direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Bedrijventerrein II, zonnepark Langedijk 31 nabij Hollandscheveld
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Wolters-Veldink v.o.f. (hierna: 'initiatiefnemer') is een agrarische onderneming in de gemeente Hoogeveen die over de nodige gronden beschikt. Daartoe behoort ook een perceel ten noorden van de Langedijk te Hollandscheveld, kadastraal bekend als HGV00-D-5289 (hierna: 'projectgebied'). Het gaat hier om landbouwgrond van beperkte kwaliteit en met een omvang van ruim 3 hectare. Recent is langs de oostzijde van dit perceel een doorgaande weg aangelegd, waardoor het projectgebied op de overgang is komen te liggen van het bedrijventerrein Buitenvaart (ruim 75 ha) met het aangrenzende bebouwingslint van de Hollandscheveldse Opgaande enerzijds en het in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Riegmeer anderzijds (ruim 70 ha). Door binnen het projectgebied een zonnepark te ontwikkelen kunnen diverse bedrijven en woningen van lokaal opgewekte stroom worden voorzien. Tevens ontstaat een economisch rendabele invulling van het perceel voor de initiatiefnemer. Bij deze invulling kan optimaal gebruik worden gemaakt van de op het zuiden georiënteerde kavelrichting, waardoor er naar verwachting circa 2,5 MWh aan stroom kan worden opgewekt. Aanwezige groenelementen en verhogingen in het maaiveld zorgen er bovendien voor dat het zonnepark goed is in te passen in het plaatselijke landschap. Een en ander heeft de initiatiefnemer ertoe gebracht de gemeente Hoogeveen te verzoeken medewerking te verlenen aan de aanleg van dit park.

1.2 Locatie

Het projectgebied ligt globaal genomen tussen het lint van de Hollandscheveldse Opgaande (noordzijde), de verlengde Meester Cramerweg (oostzijde) en de Langedijk (zuidzijde). Aan de westkant grenst het projectgebied aan agrarische percelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0001.png"
Afbeelding 1.1 ligging projectgebied (bron: KadastraleKaart.com)

Het projectgebied bestaat uit een langgerekt perceel waarop in 2018 mais is verbouwd. Met uitzondering van de noordzijde wordt het perceel omgeven door sloten.

1.3 Nut en noodzaak

In het Energieakkoord voor duurzame groei (2013) is overeengekomen dat in 2020 van al het energieverbruik 14% afkomstig moet zijn van hernieuwbare bronnen. Voor 2023 ligt dat aandeel op 16%. Dit is noodzakelijk om de uitstoot van broeikasgassen en daarmee de gevolgen van klimaatverandering te beperken. In het VN-klimaatakkoord van Parijs (2015) is vastgelegd dat de opwarming van de aarde met maximaal 1,5-2 graden Celsius mag stijgen ten opzichte van het pre-industriële tijdperk. Om dat te kunnen halen moeten de Europese broeikasgasemissies in 2050 met 80-95% zijn gereduceerd ten opzichte van het peiljaar 1990. De Nederlandse regering vertaalt de doelstellingen van Parijs onder meer naar het Klimaatakkoord. In december 2018 verscheen het ontwerp-Klimaatakkoord. Hieruit blijkt dat er in 2030 84 TWh aan hernieuwbare elektriciteit moet worden opgewerkt, waarvan 35 TWh op land.1 Uit recente analyses van het Planbureau voor de Leefomgeving en het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt dat de nationale doelstellingen niet gehaald worden als er op korte termijn geen versnelling van de energietransitie plaatsvindt.
De gemeente Hoogeveen wil in 2040 CO2-neutraal zijn. In 2017 werd er circa 428.800 ton CO2 uitgestoten in de gemeente. Uit 'De Groene Draad, Uitvoeringsplan Duurzamer Hoogeveen 2017-2021' en de gemeentelijke klimaatmonitor blijkt dat de gerealiseerde CO2 afname in verhouding tot de noodzakelijke reductie marginaal is. Dit komt onder meer omdat het aandeel hernieuwbare energie binnen het totale energieverbruik achterblijft. In 2018 ging het om 5,0% (voor de Drentse gemeenten bedroeg dit gemiddeld 9,2%).2 Dit betekent dat ook de gemeente Hoogeveen nog een forse opgave heeft om de gewenste terugdringing van CO2-emissie te realiseren.

1.4 Planologisch-juridisch kader

Het projectgebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Buitenvaart II (vastgesteld dd. 23 februari 2006). Op grond van dit bestemmingsplan geldt de bestemming 'Agrarisch gebied, open agrarisch gebied'. Dit betekent dat het perceel primair bestemd is voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf. Ook landschappelijke waarden en natuurwaarden zijn van belang. Voor de aanleg van een zonnepark is geen (afwijkings)regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Er zal op grond van een uitgebreide voorbereidingsprocedure (ex art. 2.12 lid 1, sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) van het bestemmingsplan moeten worden afgeweken. Daarbij dient aangetoond te worden dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Voorliggend rapport voorziet daarin.

1.5 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 laat op hoofdlijnen zien hoe het projectgebied na het verlenen van de omgevingsvergunning (tijdelijk) wordt ingericht. In Hoofdstuk 4 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving, onder meer op het gebied van milieu, water, archeologie en ecologie. Hoofdstuk 5 heeft betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijk

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Voor onderhavig planvoornemen is met name nationaal belang twee relevant; 'ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie'. Het ministerie beseft dat de verdere integratie van de Europese energiemarkt ervoor zorgt dat er een steeds groter beroep op internationale verbindingen wordt gedaan en dat hoogspanningsverbindingen mogelijk om uitbreiding vragen. Het Rijk wijst daarbij de tracés van hoogspanningsverbindingen (vanaf 220 Kilovolt) en locaties voor de opwekking van elektriciteit (vanaf 500 Megawatt) aan, en zorgt voor de inpassing hiervan. De SVIR zet daarnaast in op "een transitie naar een duurzame, hernieuwbare energievoorziening en het geschikt maken van de elektriciteitsinfrastructuur op de langere termijn voor de meer decentrale opwekking van elektriciteit."

2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Inmiddels heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de aanleg van een zonnepark niet als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in het kader van deze ladder kan worden aangemerkt.3 Dit betekent dat de 'Laddertoets' niet op onderhavig planvoornemen van toepassing is. Wel wordt er aandacht geschonken aan genoemde gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie Hoofdstuk 4). Op de behoefte aan het zonnepark (stap 1 van de Laddertoets) wordt eveneens ingegaan (zie 1.3).

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de dertien nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor onderhavig planvoornemen. Titel 2.8 'Elektriciteitsvoorziening' is wel van indirect belang, omdat het zonnepark voor teruglevering en transport van stroom afhankelijk is van het elektriciteitsnet dat door het Rijk wordt aangelegd en beheerd. Netbeheerder N.V. Rendo heeft op 20 oktober 2020 per brief bevestigd dat voor het zonnepark binnen het projectgebied een 2 MVA-aansluiting beschikbaar is. Deze aansluiting is toereikend om de opgewekte stroom aan het net te kunnen terugleveren.4 De brief van Rendo is als Bijlage 2 aan deze ruimtelijke onderbouwing toegevoegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0002.png"
Afbeelding 2.1 Projectgebied vanuit zuidoostelijke richting

2.1.4 Energieakkoord

Het Energieakkoord voor duurzame groei (6 september 2013) is een convenant dat afspraken bevat over energiebesparing, duurzame energie en werkgelegenheid. Bij dit convenant zijn, naast het kabinet, onder meer werkgevers, vakbonden en milieuorganisaties betrokken. De ondertekenaars zetten zich in voor de volgende doelen:

  • Een besparing van het finale energieverbruik met gemiddeld 1,5 procent per jaar.
  • 100 Petajoule aan energiebesparing in het finale energieverbruik van Nederland per 2020.
  • Een toename van het aandeel van hernieuwbare energieopwekking [in 2013 ruim 4 procent] naar 14 procent in 2020.5 
  • Een verdere stijging van dit aandeel naar 16 procent in 2023.
  • Ten minste 15.000 voltijdsbanen.


Het Energieakkoord is uitgewerkt in tien pijlers. De tweede pijler is: 'het opschalen van hernieuwbare energieopwekking'. Dit vraagt een intensieve inzet op verschillende bronnen, zoals wind op land, wind op zee, diverse vormen van lokale opwekking zoals zonne-energie, en de inzet van biomassa. "Uitgangspunt is een kosteneffectieve uitrol die zekerheid biedt voor investeerders, additionele werkgelegenheid creëert, innovaties uitlokt waardoor de kosten worden verlaagd en die bijdraagt aan versterking van de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven in deze sector." De convenantpartners willen met deze aanpak, in combinatie met energiebesparing (de eerste pijler), in 2023 16% hernieuwbare energie realiseren, en 14% in 2020.
'Decentrale opwekking' vormt de derde pijler van het energieakkoord. Burgers krijgen meer mogelijkheden om zelf hernieuwbare energie op te wekken en lokale en regionale initiatieven worden waar nodig en mogelijk door gemeenten, provincies en de rijksoverheid ondersteund. De vierde pijler zorgt ervoor dat het energietransportnetwerk gereed is voor een duurzame toekomst. Partijen spreken af zich voor te bereiden op deze veranderende toekomst, zodat aanpassingen snel tot stand kunnen komen wanneer deze nodig en gewenst zijn. Daarbij wordt ook ingezet op Europese samenwerking. De overige pijlers zijn niet direct relevant voor onderhavig plan.

2.1.5 Energierapport

In het 'Energierapport - Transitie naar duurzaam' (ministerie van Economische zaken, januari 2016) geeft het kabinet een integrale visie op de toekomstige energievoorziening van Nederland. Om de transitie naar duurzame energie vorm te geven zijn drie uitgangspunten geformuleerd: 1) sturen op CO2-reductie; 2) verzilveren van economische kansen die energietransitie biedt en 3) integratie van energie in het ruimtelijk beleid. Met name het derde uitgangspunt is van belang voor onderhavig plan. "Een CO2-arme energievoorziening heeft meer ruimte nodig dan de huidige energievoorziening. Nieuwe, schone vormen van opwekking, opslag en transport van energie moeten worden ingepast, in de buurt van waar we ook wonen, werken en recreëren. Door gebruik van een combinatie van energiezuinige technieken en CO2-arme opwekking zal het uiterlijk van woonwijken, industrieterreinen en landelijke gebieden veranderen", aldus het Energierapport. Om deze opgave goed te laten verlopen benadrukt het kabinet de noodzaak van vroegtijdig overleg in elke fase van de besluitvorming, het benutten van gebiedseigen kenmerken van regio's, innovaties en mogelijkheden van meervoudig ruimtegebruik en een heldere rolverdeling tijdens het planproces. Over deze rolverdeling zegt het Energierapport: de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijke ordeningsproces ligt vooral bij provincies of gemeenten. Voor participatie van belanghebbenden is de initiatiefnemer primair verantwoordelijk, die hierin samenwerkt met het bevoegd gezag.

2.1.6 Energieagenda

De 'Energieagenda - Naar een CO2-arme energievoorziening' (ministerie van economische zaken, december 2016) is tot stand gekomen op basis van de 'Energiedialoog' die naar aanleiding van het Energierapport is gevoerd. Ook in deze Energieagenda wordt benadrukt dat de energietransitie grote impact heeft op de fysieke leefomgeving en dat deze leidt tot een grote ruimtelijke opgave. Voor het kabinet zijn gebiedskenmerken en gebiedswaarden uitgangspunt voor besluitvorming rond energieplannen en -projecten. "De ruimtelijke inpassing van energieprojecten vindt plaats binnen de kaders van integraal ruimtelijk ontwerp op regionale schaal, waarvoor een participatief besluitvormingsproces gevolgd moet worden." Hierbij wordt het belang van meervoudig ruimtegebruik, functiecombinaties, samenhang met andere gebiedsopgaven en een evenredige verdeling van lasten en lusten onderstreept.

2.1.7 Klimaatakkoord

Op 21 december 2018 is het Ontwerp van het Klimaatakkoord aan de minister van Economische Zaken en Klimaat aangeboden. Het centrale doel van dit Klimaatakkoord is "het terugdringen van de nationale broeikasgasuitstoot in 2030 met 49% ten opzichte van 1990". Het Klimaatakkoord bevat afspraken voor vijf sectoren: elektriciteit, gebouwde omgeving, industrie, landbouw en landgebruik, mobiliteit. Voor elektriciteit is afgesproken dat in 2030 70% van het totale gebruik uit hernieuwbare bronnen afkomstig moet zijn. Daarbij wordt, zoals aangegeven in Hoofdstuk 1, uitgegaan van 35 TWh hernieuwbaar opgewekte stroom op land. Bij 'stroom op land' krijgt de regio een grote rol. Er zijn dertig regio's benoemd die elk uiterlijk eind 2021 een Regionale Energie Strategie (RES) moeten opstellen. De gemeente Hoogeveen is onderdeel van de regio 'Drenthe', dat samenvalt met het gebied van de provincie Drenthe. In de RES wordt aangegeven hoe de energietransitie gestalte krijgt. Daarbij moeten de volgende vier ruimtelijke principes worden meegenomen:

  • Streef naar zuinig en (zoveel mogelijk) meervoudig ruimtegebruik.
  • Breng vraag naar en aanbod van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit zoveel mogelijk dicht bij elkaar.
  • Combineer opgaven en ga indien nodig over tot uitruilen en herbestemmen.
  • Sluit zo goed mogelijk aan bij gebied specifieke ruimtelijke kwaliteit.


In aanvulling op deze principes geeft het Klimaatakkoord aan dat bij de totstandkoming en inpassing van hernieuwbare elektriciteit, de impact op natuur en landschap integraal moet worden meegewogen. Daarnaast wordt er aandacht gevraagd voor mogelijkheden om natuurelementen te creëren en ecologische knelpunten op te lossen.

2.1.8 Conclusie

Het planvoornemen sluit aan bij de wens van het Rijk om decentrale opwekking van hernieuwbare energie te faciliteren (SVIR, nationaal belang twee). Daarbij wordt rekening gehouden met de gevolgen van de aanleg van het zonnepark voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (SVIR, nationaal belang dertien). Deze aspecten komen in Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 aan bod. Dat er sprake is van voldoende behoefte aan het zonnepark (eis uit SVIR) is reeds gebleken uit 1.3. Als een versnelling van de energietransitie uitblijft, worden de nationale en gemeentelijke doelstellingen met betrekking tot duurzaam opgewekte energie niet gehaald.
In het Energierapport en de Energieagenda vraagt het Rijk aandacht voor een goede ruimtelijke en maatschappelijke inpassing van energieopgaven. In Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 5 wordt ingegaan op deze aandachtspunten. Hieruit blijkt dat bij het ontwerp van het zonnepark de cultuurhistorische en landschappelijke kenmerken leidend zijn geweest en dat er verschillende mogelijkheden tot participatie zijn en worden geboden.
Hoewel het Klimaatakkoord nog niet is vastgesteld, is hier in onderhavig plan al wel rekening mee gehouden. Aan het principe van zuinig ruimtegebruik wordt voldaan doordat er grond van beperkte agrarische waarde mede benut gaat worden als zonnepark. De randen krijgen bovendien deels een natuurfunctie, wat de biodiversiteit ten goede komt en past binnen het streven naar multifunctioneel ruimtegebruik. Daarnaast worden vraag en aanbod van hernieuwbaar opgewekte elektriciteit dicht bij elkaar gehouden door de unieke ligging van het projectgebied op de overgang van twee omvangrijke bedrijventerreinen. Ook binnen het op korte afstand gelegen woongebied van Hollandscheveld kan lokaal stroom afgezet worden. Tenslotte is bij het ontwerp voor het zonnepark rekening gehouden met de plaatselijke gebiedskwaliteiten en wordt er qua 'natuur' een meerwaarde gecreëerd (zie Hoofdstuk 4).

2.2 Provincie

2.2.1 Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie Drenthe 2018 (vastgesteld dd. 3 oktober 2018) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe. Met deze visie zet de provincie in op "het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten." De kernkwaliteiten hebben betrekking op landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Tezamen geven deze kernkwaliteiten inhoud aan de Drentse ruimtelijke identiteit. In algemene zin streeft de provincie naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers, dat zijn de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem.6 

Klimaat en energietransitie
De provincie ziet invloeden op zich afkomen die de robuuste systemen blijvend dreigen te veranderen. Hierbij wordt onder meer gedacht aan de gevolgen van klimaatverandering op het water-, natuur- en landbouwsysteem of de inpassing van duurzame energiesystemen binnen landschappen. Deze ontwikkelingen rekent de provincie tot haar strategische opgaven, die vragen om een "integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen". Daarbij wordt gezocht naar toegevoegde waarde en gestreefd naar het behoud, en desgewenst, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit, aldus de Omgevingsvisie.
De provincie wil in 2050 volledig energieneutraal zijn. Daarmee is de CO2-uitstoot met 80-95% gereduceerd ten opzichte van 1990. Hier wordt in stappen naar toegewerkt, waarbij het aandeel hernieuwbare energie in 2030 op 40% moet liggen. Om dit te kunnen bereiken wordt ingezet op energiebesparing en duurzame energieopwekking, waarbij behoud van leveringszekerheid en betaalbaarheid voorop staan.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0003.png"
Afbeelding 2.2 Projectgebied vanuit noordelijke richting

Locaties voor duurzame opwekking
Duurzame energie wordt opgewekt uit wind, zon, biomassa en bodemenergie. In eerste instantie wordt daarbij gekozen voor 'logische locaties', waar verschillende functies gecombineerd kunnen worden of waar een meerwaarde gerealiseerd kan worden (voorbeelden: industrieterreinen, locaties langs infrastructuur en vuilstortplaatsen). Tevens word gestreefd naar een evenwichtige spreiding van bestaande en nieuwe energieproductie in Drenthe, waarbij naast de kernkwaliteiten, de landschappelijke inpasbaarheid en maatschappelijk acceptatie van belang zijn. Deze spreiding wordt uitgewerkt in de Regionale Energie Strategie. De provincie ziet installaties voor de productie van hernieuwbare energie overigens als tijdelijke installaties. De locaties dienen na uitgebruikname van de installaties in de oorspronkelijke staat te worden teruggebracht. Gemeenten moeten aangeven hoe dit wordt geborgd.

Zonne-energie
Voor wat betreft zonne-energie streeft de provincie ernaar dat het beschikbare en geschikte dakoppervlak zo veel mogelijk wordt benut. Voor opstellingen van zonnepanelen op de grond geldt een 'Ja, mits'-benadering. Er moet daarbij sprake zijn van een combinatie met andere functies en/of een integrale meerwaarde op gebiedsniveau. Het behoud van biodiversiteit en bodemkwaliteit zijn aspecten die ook meegewogen moeten worden. Verder is het van belang om voldoende afstand te houden tussen individuele zonneakkers (of clusters van zonneakkers). De benodigde afstand is afhankelijk van de schaal van het landschap. Tevens moet de maat van het individuele zonneveld passen bij het landschap. Initiatiefnemers wordt tenslotte gevraagd een plan op te stellen voor de ruimtelijke, fysieke context. Aandacht voor een samenhangend ontwerp, meerwaarde voor het gebied en inrichting van de randen zijn hierbij belangrijke aspecten. Juist aan de randen vindt de provincie het belangrijk dat wordt ingespeeld op de omgeving en de kernkwaliteiten in het gebied.

Toetsing projectgebied
Op de 'visiekaart' is het projectgebied aangeduid als multifunctioneel gebied (idem op kaart 'multifunctioneel gebied'). In dit gebiedstype is geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening, maar van een combinatie van functies. Naast water, landbouw en natuur gaat het in de meeste gevallen om recreatie. Het behouden en ontwikkelen van functies en kernkwaliteiten gebeurt hier gebiedsgericht en waar nodig met maatwerk. Uitgangspunt is dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de nieuwe of andere functies. Het watersysteem wordt afgestemd op de aanwezige combinatie van functies (conform kaart 'robuust en klimaatbestendig watersysteem').
Het zuidelijk deel van het projectgebied valt op de kaart 'milieukwaliteit' binnen de zone industrielawaai. In deze zone ziet de provincie er op toe dat de maximale geluidswaarden niet worden overschreden. Daarnaast zijn geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan als wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
Op de overige kaarten van de Omgevingsvisie ('robuust sociaal-economisch systeem', 'robuust landbouwsysteem', 'robuust natuursysteem' en 'mobiliteit') zijn geen waarden, belemmeringen of uitgangspunten voor het projectgebied aangegeven.

Analyse kernkwaliteiten
Zoals gezegd heeft de Omgevingsvisie als missie: "het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten." Hierna is aangegeven welke kernkwaliteiten voor het projectgebied van toepassing zijn en wat de daarbij behorende eisen zijn. Zie verder 2.2.3 over de vertaling van de kernkwaliteiten naar het landschappelijk ontwerp.
Op de kaart 'kernkwaliteit landschap' is het projectgebied ingedeeld bij het landschap van de veenkoloniën. Van provinciaal belang is hier "de orthogonale samenhang tussen het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen." Het beleid voor dit landschapstype is het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken en de rechtlijnige landschapsstructuur.
De kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie' geeft aan dat het projectgebied tot deelgebied 9: het Hollandscheveld en Hoogeveen - kruising van richtingen' behoort. Binnen dit deelgebied staat het behoud van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied voorop. Dit is vooral zichtbaar te maken op de grenzen van de blokken. De provincie wil hierbij sturen op "het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen." Initiatiefnemers dienen de cultuurhistorische structuren als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.
Op de kaarten 'kernkwaliteit archeologie' en 'aardkundige waarden' zijn alleen generieke beschermingsniveaus aan het projectgebied toegekend. Dit betekent dat er plaatselijk geen specifieke waarden bekend zijn en dat er ook geen (middel)hoge verwachtingswaarden gelden. Er is daarmee geen sprake van een onderzoeks-plicht.
De kaarten 'kernkwaliteit natuur' en 'kernkwaliteit rust' geven tenslotte geen waarden of belemmeringen voor het projectgebied en/of de directe omgeving daarvan aan.

2.2.2 Omgevingsverordening

In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe (vastgesteld dd. 3 oktober 2018) is het beleid uit de Omgevingsvisie Drenthe 2018, vertaald naar concrete regels. Voor onderhavig planvoornemen zijn met name de regels met betrekking tot het onderwerp 'zonne-energie' van belang (titel 2.3). In artikel 2.24 is bepaald dat een ruimtelijk plan kan voorzien in de realisatie van zonne-akkers mits uit dat plan blijkt dat:

  • a. dit gebeurt op een wijze die passend is binnen het landschap, en;
  • b. er sprake is van een combinatie met andere functies, en/of er sprake is van een meerwaarde voor andere provinciale doelen en belangen.
  • c. geborgd is dat op de gebruikte locatie de installatie(s) na uit gebruik name worden verwijderd.


De locatie specifieke aspecten (waaronder de mate van openheid) en het omliggend gebied vormen de ruimtelijk-fysieke context voor een zonne-akker. Deze dienen te worden betrokken bij de ruimtelijke en landschappelijke inpassing. De vorm, dichtheid en hoogte van de opstelling, de mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik en aandacht voor het ontwerp van de randen vragen daarin specifieke aandacht.
In het ruimtelijk plan moet ook worden geborgd dat de gebruikte zonne-akkers worden opgeruimd als ze niet meer worden benut voor het opwekken van zonne-energie. De installaties moeten worden verwijderd, dit betekent ook de ondergeschikte onderdelen en hetgeen hiervoor in de bodem is aangebracht. Landschapselementen die landschappelijke meerwaarde opleveren, dienen te worden gehandhaafd. Het borgen kan bijvoorbeeld in de paragraaf over uitvoerbaarheid, waar is aangegeven hoe het opruimen juridisch is vastgelegd (bijvoorbeeld privaatrechtelijk).

Toetsing projectgebied
Op de kaarten die deel uitmaken van de Omgevingsverordening zijn de volgende aandachtspunten voor het projectgebied aangegeven:

  • Gebiedsnormen wateroverlast: grasland 1:10. Er moet rekening worden gehouden met een gemiddelde overstromingskans van eens in de 10 jaar, waarbij 5% van het oppervlak een grotere overstromingskans heeft.
  • Bodemenergie restrictiegebieden zone 2 (25-500 - mv): oranje. Binnen deze gebieden is de toepassing van bodemenergie-systemen onder aanvullende eisen mogelijk.
  • Bodemenergie diepte formatie van Breda: Top Formatie van Breda tussen -180 en - 160 m (t.o.v. NAP). Op grond hiervan gelden beperkingen voor plaatselijke temperatuuropslag en ondiepe geothermie.
  • Bestaand Stedelijk Gebied (BSG): het projectgebied valt binnen de begrenzing van BSG.
  • Kernkwaliteit Aardkundige waarden: generieke bescherming. Zie 2.2.1.
  • Kernkwaliteit Cultuurhistorie: respecteren. Zie 2.2.1.
  • Kernkwaliteit Landschap: veenkoloniën. Zie 2.2.1.
  • Landbouwgebied: bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf. Specifieke regels over de omvang en inpassing van agrarische bouwvlakken.


De overige kaarten ('stiltegebieden, Infra en (grond)water', 'Nationaal Park Drentsche Aa', 'Natuurnetwerk Nederland', 'Kernkwaliteit Archeologie', 'Beschermingszone Radioastronomie', 'Windenergie' en 'Beekdal en bergingsgebied') bevatten geen specifieke waarden, belemmeringen of uitgangspunten voor het projectgebied.

2.2.3 Conclusie

Onderhavig planvoornemen sluit aan bij het provinciale beleid in de zin dat het bijdraagt aan de doelstelling om in 2030 het aandeel hernieuwbare energie binnen het totale verbruik op 40% te brengen.7 Het projectgebied is in zekere zin te beschouwen als een 'logische locatie' voor een zonnepark, aangezien het te midden van (toekomstige) bedrijventerreinen is gelegen en tevens onderdeel is van het 'Bestaand Stedelijk Gebied'. Bij het ontwerp van het zonnepark is rekening gehouden met de landschappelijke en cultuurhistorische gebiedskwaliteiten. Er is sprake van een samenhangend ontwerp, passend binnen de schaal en veenkoloniale kenmerken van het landschap en een zorgvuldige invulling van de randen. Dit wordt toegelicht in Hoofdstuk 3. Ook aan de maatschappelijke inpassing is zorg besteed door omwonenden tijdig bij het planvoornemen te betrekken en mogelijkheden tot participatie te bieden. Na de exploitatietermijn van het zonnepark zal het projectgebied in oorspronkelijk staat worden hersteld. De inrichtingsmaatregelen met het oog op de landschappelijke inpassing en ecologische meerwaarde (zie 3.2.2), worden na de exploitatietermijn in standgehouden. Een en ander wordt als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen (zie Hoofdstuk 5). Tenslotte wordt de menging van functies bereikt door een meerwaarde voor natuur te creëren (zie Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4) en door het zonnepark zodanig in te richten dat er schapen kunnen grazen en/of extra opvang van hemelwater mogelijk is (zie Hoofdstuk 3).

2.3 Gemeente

2.3.1 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

Op 13 december 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de 'Structuurvisie Hoogeveen 2.0 - Een geactualiseerde visie voor 2015-2030 op de ruimtelijke ontwikkeling van Hoogeveen' vastgesteld. Het doel van de Structuurvisie is "ruimte en structuur bieden aan veranderingen en nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied, de dorpen en de stad." Rode draad is het motto 'kiezen voor duurzame kwaliteit'. De gemeente streeft naar een ecologische, economische en sociale duurzaamheid. Hiervoor zijn energiebesparing, gebruik van duurzame energie, vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen en gebruik van duurzame materialen belangrijk. Als voormalig energieproducent vanwege de turfwinning, ziet de gemeente kansen voor het ontstaan van nieuwe 'energielandschappen' binnen haar grondgebied. Dit onder de voorwaarden van een goede landschappelijke inpassing, respect voor cultuurhistorie en het behoud van gebiedskarakteristieken. Op de kaart die bij de structuurvisie hoort is het projectgebied aangeduid als 'zeer open veenlandschap met agrarische functies (oude verkaveling in lange smalle stroken).'

2.3.2 Omgevingsvisie

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2021 heeft de gemeente een Omgevingsvisie opgesteld. Deze 'Visie op de omgeving' (8 maart 2018) geldt als voortzetting van de 'Structuurvisie Hoogeveen 2.0' en is alleen bindend voor de gemeente zelf. De Omgevingsvisie wordt te zijner tijd uitgewerkt in Omgevingsplannen, die juridisch bindend zijn voor alle betrokkenen. Onderdeel van de Omgevingsvisie is een beschouwing over 'trends en ontwikkelingen in relatie tot de omgeving'. Daarbij gaat het ook om de energietransitie en klimaatverandering. De gemeente zoekt hier naar 'slimme combinaties met andere economische en maatschappelijke opgaves om de kwaliteit van de (leef)omgeving te bevorderen. De waarden van het landschap spelen hierin een centrale rol. De gemeente ziet het landschap als de drager van ruimtelijke kwaliteit: "We zien een uitdaging in het herstel van structuren en in duurzame transformatie en transitie. Er is blijvende aandacht voor natuur- en watersystemen. Het groen buiten en binnen de stad willen we koppelen. Zo verbeteren we de biodiversiteit en versterken we de beeldkwaliteit van de stad. Hoogeveen wil klimaatrobuust zijn om bestand te zijn tegen de klimaatveranderingen. Alle ruimtelijke ingrepen moeten hieraan bijdragen." Zo hebben ook veel vormen van hernieuwbare energie gevolgen voor het landschap. De gemeente wil ruimte bieden aan deze nieuwe vormen mits dit zorgvuldig is ingepast in het landschap. De landschappelijk inpassing van het zonnepark en de bijdrage aan de biodiversiteit komen in 3.2 en 4.8 aan bod.

2.3.3 Energievisie

Het 'Aangepast afwegingskader zonne-energie Hoogeveen' is op 14 maart 2019 vastgesteld door de gemeenteraad.8 De belangrijkste aanpassingen van dit afwegingskader hebben betrekking op: het vervangen van de Zonneladder door een driesporenbeleid (daken, binnen bebouwd gebied en buiten bebouwd gebied), nadere definiëring van 'draagvlak directe omgeving', aandacht voor de capaciteitstekorten op het elektriciteitsnet en afstemming op nieuw beleid van Rijk en provincie.
Onderhavig planvoornemen is geruime tijd geleden opgestart. De aanvraag omgevingsvergunning is daardoor nog onder het 'oude' afwegingskader ingediend. Het zonnepark wordt hierna dus ook aan dit 'oude' kader getoetst. Het gaat om: 'Energievisie - Afwegingskader zonne-energie Hoogeveen' (vastgesteld dd. 7 december 2017).
De gemeente Hoogeveen heeft als doelstelling om in 2040 klimaatneutraal te zijn. Dat wil zeggen dat de uitstoot en opname van koolstofdioxide (CO2) dan in evenwicht moeten zijn. Om dit te kunnen bereiken is het noodzakelijk dat er in plaats van fossiele brandstoffen vormen van duurzame energie gebruikt gaan worden. In de gemeente Hoogeveen wordt per jaar in totaal 6.000 Tj aan energie verbruikt. De hieraan gerelateerde jaarlijkse CO2-uitstoot komt overeen met 477.000 ton. Op dit moment is het aandeel hernieuwbare energie binnen het totale verbruik 3,4 % (zie inleiding), wat aangeeft dat er sprake is van een forse opgave om de doelstelling van klimaatneutraliteit te kunnen halen. Zonne-energie kan een aanzienlijke bijdrage leveren aan de klimaatneutraliteit, aldus het afwegingskader. Aangegeven is dat één hectare zonnepanelen jaarlijks circa 3,7 Tj duurzame energie kan opwekken.
Voor het toestaan van zonneparken worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:9

  • waar mogelijk inzetten op multifunctioneel ruimtegebruik;
  • zo veel mogelijk koppeling tot stand brengen tussen de plek waar de energie wordt opgewekt en verbruikt;
  • omvang van een zonnepark sluit in maat en schaal aan bij de omgeving;
  • een zonnepark is altijd ingepast in de omgeving;
  • zonnepark initiatieven vanuit de dorpen (met maatschappelijk draagvlak en meerwaarde) hebben voorrang op initiatieven van derden;
  • geen zonneparken in landschappelijk, natuurlijk of cultuurhistorisch waardevol gebied.


Deze uitgangspunten zijn vertaald naar de zogeheten 'gemeentelijke zonneladder'. De zonneladder brengt hiërarchie aan in het beoordelen van de geschiktheid van locaties voor zonneparken. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in vier soorten locaties:
0. Uitzonderingsgebieden;
1. Op daken;
2. Binnen bebouwd gebied;
3. Buiten de bebouwde kom.

Initiatiefnemers van een zonnepark moeten de keuze voor hun locatie onderbouwen aan de hand van deze zonneladder. Voor initiatieven buiten de bebouwde kom moet dus gemotiveerd worden aangetoond waarom het plaatsen van panelen op naastgelegen daken dan wel binnen bebouwd gebied niet tot de mogelijkheden behoort.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0004.png"
Afbeelding 2.3 Gemeentelijke zonneladder (bron: Energievisie)

Stap 0
Het projectgebied ligt niet in een uitzonderingsgebied waarvoor bijzondere landschappelijke, cultuurhistorische of natuurlijke waarden gelden. Deze gebieden zijn aangegeven op een bijlagenkaart van het afwegingskader. Het gaat hier om de essen, de beekdalen, het NatuurNetwerk Nederland en de bebouwde kom van dorpen.

Stap 1
In het projectgebied zijn geen gebouwen dan wel bouwwerken aanwezig waarop de panelen geplaatst kunnen worden. Het aangrenzende bebouwingslint van de Hollandscheveldse Opgaande biedt wel mogelijkheden voor zonnepanelen op daken. De bewoners van dit bebouwingslint kunnen direct profiteren van het zonnepark. In Hoofdstuk 5 is aangegeven welke vormen van participatie aangeboden worden.

Stap 2
Wanneer er geen of onvoldoende geschikte ruimte aanwezig is op gebouwen, heeft het de voorkeur een zonnepark te realiseren binnen bestaand bebouwd gebied. Er is ruimte voor grondgebonden zonnepanelen op braakliggende of niet langdurig in gebruik zijnde terreinen binnen de kern Hoogeveen en er is ruimte voor (niet grondgebonden) zonnepanelen als sprake is van multifunctioneel ruimtegebruik. Het projectgebied ligt niet binnen het bebouwd gebied, maar is onderdeel van het buitengebied. Bij de inrichting van het zonnepark wordt, zoals eerder aangegeven, ook ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik. Dit wordt verder toegelicht in Hoofdstuk 3.

Stap 3
Het realiseren van zonneparken buiten bebouwd gebied dient altijd te voldoen aan de voorwaarde dat het initiatief op draagvlak vanuit de directe omgeving kan rekenen en er aandacht is besteed aan de inbedding van een zonnepark in het landschap. Bovendien dient bepaald te worden of er een koppeling gelegd kan worden tussen de opwekking en de afname van de stroom. Er zijn verschillende mogelijkheden:

  • gekoppeld aan een bedrijventerrein of grootschalige infrastructuur;
  • gekoppeld aan de dorpen;
  • vrij liggend in het buitengebied.


Onderhavig plan valt onder de eerste en derde optie. Het projectgebied grenst direct aan bedrijventerrein Riegmeer (zuidzijde) en ligt binnen een afstand van 100 m van de ontsluiting van bedrijventerrein Buitenvaart (noordzijde). Aangezien Riegmeer volop in ontwikkeling is, ligt het projectgebied op dit moment nog 'vrij' in het plaatselijke landschap. Daarom is aangesloten bij optie drie, wat ook beter past bij de schaal van het aangrenzende bebouwingslint van de Hollandscheveldse Opgaande.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0005.png"
Afbeelding 2.4 Randvoorwaarden zonneparken binnen veengebieden (bron: Energievisie)

Als een zonnepark vrij liggend in het landschap wordt gerealiseerd, moet er een blijvende landschappelijke impuls aan het gebied worden gegeven. Daarnaast geldt als randvoorwaarde dat het zonnepark geen afbreuk doet aan aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden (zoals vastgelegd in de cultuurhistorische beleidskaart) en aan aanwezige natuurwaarden. Voor de aanleg van een zonnepark vindt in elk geval geen grootschalige bomenkap plaats. In alle gevallen is een goede landschappelijke inpassing van groot belang. De manier waarop dat moet gebeuren, is afhankelijk van het landschapstype. Het projectgebied maakt deel uit van de veenontginningen. In bovenstaande afbeelding is aangegeven welke eisen op grond van dit landschapstype worden gesteld aan de opzet, inrichting, inpassing en vormgeving van het zonnepark. Eén van de eisen is dat het zonnepark op minimaal 100 m van de ontginningsassen wordt aangelegd. In Hoofdstuk 3 wordt het parkontwerp toegelicht. Daaruit blijkt dat aan deze en andere voorwaarden wordt voldaan.
De gemeente hanteert een bovengrens voor het totaal aan zonneparken in het landelijk gebied. Binnen de veengebieden mag maximaal 20% van het oppervlak benut worden voor zonneparken. Het projectgebied beslaat 0,03% van dit oppervlak (circa 12 km2). Binnen de veengebieden ten zuiden van Hoogeveen en tussen Alteveer en Hollandscheveld geldt tevens een maximale hoogte voor zonnepanelen van 1,8 m. Ook aan deze eis wordt met het parkontwerp voor het projectgebied voldaan.

2.3.4 Conclusie

Onderhavig planvoornemen komt tegemoet aan het beleid van de gemeente om ruimte te bieden voor 'energielandschappen'. Ook draagt het plan bij aan de doelstelling om meer duurzame energie op te wekken en de uitstoot van CO2 te beperken. Bij de aanleg van het zonnepark wordt tevens rekening gehouden met de (landschappelijke) eisen die de gemeente hieraan stelt binnen de veengebieden. Dat geldt ook voor de cultuurhistorische waarden. Het planvoornemen is getoetst aan de 'Cultuurhistorische beleidskaart Gemeente Hoogeveen' (zie 4.9) en de aanwezige waarden op dit punt vormen mede de basis voor het parkontwerp. Daarnaast is zorg besteed aan het verkrijgen van draagvlak (zie Hoofdstuk 5). Tenslotte is sprake van een koppeling tussen de energieproductie binnen het projectgebied en de mogelijkheden voor afzet binnen de bedrijfs- en woongebieden in de directe omgeving. Het plan voldoet daarmee aan alle eisen van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Het projectgebied ligt globaal genomen tussen de Langedijk en de Hollandscheveldse Opgaande te Hollandscheveld. Hieronder is een recente dronefoto opgenomen. Daarop is te zien dat de noordzijde van het projectgebied begrensd wordt door de hoog opgaande beplanting 'achter' het plaatselijke bebouwingslint. Aan de oostkant ligt de nieuwe ontsluiting van bedrijventerrein Riegmeer, waardoor het projectgebied op de grens van dit terrein en het noordelijk gelegen bedrijventerrein Buitenvaart is komen te liggen. Aan de zuid- en oostkant grenst het projectgebied respectievelijk aan de Langedijk en het open buitengebied (met name weidepercelen).
Het projectgebied is, zoals gezegd, van beperkte landbouwkundige waarde. Dit hangt samen met de bodemvruchtbaarheid, maar ook met de lage ligging van het gebied waardoor de grond in grote delen van het jaar te nat is. Dit laatste is op de dronefoto hieronder goed te zien. De ontwikkeling van een zonnepark binnen het projectgebied gaat goed samen met deze hoge waterstanden. Er kan verder optimaal gebruik worden gemaakt van de op het zuiden georiënteerde kavelrichting. Aanwezige groenelementen en verhogingen in het maaiveld zorgen er tenslotte voor dat het zonnepark goed is in te passen in het plaatselijke landschap. Zo wordt het perceel door het 'dijklichaam' aan de oostzijde vrijwel geheel aan het zicht onttrokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0006.png"
Afbeelding 3.1 Projectgebied vanuit zuidelijke richting (maart 2019)

3.2 Toekomstige situatie

Uit het ruimtelijk beleid (zie Hoofdstuk 2) volgt dat bij de aanleg van zonneparken rekening moet worden gehouden met cultuurhistorische waarden (SVIR, Omgevingsvisie, Energievisie) en dat er sprake moet zijn van een goede ruimtelijke en landschappelijke inpassing (Energierapport, Energieagenda, Omgevingsvisie, Omgevingsverordening, Energievisie). Ook is aandacht nodig voor multifunctioneel ruimtegebruik (SVIR, Klimaatakkoord, Omgevingsvisie, Omgevingsverordening, Energievisie) en het toevoegen van natuurwaarde (Kilmaatakkoord, Energievisie). Deze uitgangspunten vormen de basis voor het parkontwerp dat hierna wordt toegelicht. Ter inleiding volgt eerst een cultuurhistorische schets van het projectgebied.

3.2.1 Cultuurhistorische schets projectgebied

Het projectgebied is onderdeel van de veenkoloniën. Halverwege de 17e eeuw worden de veengronden in de gemeente Hoogeveen in cultuur gebracht. Dit is een proces van meer dan twee eeuwen geweest. In 1632 start de Compagnie van 5000 morgen met de ontginningen van het veen. Maar al snel wordt besloten om de compagnie onder te verdelen en alle participanten een eigen ondercompagnie te laten vormen. Deze compagnieën hebben elk een deel van het veen ontgraven. In de huidige landschappelijke opzet is dat nog goed terug te zien. De grenzen tussen elk van de compagnieën zijn vaak nog duidelijk herkenbaar als dijk of als achtergrens. Aan weerszijden van deze grens is te zien hoe de verkaveling (als resultaat van de ontginning) verandert van opzet en richting. De Hoogeveensche Vaart vormt de centrale drager van al deze ontginningen. In de vaart wordt een stelsel aan sluizen aangelegd, waarvan nu nog twee resteren. Vanaf de Hoogeveensche Vaart worden verschillende opgaanden gegraven, zoals de Hollandscheveldse Opgaande (door de Hollandsche Compagnie), de Zuidwoldiger Opgaande (de marke van Steenbergen en Ten Arlo), de Krakeelsche Opgaande (Bentinck) en Zuideropgaande. Deze opgaanden vormen de centrale as in een ontginningsblok. Haaks op de opgaanden worden wijken gegraven voor de afvoer van overtollig water en het afvoeren van gestoken turf. Met de ontginningen komen ook de kolonisten. De bewoning concentreert zich daarbij langs de hoofdontginningsassen: de opgaanden en de Hoogeveensche Vaart. Zo ontstaan Hollandscheveld, Alteveer en Noordscheschut.
Een algemene, vaak nog herkenbare, karakteristiek van het veenkoloniale landschap is het rationele systeem van opgaanden, kanalen, vaarten en wijken, vaak op regelmatige afstand van elkaar en gericht op een systematische ontginning van de veengronden. Op veel plaatsen heeft dit geresulteerd in lange, smalle strokenverkaveling. Een andere algemene karakteristiek van de veenkoloniën is het duidelijke onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken, doordat de achtergrenzen van de ontginningen als markante lijn de scheiding vormen tussen verschillende verkavelingsrichtingen. Beide karakteristieken zijn zichtbaar binnen en rond het projectgebied. Het gaat hier om een perceel dat vanuit de Hollandscheveldse Opgaande is ontgonnen en een langgerekt en smal profiel heeft. Ter hoogte van de Langedijk draait de verkavelingsrichting van noord-zuid naar oost-west, waardoor deze weg als een markante scheidslijn van de oude ontginningsblokken functioneert.
In afbeelding 3.2 zijn topografische kaarten uit 1850, 1900, 1950 en 2000 opgenomen. Deze kaarten illustreren dat de verkaveling in en rond het projectgebied in de loop der jaren grootschaliger is geworden. Kleinere 'blokken' maakten plaats voor lange stroken. Verder blijkt dat er veel bos en groensingels zijn verdwenen. Tegelijkertijd nam de bebouwing fors toe en zijn er wegen aangelegd of opgewaardeerd. De grootste veranderingen vonden plaats in de tweede helft van de twintigste eeuw.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0007.png"
Afbeelding 3.2 Het projectgebied in v.l.n.r. 1850, 1900, 1950 en 2000 (bron: topotijdreis.nl)

3.2.2 Het parkontwerp

In bijlage 1is een afbeelding van het parkontwerp opgenomen. Het parkontwerp respecteert de nog herkenbare ontginningsrichting door de panelen in een strakke, langgerekte opstelling te plaatsen. Oorspronkelijk werd daarbij een afstand van 100 m aangehouden ten opzichte van de Hollandscheveldse Opgaande zodat deze als ontginningsas zelfstandig herkenbaar blijft (conform de eis van het afwegingskader, zie 2.3.3). Naar aanleiding van de zienswijzen is de afstand vergroot tot 130 meter. Daarnaast blijft aan de zuidzijde een strook van circa 30 meter vrij van panelen. Dit voor een passage voor reeën annex plasdras gebiedje voor amfibieën. De huidige kavelgrenzen, sloten en beplanting blijven met dit parkontwerp in tact. Er komt een haag aan de zuid, noord en west kant van het park waardoor het park niet meer zichtbaar is. De planten en heesters in deze haag wordt in overleg met IVN Hoogeveen en omwonenden ingericht om zo ook rekening te houden met het verhogen van de biodiversiteit en dat de haag ook als voedselbron voor de dieren gaat dienen. De singel is hoog genoeg om voor de inpassing van de zonnepanelen maar laag genoeg om de openheid van het gebied te kunnen blijven ervaren. Dergelijke singels passen goed in het landschap, waar van oudsher beplanting langs kavelsloten aanwezig is (zie 3.2.1). De singels blijven na de exploitatietermijn van het zonnepark 'achter' in het gebied en zijn dus direct van toegevoegde waarde voor het landschap. Ook voor de ecologie zijn deze beplantingsstroken van belang.
In navolging van het advies van de provincie Drenthe (zie 5.2) wordt de oever van de sloot aan oostzijde van het projectgebied verbreed van 3 m naar 6 m. Tevens wordt het talud verflauwd. Tenslotte zal ter plaatse een kruidenrijke, inheemse vegetatie worden ingezaaid. Al deze inrichtingsmaatregelen zorgen, net als de aanleg van de beplantingssingels in het gebied, voor een ecologische meerwaarde.10
Het zonnepark wordt ontsloten op de dichtstbijzijnde weg, dat is de Langedijk. Ter plaatse is al een entree aanwezig. In het verlengde van deze entree komt een toegangshek (2m). Doordat hier ook enkele (hogere) bomen staan, zal dit toegangshek nauwelijks opvallen. Rondom wordt het park afgesloten met een hekwerk van 1,8 m.11

De strook tussen het park en het bebouwingslint van de Hollandscheveldse Opgaande is minimaal 130 m breed en wordt ingezaaid met bloemrijk grasland. Dat geldt ook voor de strook van 30 meter breed met reeenpassage aan de zuidzijde van het projectgebied. Deze strook wordt relatief leeg en open gelaten om de reeën alle doorgang te geven die ze nodig hebben. Hier worden ook bijenhotels geplaatst. Het hekwerk komt daarbij vlak voor de panelen langs, zodat dit geen obstakel vormt voor de reeën. Afgezien van het gedeelte in de zuidwest hoek waar de trafo's zijn gesitueerd, is het gebied open. Het wordt verder ingezaaid met kruidenmengsels die het goed doen op natte, drassige grond, omdat van origine de grond hier laag en nat is  Hiermee wordt een mooie aansluiting gecreëerd op de verbrede sloot aan de oostzijde van het park.

Al deze maatregelen komen de biodiversiteit ten goede. Een infobord aan de zuidkant van het zonnepark zal uitleg geven over de nieuwe natuur- en landschapswaarden en de energietransitie. Dit bord wordt in samenwerking met het IVN vormgegeven.
De panelen krijgen een maximale hoogte van 1,8 m boven maaiveld. Tussen de panelen wordt een afstand van 1,5 m aangehouden. Hierdoor wordt er nog voldoende zonlicht doorgelaten, wat het bodemleven bevordert en mogelijkheden biedt voor begrazing door schapen (zie de dwarsdoorsnede boven). Verder kan nog worden opgemerkt dat de panelen - conform gemeentelijke eis - worden uitgevoerd in donkere kleurstelling. De omvormers worden onder de panelen en dus buiten zicht geplaatst.

Zoals hiervoor aangegeven worden twee trafo's aan de zuidwestkant van het projectgebied geplaatst, waar ook al een boomsingel aanwezig is. Deze trafo's worden op meer dan 400 m uit de grens van het dichtstbijzijnde woonperceel geplaatst. Daardoor wordt eventuele geluidsoverlast voor omwonenden van het zonnepark voorkomen (zie 4.3). Om de trafo's zal een groen blijvende haag worden geplaatst, waardoor deze na verloop van tijd niet meer zichtbaar is.

Het zonnepark bestaat uit circa 8000 panelen. Met dit aantal panelen kan ongeveer 2,5 MWh aan elektriciteit worden opgewekt, voldoende om circa 750 huishoudens van stroom te voorzien. De zonnepanelen worden op paaltjes geplaatst en opgesteld in rijen van drie, waartussen smalle tractors kunnen rijden voor het onderhoud.
Na de exploitatietermijn van 25 jaar worden de zonnepanelen en alle bijbehorende installaties verwijderd, waarna het projectgebied in de huidige staat wordt teruggebracht. Zoals gezegd in 2.2.3 worden de investeringen in het landschap en de biodiversiteit na de exploitatietermijn niet ongedaan gemaakt, maar in stand gehouden. Een en ander wordt als voorwaarde in de omgevingsvergunning opgenomen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 m.e.r.-plicht

In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie hoofdthema's genoemd:

  • kenmerken van de activiteit;
  • plaats van de activiteit;
  • kenmerken van het potentiële effect.


Zonneparken komen niet voor op de 'D-lijst' van het Besluit m.e.r.. Dit betekent dat er ook geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling voor dit plan doorlopen hoeft te worden.

4.2 Wet geluidhinder

Binnen het projectgebied wordt geen geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder opgericht. Het zonnepark zorgt ook niet voor een substantiële verkeersaantrekkende werking, waardoor omliggende woningen indirecte hinder zouden kunnen ondervinden. Voor het onderhouden van het zonnepark zijn hooguit enkele tientallen verkeersbewegingen per jaar nodig, wat een te verwaarlozen effect heeft op de gevelbelasting van woningen rondom het projectgebied. Akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai (of spoorweglawaai) is derhalve niet nodig.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Een zonnepark is niet in de brochure opgenomen. Van zonnepanelen is geen milieuhinder te verwachten.12 Dat geldt wel voor de bijbehorende transformators, die overdag (enig) geluid produceren. In dit opzicht kan een vergelijking worden gemaakt met de in de VNG-brochure vermelde elektriciteitsdistributiebedrijven van < 10 MVA. Het betreft hier een milieucategorie 2-inrichting met een richtafstand van 30 m vanwege geluid. Het dichtstbijzijnde woonperceel is Hollandscheveldse Opgaande 22. De twee transformatoren zullen op een afstand van ten minste 400 m uit de bestemmingsgrens van dit woonperceel komen te liggen (zie 3.2.2). Verder kan worden opgemerkt dat er ten behoeve van het zonnepark geen 'ongedierte verjagers' met hoge geluidsfrequenties ingezet zullen worden. Daarmee is er geen sprake van een milieu hygiënisch conflict.

4.4 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De oprichting van het zonnepark leidt, zoals aangeven in 4.2, niet tot een substantiële verkeersaantrekkende werking en is daarmee niet van invloed op de luchtkwaliteit. Op grond van de Wet milieubeheer is sprake van een project dat 'niet in betekende mate' (NIBM) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0008.png"
Afbeelding 4.1 Uitsnede Risicokaart (bron: risicokaart.nl)

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:

  • 1. de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
  • 2. het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.


Een zonnepark is geen gevaarlijke inrichting in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Activiteitenbesluit. Het projectgebied valt ook niet binnen de risicoafstanden van gevaarlijke inrichtingen, transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en/of aardgastransportleidingen. Overigens is een zonnepark niet aan te merken als een (beperkt) kwetsbaar object op grond van het Bevi.
Het omgevingsaspect 'externe veiligheid' levert geen belemmering voor het park op.

Kathodische beïnvloeding aardgastransportleiding
De Gasunie heeft in het kader van het vooroverleg (zie 5.2) aangegeven dat het zonnepark geen negatieve invloed mag hebben op de zogeheten 'kathodische bescherming' van de aardgastransportleiding die aan de westkant is gelegen (circa 125 m). Voorafgaand aan de inrichting van het projectgebied zal aan de tracébeheerder een berekening worden voorgelegd waaruit blijkt dat a) voor wisselstroom beïnvloeding wordt voldaan aan de NEN 3654 en b) dat er geen ontoelaatbare externe beïnvloeding op het Kathodische Beschermingssysteem wordt veroorzaakt.

4.6 Bodem

In 2000 is uit bodemonderzoek van Oranjewoud BV gebleken dat er binnen het projectgebied geen bodemverontreinigingen van enige betekenis aanwezig zijn. Het grondwater is mogelijk verontreinigd met koper. Alvorens wordt overgegaan tot baggeren wordt aanbevolen aanvullend waterbodemonderzoek te verrichten om de omvang en verspreiding van deze verontreiniging in kaart te brengen. Verder zijn er dempingen van voormalige watergangen aanwezig. Het is niet bekend met welk materiaal gedempt is. Binnen de kom van Hoogeveen gebeurde dit veelal met gebiedseigen grond. Demping met verontreinigd materiaal is echter niet uit te sluiten.
Het zonnepark bestaat niet uit bouwwerken waar personen verblijven. Daarnaast is geen sprake van grootschalige bodemingrepen, waardoor grond moet worden afgevoerd. Het projectgebied bestaat uit akkerland. Het gebruik van het projectgebied als zonnepark heeft geen invloed op de bodemkwaliteit of op een hernieuwd agrarisch gebruik in de toekomst. Bodemonderzoek kan derhalve achterwege blijven.

4.7 Water

Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het projectgebied ligt in het beheergebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterbeleid voor dit gebied is onder meer vastgelegd in het Waterbeheerplan 2016-2021, de beleidsnota Water Raakt!, de Strategische Nota Rioleringsbeleid 2007, de Visie Beheer en Onderhoud 2050, de nota Beleid Beheer en Onderhoud Stedelijk water 2013-2018 en het Beleidskader Recreatief Medegebruik.

Projectgebied
De inrichting van het projectgebied is toegelicht in Hoofdstuk 3. Voor de aanleg van het zonnepark worden geen sloten gedempt. Er is sprake van een beperkte toename in verharding. Het gaat hierbij om paaltjes waarop de panelen rusten. Er worden geen gesloten oppervlakten gecreëerd. Het hemelwater kan tussen de panelen door in de bodem infiltreren. Wel zullen aan de zuidkant twee trafo's geplaatst worden. Het oppervlak aan verharding blijft beneden de compensatienorm van 1.500 m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0009.png"
Afbeelding 4.2 Uitsnede Legger (bron: WDOD)

Digitale watertoetsprocedure
Op 11 maart 2019 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Hieruit is naar voren gekomen dat de 'normale procedure' op onderhavig planvoornemen van toepassing is (zie Bijlage 3). Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft vervolgens op 29 maart 2019 aangegeven dat na bestudering van de aangeleverde informatie toch blijkt dat de 'korte procedure' van toepassing is. Aanvullend is in het kader van het vooroverleg (zie 5.2) aangegeven dat de trafo's en het hekwerk/toegangshek aan de zuidzijde van het park, verplaatst moeten worden tot buiten de beschermingszone van het plaatselijk aanwezige oppervlaktewaterlichaam (5 m). Het gaat hier om de primaire watergang die in afbeelding 4.2 is aangegeven. Er heeft overleg met het waterschap plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan zijn alle objecten en bouwwerken uit de beschermingszone gehaald. Een en ander is verwerkt in het parkontwerp, die in afbeelding 3.4 is opgenomen. Door deze aanpassingen hoeft er geen watervergunning te worden aangevraagd.

4.8 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig planvoornemen te toetsen, is een ecologische inventarisatie naar natuurwaarden binnen het projectgebied uitgevoerd. In deze inventarisatie is beoordeeld of een aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Geconcludeerd wordt dat er geen negatieve effecten op beschermde gebieden en soorten worden verwacht. Wel wordt aanbevolen een nader onderzoek te doen naar het voorkomen van poelkikker. De verlandende sloten aan de oost- en westzijde van het projectgebied zijn geschikt als voortplantingsplaats voor deze soort, wat betekent dat de akker mogelijk gebruikt wordt als winterverblijfplaats. Om dit te kunnen vaststellen is nader onderzoek uitgevoerd. Daaruit is naar voren gekomen dat er poelkikkers aanwezig zijn. Aangezien de sloten aan de oost- en westzijde niet vergraven worden leidt dit niet tot aantasting van het voortplantingsbiotoop van de soort. Door daarnaast bij de aanleg en het beheer specifieke maatregelen te treffen (o.a. plaatsing van scherm, wegvangen van exemplaren en maaibeheer) is het effect op poelkikker verwaarloosbaar en is overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming uit te sluiten. Een memo met de uitkomsten van het nader onderzoek is toegevoegd aan bovengenoemde rapportage.
Naast het nader onderzoek naar poelkikker wordt aanbevolen om de inrichtingswerkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen van vogels (15 maart tot 15 juli). Daarnaast geldt de algemene zorgplicht uit de Wnb voor (licht) beschermde soorten. Zie voor de verdere details het rapport 'Ecologische inventarisatie zonnepark Hoogeveen - Langedijk', dat is opgenomen als Bijlage 4.

Zoals in pargaraaf 3.2.2 ook al aangegeven is, wordt naar aanleiding van de zienswijzen bij de inrichting van de haag overleg gevoerd met IVN Hoogeveen en omwonenden. Zodoende kan ook rekening worden gehouden met het verhogen van de biodiversiteit en dat de haag ook als voedselbron voor de dieren gaat dienen. Daarnaast zal het hekwerk zodanig worden aangepast dat er ruimte voor klein wild zal ontstaan. Het gaaswerk zal zodanig van de grond omhoog worden aangebracht dat het klein wild er onderdoor kan.

Tevens is de mogelijkheid voor een passage voor reeën annex plasdras gebiedje voor amfibieën besproken. De initiatiefnemer heeft het plan zo aangepast dat 3 rijen panelen worden weggelaten en het hetkwerk wordt opgecshoven. Hierdoor staat niet alleen een vrije ruimte van ca. 30 x 50 m2, maar neemt tevens het zicht op het park rijdend op de Hollandsche Dijk vanaf het zuiden beduidend af.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de (aangepaste) Monumentenwet 1988 te worden mee gewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. De gemeente Hoogeveen heeft op 24 november 2016 de 'Cultuurhistorische beleidskaarten' en onderliggende rapporten voor archeologie, historische geografie en bebouwing vastgesteld. Op de 'Verwachtingskaart archeologie' is het projectgebied ingedeeld bij de landschapseenheid 'Veenkoloniale ontginningsvlakte (relatief laaggelegen)'. Voor deze landschapseenheid geldt een lage archeologische verwachting.
Het plaatsen van de paaltjes waarop de panelen komen te liggen en de bouw van de twee transformatoren leidt tot maximaal 36 m2 aan grondverzet.13 Er is geen sprake van een onderzoeksplicht omdat het projectgebied, zoals gezegd, een lage archeologische verwachtingswaarde heeft (zonder beperkingen voor grondverzet). Mocht tijdens de uitvoer van de grondwerkzaamheden onverhoopt toch archeologische resten worden aangetroffen, dan wordt contact opgenomen met de gemeente.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0010.png"
Afbeelding 4.3 Verwachtingskaart archeologie (bron: gemeente Hoogeveen)

Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Onderhavig planvoornemen is getoetst aan de 'Cultuurhistorische beleidskaart Gemeente Hoogeveen' (zie hieronder). Op deze kaart is aan het projectgebied voor wat betreft het 'gecombineerd ensemble historische geografie en bebouwing' de 'basiswaarde' toegekend. Voor deze waarde stelt de gemeente geen specifieke eisen en is het beleid gericht op het respecteren van aanwezige waarden. Dit respect komt tot uiting in onderhavig plan doordat bij het parkontwerp de historisch gegroeide landschappelijke en stedenbouwkundige structuren als uitganspunt zijn genomen (zie 3.2). Het zonnepark probeert daarmee de nog herkenbare veenkoloniale karakteristieken - waaronder het ontginningspatroon, de openheid van het landschap en de langgerekte verkavelingsstructuur - 'leesbaar' te houden. Dit gebeurt onder meer door een afstand van 100 m aan te houden ten opzichte van de Hollandscheveldse Opgaande zodat deze als ontginningsas zelfstandig herkenbaar blijft (conform de eis van het gemeentelijk afwegingskader, zie 2.3.3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0011.png"
Afbeelding 4.4 Cultuurhistorische beleidskaart Gemeente Hoogeveen (bron: gemeente Hoogeveen)

4.10 Reflectie en duisternis

Zonnepanelen kunnen licht reflecteren en daardoor voor overlast in de (woon)omgeving zorgen. Voor de panelen die binnen het projectgebied worden toegepast geldt een reflectiepercentage van 3-5% bij een normale lichtinval. Of er daadwerkelijk gereflecteerd wordt hangt af van locatie specifieke omstandigheden (stand en hoogte spiegelend vlak) en de stand van de zon (de tijd en de tijd van het jaar). De hoek van de invallende lichtstraal bepaalt de hoek van de uitvallende lichtstraal. Hoe steiler de helling van de panelen, hoe groter de kans op hinder. Wanneer de panelen vrij vlak (35 graden of minder) worden opgesteld, gaat de reflectie veelal omhoog. Dan is er voor de omgeving geen hinder door reflectie. Logischerwijs is achter de zonnepanelen (noordzijde) ook geen sprake van een spiegelend effect. De zonnepanelen in het projectgebied worden in een hellingshoek van 10 graden geplaatst. Hinder door reflectie is bij de gekozen opstelling daarom niet te verwachten.
Met betrekking tot het aspect 'duisternis' kan tenslotte worden opgemerkt dat het zonnepark geen lichtuitstraling zal hebben. Er zal geen verlichting worden aangebracht.

4.11 Verkeer en parkeren

Voor het onderhouden van het zonnepark zijn enkele tientallen verkeersbewegingen per jaar nodig. Het projectgebied is bereikbaar vanaf de Langedijk. Aan deze zijde zit ook het toegangshek tot het park. Er kan geparkeerd worden ter plaatse van de huidige inrit. De omgeving van het projectgebied is verkeersluw door de aanwezigheid van enkele bussluizen. De beperkte toename in verkeersbewegingen (zie 4.2) is niet van invloed op de verkeersafwikkeling noch op de -veiligheid.

4.12 Onderhoud en beheer

Het projectgebied wordt extensief bemaaid en/of door schapen begraasd. Bij gebruikmaking van schapen zal het deel dat met bloemrijk grasland wordt ingezaaid afgeschermd worden. Voor het beheer van het zonnepark zelf kan gebruik worden gemaakt van de onderhoudspaden (circa 3 m), die ook voor het maaien benut worden.
Aan de noord- zuid- en westzijde wordt beplanting aangelegd (zie 3.2.2). Deze beplanting wordt twee keer per jaar gesnoeid en op een hoogte van 2 m gehouden. De boomsingel aan de zuidwestzijde wordt een keer per jaar gesnoeid. Dit onderhoud is als verplichting opgenomen in de bij de vergunning horende voorwaarden. Het onderhoud van sloten gebeurt in overleg met het waterschap Drents Overijsselse Delta.
Met het oog op de poelkikkers wordt er tussen elke rij panelen een strook met grazige vegetatie van circa 1,5 meter in stand gehouden. De tussenruimte tussen de watergangen en de buitenste rijen panelen wordt ook beheerd als grazige vegetatie.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor realisatie van het zonnepark komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. Er wordt een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer afgesloten waarin dit is vastgelegd. In de omgevingsvergunning wordt als eis opgenomen dat - conform Provinciale Omgevingsverordening Drenthe - het projectgebied na de exploitatietermijn van 25 jaar in oorspronkelijke staat wordt hersteld, waarbij toegevoegde natuur- en landschapswaarden behouden blijven.
Om de duurzaam opgewekte stroom van het zonnepark aan de Langedijk te kunnen terugleveren aan het elektriciteitsnet is overleg gevoerd met N.V. Rendo. De netbeheerder heeft de benodigde aansluit- en teruglevercapaciteit (2,5 MWh) gegarandeerd. Er is een aansluiting van 2 MVA gereserveerd. Zie hiervoor Bijlage 2.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor) verplichten om bij de voorbereiding van een omgevingsvergunning overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg heeft reeds plaatsgevonden. Op dit punt wordt verwezen naar de Reactienota van de gemeente Hoogeveen die als Bijlage 6 is opgenomen. Daaruit blijkt dat de overlegreacties van de provincie, het waterschap en de Gasunie aanleiding zijn geweest om het plan op onderdelen aan te passen.
Burgers en maatschappelijke instanties worden tijdens deze terinzagelegging van het ontwerpbesluit in de gelegenheid gesteld zienswijzen kenbaar te maken. Dat is uiteraard niet de eerste kennismaking met dit plan. Uit oogpunt van participatie heeft de initiatiefnemer belanghebbenden vroegtijdig bij onderhavig planvoornemen betrokken. Gedurende een periode van ongeveer 2 jaar hebben op dit vlak de volgende activiteiten plaatsgevonden:

  • Februari 2019: Informatief en verkennend gesprek met vertegenwoordigers van werkgroep 'Hollandscheveld Energieneutraal'. De werkgroep liet weten op dat moment niet actief te willen participeren, omdat de prioriteiten bij andere projecten lagen.
  • Juni 2019: Initiatiefnemer heeft binnen een straal van 1 kilometer rond het zonnepark, huis-aan-huis flyers met informatie over het zonnepark en een uitnodiging voor een inloopbijeenkomst verspreid. Het betreft circa 25 adressen aan de Hollandscheveldse Opgaande. Zie Bijlage 5 voor de brief en adressen.
  • Juli 2019: In dorpshuis het Anker heeft een inloopbijeenkomst plaatsgevonden. Het verslag van deze bijeenkomst is onderdeel van Bijlage 5.
  • Oktober 2020: Op grond van contacten met omwonenden en de overlegreacties is het parkontwerp verder aangepast.

Oktober 2020: Het IVN, afdeling Hoogeveen is om advies gevraagd. IVN heeft zijn waardering uitgesproken voor de wijze waarop rekening wordt gehouden met de inpassing van het zonnepark in het landschap en met natuurwaarden. Tevens zijn door IVN suggesties gedaan voor verbetering van het parkontwerp. Het IVN-advies is integraal verwerkt in het plan en eveneens opgenomen in Bijlage 5.

  • November 2020: Met bewoners aan de Langedijk is gesproken over de aanpassingen van het landschappelijke ontwerp. Vooral de toevoeging van een groenstrook (o.a. bestaande uit winterharde bladdragende struiken en heesters) aan zuidwest- en noordzijde is positief ontvangen.
  • Januari 2021: Werkgroep Hollandscheveld Energieneutraal is opnieuw benaderd. De werkgroep heeft niet gereageerd op verzoeken om overleg. De initiatiefnemer heeft daarom contact gezocht met een tweetal personen die tijdens de informatiebijeenkomst van juli 2019 kenbaar hebben gemaakt belangstelling te hebben voor een postcoderoosproject. Deze personen zijn bereid gevonden om zitting te nemen in de initiatiefgroep 'Oprichting Energiecoöperatie Hollandscheveld/Hoogeveen zuid'. Doel van deze coöperatie is om een project te ontwikkelen en te exploiteren op grond van de Subsidieregeling coöperatieve energieopwekking (afgekort regeling SCE). Deze regeling vervangt per 1 januari 2021 de regeling Verlaagd Tarief, beter bekend als de postcoderoosregeling. De initiatiefgroep start nadat de ontwerp-omgevingsvergunning ter visie wordt gelegd. In het kader van de informatiebijeenkomst voor het zonnepark zal actief bekendheid worden gegeven aan de mogelijkheid om deel te nemen aan de SCE. Voor de uitvoering van dit project zal de initiatiefnemer 5% van het grondoppervlak van het zonnepark beschikbaar stellen. Deze ruimte zal tevens beschikbaar worden gesteld aan een andere energiecoöperatie gevestigd binnen de gemeente Hoogeveen, die van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken en zolang de ruimte nog niet (geheel) is ingevuld. Tevens is initiatiefnemer bereid om de aanloopkosten van de initiatiefgroep, zoals extern advies te vergoeden, voor zover deze niet worden gedekt via bestaande regelingen of fondsen. Een project op grond van de nieuwe regeling SCE biedt mogelijkheden voor inwoners binnen het postcodegebied dat in afbeelding 5.1 is opgenomen. De SCE zorgt voor een zeer aantrekkelijk financieel rendement. Dit ontstaat niet alleen door de vergoedingsregeling die hiervoor vanuit de RVO geldt, maar ook door het vermijden van ontwikkelkosten en het schaalvoordeel wat ontstaat door samen op te werken met het project van de initiatiefnemer.
  • Januari 2021: Met de initiatiefnemers van het zonnepark aan de Wilfred Stillweg heeft afstemming plaatsgevonden. Afgesproken is daar waar het gaat om de maatschappelijke uitvoerbaarheid en participatie de afspraken en mogelijkheden zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd zodat de omgeving van beide parken eenduidig wordt geïnformeerd en min of meer vergelijkbare vormen van participatie krijgt aangeboden.
  • Gesprekken met direct omwonenden hebben geen aanleiding gegeven om een individuele compensatieregeling in het leven te roepen. Alleen met de bewoners van Hollandscheveldse Opgaande 18 zijn maatwerkafspraken gemaakt. Zij beschikken als enige bewoner over een tuin/erf met vrij uitzicht op het projectgebied. Ter compensatie zal hun een complete set zonnepanelen worden aangeboden bestaande uit 10 panelen en omvormer met een totaal vermogen van 3250 Wp. Zodra de nieuwe coöperatie actief is zal van hieruit bekendheid worden gegeven aan de mogelijkheden om deel te nemen aan het postcoderoosproject. Onder aanwonenden langs de Hollandscheveldse Opgaande zal extra publiciteit worden verzorgd middels een huis aan huis mailing.

Kaart postcoderoos 7913
Het zonnepark komt te liggen in postcodegebied 7913 (gele gebied in afbeelding 5.1) Alle inwoners van dit gebied en de aangrenzende postcode gebieden (licht paars) kunnen deelnemen aan het project op grond van de regeling Coöperatieve Energie Opwekking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020PB8027001-VG01_0012.png"
Afbeelding 5.1 Postcoderoos 7913

5.2.1 Zienswijzen

Ondanks bovenstaande inspanningen zijn er tijdens de terinzage termijn van de ontwerpvergunning een negental zienswijzen ingediend. Veel van de indieners van de zienswijzen geven aan bezorgd te zijn over het verlies aan woongenot, uitzicht en het gevoel van een landelijke omgeving. Ook zijn er zorgen omtrent geluidsoverlast, schittering en straling. Naar aanleiding hiervan is de initiatiefnemer in overleg gegaan met de indieners van deze zienswijzen.

Om de impact van het park te verminderen voor met name de directe omwonenden, is het park aan de noordzijde met 30 meter verkleind. De zonnepanelen schuiven daarmee dus 30 meter naar het zuiden op.

Daarnaast komt er een haag aan zowel de noord, zuid en west kant van het park om het park minder zichtbaar te maken. De planten en heesters in deze haag worden in overleg met IVN Hoogeveen en omwonenden ingericht om zo ook rekening te houden met het verhogen van de biodiversiteit en zodat de haag ook als voedselbron voor de dieren gaat dienen. Daarnaast wordt het gaaswerk van het hek zodanig van de grond omhoog gebracht dat klein wild er onderdoor kan. Zodoende blijft het perceel toegankelijk. Tevens worden twee bijenhotels geplaatst.

De trafo's zullen verdiept worden aangelegd. Dit zal resulteren in een hoogte vanaf maaiveld van circa 1.74 meter. Dat is lager dan de haag en de panelen zelf. Door tevens de trafo's te omringen met een groenblijvende haag zullen deze ook minder zichtbaar worden.

Daarnaast worden de locaties van de omvormers gewijzigd. Ze zijn van de westzijde verplaatst naar de oostzijde. Het zijn omvormers die vergelijkbaar zijn met omvormers die aan huis gebruikt worden. Door ze onder de panelen te plaatsen en ze op de oostzijde te plaatsen zullen ze niet vanuit de woningen hoorbaar zijn.

De overige gronden in de zienswijzen hebben niet geleid tot het wijzigingen van het plan.

Voor een volledig beeld van de zienswijzen en de beantwoording wordt verwezen naar de bijlage 7: Reactienota zienswijzen zonnepark Langedijk. Daarnaast is in bijlage 8 de reactie en de door initiatiefnemers ondernomen acties naar aanlieidng van de zienswijzen opgenomen. Uiteindelijk hebben de gesprekken ertoe geleid dat een van de zienswijzen is ingetrokken.

Positief advies gemeenteraad

De aanvraag, zienswijzen, reactienota en bijbehorende stukken zijn voorgelegd aan de gemeenteraad ter advies. Op de raadsvergadering van 7 februari 2022 hebben belangstellenden de kans gehad om in te spreken op de vergunning aanvraag. Hiervan hebben meerdere mensen gebruik gemaakt.

Naar aanleiding daarvan heeft initiatiefnemer uit eigen beweging nog enkele aanpassingen gedaan aan het parkontwerp ten behoeve van een reeënpassage. Deze aanpassingen zijn verwerkt in de ruimtelijke onderbouwing (zie oa paragraaf 3.2.2) . Daarnaast zijn aanvullende voorwaarden met betrekking tot onderhoud van de groenstrook opgenomen in de vergunning.

De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 10 maart 2022 besloten een positief advies af te geven over zonnepark Langedijk 31 nabij Hollandscheveld.