direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Buitengebied Zuid Hoogeveen, zonnepark Het Oosterveld 1b te Hoogeveen
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel van het project

NEO Energie is een onderneming voor hernieuwbare energie. Hoofdactiviteit is de planning, installatie en het onderhoud van zonneparken en kleine windturbines. NEO Energie wil op een locatie in de gemeente Hoogeveen een zonnepark ontwikkelen. De locatie ligt in de kom van de N48 en de A37 (groen omlijnd in het midden van onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0001.png"

Binnen de regels van het geldende bestemmingsplan is het niet toegestaan om een zonnepark op de beoogde locatie te realiseren. Er is daarom een omgevingsvergunning aangevraagd om 25 jaar af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning in strijd met een bestemmingsplan kan alleen worden verleend als de activiteit niet strijdig is met een goede ruimtelijke ordening. De motivering van het besluit moet dus een goede ruimtelijke onderbouwing bevatten. Deze onderbouwing is opgenomen in voorliggend document.

In deze ruimtelijke onderbouwing wordt allereerst ingegaan op de locatiekeuze en de huidige situatie van het gebied. Vervolgens wordt het relevante beleid van de verschillende overheden beschreven. In hoofdstuk vier wordt verder ingegaan op de ontwikkeling van het zonnepark. Het volgende hoofdstuk bevat de uitleg over effecten van de aanleg van het zonnepark. Het laatste hoofdstuk bevat de economische uitvoerbaarheid en de wijze waarop inspraak op de plannen plaats vindt.

1.2 Locatiekeuze en - selectie

De beoogde locatie voor het zonnepark ligt ten zuiden van Hoogeveen, in de kom van de N48 en de A37 en wordt ontsloten via Het Oosterveld.

Er gelden verschillende criteria waar een locatie voor een zonnepark aan dient te voldoen. Deze criteria betrekken zich vooral op de technische en fysische aspecten van een zonnepark. Naast deze criteria is het natuurlijk ook van belang dat het zonnepark goed kan worden ingepast in het landschap en dat de ruimte die het park in beslag neemt voor meerdere doeleinden gebruikt kan worden.

1.2.1 Waarom grootschalige, grondgebonden zonneparken

De laatste jaren komen er steeds meer zonneparken in Nederland. Belangrijke reden is de doelstelling om binnen Nederland in 2020 minimaal 14%1 aan duurzame energie te produceren. In Nederland is 0,3% van het totale energieverbruik afkomstig uit zonne-energie (2016, Centraal Bureau voor de Statistiek)2. Dit betekent dat de hoeveelheid duurzame energie met 8,1% verhoogd moet worden in een paar jaar tijd. Om de ambitieuze doelstellingen te bereiken kan men niet om het grootschalige zonneparken heen. Grootschalige zonneparken kunnen op een relatief korte termijn een grote bijdrage leveren.

Het voordeel van grondgebonden zonneparken is tweeledig. Het eerste voordeel zijn de lagere kosten per kWp (Kilowatt piek) die voortkomen uit het schaalvoordeel. Bij grondgebonden zonneparken bedragen de kosten ca. € 1000 per kWp. Voor zogenoemde 'roof-top installaties' bedragen de kosten ca. € 1300 per kWp. Het tweede voordeel is de grootte van grondgebonden zonneparken. Een grondgebonden zonnepark kan een veel grotere bijdrage leveren aan de energiedoelstellingen in vergelijking met installaties op daken.

1.2.2 Locatie criteria

Zonuren

Voor het opwekken van energie doormiddel van de zon is het natuurlijk van belang dat de locatie voldoende zonuren ontvangt. Op basis van onderstaande kaart van Solargis is te zien dat op de locatie te rekenen valt met een zonne-bestraling tussen 1025 – 1050 kWh/m2. De hoeveelheid zonne-bestraling in combinatie met de SDE+ stimulus creëert een solide business case.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0002.png"

Schaduw

De locatie leent zich zeer goed voor de bouw van een zonnepark door de afwezigheid van bomen, hoge gebouwen, en andere objecten die schaduw op het projectgebied werpen.

Bereikbaarheid

De bereikbaarheid van de locatie en de aanwezigheid van eventuele toegangswegen alsmede in/uitritten zijn een belangrijk criteria. De locatie is goed te bereiken vanaf Het Oosterveld.

Beschikbaarheid

Voor de bouw van het zonnepark is toestemming van de landeigenaar nodig. Daarnaast is het ook van belang dat er gekeken wordt naar de rechten van derde partijen die wellicht op het land rusten (kabels, riool etc.). Aan de oostzijde loopt een hoogspanningsverbinding. De eisen m.b.t. aan te houden afstanden zijn verwerkt in de layout van het zonnepark.

Netaansluiting

Wellicht de belangrijkste vereiste is dat er voldoende capaciteit beschikbaar is om het zonnepark aan te liggen, wat in dit geval voorhanden is. Een tweede punt is de afstand van het zonnepark tot de dichtstbijzijnde aansluiting op het stroomnet. In het geval van deze locatie is de afstand tot het aansluitpunt circa 3,5 kilometer (hemelsbreed). Voor de routering zie Bijlage 1. De locatie is zeer geschikt omdat aangesloten kan worden bij de netaansluiting van een zuidelijker gelegen zonnepark aan de N48. Voor dit park is een aansluitcapaciteit beschikbaar van 30 MVA. Daarvan wordt 22,5 MVA gebruikt door het zuidelijke park, waardoor voor het onderhavige zonnepark 7,5 MVA beschikbaar is. Omdat de capaciteit van het betreffende aansluitpunt inmiddels vol zit, is dit op korte termijn ook de enige mogelijkheid om rondom Hoogeveen extra energieopwekking door zonneparken te realiseren. Van de netbeheerder is inmiddels een positieve transportgarantie ontvangen die als bijlage is toegevoegd.

Duurzaam ruimtegebruik 

Voor het onderhoud van het zonnepark wordt het door schapen begraasd. Daarnaast wordt ingezet op versterking van de flora en fauna. In overleg met Agrarische Natuur Drenthe wordt de randbeplanting bepaald. Door dit extensief beheer ontstaat een gebied met kruidig grasland dat ruimte biedt voor meervoudig ruimtegebruik.

Inpasbaarheid in het landschap

Doel is het zonnepark te omzomen met een kruidengrasland dat bij de huidige bodem (deels nat, deels droger en langere tijd bemest, dus voedselrijk) past.

Gezien de wisselende grondwaterstand in het gebied zal de beplanting bestaan uit soorten die zowel in de vochtige elzen-essenbossen voorkomen, als in de iepenrijke eiken-essenbossen. In de kruidenranden zullen zich naar verwachting van nature onder andere Engels raaigras, geknikte vossenstaart, witte klaver en schijfkamille vestigen. Met de tijd zal de grond verschralen waardoor de soortenrijkheid toe zal nemen. Dit proces kan gestimuleerd worden door gericht kruiden in te zaaien. De precieze beplanting wordt afgestemd met Agrarische Natuur Drenthe.

1.2.3 Conclusie

Meerdere locaties binnen de gemeente Hoogeveen zijn beoordeeld. De keuze is uiteindelijk op de locatie in de kom van de N48/A37 gevallen, omdat deze aan alle criteria voor de ontwikkeling van een grondgebonden zonnepark voldoet.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het geplande zonnepark ligt ten zuiden van Hoogeveen, aan de A37 en tegen knooppunt Hoogeveen aan. Het gebied is op dit moment in gebruik als akkerland. Kadastraal gaat het om perceel Gemeente Hoogeveen, sectie Q, nummer 6 (circa 9,3 hectare).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0003.png"

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Geldend bestemmingsplan is 'Buitengebied zuid, herziening 2007' (op 26 maart 2008 onherroepelijk geworden). Hierin heeft de locatie de bestemming 'Landelijk gebied I'. Daarnaast is het parapluplan 'Buitengebied, parapluherziening externe veiligheid en overige milieucontouren' (vastgesteld op 21 september 2017) relevant vanwege de hoogspanningsverbinding die door het gebied heen loopt3.

De gronden zijn in hoofdlijnen bestemd voor:

  • behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
  • behoud van de natuurlijke waarden;
  • uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • een hoogspanningsleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0004.png"

Aandachtspunten bij ontwikkeling van het zonnepark zijn:

De doeleinden ten aanzien van het behoud en herstel van de landschappelijke waarden en behoud van de natuurlijke waarden worden nagestreefd door middel van behoud en/of herstel van de volgende essentiële ruimtelijke randvoorwaarden:

  • grootschalig gebied;
  • geomorfologisch waardevolle dobbe in vierkante blokken;
  • bodemgradiënten.

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;
  • het aanbrengen van lijnvormige beplantingen;
  • egaliseren en diepploegen.

Voor zover de aanlegvergunning gepaard gaat met bodemingrepen dieper dan 30 cm en betrekking heeft op gronden welke zijn gelegen buiten het bouwperceel of bouwblok en op de in de bijlagen van de voorschriften opgenomen Kaart archeologische waarden zijn aangeduid met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde, wordt de aanlegvergunning niet eerder verleend dan nadat advies is ingewonnen bij de provinciaal archeoloog.

Op de belemmeringenstrook rondom de hoogspanningsleiding mogen geen bouwwerken t.b.v. het zonnepark worden gebouwd.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het plangebied ligt in een het landschapstype dat door Provincie Drenthe in zijn omgevingsvisie wordt omschreven als een esdorp-landschap. Ten zuiden van Hoogeveen ligt de Zuidwolderrug; een stuwwal, ontstaan in de voorlaatste ijstijd. De stuwwal bepaalt in grote mate de structuur en het beeld van het aanwezige esdorpenlandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0005.png"

Het landschapstype aan de oostelijke kant van het plangebied bestaat uit de Hoogeveense venen, die onderdeel zijn van de Noord- en Midden-Nederlandse veenkoloniën (zie onderstaande afbeelding met in het midden het plangebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0006.png"

De hoofdstructuur van het landschap wordt gevormd door het noord-zuid lopende bebouwingslint van Alteveer. Dwars hierop zijn de evenwijdig aan elkaar gegraven sloten die een langgerekte oost-west georiënteerde verkavelingsrichting tot gevolg hebben. Dit is nog goed zichtbaar op de historische kaart van 1932 (zie paragraaf 4.2). Hierop is ook zichtbaar dat het plangebied oorspronkelijk in oost-west richting doorsneden werd door een vaart.

De provincie heeft in zijn omgevingsvisie de kwaliteiten van het esdorpenlandschap in Drenthe beschreven: het landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide en is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos). Dat geldt, zij het vanuit een andere ontstaansgrond, ook voor Hoogeveen. Om het veen oostelijk van Hoogeveen af te kunnen graven, werd – op de nabij gelegen hogere zandgronden - vlak na de middeleeuwen een eerste nederzetting gevestigd tussen dat veen en het noordwestelijk gelegen beekdal (mintgroen op onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0007.png"

Rondom de nederzetting, die door Leidse investeerders in 1636 officieel gesticht werd onder de namen Hoock Echten, Nieuw Echten en Echten's Hoogveen, ontstonden door boeren bewerkte essen.

Als ingezoomd wordt op de kernkwaliteitenkaart van de provincie (zie volgende afbeelding ) dan wordt duidelijk dat het plangebied (witte ster) niet direct op, of tegen, een es (bruin) aan ligt. Het plangebied ligt ook niet op of tegen een beekdal (lichtblauw). Dat is van belang voor de ontwikkeling van het zonnepark: in de omgevingsvisie is door de provincie aangegeven dat de (eenmans-)essen en beekdalen, inclusief hun karakteristieke beplanting, behouden moeten blijven. Doordat het gebied afstand heeft van zowel de essen als de beekdalen, is de plaatsing van een zonnepark mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0008.png"

2.4 Functionele structuur plangebied

Het plangebied is op dit moment in gebruik als akkerland. Sinds 2015 zijn de gronden gebruikt voor de teelt van maïs bieten en gerst (Bron: Boer & Bunder). Gemiddeld maaiveld ligt op circa 11,5 m+ NAP met een maximaal hoogteverschil van circa een halve meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0009.png"

Het plangebied ligt op veldpodzolbodem met lemig fijn zand en keileem in de ondergrond (Hn23x).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0010.png"

Een groot deel van het gebied is relatief nat (watertrap III) en volgens het Bodem Informatiesysteem Nederland (BIS) is de bodem matig zuur en kalkloos.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0011.png"

Bovendien geldt voor een deel van het plangebied een groot risico op ondergrondverdichting bij het huidig grondgebruik (akkerbouw).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0012.png"

Dat maakt dat het gebied door BIS als minder geschikt voor akkerbouw beoordeeld wordt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0013.png"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op het relevante rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is op de beoogde activiteit.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte. In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Het kabinet beschrijft hierin, in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeenten krijgen meer bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen.

Toetsing van de ontwikkeling

Het zonnepark is een lokale ontwikkeling waarbij geen nationale belangen uit de SVIR in het geding zijn. Aan de algemene voorwaarden van zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming wordt net als bij alle andere ruimtelijke plannen voldaan door te voldoen aan de wettelijke vereisten.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De juridische borging van de realisatie van de nationale belangen ligt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is in werking sinds 2011 en bevat onderwerpen die van rijksbelang zijn, zoals defensie, de ecologische hoofdstructuur, ruimte voor de rivier, kustverdediging de elektriciteitsvoorziening en toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet. Per onderwerp bevat het Barro regels waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Toetsing van de ontwikkeling

In het plangebied zijn geen nationale belangen aanwezig die op basis van het Barro geborgd moeten worden.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

Per 1 oktober 2012 is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro, artikel 3.1.6 lid 2, de wettekst is per 1 juli 2017 aangepast). Doel hiervan is dat er een goede ruimtelijke ordening plaatsvindt door optimale benutting van ruimte in stedelijk gebied en dat er een zorgvuldige afweging plaatsvindt in een transparant proces voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

Toetsing van de ontwikkeling

Het aanleggen van een zonnepark op de huidige agrarische percelen is geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. Op basis van eerdere uitspraken van de Raad van State blijkt dat soortgelijke projecten die niet tot leegstand van bestaande bebouwing leiden, niet als een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro kunnen worden aangemerkt. Voorbeelden hiervan zijn de aanleg van een weg, windpark of een hoogspanningsleiding. Een toets aan de Ladder is daarom niet van toepassing. Vanuit een goede ruimtelijke ordening wordt hieronder wel ingegaan op de onderbouwing van de behoefte en de argumentatie achter de omvang en de locatie.

Het aandeel duurzaam opgewekte energie bedroeg in 2013 in Drenthe 5,8 %. De inzet is om dit aandeel te laten toenemen tot 16 % in 2020, conform Nationaal Energieakkoord. Om deze ambitie te halen zijn veel nieuwe voorzieningen nodig (bv. windmolens, zonneparken) die niet met bestaande bebouwing opgelost kan worden en ook vanwege de omvang niet in de bestaande kernen.

Een zonnepark van de beoogde omvang levert schaalvoordelen waardoor de kosten per eenheid geleverde stroom dalen. Dit geeft de mogelijkheid om met minder subsidie het zonnepark te bouwen wat de haalbaarheid vergroot. Inzetten op grootschaligheid geeft daarnaast meer ruimte om iets terug te doen voor de omgeving, bijvoorbeeld door meervoudig ruimtegebruik (natuurontwikkeling) of door duurzame initiatieven te steunen.

3.2.4 Energieakkoord 2013

Het Energieakkoord voor duurzame groei bevat afspraken over energiebesparing, meer duurzame energie en extra werkgelegenheid. Het kabinet heeft deze afspraken gemaakt met onder meer werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties. Het kabinet beschouwt het akkoord als een belangrijke stap op weg naar een 100% duurzame energievoorziening.

Toetsing van de ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de doelstellingen rondom duurzame energieopwekking.

3.2.5 Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+)

Bedrijven en (non-profit) instellingen die hernieuwbare energie (gaan) produceren, kunnen gebruik maken van de subsidieregeling SDE+. De subsidieregeling is bedoeld voor hernieuwbare energietechnieken en is onderverdeeld in de categorieën Biomassa, Geothermie, Water, Wind (land, meer en dijk) en Zon. Met de SDE+ stimuleert het ministerie van Economische Zaken de ontwikkeling van een duurzame energievoorziening in Nederland. Duurzame energie is beter voor het milieu, maakt Nederland minder afhankelijk van fossiele brandstoffen en is goed voor de economie.

Toetsing van de ontwikkeling

Doel van dit project is om in 2020 een aanvraag in te dienen voor SDE+ subsidie. Streven is dat er voor de aanvraagdatum een omgevingsvergunning verleend is.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie provincie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de provinciale Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. Langetermijn doelen op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer, water, wonen, natuur, cultuur worden in de omgevingsvisie met elkaar verbonden.

De ambitie van de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De provincie wil 'ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit', mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. Om de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud te geven zijn zes verschillende kernkwaliteiten benoemd in het provinciale beleid. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Er komen ontwikkelingen aan af die van invloed zijn op de robuuste systemen en die Drenthe blijvend veranderen. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van klimaatverandering op het water-, natuur- en landbouwsysteem of de inpassing van duurzame energiesystemen binnen onze landschappen. Deze ontwikkelingen vormen de strategische opgaven voor de provincie. Deze opgaven vragen om een integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen. Daarbij zoekt de provincie naar toegevoegde waarde en streven naar het behoud, en zo nodig, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit.

Om de verstoring van het klimaatsysteem te beperken, moet de uitstoot van broeikasgassen sterk naar beneden. Hiervoor is de transitie naar een schone energievoorziening onontkoombaar. De energietransitie is een maatschappelijke opgave, die economische, technologische, ruimtelijke, organisatorische en sociale uitdagingen met zich meebrengt.

Ambitie is dat Drenthe in 2050 volledig energieneutraal is. Daarmee conformeren wij ons aan het klimaatakkoord van Parijs. Dat betekent dat Drenthe in 2050 100% van het energiegebruik hernieuwbaar produceert. Daarmee streeft de provincie in 2050 naar een reductie van de CO2-uitstoot van 80 tot 95% ten opzichten van 1990. In stappen wordt naar dit doel toegewerkt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op 40% moet liggen. Dat komt naar inschatting overeen met de productie van 20 Petajoule hernieuwbare energie.

Voor zonne-energie streeft de provincie er naar dat al het in Drenthe beschikbare en geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk wordt benut voor de productie van zonne-energie. Voor opstellingen van zonnepanelen op de grond hanteert de provincie een 'Ja, mits'-benadering.

Voor grondgebonden opstellingen worden de voorwaarden gehanteerd dat er sprake moet zijn van een combinatie met andere functies en/of dat het op gebiedsniveau tot integrale meerwaarde leidt. Het behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit zijn aspecten die ook meewegen. De provincie is er van overtuigd dat er met deze voorwaarden voldoende ruimte in Drenthe gevonden kan worden om met zonne-energie wezenlijk bij te dragen aan onze energiedoelstelling.

Bij de realisatie van zonneakkers wil de provincie een balans tussen zonneakkers en landschap, omdat de afwisseling van het landschap en de herkenbaarheid van de landschapstypen behouden dient te blijven, inclusief de natuurlijke en cultuurhistorische aspecten. Daarom moet er voldoende afstand tussen de individuele zonneakkers (of clusters van zonneakkers) liggen. De benodigde afstand is afhankelijk van schaal van het landschap. Daarnaast moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap.

Aan initiatiefnemers wordt gevraagd een plan op te stellen waarin aandacht is voor de ruimtelijke, fysieke context. Aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied en inrichting van de randen zijn hierbij belangrijke aspecten. Juist aan de randen is het van belang dat wordt ingespeeld op de omgeving en de kernkwaliteiten in het gebied.

Bij het ontwikkelen van een project hernieuwbare energie is een voorwaarde dat de initiatief nemende partij in overleg én in samenwerking met om- en aanwonenden (niet zijnde grondeigenaren alleen) een participatieplan opstelt waarin de verschillende maatregelen die bijdragen aan participatie worden opgenomen. Om- en aanwonenden worden daadwerkelijk uitgenodigd en mogelijkheden geboden om deel te nemen aan het project, te denken valt aan financiële participatie. Om- en aanwonenden hebben daarbij ook zelf de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op het uiteindelijke participatieplan.

Toetsing van de ontwikkeling

Het zonnepark is conform de provinciale omgevingsvisie ingepast in het landschap. Meer informatie hierover is opgenomen in pararaaf 4.4. Om dubbelgebruik mogelijk te maken, zullen tussen de zonnepanelen schapen grazen. Tussen het zonnepark en andere locaties voor zonnepanelen in de omgeving zit voldoende afstand, aansluitend op de schaal van het omliggende landschap. In paragraaf 6.2.2 van deze onderbouwing is informatie opgenomen over de wijze waarop de directe omgeving is betrokken en op welke wijze invulling wordt gegeven aan het gevraagde brede maatschappelijke draagvlak.

Op grond daarvan is de conclusie dat de ontwikkeling aansluit op de provinciale omgevingsvisie.

3.3.2 Omgevingsverordening provincie Drenthe

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (in 2018 samen met de Omgevingsvisie vastgesteld) geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk project kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk project uiteen gezet worden dat met het desbetreffende project wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het project betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk project mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Artikel 2.24 van de verordening gaat specifiek in op zonne-energie:

Een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat:

  • dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;
  • er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen.
  • geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.

Toetsing van de ontwikkeling

De omgevingsvergunning voor het zonnepark wordt aangevraagd voor 25 jaar, daarna worden de installaties weer verwijderd. De passendheid in het landschap is nader uitgewerkt in paragraaf 4.4. Hierin wordt ook ingegaan op het meervoudige gebruik van de ruimte. Voor meer informatie rondom de specifieke kernkwaliteiten voor de locatie rondom aardkundige waarden, cultuurhistorie en landschap zie paragraaf 2.3.

In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op de wijze waarop de ontwikkeling aansluit bij de aanwezige waarden in het gebied. In paragraaf 5.3 is onderbouwd dat vanwege de beperkte bodemroering eventuele archeologische waarden niet worden aangetast. Conclusie op basis van de informatie uit deze paragrafen is dat de ontwikkeling aansluit op de provinciale verordening.

3.4 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijke relevante beleid rondom ruimte en duurzaamheid is in verschillende stukken gevat. Hieronder worden de relevante onderdelen toegelicht.

3.4.1 Visie op de omgeving

In 2018 is de Visie op de Omgeving vastgesteld. Samengevat is de visie:

  • Hoogeveen zet in op beheerste groei om in de toekomst aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. De groei die wordt voorzien is naar 57.000 inwoners in 2030.
  • Hoogeveen gaat haar positie als sterke regiogemeente ontwikkelen en versterken.
  • Hoogeveen zet in op ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De cultuurhistorie en het DNA van Hoogeveen zijn de basis voor deze kwaliteitsverbetering.

Hoogeveen biedt ruimte aan nieuwe vormen van hernieuwbare energie en zorgt voor een zorgvuldige inpassing in het landschap. In vervolg op het afwegingskader voor zonne-energie wordt een totale visie opgesteld voor de boven- en ondergrond.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie Hoogeveen 2.0 (vastgesteld op 13 december 2012) is een geactualiseerde visie voor 2015 - 2030 op de ruimtelijke ontwikkeling van Hoogeveen. De Hoogeveense uitgangspunten Duurzaamheid, Ambitie en Kwaliteit blijven daarbij onveranderd van kracht. Doel is een aantrekkelijke gemeente, waarbij kwaliteit en duurzaamheid leidend zijn, met volop ruimte voor eigen initiatief.

Landschappelijk ligt er een opgave in het vinden van gebieden voor schaalvergroting in de landbouw en voor energieopwekking. Op diverse plekken liggen er kansen, mits stedenbouwkundig en landschappelijk goed ingepast.

Een rode draad in de Structuurvisie is duurzaamheid. Hoogeveen streeft naar een ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Een leefomgeving waarin de kwaliteit van leven voor inwoners en bedrijven nu en voor de toekomst geborgd is. Voor een leefbare en duurzame samenleving zijn energiebesparing, gebruik van duurzame energie, vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen en materiaalkeuze belangrijke uitgangspunten voor Hoogeveen.

De aandacht voor duurzaamheid en met name energiewinning heeft ook ruimtelijke consequenties. Zonnecollectoren, windenergie, teelt van gewassen voor groene energie, maar ook winning uit de ondergrond zijn in toenemende mate van invloed op het landschap.

Dit betekent voor Hoogeveen dat er stedenbouwkundige en landschappelijke randvoorwaarden moeten zijn om energiewinning lokaal de kans te geven. In grote lijnen is het Hoogeveense landschap onder te verdelen in de zandgronden aan de noordwestzijde, het veengebied aan de zuidoostzijde en het beekdal Oude Diep daartussenin. De eerder opgestelde Visie landelijk gebied (2008) onderscheidt drie basisprincipes voor de omgang met de drie landschappen:

  • 1. Versterk de karakteristieken van de landschapstypen;
  • 2. Voeg elementen bos, houtwallen en/of water toe om de aanwezige structuren en karakteristieken te versterken;
  • 3. Voeg schakels toe om de verschillende landschappen met elkaar te verbinden, waardoor grotere aaneengesloten leefgebieden met hogere ecologische potenties ontstaan.

Het klimaatbeleid van 2010 stelt dat de gemeente Hoogeveen haar eigen organisatie in 2020 CO2-neutraal wil hebben ingericht. Daarnaast is de ambitie om het gehele grondgebied van Hoogeveen in 2040 CO2-neutraal ingericht te hebben inclusief de industrie. Het streven is naar een energiehuishouding die betrouwbaar en betaalbaar is, met een minimum aan uitstoot van broeikasgassen. Voor de realisatie hiervan zullen alle vormen van duurzame energie (grootschalig) ingezet moeten worden: zonne-energie, geothermie, warmte-koudeopslag, warmtenetten, biomassa, waterkracht en windenergie.

Toets van de ontwikkeling

Het plangebied ligt in de structuurvisie in zeer open veenlandschap met agrarische functies (oude verkaveling in lange smalle stroken). In de kaart zijn geen energielandschappen aangeduid, omdat het zoekgebied hiervan de hele gemeente is. Voor de toetsing aan het specifieke beleid rondom zonneparken zie paragraaf 3.4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0014.png"

3.4.3 Energievisie Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen

De eerste versie van het afwegingskader voor zonne-energie is op 7 oktober 2017 door de gemeenteraad vastgesteld.

Het Hoogeveense beleid voor zonneweides kenmerkt zich door een uitnodigend karakter. Dit betekent dat op voorhand geen locaties worden aangewezen en slechts enkele locaties worden uitgesloten. Voor het toestaan van zonneweides worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • waar mogelijk inzetten op multifunctioneel ruimtegebruik;
  • koppeling tussen de plek waar de energie wordt opgewekt en verbruikt;
  • omvang van een zonneweide sluit in maat en schaal aan bij de omgeving;
  • een zonneweide is altijd ingepast in de omgeving;
  • zonneweide initiatieven vanuit de dorpen (met maatschappelijk draagvlak en meerwaarde) hebben voorrang op initiatieven van derden;
  • geen zonneweides in landschappelijk, natuurlijk of cultuurhistorisch waardevol gebied.

Deze uitgangspunten hebben geleid tot de gemeentelijke zonneladder. De zonneladder brengt hiërarchie aan in het beoordelen van de geschiktheid van locaties voor het winnen van zonne-energie.

Om aan de gemeentelijke klimaatdoelstelling te kunnen voldoen dient in 2040 circa 6.000 Tj aan duurzame energie opgewekt te worden. Dit komt overeen met het huidige energieverbruik in de gemeente. Op één hectare kunnen circa 3.000 zonnepanelen worden geplaatst. Hiermee kan jaarlijks ongeveer 3,7 Tj duurzame energie mee werden opgewekt. Om Hoogeveen energieneutraal te krijgen met zonneparken is 1621 hectare aan zonnepark nodig. Dit komt overeen met circa 4.863.000 zonnepanelen. Dit is geen realistisch scenario.

De gemeente zet daarom in op het opwekken van duurzame energie op daken (stap 1) en zoveel mogelijk op andere plaatsen in het bebouwde gebied (stap 2). Met deze stappen is de gemeente al enkele jaren zeer intensief bezig, in de vorm van tal van projecten en regelingen gericht op het stimuleren van bedrijven, inwoners, organisaties en verengingen. Hoewel het aantal zonnepanelen op daken en binnen de bebouwde kom aanzienlijk is toegenomen de laatste jaren is zeker dat stap 3 ook nodig is (buiten bebouwd gebied) om energieneutraal te worden. De urgentie van de energietransitie is dermate hoog dat op de bovengenoemde drie stappen van de zonneladder tegelijkertijd ingezet wordt en dus geen afwachtende houding aangenomen wordt tot de capaciteit van stap 1 en 2 volledig is benut. Hieronder volgt een nadere toelichting op de inspanningen met betrekking tot stap 1, 2 en 3.

Stap 1: Op daken

De gemeente Hoogeveen faciliteert eigenaren van zowel woningen als bedrijfsgebouwen zoveel mogelijk om zonnepanelen op daken aan te brengen. Op de gemeentelijke website is een zonnekaart voor alle daken binnen de gemeente te raadplegen. Hieruit blijkt of er voldoende zoninstraling op het dak aanwezig is voor zonnepanelen. Met een rekenmodule kan berekend worden wat de investering in zonnepanelen zal gaan opleveren. Er zijn verschillende campagnes voor huiseigenaren geweest, bijvoorbeeld “Zon zoekt Drent” om mensen bewust te maken van het voordeel van zonnepanelen. De gemeente biedt hiervoor leningen aan om de aanschaf van zonnepanelen te kunnen financieren. De Hoogeveense bedrijven zijn uitgenodigd voor bijeenkomsten over het plaatsen van zonnepanelen. Diverse bedrijven hebben opdracht gegeven voor het plaatsen ervan. Het aantal zonnepanelen op daken is in de afgelopen jaren behoorlijk toegenomen. In 2012 waren er nog slechts 1.000 zonnepanelen aanwezig, in 2017 waren dit al 15.000 geregistreerde zonnepanelen. De verwachting is dat dit aantal de komende jaren nog flink gaat toenemen. Uit dit aantal blijkt wel dat er nog een lange weg te gaan is om hiermee een significante rol te spelen bij het behalen van de klimaatdoelstelling.

Stap 2: Binnen bebouwd gebied

Er wordt door de gemeente naar mogelijkheden gezocht om binnen het bebouwde gebied zonnepanelen te kunnen plaatsen. Voorbeeld hiervan is het overkappen van parkeerterreinen. Hiervoor zijn gesprekken gevoerd met ontwikkelaars.

Stap 3: Buiten bebouwd gebied

Uit de bovenstaande getallen blijkt dat het, vanwege de klimaatopgave, noodzakelijk is om ook zonne-energie op te wekken in het buitengebied. Hier kunnen significante hoeveelheden duurzame energie worden opgewekt. De gemeente zet daarom gelijktijdig in op het opwekken van zonne-energie op daken, binnen bebouwd gebied en buiten bebouwd gebied. Initiatiefnemers van een zonneweide moeten de keuze voor hun locatie motiveren aan de hand van de zonneladder. Voor initiatieven buiten de bebouwde kom moet dus gemotiveerd worden aangetoond dat het plaatsen van panelen op naastgelegen daken of binnen bebouwd gebied geen mogelijkheid is.

Het realiseren van zonneweides buiten bebouwd gebied dient altijd te voldoen aan de voorwaarde dat het initiatief op draagvlak vanuit de directe omgeving kan rekenen en er aandacht is besteed aan de inbedding van een zonneweide in het landschap. Er zijn verschillende mogelijkheden om een zonneweide in het buitengebied van Hoogeveen te realiseren:

  • gekoppeld aan een bedrijventerrein of grootschalige infrastructuur;
  • gekoppeld aan de dorpen;
  • vrij liggend in het buitengebied.

Toetsing van de ontwikkeling

Het projectgebied valt onder categorie 3 (buiten de bebouwde kom) en ligt in besloten veengebied. Voor de ontwikkeling van het zonnepark wordt gekoppeld aan het landschap (paragraaf 3.5.3 Energievisie).

  • Als een zonnepark vrij liggend in het landschap van Hoogeveen wordt gerealiseerd, gelden de volgende randvoorwaarden:
  • Er moet een blijvende landschappelijke impuls aan het gebied worden gegeven.
  • Het zonnepark doet geen afbreuk aan aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zoals vastgelegd in de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart) en aan aanwezige natuurwaarden.
  • Voor de aanleg van een zonnepark vindt in elk geval geen grootschalige bomenkap plaats.
  • De maat voegt zich naar het kleinschalige karakter van het landschap.
  • Minimaal 100 meter afstand houden van de ontginningsassen in het gebied.
  • Er moet vrij zicht over het veld mogelijk blijven waarbij de horizon gezien kan worden. Om die reden zijn opstellingen tot maximaal 1,8 meter hoog toegestaan.
  • Omdat het zonnepark in het zicht blijft, dient er een logisch, gestructureerd patroon van panelen te worden gemaakt.
  • De randen van de panelenvelden zijn afgestemd op de lijnen in het landschap. Daarbij wordt vastgehouden aan bestaande perceelsgrenzen en verkaveling.

Vanuit de landschappelijke karakteristiek van het gebied worden de randvoorwaarden in het volgende schema meegegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0015.png"

Het beoogde zonnepark sluit aan op de punten uit het gemeentelijk kader:

  • Er worden geen bomen gekapt voor de beoogde ontwikkeling.
  • De afstand van het zonnepark tot de dichtstbij gelegen ontginningsas is circa 750 meter.
  • De maximale hoogte van de zonnepanelen bedraagt exact 1,77 meter.
  • Aan de te verlenen omgevingsvergunning kan het voorschrift worden verbonden dat de landschappelijke inpassing gereed dient te zijn voordat de panelen geplaatst worden.
  • Ontsluiting van het terrein vindt plaats via de bestaande wegen en paden.
  • Rondom wordt een hekwerk neergezet van zwarte houten palen met gaas zodat het opgaat in het landschap en zoveel mogelijk wegvalt tegen de achtergrond van de panelen.
  • Blijvende landschappelijke impuls: de heesterrand aan de oostkant blijft na de levensduur van het zonnepark in stand. Ook is de verwachting dat de bodemkwaliteit in de loop van 25 jaar zal verbeteren.

Een verdere toelichting op de verschillende landschappelijke en cultuurhistorische uitgangspunten is opgenomen in Hoofdstuk 4 van deze onderbouwing.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden zowel het gebied waar de ontwikkeling plaats gaat vinden als het project zelf beschreven. Daarnaast wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing van het plan.

4.2 Ruimtelijke structuur

Het patroon van bosstroken en -singels die vanaf de stuwwal het omliggende landschap insteken zijn karakteristiek voor het zandlandschap waarin het plangebied ligt. Een kleine opeenvolging van historische kaarten maakt inzichtelijk hoe het gebied zich ontwikkeld heeft.

Rond 1900 ligt het plangebied nog in een open veld, hoewel de eerst 'rationele' structuur al zichtbaar is: de spoorlijn die in 1870 aangelegd is doorsnijdt het landschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0016.png"

In 1904 wordt de bebouwingstructuur zuidelijk van het plangebied, het Oosterveld, zichtbaar – evenals groenstructuren rondom het huidige plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0017.png"

In 1932 verschijnt de provinciale weg, de huidige N 48 op de kaart, in de jaren '80 gevolgd door de snelweg die de oude structuren rondom het plangebied definitief doorsnijdt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0018.png"

4.3 Functionele structuur

Binnen het plangebied vallen zowel de ontsluiting, het zonnepark zelf en de landschappelijke inrichting. Het oppervlak van het zonnepark zelf is circa 7 hectare groot waarbij uit een eerste studie blijkt dat er de volgende technische mogelijkheden zijn:

Aantal modules: circa 22.800

Aantal inverterstations: 2

In onderstaande afbeelding is een eerste impressie opgenomen hoe de panelen gesitueerd worden binnen het plangebied. Voor meer detailinformatie zie Bijlage 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0019.png"

Voor de ruimtelijke inpasbaarheid is de constructie van de zonnepanelen van belang, deze is hieronder en in bijlage 2 weergegeven. De tafels worden slechts met palen bevestigd in de grond. Deze palen steken ongeveer 50 cm in de grond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0020.png"

Verkeer en parkeren

Het zonnepark wordt ontsloten via Het Oosterveld via de bestaande ontsluitingsweg. Voor de aanlegfase worden 90-100 motorvoertuigen voorzien verdeeld over een totale constructietijd van 15 weken. Op de locatie is voldoende parkeergelegenheid aanwezig. Na ingebruikname wordt het zonnepark incidenteel (3 tot 4 keer per jaar) bezocht in het kader van beheer en onderhoud. Voor het onderhoudsplan zie Bijlage 3.

4.4 Landschappelijke inpassing

Zoals op de kaart van 1904 te zien is was noordelijke van het plangebied een bosstrook die in noordelijke richting liep en, als deze er heden ten dage nog gelegen zou hebben, tegen het plangebied aan had gelegen. De bestaande bossage aan de noordzijde, buiten het plangebied, kan worden gezien als een referentie naar de oude bosstrook. Oostelijk van het plangebied komt een heesterzone met lagere heesters (lichtgroen). In onderstaande afbeelding is de landschappelijke inpassing zichtbaar, voor meer detailinformatie zie Bijlage 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0021.png"

Gezien de wisselende grondwaterstand in het gebied (deels watertrap III, deels watertrap IV) zal de beplanting bestaan uit soorten die zowel in de vochtige elzen-essenbossen voorkomen, als in de iepenrijke eiken-essenbossen (de Potentieel Natuurlijke Vegetatie die past bij het gebied). Aangeplant worden Prunus spinosa (sleedoorn, 6m), Ribes rubrum (aalbes 1,5 m) en Rosa canina (hondsroos, 3,5 m).

Het plangebied zelf was in 1904 vooral (nat) heideveld. Aangezien de grondwaterstand nu lager is dan destijds, kan deze natte heide niet terug keren. Daarom wordt de zonnepark omzoomd met een kruidengrasland (geel) die bij de huidige bodem (deels nat, deels droger en langere tijd bemest, dus voedselrijk) past. De oriëntatie van de zonnepanelen (zwarte lijnen) volgt de richting van de oude kavellijnen.

In het zonnepark zullen zich naar verwachting van nature onder andere Engels raaigras, geknikte vossenstaart, witte klaver en schijfkamille vestigen. Om dubbelgebruik mogelijk te maken, zullen tussen de zonnepanelen schapen grazen. Dit betekent dat de kruiden die hier zullen groeien naar verwachting relatief kort zullen blijven. Dit is minder geschikt voor het inzaaien van specifieke bloeiende kruidenmengsels voor bijen. Om die reden zal het hekwerk zodanig geplaatst worden dat de in te zaaien kruidenranden erbuiten liggen. Daarmee kunnen de kruiden hier tot volle wasdom komen en zijn ze een voedingsbron voor bijen. Het hekwerk start op 20 cm van het maaiveld, waardoor kleine zoogdieren moeiteloos door het park kunnen trekken.

Met de tijd zal de grond in het zonnepark verschralen waardoor de soortenrijkheid toe zal nemen. Dit proces wordt in de buitenste, ingezaaide, kruidenranden extra gestimuleerd door eenmaal per jaar, na de bloei, te maaien en het maaisel (na korte tijd gelegen te hebben zodat zaden kunnen vallen) af te voeren. De blijvende landschappelijke impuls bestaat uit de heesterstrook aan de oostzijde van het beoogde zonnepark.

Het kruidenmengsel dat ingezaaid wordt kan de volgende soorten (die het op gemiddeld rijke, vochtige en soms droge bodem naar verwachting goed doen) bevatten:

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0022.png"

Om de verschraling verder te stimuleren zal eens per jaar gemaaid worden. Het maaisel blijft korte tijd liggen, zodat het zijn zaden kan verliezen, en zal daarna afgevoerd worden.

De zuidrand bestaat uit een brede strook botanisch waardevol grasland, aangevuld metenkele groepjes heesters die zorgen voor een nadere afscherming van die zijde. De groepjes heesters bestaan uit het Drents krentenboompje en de Hondsroos.

Langs de noordrand wordt ten behoeve van de afscherming van de verbindingsweg op een aantal plaatsen groepjes heesters gepland. Daartoe worden het Drents krentenboompje en de Hondsroos aangeplant.

Materialisering elementen zonnepark

Rondom de percelen komt voor de veiligheid een hekwerk. Er wordt gekozen om een hekwerk van zwarte palen en gaas toe te passen, waarbij het gaas op circa 20 cm boven maaiveld begint. Door de zwarte kleur van de zonnepanelen valt de omheining weg in de achtergrondkleur. Het gaas is open en transparant. Het hekwerk wordt niet pal op de erfgrens geplaatst maar op enkele meters ervandaan. De rand wordt vervolgens ingezaaid met kruidenvegetatie (zie toelichting vorige alinea).

De noodzakelijke installaties (netwerkstation, omvormers e.d.) worden uitgevoerd in gedekte kleuren met als hoofdtoon Dennengroen (RAL6009) en staan in twee rijen. De controlekamer zal worden ondergebracht in het bestaande gebouwtje in de zuidwesthoek, zoals aangegeven op de layout.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0023.png"

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Om te beoordelen of de aanleg van het zonnepark in overeenstemming is met alle wet- en regelgeving wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de verschillende milieu-onderwerpen die daarbij van belang zijn.

5.2 Bodem

Bij de toetsing of een project uitvoerbaar is moet worden nagegaan of er mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Bij functiewijzigingen en nieuwe ontwikkelingen dient daarom te worden bekeken of de bodemkwaliteit past binnen het toekomstige gebruik van de bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.

Toetsing van de ontwikkeling

Gezien de beperkte bodemroering (alleen de basisconstructies voor de zonnepalen en de stations) en het tot op heden agrarische gebruik is de kans zeer gering dat er bodemverontreinigingen aanwezig zijn en dat ze door de aanleg van het zonnepark verstoord zouden kunnen worden. Van de locatie zijn bij de gemeente Hoogeveen geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. Op de bodemkwaliteitskaart van de gemeente is de locatie gelegen in de bodemkwaliteitszone 'buitengebied' met bodemfunctieklasse 'overig'. De te verwachten bodemkwaliteit is op basis van de ontgravingskaart 'landbouw/natuur'. In de directe omgeving zijn dempingen aanwezig, waarvan niet op voorhand uit te sluiten is dat dit gebeurd is met verontreinigd materiaal. Deze dempingen liggen maar zeer beperkt in het plangebied, aan de westzijde waar de weg is voorzien. Daarnaast is een zonnepark geen gevoelige functie en zal de zeer beperkte aanwezigheid van mogelijk verontreinigde dempingen geen gevolgen hebben voor de economische uitvoerbaarheid. Nader bodemonderzoek is dan ook niet noodzakelijk en het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.

5.3 Archeologie en cultuurhistorie

Op grond van het Verdrag van Malta en de daaruit voortvloeiende Wet op de archeologische monumentenzorg, dient te worden gekeken naar de archeologische waarden in het plangebied.

Toetsing van de ontwikkeling

Binnen de projectlocatie ligt geen rijksmonument of gemeentelijk monument. In 2016 heeft de gemeenteraad van Hoogeveen de cultuurhistorische beleidskaarten vastgesteld.

Op de cultuurhistorische verwachtingskaart zijn er aan het projectgebied geen waarden toegekend. Op de archeologische kaart heeft het westelijk deel een hoge waardering en het oostelijk deel een lage waardering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0024.png"

In het beleid is een indeling opgenomen waarmee voor nieuwe bestemmingsplannen gewerkt moet worden. Volgens dit systeem (het huidige bestemmingsplan is van voor dit beleid) vallen de deelgebieden binnen:

Archeologische waarde - 3 afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0025.png"

Gebieden waar nog geen daadwerkelijke vindplaatsen zijn aangetroffen, maar waar deze wel verwacht worden. Voor ingrepen groter dan 1000 m2 wordt daarom een inventariserend veldonderzoek gevraagd, gericht op het opsporen van vindplaatsen.

Archeologische waarde - 5 afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0026.png"

Zones met een lage archeologische verwachting. Hier wordt geen archeologisch onderzoek verlangd.

Bij de bouw van het zonnepark blijft het totale oppervlakte aan bodemverstoring zeer gering omdat de panelen op een draagconstructie met palen (u-profiel) worden geplaatst. Daarnaast wordt de grond geroerd door het plaatsen van het hekwerk, de transformatorstations en het graven van de kabelgeulen.

Onderdeel   Aantal   Bodemverstoring per
onderdeel (m2)  
Totale
bodemverstoring (m2)  
Onderconstructie (palen)   7.500   0,0007935   6  
Kabelgeulen   820   0,6   492  
Hekwerk (palen)   1.500   0,0007935   1  
Trafostations   2     55  
Heesters   1.250   0,25   313  
Weg     (n.v.t. 20 cm diep)    
Totaal   867  

De bodemverstoring blijft daarmee onder de voorgeschreven grenswaarde voor archeologisch (voor)onderzoek.

Conclusie is dat er geen archeologie en cultuurhistorie geen belemmering vormen voor de uitvoerbaarheid van het project. Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet blijft voor bodemverstoringen wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.4 Water

Bij nieuwe project moet worden onderbouwd op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het project voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het project ligt in het werkgebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. Op hoger schaalniveau zijn met name het Nationaal Waterplan en de Europese Kaderrichtlijn Water van belang. Belangrijkste uitgangspunt bij deze documenten is deze volgorde te hanteren:

  • vasthouden-bergen-afvoeren (waterkwantiteit);
  • voorkomen-scheiden-zuiveren (waterkwaliteit).

Toetsing van de ontwikkeling

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te 'toetsen op water', de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze waterparagraaf heeft betrekking op de aanleg van een zonnepark (circa 28.000 panelen); locatie Oosterveld 1-3 te Hoogeveen (zie ook bijlage 5).

Relevant beleid

Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in 'Water Raakt!'. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De genoemde documenten kunnen worden geraadpleegd op www.wdodelta.nl.

Invloed op de waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Voorkeursbeleid hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. Oppervlakkige afvoer naar de infiltratievoorziening en infiltratie via wadi's heeft daarbij de voorkeur. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een mogelijkheid. Als infiltratie niet mogelijk is dan kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepaste methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater.

Watervergunning (of melding) op grond van de Keur

Het wateradvies dat is afgegeven in het kader van de watertoets is geen watervergunning of melding. Op basis van de door de initiatiefnemer ingevulde gegevens (zie ook bijlage 5) staat hieronder welke watervergunning nodig is.

A watergangen

In het plan bevindt zich A-watergangen. A-watergangen hebben een belangrijke functie voor de waterafvoer- en berging. Deze watergangen staan op de legger van het waterschap en de Keur is van toepassing. Volgens de Keur zijn alle activiteiten die plaatsvinden in, op of langs watergangen van het waterschap vergunningsplichtig. Voor minder ingrijpende activiteiten zijn algemene regels vastgesteld. Hierdoor kan er sprake zijn van vrijstelling of hoeven deze activiteiten alleen te worden gemeld. Er is in het plan rekening gehouden met de Keur van het waterschap. Op verzoek van het waterschap (vanuit het vooroverleg) is een watervergunning aangevraagd, en inmiddels verleend (dd. 23 april 2020, OLO-nummer: 5046415,
zie Bijlage 6).

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding in ruimtelijke zin.

Deze conclusie is automatisch getrokken op basis van de ingevoerde gegevens op www.dewatertoets.nl. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Drents Overijsselse Delta gaat akkoord met het plan.

Aanvullend is er nog contact geweest met het waterschap over het onderhoud van de sloot aan de noordzijde. Het waterschap heeft aangegeven die vanuit de zijde van de verbindingsweg te kunnen onderhouden.

5.5 Natuur en ecologie

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht geworden met de provincie als bevoegd gezag. Deze wet omvat zowel de soortenbescherming als bescherming van (Europese) natuurgebieden.

Toetsing van de ontwikkeling

Door ecologisch adviesbureau Eelerwoude is er een quickscan uitgevoerd voor eventueel te beschermen soorten en/of gebieden (Eelerwoude, Toetsing Wet natuurbescherming Zonnepark Hoogeveen, Projectnummer: P9358, datum: 13-03-2019, zie Bijlage 7). Conclusie is dat een verdere toetsing inzake bestaande natuurgebieden behorend tot het NNN niet noodzakelijk is, omdat deze niet in de invloedssfeer van de werkzaamheden gelegen zijn. Er worden binnen het plangebied geen bomen gekapt. Een nadere toetsing van houtopstanden is daarom niet noodzakelijk.

In de omgeving van het plangebied liggen enkele Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 9 km afstand liggen de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden Mantingerzand en Dwingelderveld. De aard van de voorgenomen werkzaamheden en ontwikkeling maakt dat de effecten uitsluitend tot het plangebied of in de zeer directe zone eromheen beperkt blijven. Gezien de afstand tot de Natura 2000-gebieden, de invulling van de tussenliggende gebieden en de voorgenomen werkzaamheden is er derhalve geen reden om aan te nemen dat er kans is op een belemmering van de kernopgaven van het Natura 2000-gebied, zij het door een rechtstreekse invloed, cumulatieve invloed of externe werking.

Voor een aantal diersoorten maakt het plangebied onderdeel uit van hun leefgebied. Doordat onderstaande maatregelen voor beschermde soorten in acht worden genomen bij de verdere ontwikkeling is nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing niet noodzakelijk:

  • Om mogelijk negatieve effecten op das te voorkomen wordt de omheining van het plangebied minimaal 20 centimeter boven maaiveld te laten begonnen, zodat das, steenmarter en andere grondgebonden zoogdieren gebruik kunnen blijven maken van het plangebied.
  • De realisatie van het zonnepark vindt plaats buiten het broedseizoen van weidevogels.

De Wet natuurbescherming vormt daarmee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Door het zonneveld landschappelijk in te passen met inheemse kruiden en beplanting wort een positieve bijdrage geleverd aan de biotoopverbetering in en rondom het plangebied.

5.6 Geur

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen te worden getoetst aan de normen uit de Wet geurhinder en Veehouderij. Als gevolg van deze wet worden normen gesteld voor de bouw van nieuwe geurgevoelige objecten (zoals woningen). Er dient voor deze objecten sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat. Daarnaast mag geen inbreuk ontstaan op de milieuruimte van omliggende veehouderijen.

Toetsing van de ontwikkeling

Een zonnepark is geen geurgevoelig object. Daarmee kan verdere toetsing aan de Wet geurhinder en Veehouderij achterwege blijven en vormt het aspect geur geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

5.7 Geluid

In de Wet geluidhinder, en de daarbij behorende Besluiten en Regelingen, is bepaald dat bij de beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan op binnen de onderzoekzones van industrieterreinen, wegen en spoorwegen te realiseren geluidsgevoelige gebouwen of terreinen de waarden uit de Wet geluidhinder in acht worden genomen.

Toetsing van de ontwikkeling

Omdat een zonnepark geen geluidgevoelig gebouw of terrein is kan verdere toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege blijven. Het geluidseffect van het zonnepark op de omgeving wordt in paragraaf 5.8 meegenomen. Het aspect geluid is daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

5.8 Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in eerste instantie doorgaans de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd, waarin richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar zijn opgenomen.

Toetsing van de ontwikkeling

De voorgenomen inrichting van de betrokken gronden als zonnepark levert geen hinder of gevaar op voor omliggende gevoelige functies. Wel worden transformators en omvormers geplaatst. Deze worden echter niet aan de randen van het plangebied gesitueerd, maar juist aan de zijde van de infrastructuur. In de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' valt dit onder de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tussen de 10 en 100 MVA'. De grootste richtafstand is die van geluid en bedraagt 50 meter. Voor de omvormers is de vergelijking gemaakt met de activiteit 'elektriciteitsdistributiebedrijven met transformatorvermogen tot 10 MVA'. Voor deze activiteit is in de richtafstanden tabel voor het aspect geluid 30 meter. In het voorliggende plan liggen de dichtstbijzijnde woningen op een grotere afstand (circa 140 meter). Het gebruik van andere geluidsbronnen zoals dierenverjagers is niet van toepassing.

Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden en vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project. Een zonnepark is zelf geen gevoelig object, nadere toetsing vanuit bedrijven in de omgeving kan daarmee achterwege blijven.

Het zonnepark vormt een type A inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Daarmee valt het onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit, maar er is geen melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu nodig.

5.9 Luchtkwaliteit

Het wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen is geregeld in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer en onderliggende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen indien:

  • er geen sprake is van feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Toetsing van de ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling leidt vanwege de zeer geringe uitstoot niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor de aanlegfase is er een beperkte tijdelijke toename in verkeersbewegingen (186), in de gebruiksfase zal er zeer incidenteel verkeer zijn in verband met beheer en onderhoud (3 tot 4 keer per jaar). Conclusie is dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het project.

5.10 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen zijn onderverdeeld in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen.

Toetsing van de ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling omvat geen kwetsbare objecten en maakt ook geen nieuwe bronnen mogelijk met veiligheidscontouren. Om de veiligheid te waarborgen wordt rondom het zonnepark een hekwerk geplaatst, waardoor het niet openbaar toegankelijk is enkel middels een afgesloten poort kan worden betreden ten behoeve van regulier beheer en onderhoud. Daarnaast wordt het park doelmatig geaard en worden elektriciteitskabels op voldoende ondergrondse diepte (b.v. 40 cm) aangelegd.

Ten aanzien van de trafostations dienen deze binnen een afstand van maximaal 160 meter van opstelplaatsen van de brandweer bereikbaar te zijn. Hieraan wordt met de voorgestelde inrichting van het terrein voldaan.

Door het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. Bij de inrichting van het zonnepark is rekening gehouden met de bebouwingsvrije zone gemeten vanaf de hartlijn van beide leidingen. Daarmee wordt voldaan aan de wettelijke vereisten.

5.11 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen andere te beschermen kabels en leidingen aanwezig dan de al eerder genoemde hoogspanningsleiding.

5.12 MER

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

Concreet betekent dit dat het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben ook wel genoemd de 'vergewisplicht'. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst, deze geeft aan of er voor activiteiten en projecten beoordeeld moet worden of er een MER gemaakt moet worden. Voor projecten of activiteiten die beneden de drempelwaarden vallen moet een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.

Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Toetsing van de ontwikkeling

De ontwikkeling betreft de realisatie van een zonnepark op agrarische gronden. De realisatie van zonneparken wordt niet in het Besluit milieueffectrapportage genoemd. Een grondgebonden zonnepark leidt wel tot herinrichting van een stuk landelijk gebied en zou kunnen vallen onder categorie D9 of D22.1.

Er is geen sprake van een landinrichting als bedoeld in de Wet inrichting landelijk gebied. De ontwikkeling van een zonnepark valt pas onder deze categorie als deze onderdeel uitmaakt van een groter landinrichtingsproject. Ook categorie D22.1 is niet van toepassing, aangezien er productie van elektriciteit, stoom én warm water nodig is om hier onder te vallen.

Aangezien een zonnepark slechts één van deze drie opwekt, elektriciteit, voldoet het project daarmee ook niet aan categorie D22.1. Een vormvrije m.e.r. beoordeling is daarmee niet aan de orde.

5.13 Lichtreflectie

Bij de plaatsing van een zonnepark is de lichtreflectie richting de omgeving vaak een punt van aandacht dat door omwonenden wordt genoemd. Van enige lichtreflectie richting de omgeving is echter geen sprake. De schittering en reflectie van een zonnepanelensysteem is aanzienlijk lager dan de schittering en reflectie die wordt gegenereerd door standaard glas en andere veel voorkomende reflecterende oppervlakken in de directe omgeving van een zonnepark.

Het idee van efficiënte zone-energie is het absorberen van zoveel mogelijk licht en tegelijkertijd minimalisatie van de reflectie. Daardoor produceren standaard zonnepanelen veel minder schittering en reflectie dan het glas van een standaard raam. De schittering en reflectie is eerder te vergelijken met dat van vlak water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0027.png"

In bovenstaande grafiek4 zijn de percentages aan gereflecteerde energie van de zon ten opzichte van oppervlakten, die veel voorkomen in woon/werkgebieden, te zien.

De legenda aan de rechter kant laat de verschillende oppervlakken zien waarbij de bovenste de het meeste reflecteert. Door de beperkte schittering en reflectie zijn zonneparken ook vaak terug te vinden in de direct omgeving van vliegvelden en snelwegen, zoals zichtbaar is in de volgende voorbeelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0030.png"

Conclusie is dat overlast door schittering en/of reflectie niet van toepassing is.

5.14 Electromagnetische straling

Binnen de context van Electromagnetische emissie is vooral de richtlijn “EN61000-6-4:2007 Electromagnetic compatibility (EMC) - Part 6-4: Generic standards - Emission standard for industrial environments (IEC 61000-6-4:2006 + A1:2010)” van belang. NEO Energie maakt bij de bouw van zonneparken enkel gebruik van 'industrial grade' componenten en elektronische apparaten die voldoen aan de Europese en internationale normen en richtlijnen. In de volgende tabellen wordt de elektromagnetische emissie van PV-Systemen geïllustreerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0031.png"

In Nederland is het advies dat de fluxdichtheid niet hoger mag liggen dan 0.4 uT in gevoelige gebieden. Onderstaande tabel laat zien dat zodra de afstand groter wordt, de emissie zeer snel afneemt. Op 1 meter afstand zijn de waarden al zo laag dat er vanuit kan worden gegaan dat de emissie buiten het park nihil is. Het dichtstbijzijnde emissie punt ligt namelijk 4 meter binnen het hekwerk van het park.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0032.png"

Voor elektrische velden bij wisselspanning is de toegestane kracht maximaal 10V/m 's nachts in de slaapkamer, en 20 V/m gedurende de dag. De bovenstaande tabel laat zien dat zelfs in de directe omgeving van de elektrische componenten deze waarde reeds zeer laag zijn (1 meter - 17V/m).

Buiten het park zijn deze waardes nihil, doordat de afstand vanaf het dichtstbijzijnde elektronische component +/- 50 meter is.

Marktleider SMA Solar Technology heeft een onderzoek laten uitvoeren om inzicht in het stralingsniveau van inverters te krijgen. De Inverters zijn enkel gedurende de dag in gebruik en worden niet in de nabijheid van mensen 'gebruikt'. Over het algemeen gedragen alle inverters zich niet anders als typische elektronische huishoudelijke apparaten. De PV-inverters die NEO Energie gebruikt voldoen aan de strengste eisen (EG richtlijn van 12 Juli, 1999 - betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden van 0 Hz - 300 GHz ).

De elektromagnetische straling van een zonnepark is afkomstig van de inverters. De overige componenten hebben geen significante straling.

In de volgende grafiek zijn enkele elektrische apparaten met elkaar vergeleken op basis van de procentuele straling. De twee geteste inverters zijn gekenmerkt als Sunny Boy en Sunny Beam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0033.png"

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische en financiële uitvoerbaarheid

De realisatie van een zonnepark is geen bouwplan als bepaald in de wet (het gaat om een bouwwerk, geen gebouw). De vaststelling van een exploitatieplan is bij de omgevingsvergunning dus niet vereist. Daarnaast wordt er een overeenkomst gesloten tussen gemeente en ontwikkelende partij waarin het kostenverhaal (waaronder planschade) is geregeld.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Wettelijke procedure

Bij de verlening van een omgevingsvergunning die strijdig is met het geldende bestemmingsplan is wettelijk vastgelegd welke stappen doorlopen moeten worden.

Vooroverleg

Bij de voorbereiding van de omgevingsvergunning is vooroverleg gepleegd met andere overheden, het waterschap en natuurorganisaties waarvan door de aanleg van het zonnepark mogelijk belangen in het geding zijn. De opmerkingen die daaruit voortkwamen zijn in deze versie van de ruimtelijke onderbouwing verwerkt (zie bijlage 8).

Zienswijzen

De ontwerp omgevingsvergunning heeft vervolgens van 6 augustus 2020 tot en met 16 september 2020 als ontwerp ter inzage gelegen. Een ieder is in die periode in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen. Op de ontwerp omgevingsvergunning zijn geen zienswijzen ontvangen.

6.2.2 Inspraak

Direct omwonenden

Een goed draagvlak voor een project als dit zonnepark is van groot belang. In de omgeving van het zonnepark zijn slechts enkele woningen gelegen, veelal op ruime afstand. Het hinderaspect zal daarom minder spelen. Met alle direct omwonenden (een achttal) is 1-op-1 overleg gevoerd. We hebben daarbij zo goed mogelijk gekeken naar waar we iedere familie mee van dienst kunnen zijn. Uitgangspunt is dat alle relevante families een voordeel van het park gaan ondervinden, of dit nu een zonnepaneelsysteem op dak of schuur is, een financiële bijdrage, inkomsten uit landhuur voor een groenzone en/of een begrazing-contract van schapen. Hierover zijn per familie schriftelijke afspraken gemaakt. Een tweetal voorbeelden hiervan:

  • Een directe buurman houdt schapen en met hem worden afspraken gemaakt over het onderhoud van het zonnepark door zijn kudde.
  • Twee buren stellen een stuk aangrenzend weiland ter beschikking stellen voor de randafwerking, aan de zuidkant. De randbeplanting wordt weer afgestemd met Agrarische Natuur Drenthe (https://agrarischenatuurdrenthe.nl/projecten/bloemrijke-akkers-2018 ).

Ook in het verdere vervolg van de vergunningenprocedure en tijdens de voorbereidingen voor de realisatie zal NEO Energie nauw contact onderhouden met de direct omwonenden. Alle activiteiten die tijdens de aanleg- en gebruiksfase mogelijk overlast geven zullen vooraf worden gecommuniceerd. De omwonenden krijgen een vast contactpunt bij NEO Energie voor vragen en opmerkingen.

Inloopavonden

Op 15 oktober 2018 is er een eerste inloopbijeenkomst georganiseerd. Via een advertentie in de Hoogeveensche Courant waren geïnteresseerden uitgenodigd om kennis te nemen van de voorlopige plannen.

Na verdere uitwerking van de plannen is op maandag 18 februari 2019 een tweede inloopbijeenkomst georganiseerd over het beoogde zonnepark. De inloop was aangekondigd in de Hoogeveensche Courant van 13 februari 2019, zie afbeelding hieronder. Namens de gemeente was een ambtenaar aanwezig voor eventuele vragen. Vier mensen waren aanwezig, allemaal directe buren een getekende aanwezigheidslijst is bij de initiatiefnemer beschikbaar). Allen waren positief over de plannen. In bijlage 9 is de getoonde presentatie opgenomen. Een volledige verslag van de gesprekken met de direct aanwonenden en een overzicht van aanwezigen bij de tweede inloopbijeenkomst kunnen op verzoek worden ingezien. Deze zijn vanwege privacywetgeving niet bij de aanvraag omgevingsvergunning gevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB9000001-VG01_0034.png"

Op 9 juni 2020 is een derde inloopavond gehouden waarop de definitieve plannen zijn gepresenteerd. Naar aanleiding daarvan zijn nog enkele aanpassingen gedaan, met name rond de landschappelijke inpassing aan de zuidrand. Tevens is een online projectpagina met contact-formulier ontworpen waar de plannen worden toegelicht, inclusief impressies van het eindresultaat.

Financiële participatie

NEO Energie verwelkomt lokale financiële participatie. Inwoners uit Hoogeveen zal de mogelijkheid worden geboden om een achtergestelde lening te verstrekken en aldus mee te investeren in het park. Bij doorgang van het project worden participanten uitgenodigd om zich in te schrijven voor een of meer certificaten. Deelnemers zullen een nader te bepalen rentevergoeding ontvangen. De certificaten zullen beschikbaar zijn voor een minimum van 10% lokale deelname, tot maximaal 50%. De financiële randvoorwaarden kunnen uiteraard pas worden vastgesteld als zekerheid is over doorgang, en de hoogte van de SDE-vergoeding.

Het werken met en via een lokale coöperatie om lokale participatie te verwerven heeft onze voorkeur. Inmiddels is contact gelegd met energiecoöperatie Reestdal voor samenwerking.

Donatie van panelen

NEO Energie zal minimaal een 8000 Wp systeem doneren, in samenspraak met de gemeente te bepalen waar deze geplaatst moeten worden.

Lokale werkgelegenheid

Het overgrote deel van het werk speelt zich bij een zonnepark in de constructiefase af. Tijdens de operationele periode is er eigenlijk slechts onderhoud nodig van de begroeiing die zoals reeds vermeld door de lokale schapen-boer zal worden verricht. Bij doorgang van het project zal met degene die de constructie levert, worden gecommuniceerd dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van lokale bedrijven, bijvoorbeeld voor catering, huisvesting, tijdelijke beveiliging/hekwerken, landschappelijke werkzaamheden.