direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadscentrum, deelplan Detailhandel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

“Aangenaam anders, zo gaat het stadscentrum van Hoogeveen worden”; zo luidde de eerste zin uit de in 2008 gepresenteerde ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum. In de tussentijd is veel gebeurd en gerealiseerd in het centrum. In de ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum van Hoogeveen is in 2017 een nieuwe opgave geformuleerd, die voortborduurt op de visie van 2008. Hierin is de opgave beschreven om toe te werken naar een vitaal en toekomstbestendig centrum, waar bezoekers graag komen én terugkomen.

In de nieuwe ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum van Hoogeveen is opgenomen dat het stadscentrum vitaal blijft indien er sprake is van een compacter en kleiner centrum. Het kernwinkelgebied (Hoofdstraat) wordt versterkt door de winkels in de aanloopstraten (onder meer de Schutstraat en Het Haagje) te verplaatsen naar het kernwinkelgebied. Voor de verplaatsing of beëindiging van de betreffende winkels is een stimuleringsregeling voor transformatie beschikbaar. Een aantal betrokkenen heeft hiervan inmiddels gebruik gemaakt.

Voor de transformatie in de aanloopstraten is een nieuw bestemmingsplan nodig. Het geldende bestemmingsplan voor het centrum 'Stadscentrum 2008' is op dit punt niet meer voldoende actueel. Derhalve is gekozen voor een nieuw bestemmingsplan, waarbij in onder meer de gemengde bestemmingen de detailhandelfunctie wordt wegbestemd. Daarnaast is een aantal ontwikkelingen die inmiddels vergund of gerealiseerd zijn ook meegenomen in dit plan. Voor het overige is dit bestemmingsplan conserverend en wordt niet in nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Hieronder is een uitsnede van het plangebied opgenomen. Om gebiedsdekkend te zijn is de planbegrenzing van het vigerende plan 'Stadscentrum 2008' in ogenschouw genomen. Daarnaast is het later vastgestelde deelplan 'Stadscentrum, deelplan Grote Kerkstraat 15, 2014' meegenomen, omdat deze ook het aanloopgebied betreft. Deze plannen vormen de basis voor het nieuwe bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' (vastgesteld op 12 januari 2011) (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Met voorliggend bestemmingsplan wordt een vervolg gegeven aan bovenstaande visie. In dit bestemmingsplan wordt voor de panden in de aanloopstraten van het centrum de detailhandelfunctie onder een uitsterfconstructie gebracht, daar waar nog feitelijk detailhandel wordt geëxploiteerd. Dat betekent dat de huidige functie kan worden voortgezet, maar dat als deze detailhandelfunctie meer dan één jaar niet in een pand aanwezig is, de mogelijkheid tot het exploiteren van detailhandel vervalt voor de pandlocatie.

Daar waar momenteel leegstand is, een andere funtie dan detailhandel wordt geëxploiteerd (bijvoorbeeld een kantoor) of de pandeigenaar en/of ondernemer aanspraak heeft gemaakt op de 'Verordening stimulering detailhandel stadscentrum Hoogeveen 2020', wordt de detailhandelfunctie per direct wegbestemd. Vanaf inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is detailhandel voor die pandlocaties niet meer toegestaan.

1.2 Opgave bestemmingsplan

De voorgenomen ontwikkeling is niet in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Daarom is een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in het gewenste juridisch planologische kader, waarbij wordt aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

1.3 Opbouw toelichting

Deze toelichting kent acht hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 de beschrijving van de huidige situatie aan de orde. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader. Hoofdstuk 4 beschrijft de gewenste ontwikkeling. Het daarop volgende hoofdstuk 5 behandelt de toetsing aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 bevat de juridische vormgeving en hoofdstuk 7 beschrijft de handhaving van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 8 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het vigerende bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' geeft een planologische regeling aan het bestaand gebruik en maakt planologisch de vernieuwing van de daartoe aangewezen delen van het stadshart mogelijk. Om gebiedsdekkend te zijn is de planbegrenzing van dit plan in ogenschouw genomen in voorliggend bestemmingsplan. Deze vormt samen met een partiële herziening (zie paragraaf 1.1) de basis voor het nieuwe bestemmingsplan.

Binnen de planbegrenzing zal met het nieuwe bestemmingsplan een regeling worden opgesteld voor de aanloopstraten van het centrum. Dit betreffen (gedeelten van) de straten Brinkstraat/Kloosterpad, Prins Mauritsplein, Hoofdstraat, Dekkerpassage, Tamboerpassage, Grote Kerkstraat, Raadhuisstraat/Baandergang, Van Echtenstraat, het Haagje, Schutstraat, Alteveerstraat, Kruisstraat/Kruispad en Beukemaplein/Beukemastraat. Voor een exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding.

2.2 Vigerend recht

De vigerende regeling voor het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008', dat is vastgesteld op 12 januari 2011, en in de eerder genoemde partiële herziening. De panden in de aanloopstraten die deel uitmaken van voorliggende bestemmingsplan, hebben in de huidige bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' de bestemmingen 'Gemengd 1, 2, 3, 4, 5 en 8' en 'Detailhandel'. Daarnaast geldt voor een pand de bestemming 'Gemengd' vanuit het deelplan 'Stadscentrum, deelplan Grote Kerkstraat 15, 2014'.

Kortom: de panden in de aanloopstraten van het centrum van Hoogeveen waar vanuit de bestemmingsomschrijving een detailhandelfunctie mogelijk is, worden in dit nieuwe bestemmingsplan meegenomen. Ten behoeve van deze panden zal de detailhandelfunctie worden wegbestemd of worden gereguleerd met een uitsterfconstructie.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

De ruimtelijke structuur van het stadscentrum is ontstaan met de vervening van de regio. De huizen werden in linten gebouwd langs de vaarten die gegraven waren voor de afwatering van het veen en de afvoer van de turf. De concentratie van huizen en handel was het grootst bij de kruising van de vaarten en langs de Hoofdvaart tussen het Haagje/Schutstraat en de Willemskade. Het stadscentrum ligt hier nog steeds en ook de oudste bebouwing is er te vinden. De historisch gegroeide bebouwingsstructuur, zoals deze te zien is op kaarten van vóór de tweede wereldoorlog, is ook goed herkenbaar op de kaarten van nu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0002.png"

Figuur 2.1: Bebouwingsstructuur

Het agrarische land achter de lintbebouwing langs de hoofdvaart was te bereiken via paden en gangen vanaf de Hoofdstraat. Zo ontstond de kenmerkende ribbenstructuur van het stadscentrum. De Grote Kerkstraat en de van Echtenlaan waren als doorgaande routes met lintbebouwing toen ook al de uitzondering in die ribbenstructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0003.png"

Figuur 2.2: Ribbenstructuur

Door de sterke groei van Hoogeveen vanaf de jaren vijftig van de vorig eeuw verandert ook het aanzien van het oorspronkelijke centrum gebied. De grote veranderingen in het stadscentrum vinden plaats binnen de historische ruimtelijke structuur. Als eerste werden de vaarten gedempt, de vrijgekomen ruimte was voor het sterk groeiende autoverkeer. Een volgende aanpassing die hierbij past is de aanleg van parkeerterreinen achter de winkelstraten. In de loop van de tijd komt er nieuwe woonbebouwing aan deze parkeerterreinen.

Het oorspronkelijke centrum wordt een koopcentrum met regionale binding en uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0004.png"

Figuur 2.3: Hoofdstraat tussen de Van Echtenstraat en de Grote Kerkstraat, jaren 60

Er ontstond een gevarieerde lintbebouwing met winkels , waar nieuwe invullingen die vaak wat hoger en breder zijn tussen de oorspronkelijke gebouwen staan. Een uitzondering hierop is het woongebouw De Stoeke, dat veel hoger is en ver voor de andere gebouwen in de Hoofdstraat staat en de flat op de hoek bij 't Haagje.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0005.png"

Figuur 2.4: Het gebouw De Stoeke in de Hoofdstraat

In de Schutstraat, 't Haagje en het noordelijk deel van de Alteveerstraat zijn de vaarten later gedempt dan in de Hoofdstraat. In de lintbebouwing van deze straten zijn veel kleine individuele panden vervangen door grote gebouwcomplexen. De schaalsprongen zijn er groter dan in de Hoofdstraat. De oorspronkelijke bebouwingsstructuur is hierdoor deels verdwenen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0006.png"

Figuur 2.5: Schutstraat

De winkels en andere voorzieningen zijn georiënteerd op de oorspronkelijke straten. Het shop-in-shop concept komt weinig voor. De Tamboerpassage is het enige nieuwe winkelconcept wat naast de bestaande ruimtelijke structuur is gebouwd.

De openbare ruimtes zijn regelmatig aangepast zodat het stadscentrum bij de tijd en aantrekkelijk blijft. De inrichting van de openbare ruimte wordt telkens afgestemd op de veranderende eisen en gebruik van de buitenruimte. De Hoofdstraat is al tientallen jaren een autovrij winkelwandelgebied. Het water is er gedeeltelijk weer in terug gebracht.

In de Ontwikkelingsvisie voor het stadscentrum wordt het stadscentrum onder verdeeld in voorzieningenclusters (zie voor de cluster indeling de afbeelding) Dit is op basis van de aanwezige functies en het gebruik.

In de Nota ruimtelijke kwaliteit is het stadscentrum onderverdeeld in bebouwingssferen. Natuurlijk is het zo dat een bepaald gebruik van de gebouwen, bijvoorbeeld een grote winkelketen of een kantoor, zich door vertaald naar hoe het gebouw eruit ziet en dus de bebouwingssfeer meebepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0007.png"

Figuur 2.6: Voorzieningenclusters en bebouwingssferen

Het noorden van de Hoofdstraat, bebouwingssfeer 1, kenmerkt zich door de aanweizgheid van veel historische gebouwen in een gave staat. Het zuidelijke deel van de Hoofdstraat, tussen de grote kerkstraat en 'het kruis, kenmerkt zich door de aanwezigheid van historische gebouwen afgewisseld met nieuwe invullingen. Detailhandel en horeca zijn hier de hoofdfuncties. Het 'Kruis', de Schutstraat, 't Haagje en het noordelijke deel van de Alteveerstraat (bebouwingssfeer 3) kenmerken zich met de grootschalige appartementen gebouwen naast historische panden. Het contrast in bouwvolume en architectuur is hier groot. De vierde bebouwingssfeer bestaat uit de pleinwanden van de parkeerwanden. De nieuwe bebouwing is hierop gericht om de pleinwanden aantrekkelijker te maken.

2.4 Functionele structuur plangebied

Het stadscentrum bestaat uit een groot aantal winkels, café's, restaurants en dienstverlenende bedrijven in combinatie met culturele voorzieningen. Eveneens wordt er in het gebied gewoond, zowel op de begane grond als de verdiepingen. Het gebied is goed bereikbaar door de vele grote parkeerterreinen achter het centrum.

Het zuidelijk deel van het centrum is vooral gericht op winkelen en boodschappen doen. Het noordelijk deel van het stadscentrum ademt meer de sfeer van dienstverlening en cultuur uit.

De afgelopen jaren is met name in de winkelpanden in de aanloopstraten leegstand ontstaan. Ook in het centrumgebied is steeds meer leegstand zichtbaar. Dit is nader onderzocht in de Ruimtelijk economische
Ontwikkelingsstrategie centrum uit 2017, dat hieronder en in het volgende hoofdstuk onder het gemeentelijk beleid wordt behandeld.

UITKOMSTEN REOS

Kern Hoogeveen, kwantitatieve analyse

Hoogeveen is niet alleen in inwonertal, maar ook qua winkelaanbod de hoofdkern van de gemeente. In totaal is in de gemeente een aanbod van ruim 155.000 m² winkelvloeroppervlak (wvo) in de detailhandel. Hiervan is zo’n 88% aanwezig in Hoogeveen. Het totale winkelaanbod in Hoogeveen is ruim 120.500 m² wvo groot, exclusief leegstand. Het aanbod in de groepen ‘Mode & Luxe’ en ‘Vrije Tijd is met name in het centrum aanwezig. De overige groepen zijn verspreid over Hoogeveen en in de wijkcentra gevestigd. Het aanbod ‘In/Om Huis’ – zoals de doe-het-zelf en de woonwinkels – zijn vooral aan de Griendtsveenweg te vinden.

Het totale aanbod van detailhandel in het centrumgebied van Hoogeveen bedraagt 58.600 m2 wvo. Van het totale aanbod staat circa 14.500 m2 leeg (cijfers 2019-2020).

Onderzocht is het aanbod in de kern Hoogeveen afgezet tegen het gemiddelde van andere kernen met gemiddeld 30.000 tot 50.000 inwoners. Hierbij is het gemiddelde aanbod in m2 wvo per 1.000 inwoners als basis gebruikt, zodat de verschillen in inwonertal min of meer gelijk gesteld worden. Uit dit onderzoek blijkt dat het aanbod in alle branches in Hoogeveen hoger ligt dan bij andere kernen met hetzelfde inwonertal. Hierbij dient nog wel opgemerkt te worden, dat in het noorden van het land het aanbod vaak iets groter is dan het gemiddelde, met name door de sterk aanwezige regiofunctie van kernen van deze grootte. Bovendien zijn de winkelpanden gemiddeld ook vaak groter, hetgeen historisch verklaard kan worden.

Niettemin is duidelijk dat elke inwoner van Hoogeveen (en omgeving) een groot aantal detailhandelsmeters tot zijn/haar beschikking heeft. Vooral het aanbod mode & luxe en vrije tijd (juist de groepen in het centrum) is zeer sterk aanwezig.

Evenals in de rest van het land staan ook in Hoogeveen diverse panden leeg. Het landelijk leegstandspercentage bedraagt 7,8%, gemeten naar winkelvloeroppervlak (wijze Locatus). In de kern Hoogeveen ligt het leegstandspercentage iets hoger. In het centrumgebied van Hoogeveen ligt het leegstandspercentage evenwel aanzienlijk hoger. De afgelopen jaren is het aantal leegstaande panden opgelopen naar 52 (2019/2020).

Verzorgingsgebied
Op basis van diverse landelijk en regionaal beschikbare kengegevens kan een berekening gemaakt worden van het benodigd aantal meters voor het verzorgingsgebied van een kern. Een belangrijke bron voor deze kengetallen zijn de landelijke bestedingscijfers voor de dagelijkse en niet-dagelijkse sector. Rekening houdend met het inkomen van een gemeente wordt bepaald hoeveel geld elke inwoner uitgeeft aan het winkelen.

Het primaire verzorgingsgebied voor het centrum van de kern Hoogeveen is de eigen gemeente. Daarnaast trekt Hoogeveen ook uit omliggende gemeenten nog de nodige koopkracht naar zich toe. De koopkrachtbinding in de dagelijkse sector bedraagt voor Hoogeveen 93%, in de niet-dagelijkse sector is dit 73%. Dit betekent dat veel koopkracht binnen Hoogeveen blijft. Voor overige aankopen gaan de inwoners van de gemeente vooral naar buiten Drenthe en doen ze aankopen via internet. Een regiofunctie heeft Hoogeveen vooral voor gemeente De Wolden en in mindere mate voor Midden-Drenthe en Coevorden; daarnaast komt 10% van buiten Drenthe in de niet-dagelijkse sector.

Leegstand
Het aanbod in de kern Hoogeveen is afgestemd op een sterke regionale verzorgingsfunctie. Daarom zal het aanbod ook groter zijn dan wanneer het alleen voor de eigen kern zou zijn, zoals in veel kleinere dorpen het geval is. Niettemin blijkt uit de rekensommen dat het aanbod overeenkomt met een veel groter gebied; er is duidelijk sprake van een fors overaanbod. Dit overaanbod concentreert zich vooral in de niet-dagelijkse sector, waar het mode-aanbod een belangrijk onderdeel van uit maakt. De relatief hogere leegstand duidt ook op een overaanbod. Enige (frictie)leegstand zal altijd aanwezig zijn. Deze bedraagt echter enkele procenten. Op basis van voorzichtige berekeningen kan worden geconcludeerd dat het overaanbod voor heel Hoogeveen minimaal 20.000 m2 wvo bedraagt. Het aanbod in het centrum dient met ruim 1.600 m2 wvo teruggebracht te worden. Hiervan is reeds 5.000 m2 al gerealiseerd. De latente ruimte, te onttrekken via dit bestemmingsplan bedraagt 4.000 m2.

Het gevolg van dit overaanbod is naast de leegstand dat de vloerproductiviteit van diverse ondernemers relatief laag zal liggen, waarbij onderling uiteraard grote verschillen zullen zijn.

Overigens is hierbij nog geen rekening gehouden met de toenemende invloed van online winkelen. Dit neemt een steeds grotere vlucht en zal bij diverse branches wel degelijk van invloed zijn op de omvang en vorm van het fysieke aanbod.

Kwalitatieve analyse

Het winkelaanbod in het centrum van Hoogeveen wijkt niet erg af van het gemiddelde in kernen van deze omvang, behalve dan dat in Hoogeveen van alles meer aanwezig is. Er is evenwel geen sprake van hele grote uitschieters. Overall is sprake van een behoorlijk evenwichtig aanbod.
In de dagelijkse sector is het aanbod compleet: service-supermarkten en discounters zijn rond het centrum aanwezig, aangevuld met speciaalzaken.
Als we in de niet-dagelijkse sector iets dieper kijken ontstaan grotere verschillen, hoewel ook dan blijkt dat Hoogeveen in weinig branches echt tekort schiet. Vooral het aanbod aan schoenen, sport & spel en media is ruim aanwezig. Het aanbod aan huishoudelijke artikelen en hobbyartikelen is minder sterk vertegenwoordigd.
Geconstateerd kan worden dat het aanbod in Hoogeveen beduidend groter is dan dat in veel vergelijkbare plaatsen qua inwonertal, maar wel overeenkomsten heeft met enkele andere sterke regiocentra als Drachten, Sneek en Oldenzaal.

Centrumgebied

Centrumgebieden worden steeds belangrijker als recreatieve verblijfsgebieden. Het aanbod van de diverse functies (de aanbod mix) en vooral de sfeer van een centrum is bepalend voor de keuze van de consument. De combinatie van detailhandel, vooral het complete aanbod en het unieke eigen karakter, de ondersteunende horeca en de aanwezige culturele en maatschappelijke elementen in een centrum bepalen de kwaliteit van een centrum als recreatief verblijfsgebied. De mogelijkheid van een aantrekkelijke wandel/winkelroute in een centrum, de locatie van de belangrijkste trekkers en de ligging van de (parkeer)bronpunten zijn eveneens belangrijke elementen in het functioneren van een centrumgebied.

In Hoogeveen vormt de Hoofdstraat van oudsher de belangrijkste winkelstraat. De Hoofdstraat is een lange, brede straat, die als wandelgebied is ingericht, van het Kruis tot aan de entree van de Tamboer. Naast de Hoofdstraat zijn winkels aanwezig in de Tamboerpassage en de aanloopstraten Schutstraat en Het Haagje. De afgelopen jaren is sprake geweest van enige verschuiving in het belang van de verschillende onderdelen van het centrum. Zo is door o.a. de herinrichting van de openbare ruimte de positie van de Schutstraat en ’t Haagje versterkt. Al bij de Ontwikkelingsvisie Hoogeveen in 2008 is aangegeven, dat de kern van het winkelgebied liep van het Kruis tot de Raadhuisstraat. In feite is daarin weinig veranderd.

Aan de hand van passantentellingen kan duidelijker worden aangegeven waar de drukte in het centrum het grootst is, en waar deze minder sterk is. Hieruit blijkt dat het gedeelte waar de grootste trekkers zitten ook het drukst bezocht worden. Dat is het gedeelte rondom de Hema en directe omgeving. Verder naar het noorden in de Hoofdstraat en Tamboerpassage wordt het rustiger. Het aantal passanten bedraagt hooguit de helft. In de aanloopstraten ligt het aantal passanten nog lager.
Het cultuuraanbod van Hoogeveen is vooral in het noordelijk deel geconcentreerd; naast de Tamboer is in de Grote Kerkstraat veel horeca gevestigd, waaronder het verbouwde Postkantoor met een bioscoop in het horecaconcept. Verder gaat het vooral om avond- en nachthoreca.

Mede door het parkeren op korte afstand is de lengte van de Hoofdstraat nooit een groot probleem geweest voor bezoekers; het centrum is overzichtelijk. Toch zijn de afstanden groot; wanneer sprake is van te veel leegstaande panden of van te weinig trekkers in bepaalde delen dan neemt de interesse van de bezoeker af.

Tamboerpassage
De Tamboerpassage neemt een bijzondere positie in binnen Hoogeveen. Het is het enige overdekte winkelgebied in de kern. De passage heeft 3 in- en uitgangen: bij de supermarkt aan de Marktzijde, aan de Grote Kerkstraat en aan de Hoofdstraat. Deze laatste entree ligt een stuk van de Hoofdstraat af, en is niet zichtbaar komend vanaf de Hoofdstraat vanuit het zuiden. Het aanbod in de passage bestaat uit een mix van winkels in de dagelijkse en niet-dagelijkse sector, dienstverlening en leisure. In de passage zitten naast landelijke ketens ook lokale ondernemers. Uit de cijfers van de passantentellingen blijkt dat tussen de Tamboerpassage en de Hoofdstraat nauwelijks een relatie aanwezig is. Voor bezoekers, die hun auto op de Markt parkeren, vormt de passage een doorgangsroute richting de Hoofdstraat. Veel bezoekers komen evenwel gericht voor een winkel in de passage en maken wel combinaties binnen de passage, maar een beperkt deel gaat door richting de Hoofdstraat. Bezoekers voor het centrum parkeren bij voorkeur niet op de Markt; de afstand tot het centrum is dan (te) lang.

Het gevolg is dat de Tamboerpassage een min of meer losstaand onderdeel is van het centrum. Mede hierdoor kampt de passage regelmatig met (verborgen) leegstand. In een kern met een te royaal aanbod komen juist in die delen panden leeg te staan, waarvan de ligging niet optimaal is. Dankzij de kwaliteit van de winkels zelf blijven de bezoekers nog komen naar de Tamboerpassage, maar nieuwe bezoekers komen veel minder. Hierdoor zal ook in de toekomst bij ongewijzigd beleid de leegstand blijven ontstaan. Uit de gegevens van de Retail Risk Index van Locatus blijkt dat aan de randen van het winkelgebied, zoals o.a. de Tamboerpassage en delen Schutstraat) de grootste risico’s gelopen worden.

Beleving

In een kernwinkelgebied worden sfeer en beleving steeds belangrijkere factoren om te kiezen voor een bepaald gebied. De Hoofdstraat van Hoogeveen is redelijk aantrekkelijk ingevuld en kent de nodige ornamenten.
Belangrijk is dat er voldoende winkelpanden zijn en blijven om het centrum aantrekkelijk te houden. Te veel onderbreking met andere functies is niet gewenst. Een ander onderdeel van sfeer wordt gevormd door de aanwezigheid van detailhandel ondersteunende horeca. Om bezoekers langer in een centrum te houden is het prettig, dat ze ergens iets kunnen drinken en/of eten; bij goed weer graag op een terras. Wat dit betreft is het aanbod op dit moment beperkt in het centrum van Hoogeveen; het aanbod is vooral eenzijdig. Kwalitatieve toevoegingen en/of versterkingen rondom een terras/plein kan de kracht van het winkelgebied versterken.

De weekmarkt van Hoogeveen – met extra markten in het seizoen – is altijd een sterke trekker geweest voor Hoogeveen. Landelijk is te zien dat de kracht van weekmarkten aan het afnemen is. Ook in Hoogeveen is dat merkbaar; de markt liep in de Hoofdstraat aanvankelijk door tot de entree van de Tamboerpassage, inmiddels is dit teruggebracht tot de Raadhuisstraat. Niettemin blijft de markt een trekker voor Hoogeveen en de regio, en bovendien een sfeerversterkend onderdeel.

Bereikbaarheid en parkeren

Het centrumgebied van Hoogeveen is in principe goed bereikbaar. De Schutstraat en Het Haagje zijn belangrijke toevoerwegen naar het centrum van Hoogeveen. Deze straten zijn heringericht, mede om de snelheid hier te verlagen. Rondom het centrumgebied loopt een lus om de verschillende parkeerterreinen te bereiken.
Parkeergelegenheid is rondom de Hoofdstraat en vooral bij de supermarkten volop aanwezig. Het dicht bij de winkels kunnen parkeren is altijd al een sterk punt van Hoogeveen geweest.
Hoewel de bereikbaarheid van het centrum prima is, is de zicht– en vindbaarheid van de winkels minder. Bij binnenkomst van het centrumgebied zijn de winkels amper zichtbaar, of uitsluitend aan de achterkant. Bovendien laat de kwaliteit van de P-terreinen nogal te wensen over. De routes van het parkeren naar de winkels zijn veelal niet aantrekkelijk, de oriëntatie op de winkels vanaf de parkeerplaatsen is zeer matig en de parkeerterreinen zijn slecht verlicht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI (september 2020) is op dit moment in ontwikkeling. De NOVI kent vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • duurzaam economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio's;
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Voor dit plan is met name sterke en gezonde steden en regio's van belang. Dit wordt hieronder nader uitgewerkt in de volgende beleidskeuzes.

  • 1. Versterken van het Stedelijk Netwerk Nederland door de ontwikkeling van de stedelijke regio’s te ondersteunen en te zorgen voor goede onderlinge en externe verbindingen. Verstedelijking wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van de (ov-)infrastructuur en vindt plaats in de regio’s waar er vraag is. De grote open ruimten tussen de steden behouden hun groene karakter.
  • 2. Het Rijk hanteert een integrale verstedelijkingsstrategie. Dit is een samenhangende aanpak van wonen, werken, mobiliteit, gezondheid, veiligheid en leefomgevingskwaliteit. Zo kunnen steden zich duurzaam ontwikkelen.
  • 3. Verstedelijking vindt geconcentreerd plaats in de regio. Toe te voegen nieuwe woon- en werklocaties worden zorgvuldig en op efficiënte wijze ingepast met oog voor beschikbare ruimte en mobiliteit. Het woningaanbod in de regio’s sluit aan bij de vraag naar aantallen en typen woningen, woonmilieus en prijsklasse.
  • 4. Voor de bestaande bebouwing wordt ingezet op een integratie van stedelijke ontwikkeling en beheer om te komen tot een efficiënte aanpak van de vele opgaven daar.
  • 5. De leefomgeving wordt zo ingericht dat deze een actieve, gezonde leefstijl en maatschappelijke participatie bevordert. De luchtkwaliteit wordt verbeterd zodat in 2030 wordt voldaan aan de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie.
  • 6. We versterken het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad en verbeteren de aansluiting op het groene gebied buiten de stad. Een natuurinclusieve ontwikkeling van de stedelijke regio’s en natuurinclusief bouwen zijn het uitgangspunt.
  • 7. Steden en regio’s klimaatbestendig inrichten.
  • 8. Het stedelijke mobiliteitssysteem levert een goede bereikbaarheid op. De auto, het ov, fietsen en lopen zijn onderling verknoopt. Het systeem draagt zo bij aan een gezonde leefomgeving en een gezonde leefstijl.
  • 9. Voor gebieden buiten het Stedelijk Netwerk Nederland, die liggen aan de grens van het land en/of waar vraagstukken rond bevolkingsdaling spelen, ontwikkelen de overheden gezamenlijk een integrale gebiedsgerichte aanpak.

Er wordt gebiedsgericht gewerkt en uitgegaan wordt van de kenmerken en kwaliteiten van het gebied. Ook met oog voor de maatschappelijke initiatieven die er al zijn. Van belang is dat iedereen die wil, kan bijdragen aan het verbeteren van de leefomgeving. Dat geldt ook voor het verduurzamen van de manier waarop we wonen, werken en leven. Dit vraagt dat de overheden samenwerken en faciliteren waar het kan en sturend en kaderstellend zijn waar het moet.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister ervoor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.

De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Het bestemmingsplan betreft slechts een functionele wijziging, waarbij detailhandel in de bestaande bestemmingen gereguleerd wordt. Alle overige toegestane functies blijven met dit plan mogelijk. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Daarom is de Ladder niet van toepassing op dit plan. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet strijdig is met de Ladder van duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De Omgevingsverordening is ook op 3 oktober 2018 vastgesteld.

De missie uit de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Dit komt hieronder nader aan de orde.

COMBINATIEMODEL

Het doel is om functies, kwaliteiten en strategische opgaven met elkaar te combineren. In het combinatiemodel is er sprake van een gelaagde aanpak. De basis wordt gevormd door de kernkwaliteiten. Daarop liggen de robuuste systemen, waarin de strategische opgaven voor 2030 landen. De combinatie van opgaven en robuuste systemen binnen de context van de Drentse identiteit geeft invulling aan de visie van een bruisend Drenthe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0008.png"

Figuur 3.1: Combinatiemodel (bron: Provinciale Omgevingsvisie Drenthe)

De kernkwaliteiten komen hieronder aan de orde.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

De Omgevingsvisie is verder vertaald naar een verordening, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft.
In de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe is opgenomen dat in een ruimtelijk plan uiteengezet wordt hoe het desbetreffende plan zich verhoudt tot het behoud en de ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform het provincial beleid, en de strategische opgaven en de sturingsniveaus zoals die zijn verwoord in de omgevingsvisie. Verder maakt het desbetreffende ruimtelijk plan geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Daarnaast dient in het kader van zorgvuldig ruimtegebruik de Ladder voor duurzame verstedelijking te worden gevolgd. In paragraaf 3.1.2 is onderbouwd dat de Ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing is op het plan.


KERNKWALITEITEN
Voor het plangebied zijn met name de kernkwaliteiten Cultuurhistorie en vervolgens Landschap en Aardkundige waarden van toepassing:

CULTUURHISTORIE

Specifiek voor Hoogeveen kan worden genoemd:

  • “Het Kruis” als ontstaanspunt herkenbaar in het kruispunt van twee –gedempte- vaarten;
  • Noordelijk daarvan herkenbare historische percelering en bebouwingsstructuur.

Richtinggevend voor dit deelgebied is het behouden van het onderscheid tussen de verschillende ontginningsblokken in het veengebied. Dit is vooral zichtbaar te maken op de grenzen van de blokken. Gestuurd wordt op het gebruik maken van de randen en contrasten tussen de verschillende ontginningsblokken bij nieuwe ontwikkelingen, en in het bijzonder de achtergrenzen van de ontginningsblokken, waar verschillende kavelrichtingen bij elkaar komen.

LANDSCHAP

Het gebied is onderdeel van het wegdorpenlandschap van de hoogveenontginning. Het doel is deze landschapstypen van Drenthe herkenbaar, beleefbaar en leesbaar te houden.

AARDKUNDIGE WAARDEN

Het gebied heeft een generiek beschermingsniveau aardkundige waarden. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. Van gemeenten wordt verwacht dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.

BESTAAND STEDELIJK GEBIED

In principe ligt binnen het bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten bij de gemeente. Het provinciaal belang voor archeologie en cultuurhistorie kent hierop een uitzondering: het provinciaal belang is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als de kernen zijn opgenomen op de kaarten D4 en D6 van de POV.

In ruimtelijke plannen wordt uiteengezet hoe het plan zich verhoudt tot behoud en ontwikkeling (hiermee wordt bedoeld: versterking) van de kernkwaliteiten in relatie tot een dynamisch en ondernemend Drenthe. De bepalingen voor kernkwaliteiten zijn niet in beton gegoten. De regels zijn als verantwoordingsplicht ingericht.

Een ruimtelijk plan kan in principe geen nieuwe activiteiten toestaan die kernkwaliteiten significant aantasten. Wat 'significant' (een term uit artikel 2.6) is, wordt bepaald door de contouren die de Omgevingsvisie voor de omgang met kernkwaliteiten stelt. Een ontwikkeling leidt dus niet tot significante aantasting, wanneer rekening wordt gehouden met de kernkwaliteiten conform de Omgevingsvisie en uitwerkingen als het Cultuurhistorisch Kompas.

ROBUUSTE SYSTEMEN

De vier robuuste systemen die worden onderscheiden als de dragers voor de ruimtelijke ontwikkeling van Drenthe zijn het sociaaleconomische systeem, het landbouwsysteem, het natuursysteem en het watersysteem, zoals hierboven is weergegeven.

  • Het sociaaleconomische systeem: Dit systeem betreft een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen in een aantrekkelijke leefomgeving en een goed netwerk van verbindingen. Het stadscentrum van Hoogeveen valt onder dit systeem.
  • Het landbouwsysteem: Dit systeem betreft de gebieden die van belang zijn voor een toekomstgerichte landbouw.
  • Het natuursysteem: Dit systeem betreft de gebieden en verbindingen die de ruggengraat vormen voor de natuur in Drenthe.
  • Het watersysteem: Het samenhangende systeem van beken en kanalen die zorgdragen voor een optimale waterstand in Drenthe.

CONCLUSIE

Dit bestemmingsplan is een conserverend plan dat op zichzelf geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Het bestemmingsplan houdt rekening met de relevante kernkwaliteiten. Waar nodig zijn de kernkwaliteiten doorvertaald op de verbeelding, met een beschermende regeling. Aan de combinatie van opgaven en robuuste systemen (sociaal-economische systeem) wordt op passende wijze invulling gegeven. Het bestemmingsplan is dan ook in overeenstemming met het provinciaal beleid uit de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

3.3 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Omdat met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe woningbouw mogelijk wordt gemaakt, wordt hier niet nader op ingegaan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.
In de Structuurvisie geeft de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030 neergelegd te aanzien van veel beleidsterreinen.

3.4.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone. Hoogeveen blijft inzetten op het behouden en versterken van regionale voorzieningen in de kern. Wat betreft bedrijventerreinen is de verwachting bijgesteld en geconcludeerd dat er nog voldoende ruimte is.

Onderhavig plangebied betreft bestaand stedelijk gebied. Ingezet wordt het versterken van het kernwinkelgebied. Voorliggend bestemmingsplan is hierop geënt en sluit dus aan bij de structuurvisies en toekomstvisie zoals hierboven beschreven. Dit is in de toekomstvisie Hoogeveen (zie hieronder) nader uitgewerkt voor de binnenstad van Hoogeveen.

3.4.4 Toekomstvisie Hoogeveen

In de toekomstvisie voor Hoogeveen wordt aangegeven welke ontwikkelingen en opgaven er zijn op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie. In de visie worden meerdere trends beschreven, die hun invloed hebben op de nabije en verre toekomst van de binnenstad:

  • De stad als middelpunt: Het belang van de stad wereldwijd neemt toe, om te wonen, maar ook om te werken en te verblijven. De Europese Unie is zelfs een van de meest verstedelijkte gebieden ter wereld. De manier waarop steden omgaan met de uitdagingen die deze groei met zich mee brengt, is van groot belang voor de duurzame ontwikkeling van de EU en haar inwoners. Daarom helpt de EU steden om met die uitdagingen om te gaan, via de ‘Europese Agenda Stad’.
  • Hoogeveen als regiogemeente: Daarnaast is het nodig dat Hoogeveen zich als regiocentrum versterkt, vanwege de demografische ontwikkelingen en het wegvallen van lokale voorzieningen rondom Hoogeveen. Hoogeveen als stad zal steeds belangrijker worden als motor voor de economie. De maatschappelijke en sociaal-culturele voorzieningen, winkelcentra en evenementen in Hoogeveen worden van steeds grotere betekenis voor de inwoners van de regio.
  • Ander koopgedrag van de consument: Door de digitalisering en technologische ontwikkelingen zien we dat het koopgedrag van de consument verandert. We kopen allemaal meer online. Dat zorgt voor grote uitdagingen voor ondernemers in de winkelgebieden. En het zorgt voor leegstand van winkels. We komen naar het stadscentrum niet alleen om te winkelen, maar ook om een leuke tijd te hebben (‘beleving’).
  • Visie en opgave voorzieningen: Voor de eigen inwoners in de dorpen en de wijken en de inwoners uit de regio, blijft Hoogeveen inzetten op het behouden en versterken van regionale voorzieningen in de kern Hoogeveen voor onderwijs, sport, cultuur, zorg en stadscentrum. De focus komt te liggen op voorzieningen die bijdragen aan maatschappelijke doelen.

Gestuurd wordt op inhoudelijke samenwerking en logische clustering. Doel is een vitaal, toekomstbestendig stadscentrum met een compact winkelgebied. Het stadscentrum wordt samen met ondernemers en vastgoedeigenaren ingedikt, getransformeerd en aantrekkelijker gemaakt. Dit alles passend bij het DNA van Hoogeveen (sociaal, vriendelijk) en het profiel van de consument en met een focus op kindvriendelijkheid.

3.4.5 Woonvisie 2017-2020

De Woonvisie 2017-2020 heeft één motto en vier hoofdambities. Centraal staat het motto: “Waar iedereen zijn thuis vindt”. Dat geldt voor iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd, inkomen, gezinssamenstelling, gezondheid of afkomst. Om die visie te verwezenlijken, wordt gewerkt met vier hoofdambities. Dit zijn de volgende:

  • Behoud van kwaliteit en gewildheid;
  • Toevoegen wat gevraagd wordt;
  • Voor iedereen betaalbaar;
  • Ouderdom of zorg: ook dan goed wonen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft niet tot doel nieuwe woningbouw mogelijk te maken, derhalve levert dit beleid geen directe randvoorwaarden voor dit plan. Daar waar wonen op de begane grond in dit bestemmingsplan middels een aanduiding wordt weergegeven, ligt een eerder verleende omgevingsvergunning ten grondslag die dit wonen mogelijk maakt. Deze aanduiding is uit praktisch oogpunt opgenomen, zodat de huidige juridisch-planologische situatie goed zichtbaar is op een bepaalde locatie.

3.4.6 Structuurvisie binnenstad (ontwikkelvisie stadscentrum)

De structuurvisie van de binnenstad (2017, oftwel "Ontwikkelvisie stadscentrum 2017") heeft als motto “Aangenaam anders”. Hoogeveen heeft een uniek stadscentrum. De heldere, historische gegroeide structuur in combinatie met de goede bereikbaarheid, de vele parkeervoorzieningen en het uitgebreide winkelaanbod heeft veel weg van een modern winkelcentrum: een warenhuis. Deze kwaliteit geeft het centrum van Hoogeveen een sterke concurrentiepositie ten opzichte van omliggende kernen.

De vaststelling van de Ontwikkelingsvisie Stadscentrum in 2008 bleek de goede weg te zijn. De afgelopen jaren is er veel gebeurd en gerealiseerd. Hieronder is dit weergegeven:

Algemeen

  • Versterking winkelaanbod (2006-2009), met een goede mix lokaal en landelijk aanbod;
  • Evenementen/activiteiten toegevoegd (vanaf 2008);
  • Stichting Centrummanagement opgericht (2008) en intensivering samenwerking gemeente en partijen in het stadscentrum;
  • Keurmerk Veilig Ondernemen (2011) met drie sterren certificaat (2017);
  • Kwaliteitscatalogus stadscentrum (2012).

  • Fysieke uitvoeringsprojecten
  • Herinrichting Hoofstraat Noord (2009) en internationale verlichtingsprijs (2010);
  • Realisatie nieuwbouw Werkplein en herinrichting Dekkerplein en Dekkerpassage (2011);
  • Bewaakte fietsenstalling, proef 2012, definitieve locatie (2013);
  • Start verkoop en herontwikkeling Klooster (2012);
  • Reconstructie Notaris Mulderstraat (2012);
  • Reconstructie Het Kruis (2013);
  • Herinrichting entree Schutstraat (2013);
  • Realisatie parkeergarage De Kaap (start 2014);
  • Herontwikkeling Park Dwingeland en Beukemaplein (start 2014);
  • Realisatie woningbouw Mauritsplein (start 2015).

Uit bovenstaande wordt geconculdeerd dat de ontwikkelingsvisie een goed kader is voor huidige én toekomstig te intensiveren beleid en uitvoering. Want, ondanks alle ingrepen en bereikte resultaten staat de vitaliteit van het stadscentrum van Hoogeveen onder druk. Hiervoor zijn verschillende verklaringen aan te dragen. De retailsector ondergaat de nodige veranderingen. Niet in de laatste plaats omdat de consument is veranderd. De consument wil beleving en vermaak en komt niet langer alleen om te winkelen.

Grenzen vervagen: we zien steeds meer mengfuncties ontstaan, zoals horeca gemengd met detailhandel of dienstverlening. De omzetdaling als gevolg van de wereldwijde crisis is, naast de toegenomen leegstand ook een gegeven. Ontwikkelingen die ook in het centrum van Hoogeveen zichtbaar zijn.

Een aantrekkelijk en toekomstbestendig winkel-, werk- en woongebied met een openbare ruimte die een hoge verblijfskwaliteit bezit en voor de consument aantrekkelijk genoeg is om herhaaldelijk te blijven bezoeken dát is wat het centrum van Hoogeveen wil zijn.

OPGAVEN

Daarom bestaat de belangrijkste opgave anno 2017 uit:

  • 1. Indikken/transformeren: we pakken de leegstand aan, samen met vastgoedeigenaren en ondernemers.
  • 2. Centrum als aantrekkelijk, gezellig en recreatief verblijfsgebied: de veranderde consument zoekt sfeer, vermaak en beleving.

Hiervoor zetten we onder meer in op:

  • Openbaar gebied met een hoge verblijfskwaliteit;
  • Ruimte bieden aan nieuwe winkelconcepten, naast een compleet en aantrekkelijk winkelaanbod, in aanvulling op het online winkelen;
  • (Vernieuwende en betere programmering van) evenementen/activiteiten/nieuwe concepten in nauwe samenhang en samenwerking met cultuur en horeca;
  • 3. Promotie/marketing passend bij het DNA van Hoogeveen. Met als te bereiken resultaat: meer consumenten, hogere omzetcijfers en minder (geen) leegstand in het centrum van Hoogeveen.

Gelet op de opgave zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de visie uit 2008:

  • Retail: aanwijzing van een kleiner compacter winkelgebied en we brengen meer beleving en gezelligheid aan in het kernwinkelgebied;
  • Parkeren: de tweede parkeergarage vervalt en enkele parkeerterreinen worden heringericht in plaats van bebouwd;
  • Klimaatadaptatie: de visie klimaatadaptatie wordt een belangrijke drager voor de ontwikkelingen in stadscentrum;
  • DNA stadscentrum: de cultuur van de bezoeker van het stadscentrum (DNA) is de kapstok voor alle andere activiteiten en ontwikkelingen die plaatsvinden in het stadscentrum.

Om dit te bewerkstelligen voert de gemeente een krachtigere regie over de planvorming en eventuele daaruit voortvloeiende deelontwikkelingen. Dit komt in de volgende paragraaf aan de orde.

3.4.7 Regionale ontwikkelingsstrategie

De gemeente Hoogeveen en de Stichting Centrummanagement Hoogeveen werken nauw samen om te komen tot een aantrekkelijk stadscentrum van Hoogeveen. In gezamenlijkheid is er de afgelopen jaren reeds veel werk verzet om het centrum te versterken, maar er zijn ook zorgen inzake de toekomst van het centrum.

Belangrijke opgaven voor de toekomst zijn de functionele invulling van de leegstand, hoe om te gaan met de invloed van de internetbestedingen op het fysieke winkelapparaat en de gevolgen hiervan voor de diverse winkelstraten, en een heldere afbakening van het winkelgebied.
Naast de specifiek lokale problematiek is er natuurlijk ook sprake van regionale en landelijke ontwikkelingen en trends die medebepalend zijn voor de toekomstpositie van Hoogeveen. In dit kader kunnen onder andere de voortschrijdende branchevervaging (‘blurring’), de eigen identiteit in samenhang met het noodzakelijke onderscheidend vermogen van winkelgebieden, en de wens om beleving van de consument genoemd worden.

Gemeente en diverse actoren binnen het centrumgebied – zoals de Stichting Centrummanagement en vastgoedeigenaren – hebben behoefte aan een duidelijke ruimtelijk economische ontwikkelstrategie voor het centrum. Hoewel de belangen van de verschillende betrokken partijen (ondernemers, eigenaren en gemeente) natuurlijk verschillen is het voor alle partijen van groot belang dat er duidelijkheid komt met betrekking tot de toekomstige positie en positionering van het centrum van Hoogeveen. De onderhavige REOS-rapportage (2017) is onderdeel van de actualisatie van de centrumvisie voor Hoogeveen.

Doelstelling van de REOS-rapportage betreft het tot stand brengen van een duidelijke ruimtelijk economische ontwikkelstrategie voor het centrumgebied van Hoogeveen, waardoor het centrumgebied ook naar de toekomst toe compleet en aantrekkelijk blijft voor de consument.

Het doel van de strategie is vierledig:

  • Het bieden van een gemeentelijk toetsingskader voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het stadscentrum van Hoogeveen;
  • Het geven van een duidelijke strategie hoe om te gaan met nieuwe retail-ontwikkelingen in het stadscentrum van Hoogeveen (kansen voor detailhandel en horeca);
  • Het opstellen en uitvoeren van een concreet ruimtelijk-uitvoeringsprogramma voor gemeente, ondernemers en vastgoedeigenaren voor zowel de korte als langere termijn, inclusief een financiële onderbouwing om in gezamenlijkheid het centrum van Hoogeveen een kwaliteitsimpuls te geven. De wijze waarop de verzorgingsfunctie en aantrekkingskracht van het centrum voor de inwoners, regiobezoekers en toeristen versterkt kan worden dient benoemd te worden, evenals de wijze waarop mogelijke herontwikkellocaties aangepakt kunnen worden.
  • Het, op basis van het opgestelde uitvoeringsprogramma, indienen van een gezamenlijk actieplan voor het centrum van Hoogeveen ten behoeve van de Drentse Retailagenda, welke door de provincie kan worden ondersteund en (financieel) kan worden gefaciliteerd.

De doelstelling is vertaald in de volgende vragen:

  • Wat is de huidige positie van het centrumgebied binnen de (regionale) verzorgingsstructuur? Aan de hand van een compacte kwantitatieve en kwalitatieve actualisatie van het winkelaanbod dient deze positie bepaald te worden;
  • Welke trends en ontwikkelingen zijn er met betrekking tot detailhandel en specifiek met betrekking tot centrumgebieden, en op welke wijze kan het centrumgebied Hoogeveen daar zo optimaal mogelijk van profiteren (o.a. invloed van internet, horeca, ‘blurring’)?
  • Hoe staat het kwantitatief en kwalitatief met de leegstand in het centrum van Hoogeveen?
  • Wat is de toekomstige positie van het centrumgebied binnen de (regionale) verzorgingsstructuur? Wat is het onderscheidende vermogen van het centrumgebied of delen van het centrumgebied? Wat is de gewenste omvang van het winkelaanbod; Wat is de begrenzing van het toekomstige (compacte) winkelgebied? Hoe kan dit worden vormgegeven? Wat is de positie van de aanloopgebieden?
  • Welke projecten kunnen, ter versterking van de toekomstige structuur, concreet benoemd worden en op welke wijze moeten deze projecten opgepakt worden? Hierbij dient onderscheid gemaakt te worden naar de korte en langere termijn en dient inzicht te worden gegeven in de financiële onderbouwing.
  • Zijn er her-ontwikkellocaties te benoemen en zo ja hoe deze vorm te geven?
  • Hoe ziet de vertaling van het ruimtelijke uitvoeringsprogramma in een actieplan voor het centrum van Hoogeveen eruit? (t.b.v. de Drentse Retailagenda)

TRENDS EN ONTWIKKELINGEN

In het rapport zijn de belangrijkste ontwikkelingen en trends van de afgelopen jaren beschreven. Het zijn de volgende:

  • Schaalvergroting
      • blurring en branchevervaging

Een ieder kent de voorbeelden in zijn eigen omgeving; bouwmarkten verkopen ook planten, tuincentra verkopen ook huishoudelijke artikelen, supermarkten verkopen ook mediaproducten. Hier is sprake van een onomkeerbaar proces. Al deze ontwikkelingen vinden nog plaats binnen de detailhandel, maar inmiddels nemen de laatste jaren de mengvormen met andere sectoren ook fors toe (‘blurring’). Meerdere disciplines worden onder een dak aangeboden, zoals retail, horeca, cultuur en vermaak.

      • Filialisering en franchising
        De consument is vaak op zoek naar herkenbare winkels en formules. De laatste decennia is het aantal ketenbedrijven in winkelgebieden dan ook fors toegenomen.
      • Wegvallen van het middensegment
        Zichtbaar is dat de afhankelijkheid van een keten of franchiseformule risico’s met zich meebrengt. Diverse bedrijven hebben te kampen gekregen met een faillissement. Met name het middensegment heeft hier hinder van ondervonden. De profilering is niet altijd meer de juiste, waardoor de bedrijfseconomische situatie voor meerdere ketens nijpender is geworden. Bij een onvoldoende onderscheidend eigen gezicht zijn reeds diverse formules omgevallen.
      • Internationalisering
        De afgelopen jaren zijn meer buitenlandse ketens in de winkelstraten verschenen. Doordat de Nederlander steeds mondialer is geworden, zijn de wensen van de consument ook veranderd. Via internet is de potentiële consument op de hoogte van het productaanbod, en al bekend met ketens voordat ze in een land fysiek aanwezig zijn.
  • Beleving en identiteit
    Het onderscheid tussen het doen van boodschappen – efficiënt aankopen doen – en shoppen is steeds duidelijker geworden. Wanneer de consument ervoor kiest om te gaan shoppen, zijn de omgeving, sfeer en ambiance heel belangrijk.
  • Toename van de mobiliteit (e-bike) en concurrentie tussen centra
    Zowel bij het doen van boodschappen als voor het shoppen is de bereikbaarheid erg belangrijk. Door de toegenomen mobiliteit is het eenvoudiger geworden om andere winkelgebieden te bezoeken.
  • Opvolgingsproblematiek
    Veel zelfstandige ondernemers hebben de laatste jaren problemen met de opvolging van hun bedrijf. De verwachting is dat binnen afzienbare tijd zo’n 20 tot 30% van de zelfstandige ondernemers in Nederland wenst te stoppen met hun winkel.
  • Financiering en huurniveau
    Bij gewenste investeringen in een onderneming - of het nu gaat om de start van een onderneming, een vergroting, of een interieuraanpassing - lopen ondernemers vaak aan tegen een financieringsprobleem
  • Online shopping
    De opkomst van het gebruik van internet voor het doen van aankopen is de afgelopen jaren sterk blijven stijgen
  • Retailagenda
    In 2015 is landelijk de Nationale Retailagenda opgesteld door het ministerie van Economische Zaken. Het opstellen van deze agenda kwam met name voort uit de toenemende winkelleegstand, en het niet aanwezig zijn van voldoende prioriteit bij het oplossen van de problemen. In het kader van de Retailagenda konden gemeenten zich aanmelden om een Deal te sluiten, waaruit naar voren kwam dat men actief met de problematiek in de detailhandel aan de slag ging. Een onderdeel hiervan was onder meer het project van de Nieuwe Winkelstraat. Aangezien het terugdringen van deleegstand – mede door de economische crisis – niet snel ging, is in het voorjaar van 2016 nog een extra impuls gegeven door de Minister, waarbij hij melding maakte van een gemiddelde overcapaciteit aan winkelruimte van 20%. Naast verschillende gemeentes – waaronder Hoogeveen – is op dat moment de bal ook door diverse provincies opgepakt. De afgelopen jaren zijn door het Rijk met alle provincies Provinciale Retaildeals gesloten; elke provincie toonde zich hiermee bereid om actief aan de slag te gaan.

Ook Drenthe is dat gaan doen; de provincie heeft met alle gemeenten een overeenkomst gesloten om de detailhandel als economisch belangrijke sector weer hoog op de agenda te zetten. Uiteindelijk moet dit leiden tot compactere winkelcentra, waar het ook in de toekomst aantrekkelijk blijft om te winkelen.

Conclusies

Op basis van het kwalitatief en kwantitatief onderzoek en de daarbij behorende boven beschreven trends zijn de volgende conclusies getrokken:

Het centrum van Hoogeveen heeft primair een verzorgende functie voor de inwoners van Hoogeveen zelf. Maar daarnaast kent Hoogeveen een relatief omvangrijk regiogebied. Hoogeveen heeft een regionaal verzorgend centrum voor de gemeente Hoogeveen, aangevuld met aangrenzende gemeenten. Het centrumgebied zal een aantrekkelijke mix van winkels en overige centrumfuncties dienen aan te bieden, om tegemoet te komen aan de wensen van de consument.

Het winkelaanbod van Hoogeveen is zeer royaal. Mede hierdoor is de laatste jaren de leegstand ook verder toegenomen. Deze ligt nu hoger dan wenselijk is voor de kern, en ook hoger dan landelijk gemiddeld. Het aanbod moet zoveel mogelijk compact worden gehouden, en waar mogelijk in omvang terug te brengen, zodat de leegstand kan afnemen. De landelijke en Drentse retail-agenda gaan uit van een gemiddeld overaanbod van 20%. In Hoogeveen is dit niet anders.

Uitvoeringsprogramma

Aan het REOS is een uitvoeringsprogramma toegevoegd. Het programma heeft een onderverdeling naar een drietal aandachtgebieden, te weten vastgoed, ondernemerschap en uitstraling van het winkelgebied. Dit komt hieronder aan de orde.


Vastgoed:

  • Herontwikkelen Tamboerpassage naar niet-detailhandel functies;
  • Stimuleringsregeling opstellen voor compacter maken van het centrum;
      • transformatie van vastgoedfuncties
      • verplaatsing winkels, indien gewenst en mogelijk
  • Strategische invulling van leegstaande panden;
      • Verplaatsing bestaande winkels;
      • Tijdelijke invulling leegstaande panden
  • Opstellen van een brancheringsplan voor winkelgebied;
  • Versterken relatie park Dwingeland met Hoofdstraat;
  • Relatie parkeergarage met Hoofdstraat Zuid functioneel optimaal invullen;
  • Relatie Hoofdstraat met Bentinckslaan versterken;
  • Onderzoek mogelijkheid vestiging supermarkt in winkelgebied;

Ondernemerschap:

  • Versterken internetprofilering ondernemers en winkelgebied
  • Opstellen stimuleringsregeling voor aanpak puien en gevels;
  • Presentatie- en profileringsscan uitvoeren;
  • Stroomlijnen van openingstijden winkeliers;
  • Onderlinge samenwerking versterken tussen de ondernemers;

Uitstraling winkelgebied:

  • Versterken beleving van de openbare ruimte door deels andere inrichting Hoofdstraat en aanpak pleinen;
  • Podium in de Hoofdstraat anders invullen;
  • Herinrichting van de parkeerterreinen;
  • Verbeteren van de loop- en zichtroutes naar de Hoofdstraat;
  • Poortfuncties van het centrum versterken;

VERORDENING STIMULERING DETAILHANDEL STADSCENTRUM

De genoemde acties zijn meestal een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeente, ondernemers en eigenaren. In onderhavig plan worden waar ruimtelijk mogelijk de nodige vastgoedacties uitgevoerd, zoals ze hierboven beschreven staan. Hiervoor is eveneens een Verordening stimulering detailhandel stadscentrum Hoogeveen 2020 (winkelgebied Hoogeveen) vastgesteld. Deze heeft als doelstelling de winkelstructuur in het centrum van Hoogeveen te versterken via onder meer het beschikbaar stellen van subsidie voor concentratie van detailhandel in het winkelgebied of het bieden van compensatie voor het wijzigen van de winkel- en/of horecabestemming van leegstaand vastgoed. Waar pandeigenaren in het betreffende plangebied subsidie hebben gekregen worden ze voorzien van een passende bestemming, waarbij de detailhandelsfunctie is wegbestemd.

3.4.8 Bestemmingsplan

De vigerende regeling voor het plangebied is grotendeels vastgelegd in het bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008', dat is vastgesteld op 12 januari 2011. De panden in de aanloopstraten die deel uitmaken van voorliggende bestemmingsplan, hebben in de huidige bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008' de bestemmingen 'Gemengd 1, 2, 3, 4, 5 en 8' en 'Centrum'.

Voor het plangebied gelden eveneens twee partiele herzieningen; de bestemmingsplannen 'Stadscentrum, deelplan Prins Mauritsplein 2013 en Stadscentrum, deelplan Grote Kerkstraat 15 (2014)'. In deze plannen heeft het gebied een gemengde bestemming.

3.4.9 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

De Nota Ruimtelijke kwaliteit (mei 2020) vervangt de gemeentelijke Welstandsnota uit 2007 met de oplegnotitie van de pilot 'welstandsvrij bouwen'. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt nu vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De nota wordt aangehaald als Nota Ruimtelijke Kwaliteit en niet meer als welstandsnota. Ruimtelijke kwaliteit is geen zaak van de eigenaren van gronden of gebouwen alleen. Een goede ruimtelijke kwaliteit levert een bijdrage aan de leefbaarheid, duurzaamheid en identiteit. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat.

Het plangebied ligt (deels) in het gebied dat is aangeduid als Stadscentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0009.png"

Figuur 3.2: Welstandskaart Hoogeveen (bron: gemeente Hoogeveen)

Het Stadscentrum kent een grote dynamiek; er vinden continu ontwikkelingen en aanpassingen plaats aan de bebouwing en het openbaar gebied. Winkels veranderen van eigenaar of krijgen een nieuwe gebruiker, wat leidt tot aanpassingen aan het pand. Daarnaast zijn ook grotere (nieuwbouw) ontwikkelingen gaande. Het openbaar gebied wordt regelmatig aangepast om het stadscentrum levendig en vitaal te houden. Zo zijn de Schutstraat en het westelijk deel van Het Haagje enkele jaren geleden heringericht. Het stadscentrum kent meerdere bebouwingssferen. Bij nieuwbouw of ingrijpende verbouw wordt hierbij getoetst aan de nota Ruimtelijke Kwaliteit.

3.4.10 Conclusie

Visie op binnenstad

Op basis van het voorgaande wordt duidelijk dat de gemeente toe werkt naar een vitaal en toekomstbestendig centrum, waar bezoekers graag komen én terugkomen. De gemeente is hier al enkele jaren mee bezig. Het stadscentrum blijft vitaal indien sprake is van een compacter en kleiner centrum. Het kernwinkelgebied wordt versterkt door winkels in de aanloopstraten te verplaatsen naar het kernwinkelgebied. Daarbij speelt ook mee dat de aanloopstraten kampen met leegstand. In alle onderliggende beleidsdocumenten is gemotiveerd waarom en hoe de gemeente is gekomen tot het punt waar we nu zijn. Hetgeen met onderhavig bestemmingsplan wordt gedaan is dan ook niets anders dan een logisch gevolg van het vastgestelde beleid dat noodzakelijk is om tot een leefbaar stadscentrum te komen.

Dit bestemmingsplan reguleert de detailhandelfunctie. Bij de beantwoording van de vraag of een eis noodzakelijk is in het licht van de Dienstenrichtlijn, moet worden bezien of deze eis gerechtvaardigd is om een dwingende reden van algemeen belang. Uit artikel 4, onder 8, van de Dienstenrichtlijn volgt dat hiervan sprake kan zijn als een eis wordt gesteld met het oog op onder meer de bescherming van het stedelijk milieu.

Deze regulering is in onderhavige plan noodzakelijk vanwege de hierboven beschreven reden: om een vitaal, toekomstbestendig centrum zonder leegstand en overschot te creëren. Dit is ter bescherming van het stedelijke milieu. In de nieuwe situatie zal alleen sprake zijn van een functionele wisseling in bestaande panden. Gelet op de genoemde problemen en de lange weg aan voorbereiding ten behoeve van de herstructurering kan worden gesteld dat het doel waarmee de gemeente het opnemen van de uitsterfregeling rechtvaardigt, een dwingende reden van algemeen belang vormt.

In het kader van de evenredigheid moet de regeling geschikt zijn en niet verder gaan dan nodig om het daarmee beoogde doel te bereiken. Dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt.

De maatregel is geschikt om het beoogde doel te bereiken. Om een toekomstbestendig centrum te creëren, is een compacter en kleiner centrum nodig. Dit kan worden bereikt door de winkels uit de aanloopstraten te verplaatsen naar de kern, met in gedachten gehouden dat er al veel leegstand is in de aanloopstraten.

De regulering is noodzakelijk, maar gaat niet verder dan nodig. Voor al het overige is dit bestemmingsplan conserverend en wordt niet in nieuwe ontwikkelingen of andere beperkingen voorzien. Alle overige functies blijven dus gelden zoals zij in het huidige bestemmingsplan zijn geregeld. Daar waar de detailhandelsfunctie wordt gereguleerd middels wegbestemmen dan wel een uitsterfregeling, zal dan ook een andere, passende gemengde functie resteren zoals die nu ook bij recht is toegestaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan een kantoorfunctie, een medische functie, een maatschappelijke functie of een woonfunctie.

Daarnaast is van belang om in het kader van de evenredigheid op te merken dat voor de verplaatsing of beëindiging van de betreffende winkels een 'Verordening stimulering detailhandel stadscentrum Hoogeveen 2020' voor transformatie beschikbaar is/was. Een aantal betrokkenen heeft hiervan inmiddels gebruik gemaakt.

Wat betreft de uitsterfregeling kan in het kader van de evenredigheid het volgende worden opgemerkt. Wanneer een pand als zodanig is aangeduid, houdt dit in dat momenteel detailhandel in het pand wordt uitgeoefend. De huidige functie kan worden voortgezet, maar als deze detailhandelsfunctie meer dan één jaar niet in een pand aanwezig is, vervalt de mogelijkheid tot het exploiteren van detailhandel voor de pandlocatie. Eén jaar is een gerechtvaardigde, evenredige termijn. De gemeente is al gedurende een lange tijd bezig met de leegstand in de aanloopstraten van het centrum en het vitaliseren van het stadscentrum in zijn geheel. De detailhandelsregulering in de aanloopstraten is daarmee voorzienbaar en er is een goede communicatie vanuit de gemeente richting de ondernemers en pandeigenaren.

Daarmee kan worden geconcludeerd dat het plan geschikt is om het nagestreefde doel te bereiken. Het plan gaat niet verder dan nodig is om dat doel te bereiken en dat doel kan niet met andere, minder beperkende maatregelen worden bereikt

Tot slot wordt in onderhavig plan nog een beperkt aantal vergunde ontwikkelingen meegenomen, om daarmee een actueel en eigentijds kader te bieden.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke structuur

De bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van het stadscentrum wordt niet gewijzigd. Op onderstaande kaart is te zien dat de Hoofdstraat vanaf de kruising Het Haagje/ De Schutstraat tot aan de kruising met de Raadhuisstraat/ Grote Kerkstraat het kernwinkelgebied is en blijft. In de meeste andere straten, veelal haaks op de Hoofdstraat zal veel detailhandel verdwijnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0010.png"

Figuur 4.1: Voorzieningenclusters en sfeer en straatbeeld cluster

De bestaande clustering van voorzieningen zoals weergegeven in de Ontwikkelingsvise Stadscentrum zal scherper en herkenbaarder worden. Het aanzien en de sfeer van deze straten zal mee veranderen. De verwachting is dat met het verdwijnen van de winkelfunctie de mogelijkheid, die het bestaande bestemmingsplan al biedt, om op de begane grond te wonen meer gebruikt zal worden. Deze functieverandering zal de grootste verandering zijn in het straatbeeld. De functiewijzigingen zullen zich vaak voltrekken in de bestaande gebouwen en panden.

4.2 Functionele structuur

Een belangrijke doelstelling uit de Ontwikkelingsvisie Stadscentrum is het winkelgebied te verkleinen zodat de kwaliteit van het verkleinde winkelgebied goed blijft. De locaties en gebouwen waar detailhandel mogelijk is wordt daarom in het voorliggende bestemmingsplan ingeperkt. De winkelfunctie blijft in De Hoofdstraat vanaf de kruising Het Haagje/Schutstraat tot aan de Raadhuisstraat. En van veel panden in aanliggende aanloopstraten wordt de detailhandelsfunctie en daarmee bestemming verwijderd. De krimp van het winkelbestand wordt zo gestuurd en winkelleegstand zoveel als mogelijk voorkomen.
De doelstelling uit de Ontwikkelingsvisie Stadscentrum wordt met dit bestemmingsplan ruimschoots gehaald.

In de nieuwe, gewenste situatie zal sprake zijn van alleen een functionele wisseling in bestaande panden. De winkelfunctie zal in sommige gebouwen verdwijnen, en daarvoor in de plaats zullen andere, passende functies komen. Deze andere functies zijn in het huidige bestemmingsplan vastgelegd en worden voor alle panden in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Dit zijn bijvoorbeeld een kantoorfunctie, een medische functie, horeca, een maatschappelijke functie of wonen. De bestaande ruimtelijke structuur wordt niet gewijzigd.

In dit voorliggende bestemmingsplan wordt van meer panden dan voorzien in de Ontwikkelingsvisie Stadscentrum de detailhandelsfunctie verwijderd, samenhangend met ofwel de Verordening Stimuleringsregeling detailhandel stadscentrum, recentelijk vergunde en daarmee gewenste situaties ofwel de meest actuele retailontwikkelingen (versnelde leegloop van panden als gevolg van coronacrisis). Voor sommige panden zal deze functie pas verdwijnen als de bestaande winkel verdwijnt, via een zogenaamde 'sterfhuisconstructie'. In de Tamboerpassage houden meer panden dan gewenst in de Ontwikkelingsvisie de bestaande detailhandelsfunctie.

In het zuiden van het stadscentrum, langs het Haagje en de Schutstraat, én ten noorden van de Dekkers passage, langs de Hoofdstraat, is in het vigerende bestemmingsplan -en dus ook in het voorliggende bestemmingplan- wonen op de begane grond mogelijk. Voor drie gebouwen in het stadscentrum ( Van Echtenstraat 5,7,9,10,11,12, en 14 en Nicolaasbeestplein 107,109 en 111) biedt het voorliggende bestemmingsplan ook de mogelijkheid voor wonen op de begane grond. Dat is omdat deze mogelijkheid in het verleden al is vergund.

Op de verbeelding behorend bij dit plan wordt duidelijk voor welke panden  de winkelfunctie zal verdwijnen. Waar wonen op de begane grond is toegestaan, is eveneens met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Dit is omdat wonen op de begane grond een grote invloed heeft op de sfeer en het aanzien in een straat of gebied.

4.3 Ontwikkelingslocaties

In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen ontwikkellocaties opgenomen.

4.4 Beeldkwaliteit

Als functiewijzigingen in het Stadscentrum leiden tot aanpassingen van de gevels of tot nieuwe gevelfronten dan zullen deze wijzigingen bij de aanvraag van de omgevingsvergunning getoetst worden aan de criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit mei 2020. Het stadscentrum is in deze nota onderverdeeld in bebouwingssferen ( zie hiervoor ook 2.3 ruimtelijke structuur plangebied) Zo wordt bijvoorbeeld in het noordelijk deel van de Hoofdstraat ingezet op herstel en conservering van het straatbeeld en in de Schutstraat en het Haagje wordt ingezet op een dynamische ontwikkeling met meer ruimte voor moderne en eigentijdse architectuur. De toetsingscriteria zijn voor alle bebouwingssferen dezelfde. Ze zijn gericht op het respectvol omgaan met de aanwezige bouwmassa, perceelsbreedte, gevelopbouw en stijlkenmerken. Ook is er veel aandacht voor de relatie onder en bovenverdieping, het is een ruimtelijk aspect wat bij invulling met winkel- en dienstverlenende functies op de begane grond vaak verontachtzaamd wordt.

Bestaande voorbeelden in het stadscentrum waar op de begane grond juist woonfuncties zijn gekomen -dit kan een woonvertrek of berging en parkeren zijn- laten zien dat het architectonische ontwerp van de begane grond bij deze gebouwen van groot belang is voor de uitstraling en beleving van het centrumgebied. En dat er bij deze functie invulling op de begane grond ook veel ontwerp en toetsing aandacht nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0011.png" Figuur 4.3: Bebouwing Bentinckslaan

In het nieuwe gebouw aan de Bentinckslaan zijn op de begane grond de bergingen en het parkeren van de bovengelegen woningen ondergebracht. Dit is zo vormgegeven dat het niet leidt tot een doodse aanblik in de straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0012.png"

Figuur 4.4: Bebouwing Brederoweg

De gebouwen op bovenstaande foto's staan allebei aan een parkeerplein. De massaopbouw is overeenkomstig, maar het linkergebouw aan de Brederoweg geeft door de meerdere relaties en entree deuren op de begane grond meer beleving op het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0013.png"

Figuur 4.5: Bebouwing Nicolaas Beetsplein

Bovenstaand winkel en bedrijfspand aan het Nicolaas Beetsplein is verbouwd voor woningen. Het verbouwde gebouw heeft een utilitaire uitstraling.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Normstelling

Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het mogelijk maken van ruimtelijke initiatieven moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.

5.1.2 Onderzoek en conclusie

Het bestemmingsplan betreft slechts een functionele wijziging, waarbij detailhandel in de bestaande bestemmingen gereguleerd wordt. Daarnaast is een aantal vergunde en gerealiseerde situaties passend bestemd. Voor het overige is dit bestemmingsplan conserverend. Alle overige toegestane functies blijven met dit plan mogelijk. Het plan zal niet leiden tot extra ingrepen in de bodem ten opzichte van het vigerende plan. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Normstelling

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend hierop zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. De overige cultuurhistorische waarden moeten, naast de archeologische waarden, worden betrokken in het onderzoek.

Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden.

5.2.2 Onderzoek en conclusie

Aangezien in dit plan geen sprake is van het roeren van de bodem, worden geen archeologische waarden aangetast en is archeologisch onderzoek niet nodig. Het plan betreft slechts een functionele wijziging, waarbij detailhandel wordt gereguleerd. Daarom is het plan uitvoerbaar wat betreft het aspect archeologie.

Hetzelfde geldt voor het aspect cultuurhistorie. Cultuurhistorische waarden zullen door de functiewisseling niet in het geding komen. De waarden worden eveneens beschermd door de aanduiding karakteristiek op de verbeelding, waarvoor een specifieke regeling tot behoud van de panden is opgenomen.

Het plan is uitvoerbaar wat betreft archeologie en cultuurhistorie.

5.3 Water

5.3.1 Normstelling

Op grond van artikel 3.1.6 uit het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin moet worden ingegaan op de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water.

5.3.2 Onderzoek en conclusie

Het plangebied van het bestemmingsplan ligt binnen het beheersgebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. Via de Digitale Watertoets is het waterschap Drents Overijsselse Delta van onderhavig initiatief op de hoogte gebracht. Op 29 maart 2021 is de Digitale Watertoets doorlopen. Het watertoetsdocument is als Bijlage 1 opgenomen.

Op basis van deze digitale toets wordt geconcludeerd dat met het plan geen waterschapsbelang wordt geraakt. Het waterschap gaat akkoord met het plan.

Het plan betreft alleen een functieverandering van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen sprake van (grond)wateroverlast in de omgeving van het plan. Er is geen waterschapsbelang.

Vanuit het aspect water is het planvoornemen uitvoerbaar.

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Normstelling

WET NATUURBESCHERMING

Onderdeel van de Wet natuurbescherming is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

Ook de bescherming van specifieke natuurgebieden is in de Wet natuurbescherming geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.

5.4.2 Onderzoek en conclusie

Het plan voorziet enkel in de regulering van detailhandel. Het plan voorziet niet in extra planologische (bouw)mogelijkheden. Omdat dit bestemmingsplan niet voorziet in ruimtelijke ingrepen en er dus niet wordt gebouwd en/of gesloopt, kan ecologisch onderzoek achterwege blijven en vormt het aspect geen belemmering voor het onderhavige plan.

Het plan is uitvoerbaar wat betreft het aspect ecologie.

5.5 Geluid

5.5.1 Normstelling

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. De Wet geluidhinder is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Volgens de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform art. 74 lid 2 Wgh zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt hiervan uitgezonderd, evenals wegen die deel uitmaken van een woonerf.

5.5.2 Onderzoek en conclusie

Onderzoek wegverkeer

Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat in de gevallen dat er geen sprake is nieuwe bewoning, dat geluidsonderzoek niet nodig is. Er zal in de meeste gevallen sprake zijn van niet-geluidsgevoelige functies. Indien er wel sprake is van nieuwe bewoning, en daarmee geluidsgevoelige bebouwing, dient bij de omgevingsvergunningsaanvraag ofwel bij de functiewisseling naar wonen een geluidsonderzoek overlegd te worden waarin is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbare geluidsbelasting op de gevel (maximaal 48 dB) of een aanvaardbare binnenwaarde (maximaal 33 dB).

Onderzoek industrielawaai

Indien zich een nieuwe woonfunctie voordoet binnen de aanduiding 'zone-industrielawaai', dient een ontheffing te worden aangevraagd. Dit zal buiten de kaders van onderhavig plan geregeld worden.

Conclusie

Ten aanzien van het aspect geluid treden geen voorzienbare belemmeringen op.

5.6 Milieuzonering bedrijven

5.6.1 Normstelling

Milieuzonering zorgt voor voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) in ruimtelijke plannen. Het doel hiervan is om reeds in ruimtelijke plannen milieuhinder bij woningen te voorkomen en tegelijkertijd aan bedrijven voldoende milieuruimte te bieden voor het uitoefenen van hun bedrijfsactiviteiten. Regels voor milieuzonering zijn opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (2009). Hierin wordt, onderscheiden naar omgevingstypen waarvoor een bepaalde mate van milieuhinder aanvaardbaar wordt geacht, een richtafstand tot woningen per bedrijfstype aangegeven.

Voor een scala aan milieubelastende activiteiten zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige wijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is.

Goed beschouwd gaat het om twee vragen:

  • 1. Zijn er bedrijven in de omgeving aanwezig die een beperkend effect kunnen hebben op de mogelijkheden waarin dit bestemmingsplan voorziet?
  • 2. Leiden de planologische mogelijkheden van deze partiële herziening tot beperkingen in de omgeving?
5.6.2 Onderzoek en conclusie

In het bestemmingsplan zijn in de omgeving alleen bedrijven uit de lichtere categorieen 1 en 2 toegestaan danwel aanwezig. Waar dit niet het geval is, is vooralsnog geen sprake van onevenredige hinder bekend. Echter, indien in incidentele gevallen een nieuwe woonfunctie aan een pand wordt toegevoegd moet worden bezien of dit niet leidt tot belemmering van de naastgelegen functies. Vooralsnog wordt gezien de zwaarte van de categorieen en de ervaring tot nu toe ervan uitgegaan dat dit niet leidt tot onevenredige belemmeringen en overlast over en weer.

Ten aanzien van het aspect milieu treden daarom vooralsnog geen voorzienbare belemmeringen op.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

5.7.1 Normstelling

Milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. M.e.r. is altijd gekoppefld aan een besluit, bijvoorbeeld aan de vaststelling van een structuurvisie, aan een bestemmingsplan of aan het verlenen van een vergunning.

In het Besluit m.e.r. zijn in de bijlage onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld.

In overeenstemming met het gewijzigde Besluit m.e.r. moet voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de daar genoemde drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III van de Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' worden uitgevoerd, een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. De drempelwaarden zijn met andere woorden indicatief. Ook wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. Aard, omvang en ligging zijn begrippen die bij deze beoordeling centraal staan. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet in de meeste gevallen worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie (artikel 2, vijfde lid, van het Besluit m.e.r.). Op basis van de vormvrije m.e.r.-beoordelig blijkt of er al dan niet een m.e.r. noodzakelijk is.

5.7.2 Onderzoek en conclusie

De functiewijziging die dit bestemmingsplan beoogt, valt niet onder de activiteiten die zijn opgenomen in de C- en D-lijst. Er hoeft dus geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling doorlopen te worden. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

De conclusie is dat geen m.e.r.-beoordeling hoeft plaats te vinden. Belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu ontbreken.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Normstelling

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geimplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'. Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden.

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.

In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

5.8.2 Onderzoek en conclusie

Aangezien er sprake is van een vooral functionele wijziging in het gebruik, zal dit niet leiden tot een grote, onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen, waardoor de luchtkwaliteit in negatieve zin wordt beïnvloed. Immers, enkel detailhandel wordt gereguleerd (wegbestemd). Al het overige dat bij recht mogelijk is, blijft bij recht mogelijk.

Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool 2020 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Op grond van de nibm-tool (versie 2020) is een project in 2020 pas in betekende mate bij een toename van het aantal verkeersbewegingen met circa 1.050 per dag (met 5 procent aandeel vrachtverkeer). Geconcludeerd mag worden dat door de voorgenomen functionele wijziging geen toename van aantal verkeersbewegingen plaatsvindt die dat aantal zal overstijgen.

Het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit met drie procent en kan als 'niet in betekenende mate' worden beschouwd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het planvoornemen is op dit punt uitvoerbaar.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Normstelling

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Verschillende wet- en regelgeving is van toepassing. Voor inrichtingen is dit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), voor transportroutes het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en voor hogedruk aardgastransportleidingen het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang.

5.9.2 Onderzoek en conclusie

Er is een risicoinventarisatie uitgevoerd met behulp van de professionele risicokaart (risicokaart.nl) om te bezien of er in en/of de nabije omgeving van het plangebied risicovolle objecten- en/of transportaders (inclusief gasleidingen) zijn gelegen. Volgens de risicokaart ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van spoor-, water- en wegtransportroutes voor gevaarlijke stoffen, risicovolle inrichtingen of buisleidingen, met uitzondering van een aantal tankstations en de kaasfabriek. In de meeste gevallen bedraagt de minimale afstand tussen het plangebied en de inrichting minimaal 100 m. Bovendien betreft voorliggend plan slechts een functionele wijziging, waarbij detailhandel in de bestaande bestemmingen gereguleerd wordt. Alle overige toegestane functies blijven met dit plan mogelijk. Er worden dus geen extra functies toegevoegd, die al dan niet gevoelig of milieubelastend zijn.

In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Het centrum van Hoogeveen is globaal blauw omcirkeld. Ten aanzien van het aspect externe veiligheid treden er geen belemmeringen op. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0014.png" Afbeelding 5.1: Uitsnede risicokaart; plangebied globaal blauw omcirkeld (bron: risicokaart.nl)

5.10 Verkeer en parkeren

Het onderhavige plan leidt voorzover nu bekend niet tot extra verkeer of parkeerbewegingen die een onevenredige toename met zich mee brengen. Bovendien is het parkeren geregeld conform de geldende parkeerverordening van de gemeente.

5.11 Molenbiotoop

Molens worden als landschapsverfraaiende en cultuurhistorisch belangrijke elementen in onze omgeving gezien. De molens die er nog over zijn worden daarom beschermd. Of ze ook daadwerkelijk nog in bedrijf kunnen zijn hangt af van de ruimte rond de molen. Voor windmolens is het behoud van een vrije ruimte voor onbelemmerde windvang van groot belang. De voor de windvang van belang zijnde ruimte rond de molen wordt het molenbiotoop genoemd. Naast bepalingen over de hoogte en de massa van gebouwen in de omgeving van de molen is ook het groenbeheer van groot belang. Ook hoge bomen kunnen veel wind wegvangen.

Aan de van Echtenstraat 47 bevindt zich de stellingmolen De Zwaluw. De molen stamt uit 1834 en is draaivaardig. In het geldende bestemmingsplan 'Oost/Oranjebuurt 2009' (vastgesteld op 4 juli 2012) heeft de molen een eigen bestemming, maar er is geen beschermingszone rond de molen bestemd.

Tot 250 meter rond de molen mogen de obstakels niet hoger zijn dan 9.10 meter. Met een grotere afstand vanaf de molen mogen de obstakels ook hoger zijn, op 300 meter tot circa 10 meter hoog, op 400 meter circa 12 meter, etc.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2020BP8017020-VG01_0015.png"

Afbeelding 5.2: Molenbiotoop (bron: vigerende bestemmingsplan 'Stadscentrum 2008')

Binnen de beschermingszone van De Zwaluw ligt het stadscentrum, waarin hoge gebouwen als De Tamboer, de Tamboerpassage, de kerk en de nieuwe bibliotheek zijn gelegen. Omdat rondom de molen al hogere bebouwing aanwezig is dan de beschermingszone, is ervoor gekozen om geen beschermingszone op te nemen in het huidige plan 'Stadscentrum 2008'. Wel is binnen de bestemming Groen opgenomen dat de toe te voegen beplanting dient te voldoen aan de molenbiotoop. Daarnaast is de bouwhoogte van de bestaande bebouwing in het plan als zodanig bestemd. Dit is in onderhavig plan soortgelijk overgenomen.

5.12 Duurzaamheid

Aangezien er sprake is van een met name juridisch-administratieve wijziging in onderhavig bestemmingsplan is het aspect duurzaamheid minder van belang. In het kader van daadwerkelijke bouwontwikkelingen wordt dit aspect wel als uitgangspunt in de planvorming meegenomen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een ruimtelijk plan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het plangebied, zowel analoog (bestaande uit een kaartblad, schaal 1:1.000 met
    bijbehorende legenda en verklaring) als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.


Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen van een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt en wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige planregels puntsgewijs besproken.

6.2 Regels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt

uit:

De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.

6.2.1 Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn aangepast in overeenstemming met de eisen van de SVBP2012. Alle begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.

6.2.2 Bestemmingsregels

De volgende bestemmingen zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van de regels:

Deze bestemmingen zijn gebaseerd op de vigerende plannen 'Stadscentrum 2008' en 'Stadscentrum, deelplan Grote Kerkstraat 15, 2014'. In de hierboven opgesomde bestemmingen is enkel de detailhandelfunctie gereguleerd. Voor al het overige is dit bestemmingsplan conserverend en wordt niet in nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Voor de panden in de aanloopstraten van het centrum is de detailhandelfunctie onder een uitsterfconstructie gebracht, daar waar nog feitelijk detailhandel wordt geëxploiteerd. Dat betekent dat de huidige functie kan worden voortgezet, maar dat als deze detailhandelfunctie meer dan één jaar niet in een pand aanwezig is, de mogelijkheid tot het exploiteren van detailhandel vervalt voor de pandlocatie. Deze panden zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van centrum - uitsterfconstructie' danwel 'specifieke vorm van gemengd - uitsterfconstructie'. Eén jaar is een gerechtvaardigde, evenredige termijn. In de toelichting, vooral in het beschreven beleidskader in Hoofdstuk 3, is onderbouwd dat de gemeente al gedurende een lange tijd bezig is met de leegstand in de aanloopstraten van het centrum en het vitaliseren van het stadscentrum in zijn geheel. De detailhandelregulering in de aanloopstraten is daarmee in een bepaalde mate voorzienbaar en er is een goede communicatie vanuit de gemeente richting de ondernemers en pandeigenaren. Pandeigenaren en ondernemers kunnen bovendien aanspraak maken op de 'Verordening stimulering detailhandel stadscentrum Hoogeveen 2020' voor verplaatsing en transformatie.

Daar waar momenteel leegstand is, een andere functie dan detailhandel wordt geëxploiteerd (bijvoorbeeld een kantoor) of de pandeigenaar en/of ondernemer aanspraak heeft gemaakt op de 'Verordening stimulering detailhandel stadscentrum Hoogeveen 2020', wordt de detailhandelfunctie per direct wegbestemd. Vanaf inwerkingtreding van dit bestemmingsplan is detailhandel voor die pandlocaties niet meer toegestaan.

Tot slot is voor een aantal gebouwen de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - wonen op de begane grond' opgenomen. Hier ligt een eerder verleende omgevingsvergunning ten grondslag die dit wonen mogelijk maakt. Deze aanduiding is uit praktisch oogpunt opgenomen, zodat de huidige juridisch-planologische situatie goed zichtbaar is op een bepaalde locatie.

6.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 zijn de algemene regels opgenomen. Deze worden hieronder kort toegelicht.


Anti-dubbeltelregel

Het doel van de anti-dubbeltelregel (Artikel 11) is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.


Algemene bouwregels

De algemene bouwregels (Artikel 12) bevatten regels omtrent archeologische waarden. Voor het oprichten van bebouwing is archeologisch onderzoek noodzakelijk, indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels (Artikel 13) is aangegeven welke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen.


Algemene aanduidingsregels

Artikel 14 bevat een algemene aanduidingsregel. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn de gronden mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege een industrieterrein op geluidsgevoelige objecten. Het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidgevoelig object is ter plaatse van deze aanduiding verboden. Daarnaast geldt de regel dat het bouwen van gebouwen welke aangemerkt kunnen worden als een geluidgevoelig object, slechts is toegestaan indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze gebouwen niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Algemene afwijkingsregels

In de algemene afwijkingsregels (Artikel 15) is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.

Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen in Artikel 16 en Artikel 17.

Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.

Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het stadscentrum. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen voorschriften worden voorgenomen activiteiten (bouwactiviteiten en gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de voorschriften toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking va de voorschriften activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen. Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

7.2 Inventarisatie

Er heeft een inventarisatie van het plangebied plaatsgevonden. Hierbij is gekeken naar het grondgebruik, de verschillende functies en de bebouwing. Daarnaast wordt door middel van de inspraakmogelijkheden eenieder in de gelegenheid gesteld de plankaart te controleren op onjuistheden. Hiermee is een zo correct mogelijke plankaart de procedure ingegaan. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat in het plangebied en haar omgeving zich vrij snel nieuwe ontwikkelingen kunnen voordoen. Een inventarisatie is daarmee een momentopname.

7.3 Beleidskeuzen

Door de gemeente Hoogeveen is de kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen. Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

7.4 Inzet gemeentelijk apparaat

Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighouden.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.1.1 Overleg en communicatie betrokken winkeliers en pandeigenaren

In de afgelopen maanden is zowel in ondernemersverband (onder meer via centrummanagement) als persoonlijk met winkeliers en pandeigenaren meerdere keren over de plannen voor het verkleinen van het centrumgebied gesproken. De basis voor de gesprekken was oorspronkelijk de Ontwikkelingsvisie binnenstad uit 2017, waarin de verkleining van het centrumgebied al was voorzien en gemotiveerd op basis van de retailtrends en ontwikkelingen die toen voorzien werden. Deze visie is openbaar en is indertijd met betrokkenen gedeeld.

Ondernemers hebben en kunnen nog gebruik maken van de subsidieregeling op basis van de Verordening Stimulering Detailhandel Stadscentrum die hiervoor in het leven is geroepen.

Tot slot zullen binnenkort de betrokken ondernemers en pandeigenaren in een persoonlijke brief nader worden geinformeerd, zo ook zal in openbaar verband het concept-plan in de werkgroep centrumontwikkeling inzichtelijk worden gemaakt voordat het de formele procedure in gaat.

8.1.2 Inspraak en vooroverleg

Dit bestemmingsplan is een administratief- en juridisch voortvloeisel uit de afspraken die tussen gemeente en provincie zijn gemaakt over het revitaliseren van de binnenstad. Hierover is meermalen met de provincie overleg geweest. Provincie Drenthe heeft in haar vooroverlegreactie laten weten akkoord te gaan met het bestemmingsplan (Bijlage 2).

Daarnaast is er in de aanloop van dit bestemmingsplan uitvoerig overlegd met en gecommuniceerd naar de winkeliers en pandeigenaren. Om deze reden is besloten de fase van voorontwerp over te slaan. Het bestemmingsplan is direct als ontwerp ter inzage gelegd.

8.1.3 Zienswijzen

Het ontwerp-bestemmingsplan heeft gedurende zes weken van 17 juni 2021 tot en met 28 juli 2021 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. Tijdens de terinzagetermijn zijn twee zienswijzen ingediend. De Reactienota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 3. In de reactienota zienswijzen is puntsgewijs een samenvatting gegeven van de zienswijzen. Vervolgens is een reactie geformuleerd en is aangegeven of op basis van de ingediende zienswijze (een onderdeel van) het bestemmingsplan is gewijzigd.

Naar aanleiding van één van de zienswijzen wordt het plan op een onderdeel aangepast. In het pand aan de Schutstraat 100 is in de huidige situatie een supermarkt gevestigd. Bestaande supermarkten worden niet wegbestemd in het bestemmingsplan. Per abuis was de supermarkt meegenomen op de verbeelding. Het pand aan Schutsplein 100 is daarom buiten het plangebied gelaten.

Voorts is in paragraaf 3.4.10 de motivering aan de hand van de Dienstenrichtlijn aangevuld naar aanleiding van de beantwoording in de reactienota zienswijzen.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan maakt functionele wisseling in en transformatie van panden mogelijk. Dit kan leiden tot planschade of overige kosten voortvloeiend uit deze transformaties. Deze kosten zijn inzichtelijk gemaakt en zijn door provinciale gelden gedekt. Voor de transformatie is een verordening opgesteld die de financiele afwikkeling mogelijk maakt. Daarmee is het bestemmingsplan uitvoerbaar.