimtelijke onderbouwing en de te verlenen omgevinsgvergunning. Daarbij geldt in ieder geval als voorwaarde dat er geen zonnepanelen op de belemmeringenstrook van de aanwezige gasleidingen geplaatst mogen worden. Het is de bedoeling dat de zonnepanelen op zo'n manier geplaatst worden, dat als er in het kader van het Barro gebruik gemaakt gaat worden van deze strook de installatie eenvoudig verwijderd kan worden. Het plan voldoet aan deze voorwaarde, zoals onder meer blijkt uit de technische tekening in Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0013.png"
Afbeelding 4.2 Voorkeurstracé (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Kathodische beïnvloeding
De zonneweide mag geen negatieve invloed hebben op de kathodische bescherming van de aardgastransportleidingen. Voorafgaand aan de aanleg van de zonneweide zal aan Gasunie een berekening worden voorgelegd waaruit blijkt dat a) voor wisselstroom beïnvloeding wordt voldaan aan de NEN 3654 en b) dat er geen ontoelaatbare beïnvloeding op het Kathodische Beschermingssysteem wordt veroorzaakt.

4.6 Bodem

Op de kaart van het Bodemloket (ministerie van Infrastructuur en Waterstaat) zijn geen verontreinigingen of verdachte activiteiten binnen het plangebied aangegeven.
De zonneweide bestaat niet uit bouwwerken waar personen verblijven. Daarnaast is geen sprake van grootschalige bodemingrepen, waardoor grond moet worden afgevoerd. Het projectgebied bestaat uit weidegrond. Het gebruik van het projectgebied als zonneweide heeft geen invloed op de bodemkwaliteit of op een hernieuwd agrarisch gebruik in de toekomst. Bodemonderzoek kan dus achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0014.png"
Afbeelding 4.3 Kaart Bodemloket (bron: bodemloket.nl)

4.7 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het projectgebied ligt in het beheergebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterbeleid voor dit gebied is onder meer vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, de Visie Beheer en Onderhoud 2050, de nota Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik.

Projectgebied
De inrichting van het projectgebied is toegelicht in Hoofdstuk 3. Voor de aanleg van de zonneweide worden geen sloten gedempt. Er is sprake van een beperkte toename in verharding. Het gaat hierbij om paaltjes waarop de panelen rusten. Er worden geen gesloten oppervlakten binnen de zonneweide gecreëerd. Het hemelwater kan tussen de panelen door in de bodem infiltreren. Aan de zuidkant van de zonneweide worden een trafo en zeecontainer geplaatst. Deze bouwwerken zorgen tezamen voor een verharde oppervlak van circa 38 m2. Dit blijft beneden de compensatienorm van 1.500 m2. Niettemin worden er twee wadi's in het zuidelijk deel van het projectgebied aangelegd. Hiermee wordt 300 m3 aan bergingscapaciteit gecreëerd.
Het projectgebied bestaat uit twee kadastrale percelen. Tussen deze percelen ligt een primaire watergang van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Deze is weergegeven op afbeelding 4.4 (blauwe lijn). Voor primaire watergangen geldt een beschermingszone van 5 m, gerekend vanuit de insteek van de watergang (paarse stippellijn). Voorliggend plan voorziet niet in bouwwerken (panelen, hekken) in deze zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0015.png"
Afbeelding 4.4 Uitsnede Legger (bron: WDOD)

De initiatiefnemer is in overleg getreden met Waterschap Drents Overijsselse Delta (WDOD). Naar aanleiding daarvan is op 8 juli 2020 per email aangegeven dat als de zonneweide buiten de beschermingszone komt te liggen, dat er dan geen watervergunning of melding noodzakelijk is. De email van het waterschap is opgenomen als Bijlage 4.

Op 22 januari 2021 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. In reactie daarop heeft WDOD op 28 januari per email aangegeven dat de 'normale procedure' van toepassing is. Ook is door het waterschap een uitgangspuntennotitie verstrekt (eveneens opgenomen in Bijlage 4). In het navolgende is op deze notitie puntsgewijs ingegaan.

  • Watersysteem
    Binnen het projectgebied ligt een beschermingszone van een primaire watergang, waarvoor binnen de Keur gebods- en verbodsbepalingen zijn opgenomen. Voor werkzaamheden binnen deze beschermingszone is een watervergunning nodig. Op 8 april 2021 is hiervoor een watervergunning aangevraagd. Deze is op 3 mei 2021 verleend door WDOD (dossier: Z/21/040138).
    Voor het dempen, verleggen of graven van wateren moet een watervergunning aangevraagd te worden. Het dempen van watergangen (of greppels dieper dan 40 cm) is tevens compensatie vereist. Van het dempen, verleggen of graven van wateren is geen sprake. Aan de zuidkant van het projectgebied komen twee tijdelijke wadi's. Deze worden aangelegd door het afplaggen van de bovenlaag. Het gaat om plaatselijke verdiepingen in het maaiveld die niet in (directe) verbinding met het watersysteem worden gebracht.
  • Waterkwaliteit
    Als de keuze wordt gemaakt om het hemelwater af te voeren op oppervlaktewater dan mag alleen schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken of woonerven) direct worden afgevoerd. Zoals hierboven is vermeld, wordt er niet gekozen voor afvoer van hemelwater maar voor plaatselijke infiltratie in de bodem.
    Verontreiniging van oppervlaktewater door uitloogbare materialen of niet-milieuvriendelijke schoonmaakmiddelen dient te worden voorkomen. Voor de zonneweide worden enkel niet-uitloogbare materialen gebruikt. Het reinigen van de zonnepanelen gebeurt met kraanwater of osmosewater.
  • Drinkwatervoorziening
    Het projectgebied ligt deels in een grondwaterbeschermingsgebied of intrekgebied van een drinkwaterwinning (zuidwestkant). De provincie is bevoegd gezag om deze gebieden te beschermen. In deze gebieden is het beleid gericht op het verminderen van de risico's op verontreiniging van het grondwater. De zonneweide geldt als een 'drinkwatervriendelijke functie'. Op dit punt wordt ook verwezen naar 2.2.1 waarin getoetst is aan de Omgevingsvisie.
  • Externe werking ruimtelijk plan
    In nieuw te ontwikkelen gebied worden de waterstanden tijdens of na het bouwrijp maken niet structureel verlaagd. Het bestaande grondwaterpeil wordt gehandhaafd en de bouwwijze dient hierop te worden aangepast. Voor tijdelijke of structurele grondwateronttrekking is op grond van de Waterwet een melding of vergunning van het waterschap nodig. Tevens geldt dat zich eens in de 10 jaar situaties van wateroverlast kunnen voordoen. Van verlaging van de waterstanden of wateronttrekking is geen sprake. De bouw van de zonneweide verdraagt zich goed met de huidige grondwaterstanden. Tijdelijke wateroverlast vormt evenmin een probleem. De zonnepanelen staan op voldoende hoogte boven het maaiveld.
  • Beheer en onderhoud
    De inrichting van het gebied dient zodanig te zijn, dat het beheer en onderhoud van het watersysteem op efficiënte en effectieve wijze mogelijk is. Bij onderhoud vanaf de kant van de primaire watergang geldt een obstakelvrije zone van 5 m vanaf de boveninsteek van de watergang. Nieuwe bomen langs de watergang zijn vergunningsplichtig of meldingsplichtig. Er worden geen werkzaamheden, zoals het aanbrengen van beplanting, binnen de beschermingszone uitgevoerd. De beschermingszone blijft volledig toegankelijk voor WDOD.
  • Energiewinning
    Gevoelige objecten worden extra hoog aangelegd of waterdicht gemaakt i.v.m. mogelijke wateroverlast. Een goede kwaliteit van het afstromende hemelwater dient ten allen tijden gegarandeerd te zijn. De hemelwaterafvoer van de panelen kan binnen het projectgebied worden geloosd op de bodem en bij oppervlakkige afstroming op het oppervlaktewater. Zoals hierboven vermeld wordt bij de bouwhoogte en toepassing van materialen rekening gehouden met wateroverlast en de waterkwaliteit van het afstromende hemelwater.

4.8 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig planvoornemen te toetsen, is een ecologische quickscan door Buro Bakker uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn samengevat in het rapport 'Quickscan Wet natuurbescherming Zonneweide Hollandscheveld - A 37' (3 oktober 2018). De quickscan geeft antwoord op de volgende vier vragen:

  • 1. "Welke beschermde flora en fauna zijn aanwezig of kunnen in het plangebied en omgeving voorkomen?
  • 2. Kunnen de geplande werkzaamheden negatieve effecten hebben op beschermde flora en fauna?
  • 3. Zo ja, welke effecten kunnen optreden en welke maatregelen zijn dan nodig om deze negatieve effecten te voorkomen?
  • 4. Indien schade niet volledig is te vermijden, welke vervolgstappen zijn dan aan de orde?"


Op basis van de quickscan zijn de volgende conclusies door Buro Bakker getrokken:

  • "Het plangebied is geschikt als foerageergebied voor de vogels met jaarrond beschermde nesten, zoals buizerd en kerkuil. Beide soorten komen in de omgeving van het plangebied voor.
  • Het plangebied is geschikt als broedgebied voor algemene broedvogels, graspieper en gele kwikstaart.
  • Rond het plangebied is geschikt broedbiotoop voor algemene broedvogels zoals pimpelmees, koolmees en gaai aanwezig;
  • De bomenlaan ten zuiden van het plangebied is een potentiële vliegroute, en kan verblijfsplaatsen bieden voor vleermuizen;
  • In en rond het plangebied komen verder een aantal nationaal beschermde soorten voor, namelijk egel, haas en ree. Voor deze andere soorten geldt dat ze allemaal zijn opgenomen in bijlage 5 van de provinciale verordening, zodat voor deze soorten een vrijstelling geldt. De algemene zorgplicht is wel van kracht."


Er wordt geen nader onderzoek aanbevolen. Wel is aangegeven dat tijdens de aanlegfase rekening moet worden gehouden met de aanwezigheid van vleermuizen en broedvogels. Daarnaast wordt gewezen op de algemene zorgplicht onder de Wet natuurbescherming. Een en ander is samengevat in de volgende drie 'vervolgstappen':

  • "Om negatieve effecten op de potentiële verblijfplaatsen en/of vliegroute van vleermuizen te voorkomen, dient men tijdens de aanlegfase niet in de avond te werken en bouwverlichting uit te schakelen.
  • Om negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden op de aanwezige broedvogels te voorkomen, dient te worden gewerkt buiten het broedseizoen (buiten de periode half maart t/m half juli). Werken in het broedseizoen is mogelijk als dit onder ecologische begeleiding gedaan wordt en maatregelen genomen worden om vestiging van broedvogels te voorkomen. Deze ecologische begeleiding kan vaststellen dat er geen broedende vogels in het werkgebied aanwezig zijn en/of dat van verstoring geen sprake is.
  • Voor nationaal beschermde soorten geldt de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat schade aan wilde planten en dieren zoveel, als redelijkerwijs mogelijk is, wordt voorkomen. Dit kan door het rooien van de struiken in één richting uit te voeren, zodat eventuele grondgebonden zoogdieren zelfstandig het gebied kunnen verlaten. Ook wordt er aangeraden om de dassen oversteekplek te behouden en tijdens de werkzaamheden blokkade van deze passage te voorkomen."


De initiatiefnemer bevestigt deze aanbevolen vervolgstappen geheel te zullen uitvoeren. Voor nadere details van de ecologische quickscan wordt verwezen naar Bijlage 5.
In de quickscan ontbreekt een paragraaf over het onderdeel 'gebiedsbescherming' in het kader van de Wet natuurbescherming. Desgevraagd heeft Buro Bakker op 22 december 2020 per email verklaard dat er vanwege de grote afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Mantingerzand (ruim 3 km) geen externe effecten van de zonneweide zijn te verwachten en dat dit onderdeel daarom niet is opgenomen in het rapport. De email van Buro Bakker is toegevoegd aan de quickscan in Bijlage 5.

Aeriusberekening
Voor de aanleg van een zonneweide moet materiaal worden aangevoerd en worden mobiele werktuigen ingezet. Na 25 jaar wordt de zonneweide ontmanteld en afgevoerd. Bij de inzet van mobiele werktuigen is het verbruik van diesel bepalend voor de NOx-emissie. Er is een Aeriusberekening uitgevoerd om te beoordelen of deze emissie leidt tot een depositie van > 0,00 mol/ha/jr binnen Natura 2000-gebieden. Gerekend is met een worst-case scenario. Hierbij horen de volgende specificaties:

  • mobiele kraan, stageklasse IV, 75-130 kW, 36 draaiuren;
  • loader: stageklasse IV, 56-75 kW, 140 draaiuren;
  • tractor en dumper: stageklasse IV, 75-130 kW, 40 draaiuren;
  • 44 ritten zware vrachtwagens;
  • 132 ritten middelzware vrachtwagens;
  • 88 ritten personenauto's/busjes (elektrisch).

Uit de berekening volgt dat er geen depositie boven 0,00 mol/ha/jr optreedt. Dit betekent dat er geen ontheffing in het kader van de Natuurbeschermingswet aangevraagd hoeft te worden en dat 'stikstof' dus geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan. Het Aeriusrapport is als Bijlage 6 opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0016.png"
Afbeelding 4.5 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' (bron: gemeente Hoogeveen)

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de (aangepaste) Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. De gemeente Hoogeveen heeft op 24 november 2016 de 'Cultuurhistorische beleidskaarten' en onderliggende rapporten voor archeologie, historische geografie en bebouwing vastgesteld. De bijbehorende 'Verwachtingskaart archeologie' is in de beheersverordening 'Buitengebied Zuid Hoogeveen 2018' vertaald naar archeologische dubbelbestemmingen. Alleen aan de uiterste westkant van het projectgebied is een dergelijke dubbelstemming toegekend, namelijk 'Waarde - Archeologie 3' (zie afbeelding 4.5). Op grond van deze dubbelstemming is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij een (gezamenlijk) geroerd oppervlak van 1000 m2 en een diepte van 30 cm of meer. Het betreffende bestemmingsvlak binnen het projectgebied bedraagt nog geen 100 m2, dus daarmee wordt de drempel voor archeologisch onderzoek niet gehaald. Voor het overige deel van het projectgebied geldt geen onderzoeksverplichting. Als er tijdens de grondwerkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, dan wordt contact opgenomen met de gemeente.

Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Onderhavig planvoornemen is getoetst aan de 'Cultuurhistorische beleidskaart Gemeente Hoogeveen' (zie hieronder). Op deze kaart is aan het projectgebied geen waarde toegekend. Dat wil niet zeggen dat 'cultuurhistorie' daarmee niet van belang is. In het parkontwerp is uiteraard rekening gehouden met de veenkoloniale kenmerken die nog herkenbaar zijn en/of versterkt kunnen worden (zie 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000004-ON02_0017.png"
Afbeelding 4.6 Cultuurhistorische beleidskaart Gemeente Hoogeveen (bron: gemeente Hoogeveen)

4.10 Reflectie en duisternis

Zonnepanelen kunnen licht reflecteren en daardoor voor overlast in de (woon)omgeving zorgen. Voor de panelen die binnen het projectgebied worden toegepast geldt een reflectiepercentage van 3-5% bij een normale lichtinval. Of er daadwerkelijk gereflecteerd wordt hangt af van locatie specifieke omstandigheden (stand en hoogte spiegelend vlak) en de stand van de zon (de tijd en de tijd van het jaar). De hoek van de invallende lichtstraal bepaalt de hoek van de uitvallende lichtstraal. Hoe steiler de helling van de panelen, hoe groter de kans op hinder. Wanneer de panelen vrij vlak (35 graden of minder) worden opgesteld, gaat de reflectie veelal omhoog. Dan is er voor de omgeving geen hinder door reflectie. De zonnepanelen in het projectgebied worden onder een hellingshoek van 15 graden geplaatst (zie de tekening in Bijlage 2). Hinder door reflectie van zonlicht is daarom niet te verwachten.
Met betrekking tot het aspect 'duisternis' kan tenslotte worden opgemerkt dat de zonneweide geen lichtuitstraling zal hebben. Er zal geen verlichting worden aangebracht.

4.11 Verkeer en parkeren

Voor het onderhouden van de zonneweide zijn enkele tientallen verkeersbewegingen per jaar nodig. Het projectgebied is bereikbaar vanaf de Wilfred Stillweg. Aan deze zijde zit ook het toegangshek. Er kan geparkeerd worden ter plaatse van de trafo/zeecontainer aan de zuidzijde. De Wilfred Stillweg wordt primair gebruikt voor bestemmingsverkeer. De beperkte toename in verkeersbewegingen (zie 4.2) is niet van invloed op de verkeersafwikkeling, noch op de -veiligheid ter plaatse.

4.12 Onderhoud en beheer

Het projectgebied wordt grotendeels door schapen begraasd. Het gaat hier om het gebied binnen het hekwerk dat de zonnepanelen afschermt. Het gedeelte met bloemrijk grasland en wadi's valt buiten dit terrein. Voor het bloemrijk grasland geldt het volgende maairegime: 2 x per jaar (juni/ september), waarbij 10% blijft staan. Het maaisel zal hierbij worden afgevoerd. Voor het beheer van de zonneweide wordt gebruik gemaakt van onderhoudspaden tussen en rondom de paneelrijen.
Er worden diverse groensingels met streekeigen beplanting aangelegd (zie 3.2.2). Deze beplanting wordt twee keer per jaar gesnoeid en op een hoogte van 2-3 m gehouden. Eens in de 4 jaar wordt het overtollige hout uit de singels verwijderd om deze vitaal te houden. Het onderhoud van sloten gebeurt op jaarbasis.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van de zonneweide komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. Er is een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer afgesloten waarin dit is vastgelegd. In de omgevingsvergunning wordt als eis opgenomen dat - conform Provinciale Omgevingsverordening Drenthe - het projectgebied na de exploitatietermijn van 25 jaar in oorspronkelijke staat wordt hersteld, waarbij toegevoegde natuur- en landschapswaarden behouden blijven.
Om de duurzaam opgewekte stroom van de zonneweide in het projectgebied te kunnen terugleveren aan het elektriciteitsnet is overleg gevoerd met N.V. Rendo. De netbeheerder heeft de benodigde aansluit- en teruglevercapaciteit (2,5 MWh) gegarandeerd. Er is een aansluiting van 2 MVA gereserveerd. Zie de brief in Bijlage 7.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor) verplichten om bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg vindt voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbesluit plaats. Burgers en maatschappelijke instanties worden tijdens deze terinzagelegging van het ontwerpbesluit in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken. Dat is uiteraard niet de eerste kennismaking met dit plan. Uit oogpunt van participatie heeft de initiatiefnemer belanghebbenden vroegtijdig bij onderhavig planvoornemen betrokken. In verschillende rondes is de omgeving bij het planvoornemen betrokken. Vanaf 2018-2022 is het volgende gebeurd:

  • Oktober 2018: alle direct omwonenden zijn bezocht en geïnformeerd over het plan voor de zonneweide. Daarbij is een informatiebrochure overhandigd.
  • Januari 2019: hernieuwde informatieronde over de verdere invulling van het project, waarbij een geactualiseerde informatiebrochure is verstrekt. De informatiebrochure is verwerkt in het Participatieplan, die als Bijlage 8 is opgenomen.
  • Eerste kwartaal 2019: schriftelijke afspraken met omwonenden over compensatie (zie onder).
  • Juni 2019: tussentijdse informatieronde per email en post over de gemaakte afspraken met Gasunie en Rendo NV.
  • Oktober 2020: nadere informatieronde over de verkregen aansluiting en de verdere invulling van het project.
  • Juni 2021: er is een inloopavond georganiseerd naar aanleiding van de terinzagelegging van de ontwerp-omgevingsvergunning.
  • juli 2021: er is een extra informatieavond gehouden voor de direct omwonenden, waarbij individuele afspraken zijn gemaakt over compensatie, financiële participatie en aanpassingen van het parkontwerp.
  • Augustus 2021: schriftelijke bevestiging van de individueel gemaakte afspraken.
  • December 2021: informatieronde per brief over de samenwerking met Vrijopnaam, de mogelijkheid om financieel te participeren en de voortgang m.b.t. de vergunningprocedure.


Tijdens de gesprekken met de omwonenden is geïnventariseerd welke voorkeuren er zijn met betrekking tot de landschappelijke inpassing van de zonneweide. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen van het parkontwerp:

  • Om het zicht op de trafo vanaf een plaatselijk wandelpad te verminderen, is deze 20 meter in oostelijke richting verschoven.
  • Voor het onderhoud van de sloot aan de westzijde is desgevraagd een onderhoudspad in het ontwerp opgenomen. Twee rijen panelen zijn hierdoor komen te vervallen.
  • Om het zicht vanaf de Wilfred Stillweg op de zonneweide verder te belemmeren, is de groensingel aan de westkant van het trafostation uitgebreid.
  • Langs de zuidzijde wordt een grondwal van 1,8 m hoog aangelegd. Deze krijgt aan de buitenzijde een flauw talud. De wal wordt ingezaaid met bloem- en kruidenrijk grasland. De grondwal en beplanting zorgen ervoor dat de zonnepanelen aan het zicht worden onttrokken. Daarnaast blijft ook enig doorzicht in de richting van de A37 mogelijk.
  • De groensingels worden met inheemse en bladhoudende heesters aangeplant om ook in de wintermaanden het zicht op de panelen en de A37 te minimaliseren (hulst).


Er zijn, zoals aangegeven, afspraken gemaakt met de direct omwonenden over compensatie. Het gaat om de volgende maatregelen:

  • Aan alle direct omwonenden is kosteloos zonnepanelen aanboden. Het gaat om een set van 10 panelen (incl. omvormers) met een vermogen van 325 Wp, die tevens geïnstalleerd worden. Eén omwonende krijgt, vanwege uitzicht verlies, 5 zonnepanelen extra. Desgewenst kunnen alle omwonenden extra panelen tegen een gereduceerd tarief afnemen.
  • Voor één omwonende zal een asbestdak vervangen worden door een nieuw dak met zonnepanelen.
  • Een stuk grond (paddock en weiland) wordt aan een omwonende geschonken.
  • De sloot aan de westkant van het projectgebied wordt kosteloos onderhouden. Dit op verzoek van een omwonende, die hiervan eigenaar is.
  • Omwonenden kunnen kosteloos kleinvee binnen het projectgebied laten grazen.
  • Er kan - ook door niet-omwonenden - financieel geparticipeerd worden in de zonneweide door het aankopen van zonnepanelen tegen een vast rendement. Hiervoor wordt samengewerkt met Vrijopnaam.


Tijdens de eerste terinzagelegging van de ontwerp-omgevingsverordening (15 juli 2021 tot en met 25 augustus 2021) is een informatiebijeenkomst in Nieuwlande georganiseerd. Alle direct belanghebbenden en geïnteresseerden zijn daarvoor door de initiatiefnemer uitgenodigd. Gedurende de terinzagelegging zijn zienswijzen binnengekomen. Zoals aangegeven in 1.1 is getracht om aan alle zienswijzen tegemoet te komen. Dit heeft geleid tot de volgende aanpassingen van het plan:

  • De zonnepanelen zijn in een zuidopstelling en parallel aan de Wilfred Stilweg geplaatst (i.p.v. oostwest);
  • De maximale hoogte van de zonnepanelen is verlaagd van 1,8 m naar 1,6 m;
  • Langs de Wilfred Stilweg krijgt de grondwal een hoogte van 1,8 m, waarop circa 1,5 m hoge beplanting wordt aangebracht (bloem- en kruidenrijk grasland). De grondwal blijft laag genoeg om nog enig doorzicht richting de A37 te behouden en is tegelijkertijd hoog genoeg om de zonnepanelen aan het zicht te onttrekken;
  • Via de samenwerking met Vrijopnaam is het volledige park beschikbaar voor financiële participatie (i.p.v. 5% van het oppervlak).

Hiermee is geprobeerd om aan alle (inhoudelijke) zienswijzen tegemoet te komen.

In het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het concept-besluit met alle bijbehorende documenten toegezonden aan de overlegpartners. De Gasunie, provincie Drenthe en het Waterschap Drents Overijsselse Delta hebben een overlegreactie ingediend. In Bijlage 9 is de Reactienota opgenomen. Uit deze nota blijkt het plan op enkele punten is aangepast naar aanleiding van de overlegreacties. De overlegreactie van de Gasunie is inmiddels ingetrokken omdat aan alle gemaakt opmerkingen voldoende tegemoet gekomen is.