direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Fluitenberg, deelplan naast Fluitenbergseweg 19, 2019
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens op het westelijk deel van het perceel Fluitenbergseweg 19 te Fluitenberg vier woningbouwkavels te ontwikkelen. Met dit plan wordt voorzien in een passende bestemming voor deze vier bouwkavels alsmede de bijhorende voorzieningen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Fluitenberg in de gemeente Hoogeveen. Het betreft het onbebouwde westelijke deel van het perceel en is gelegen tussen de Fluitenbergseweg en de Schuinedijk. Het perceel is kadastraal bekend als Gemeente Hoogeveen sectie U nummer 453. In de afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied aangeduid met een rode omlijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0001.jpg" Afbeelding 1.1 Luchtfoto met aanduiding plangebied

1.3 Verantwoording

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven. Luchtfoto's en kaartmateriaal zijn, tenzij anders aangegeven, noordelijk gericht.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de indeling en de (juridische) opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en gaat in op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Huidige situatie

Alvorens in te gaan op de bestaande inrichting van het plangebied en de planologische situatie, wordt aandacht besteed aan de voor de beoogde ontwikkeling van belang zijnde gebeurtenissen.

2.1.1 Historie plangebied

Op 2 november 1995 is door initiatiefnemers het perceel Fluitenbergseweg, kadastraal bekend Gemeente Ruinen sectie E nummer 5352, groot 7758 m², aangekocht. In de akte is een kwalitatief beding opgenomen. Dit beding is gebaseerd op hetgeen vermeld in de koopakte van 18 december 1941. Op 18 december 1941 is namelijk het westelijke deel, het voorliggende plangebied, aangekocht door de toenmalige eigenaar van het perceel Fluitenbergseweg 19. Bij deze aankoop is een erfdienstbaarheid gevestigd waarmee is vastgelegd dat westelijk 16 meter van het aangekochte perceel geen gebouwen gevestigd mogen worden.

Begin deze eeuw is project woningbouw dorpen voor de gemeente Hoogeveen van start gegaan. Op basis daarvan is per dorp een uitwerking gemaakt samen met een vertegenwoordiging van bewoners uit het dorp. Het project omvatte tevens het dorp Fluitenberg.

In maart 2008 is het beslisdocument Fase I woningbouw Fluitenberg vastgesteld door de gemeenteraad. In Fase I zijn de kansrijke locaties voor woningbouw in beeld gebracht. Drie locaties komen naar voren als geschikte locaties voor de uitbreiding van het dorp. Eén van de locaties omvatte de grootste uitbreiding ten oosten van het dorp, genaamd locatie Schuinedijk.

In 2010 is overleg gevoerd om het westelijk deel van het perceel Fluitenbergseweg 19, het plangebied, tevens te betrekken in project Woningbouw Fluitenberg. Daarop is van gemeentewege instemmend gereageerd en het plangebied is opgenomen in de verkavelingstekening voor de locatie Schuinedijk. Daarbij waren vier bouwkavels ingetekend. Er was sprake van een verkaveling van deze gronden met twee vrijstaande woningen en een twee-onder-een-kap woning. Vervolgens heeft het college op 13 december 2011 het beslisdocument Woningbouw Dorpen Fluitenberg fase II vastgesteld. In dit beslisdocument is het stedenbouwkundige verkavelingsvoorstel voor woningbouw aangegeven. Destijds is vanwege weerstand tegen de toevoeging van dit plangebied bij het project vanuit de betrokken werkgroep besloten deze gronden buiten ontwikkeling te laten.

De westelijk van het plangebied gelegen gronden zijn reeds ontwikkeld tot woongebied. Er wordt momenteel volop gebouwd en het is in de afrondende fase.

2.1.2 Gebruik en structuur plangebied

Het plangebied is momenteel in gebruik als wei voor paarden behorende bij de bestaande woning Fluitenbergseweg 19. Tevens is ter plaatse een rijbak aangelegd. Het bebouwde erf bij de bestaande woning Fluitenbergseweg 19 is geen onderdeel van het plangebied.

Het plangebied is aan de noordzijde gelegen aan de Fluitenbergseweg, waarbij het een open plek is in het bestaande bebouwingslint. Dit bebouwingslint omvat ter hoogte van het plangebied een aantal woonboerderijen. Meer westelijk in het bebouwingslint is sprake van jaren 80 woningen en enkele nieuwbouw woningen.

Langs de Fluitenbergseweg is aan de zijde van het plangebied een bomenrij en een vrijliggend voetpad gelegen. Op de grens met het openbaar gebied is een meidoornhaag gesitueerd. In afbeelding 2.1 een foto van het aanzicht van het plangebied van de Fluitenbergseweg ter hoogte van het perceel Fluitenbergseweg 19.

Schuin tegenover het plangebied aan de noordzijde van de Fluitenbergseweg wordt in het kader van het project woningbouw dorp Fluitenberg voorzien in woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0002.jpg" Afbeelding 2.1: aanzicht plangebied van de Fluitenbergseweg ter hoogte van Fluitenbergseweg 19. (Bron: Google Streetview)

De zuidzijde van het plangebied is gelegen aan de Schuinedijk. De westelijk langs de Schuinedijk gelegen gronden zijn reeds ontwikkeld voor woningbouw (project woningbouw dorp Fluitenberg). De Schuinedijk is een smalle weg welke met de voornoemde woningbouw reeds het karakter van een woonstraat heeft verkregen. In afbeelding 2.2 een foto van het aanzicht van het plangebied van de Fluitenbergseweg ter hoogte van het perceel Fluitenbergseweg 19. Aan de zuidzijde van de Schuinedijk zijn verspreid liggende woningen met daartussen doorzichten naar het achterland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 2.2: aanzicht plangebied ter hoogte van de Schuinedijk (Bron: eigen fotomateriaal)

2.1.3 Planologische situatie

Het plangebied valt onder bestemmingsplan Fluitenberg 2018 (vastgesteld op 2019-09-26) en de gronden zijn aangeduid met enkelbestemming Agrarisch met dubbelbestemming waarde Archeologie 3 . Op gronden met deze bestemming is het gebruik alsmede bouwen ten behoeve van wonen niet bij recht toegestaan.

In afbeelding 2.3 een uitsnede van de plankaart van het vigerende bestemmingsplan. Tevens is het geldende bestemmingsplan alsmede beheersverordening van de omliggende gronden weergegeven. Het plangebied is aangeduid met een rode belijning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0004.jpg" Afbeelding 2.3: Uitsnede plankaart vigerende bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)

2.2 Gewenste situatie

Het voornemen van initiatiefnemer is om vier bouwkavels te realiseren voor vier woningen met bijbehorende bouwwerken. De voorgenomen kavels zullen bouwrijp worden opgeleverd waarna een koper onder eigen regie een woning kan bouwen.

De woningen zullen in de bebouwingslijn aansluitend aan de bestaande bebouwing langs de Fluitenbergseweg en Schuinedijk worden gesitueerd. Vanwege de geldende erfdienstbaarheid (zie par. 2.1.1 Historie) blijft een strook van 16 meter vanaf de perceelsgrens van nummer 23 vrij van bebouwing. Dit is in de regels geborgd door middel van een specifieke bouwaanduiding. De bebouwing zal aansluitend op de bebouwingsstructuur van de omliggende percelen worden vormgegeven met een lage gootlijn. Daarmee is sprake van een passend straat- en bebouwingsbeeld met een dorps karakter.

Twee kavels worden ontsloten op de Fluitenbergseweg. De uitwegen van de twee kavels grenzend aan de Fluitenbergseweg zullen in de nadere uitwerking van de bouwplannen afgestemd worden met de gemeente. Het uitgangspunt is dat de bomen langs de Fluitenbergseweg behouden blijven.

De andere twee kavels worden ontsloten aan de Schuinedijk.

Langs de Schuinedijk kan de wadi welke gelegen is op het westelijk gelegen nieuwe woongebied worden doorgetrokken om te voorzien in de verplichte waterberging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0005.jpg"

Afbeelding 2.4 situatie verkaveling plangebied (bron Vellinga architecten tekening 11-001-SO-04 d.d. 01-11-2019)

Bij schrijven van 21 mei 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders aangegeven in principe mee te werken aan het initiatief. De volgende voorwaarden zijn gesteld door de gemeente:

  • Haalbaarheid moet worden aangetoond d.m.v. een uitwerking van de behoefteprognose
  • Er moet overleg gepleegd worden met omwonenden.

De voornoemde voorwaarden zijn in het kader van dit bestemmingsplan nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld.

Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig . Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen.

Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over-programmering op regionaal niveau te voorkomen.

De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaande gebied kan worden gerealiseerd.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven:

'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Dit plan kan onder 'ruimtelijke ontwikkeling van een woningbouwlocatie' worden geschaard. Indien een plan voorziet in de toevoeging van ten hoogste elf woningen, dan is blijkens jurisprudentie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Daarmee kan gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling geoordeeld worden dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Conclusie:

Dit plan is in overeenstemming met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Procinciale omgevingsverordening Drenthe

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Een ruimtelijk plan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied

3.2.2 Omgevingsvisie Drenthe

In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijke economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.

Op de visiekaart 2020 heeft het plangebied aanduiding 9. Multifunctionele gebieden . Er is in deze gebieden geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. Meerder functies zijn in deze gebieden van belang. Naast water, landbouw en natuur gaat het vaak om recreatie.

Kernkwaliteiten

In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieuen leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.

De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.

De verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten binnen de bebouwde kom ligt bij de gemeente.

Een uitzondering hierop is archeologie en in specifieke gevallen cultuurhistorie. Het provinciaal belang geldt alleen binnen de bebouwde kom als de desbetreffende kern met een waarde is aangeduid op de kaart cultuurhistorie hoofdstructuur.

Voor de kernkwaliteit archeologie is het plangebied aangeduid met het beschermingsniveau 1 Generiek . Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met beschermingsniveau Respecteren . Tevens is het pl 6: de velden in centraal Drenthe van nut maken van de stille heide .

De structuur van dit gebied (nummer 6) wordt gedomineerd door de twee grote bos- en heidegebieden van het Dwingelderveld en bij Hooghalen, door de beekdalen van de Elperstroom en de Westerborkerstroom met de daarbij gelegen esdorpen die al in de middeleeuwen zijn ontstaan.

Hett 'beschermingsniveau 1 Generiek' is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor deze gebieden richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.

Overwegingen

Het plan voorzietin een wijziging van de bestemming naar 'Wonen' binnen bestaand stedelijk gebied. Het plangebied grenst aan woningbouwproject de Vliethorst (en maakte onderdeel uit van de eerste plannen). Met het huidige gebruik en inrichting zijn de oorspronkelijke structuren en waarden reeds verdwenen. De kernkwaliteiten worden, voor zover van toepassing dan wel aanwezig, met dit plan niet onevenredig aangetast.

In paragraaf 3.4 wordt onderbouwd aangegeven dat het plan passend is binnen de gemeentelijke woonvisie.

Conclusie:

Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Waterschapsbeleid

Het plangebied is gelegen binnen het gebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta (hierna WDODelta).

Het waterschap laat in het waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten in de samenwerking met partners gelegd worden. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid beschreven op basis van de volgende primaire taakgebieden:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.

Bij ruimtelijke plannen adviseert het waterschap om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Ruimtelijke aanpassingen kunnen bijdragen aan het voorkomen van een overstroming of wateroverlast en het beperken van eventuele gevolgen. Daarnaast gaat het ook om de bijdrage die inwoners, gemeenten, provincies en belangenorganisaties zelf kunnen leveren aan waterveiligheid.

De betrokkenheid vanuit de samenleving bij de gewenste veiligheid is een belangrijk aandachtspunt in de planperiode.

Doelstellingen voor ruimtelijke plannen:

  • Het beperken van de gevolgen van wateroverlast en overstromingen (overlast, schade en slachtoffers).
  • Het vergroten van het bewustzijn van de (resterende) eigen verantwoordelijkheid van de inwoners, overheden en bedrijven.

Overwegingen en conclusie

Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan. Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde Waterschapsbeleid. Op grond van voorgaande vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering vanuit het waterschapsbeleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Hoogeveen (2017)

In 2012 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2015-2030 geactualiseerd tot Structuurvisie 2.0.

Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.

De manier waarop gemeente Hoogeveen ruimtelijke ontwikkelingen benaderd noemen ze uitnodigingsplanologie. Dit betekent dat ze zich uitnodigend opstellen naar initiatiefnemers met alleen op hoofdlijnen ruimtelijke kaders, niet op details. Uitgangspunten zijn duurzaamheid, ambitie en kwaliteit.

Hoogeveen zet in op beheerste groei om in de toekomst aanwezige voorzieningen in stand te houden. De groei die wordt voorzien is naar 57.000 inwoners in 2030

Praktisch woongenot staat voor mensen voorop: voorzieningen in de buurt en ruimte en groen om je heen. Vooral de kern Hoogeveen is in trek, met een goede prijs/kwaliteitsverhouding. De woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit. Er is behoefte aan duurzame woningen waarin je langer zelfstandig kunt blijven wonen.

Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als bestaand stedelijk gebied en nieuwe woongebieden en gelegen binnen het gebied aangeduid als beekdal Oude Diep en Ruiner Aa. In afbeelding 3.1 een uitsnede van de visiekaart met een legenda van de relevante aanduidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0006.jpg" Afbeelding 3.1 Uitsnede structuurvisiekaart gemeente Hoogeveen (bron:www.ruimtelijkeplannen.nl)

In de structuurvisie is aangegeve

leefbaarheid, landbouw, recreatie en natuur zal omgaan, welke ontwikkelingen gewenst zijn en waar die ontwikkelingen moeten plaatsvinden.

Thema Wonen

De gemeente Hoogeveen heeft een Woonvisie 2017-2020 vastgesteld. Centraal staat het motto:

Waar iedereen zijn thuis vindt . Er staan vier hoofdambities centraal in het document:

  • 1. Behoud van kwaliteit en gewildheid;
  • 2. Toevoegen wat gevraagd wordt;
  • 3. Voor iedereen betaalbaar;
  • 4. Ouderdom of zorg: ook dan goed wonen.

De gemeente werkt met gebiedsindelingen, Fluitenberg valt onder Zanddorpen . In de huidige woonvisie ziet de gemeente Hoogeveen de centrumdorpen als een belangrijk woonalternatief. Het woningmarktonderzoek wijst er op dat een combinatie van voorzieningen én nabijheid van de kern Hoogeveen de gewildheid als woonlocatie vergroot. Huidige bouwlocaties worden afgerond in de komende jaren, maar de gemeente ziet n.a.v. het marktonderzoek geen aanleiding om zelf aanvullende locaties voor te bereiden in dorpen en landelijk gebied.

Het marktonderzoek laat ook zien dat onder veel kopers 'value for money' belangrijker is dan een buitengewone kwaliteit of ontwerp. De wensen wijzen op een behoefte aan meer tweekappers en vrijstaand wonen. De dorpen binnen Hoogeveen zijn vooral in beeld bij eigen inwoners.

Nota Ruimtelijke Kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit van een gebouw of gebied gaat vooral over 'goed' en niet alleen over 'mooi'. Een 'goede' ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door drie facturen die vertaald zijn naar een drietal waarden, namelijk gebruikswaarde (functie), belevingswaarde (vorm) en toekomstwaarde (tijd).

Gebruikswaarde: een hoge score op deze waarde wordt bereikt als in elkaars omgeving gesitueerde functies elkaar versterken. Nabijheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid zijn hierbij van belang.

Belevingswaarde: Een hoge score op deze waarde gaat over herkenbaarheid, identiteit, attractiewaarde, levendigheid, cultuur en eigenheid.

Toekomstwaarde: Dit gaat over de houdbaarheid van een plan op langere termijn en voor een gebouw geldt dat het zo in elkaar moet zitten dat het lange tijd mee kan en aangepast kan worden indien nodig.

De Nota werkt met verschillende gebiedstypen. Het plangebied valt in gebiedstype dorpen op het zand . De gronden waar Fluitenberg op ligt zijn zandgronden van het Drents Plateau. Fluitenberg is ontstaan op oude smeltwaterheuvels ten noorden van het beekdal van het Oude Diep. De huidige dorpskern ligt globaal tussen de twee oorspronkelijke buurtschappen in. Vanaf de jaren zestig zijn enkele woonbuurtjes bijgebouwd.

De huidige dorpskern van Fluitenberg ligt hoofdzakelijk aan de zuidkant van de Fluitenbergseweg. Aan de noordkant van deze weg liggen enkele grote boerderijen met daartussen doorzichten naar het gebied van de jonge veldontginningen aan de noordkant van het dorp. In de dorpskernen van Pesse, Fluitenberg en Stuifzand stamt de bebouwing uit verschillende perioden en laat op die manier het proces van verdichting zien door de jaren heen. Om de samenhang in de bebouwing te versterken dienen grote maatverschillen te worden vermeden.

Behoefteprognose woningbouw

Regionale woonvisie

In het kader van regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie Zuidwest Drenthe.

In het bestuurlijk afstemmingsoverleg RO/Wonen Zuidwest Drenthe van 21 december 2015 is de woningbehoefte voor Zuidwest Drenthe vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze woningbehoefteprognose is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognose 2015, vertaald naar de woningbehoefte in de regio Zuidwest Drenthe. De vastgestelde woningbehoefte geldt als kader voor de woningbouwontwikkeling in de regio en dient als uitgangspunt voor de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid voor de gemeenten binnen deze regio.

Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding met 4 woningen in het dorp Fluitenberg daaraan toe te voegen.

Gemeentelijke woonvisie

Zie thema Wonen hierboven

Uitwerking lokale behoefte

Op basis van het project woningbouw dorpen, opgestart in 2008, is voor Fluitenberg woningbouw in ontwikkeling gebracht. De gronden voor de vier woningen in dezen waren in de opstartfase van die ontwikkeling inbegrepen. Om een te groot aanbod van nieuwbouwwoningen te voorkomen zijn de gronden buiten het project gelaten. De woningbouwontwikkeling omvatte enkele huurwoningen van Actium alsmede een particuliere ontwikkeling op twee locaties, namelijk De Vijfhoek en De Vliethorst.

De Vijfhoek omvatte grote vrijstaande kavels welke allen zijn uitgegeven. De Vliethorst is reeds geheel ontwikkeld. Alle woningen zijn verkocht (bron https://www.vliethorst-fluitenberg.nl) .

De vier vrije kavels zijn geen belemmering voor De Vliethorst en zijn zelfs een goede aanvulling. Daarbij wordt met dit plan voorzien in vrije kavels waar de koper een eigen woning kan bouwen.

Op dit moment staan er in Fluitenberg (bron Funda) vier woningen te koop, waarvan één verkocht is onder voorbehoud. Het betreffen een woonboerderij van bouwjaar 1939 aan de Fluitenbergseweg, een woonboerderij met voorzieningen voor het houden van paarden uit 2003 ook aan de Fluitenbergseweg, een bungalow op bungalowpark 'De Santbrincke' en een vrijstaande woning van bouwjaar 1968 in het buitengebied die onder voorbehoud verkocht is. Deze woningen zijn niet te vergelijken met het aanbod van vrije kavels in dezen en voorzien in een andere marktvraag.

Uit dit beperkte aantal te koop staande bestaande woningen ten opzichte van nieuwbouw woningen en vrije kavels die afgelopen jaren zijn ontwikkeld, blijkt dat er geen sprake is van een belemmerende toevoeging van aanbod.

Overwegingen

Het plan voorziet in vier woonpercelen voor vier vrijstaande woningen met bijbehorende bouwwerken. De toevoeging van deze vier woningen voorziet in de behoefte van woonlocaties die gesitueerd zijn nabij voorzieningen én nabij de kern Hoogeveen. Fluitenberg is bij uitstek zo'n woonlocatie en het plangebied maakte eerder al onderdeel uit van de woningbouwontwikkeling Vliethorst die al gepland is en uitgevoerd wordt. Dit plan is daarmee een natuurlijke afronding van de Vliethorst.

Uit de behoefteprognose blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van dit plan.

De woningen worden gelijk aan de aangrenzend bebouwde percelen voorzien van een lage gootlijn. En voegen zich daarmee in het straat- en bebouwingsbeeld van Fluitenberg.

Conclusie

Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.

In dit plan wordt voorzien in de bestemming ‘Wonen’ waarbij vier woningen met bijbehorende bebouwing zijn toegestaan op vier bouwkavels.

4.1 Milieuzonering

Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.

Een goede ruimtelijke ordening vergt dat er voldoende afstand is tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). In de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG staan voor een groot aantal bedrijfscategorieën richtafstanden aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de onderdelen geluid, geur, stof en gevaar.

Met dit plan worden vier woningen en bijbehorende bebouwing toegevoegd. Deze woningen mogen geen belemmering zijn voor bedrijfsbestemmingen. Daarbij dient ter hoogte van de woningen geen hinder te zijn vanaf nabijgelegen bedrijfsbestemmingen.

Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Fluitenberg. Er zijn in de nabijheid (straal 100 meter) geen bedrijfsbestemmingen gesitueerd.

Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.2 Bodem

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en er moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Bodemkwaliteit

Aan de Fluitenbergseweg heeft initiatiefnemer het voornemen een viertal bouwkavels te realiseren voor vier

woningen met bijbehorende bouwwerken. De locatie is thans onbebouwd. Voor de locatie zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend volgens het Bodemloket.

De resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming.

Desondanks heeft milieu adviesbureau EcoReest bodemonderzoek (Bijlage 1) uitgevoerd op locatie en in het rapport van 8 juni 2020 met kenmerk 200783 wordt geconcludeerd dat de locatie onverdacht is. Er is enkel een verhoogde waarde aan Barium gevonden in het grondwater, maar er wordt geconcludeerd dat dit een natuurlijke verhoogde waarde is. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming (wonen) van het terrein, wordt geconcludeerd dat verhoogde risico’s voor de volksgezondheid en/of het milieu op basis van de aangetoonde milieu-hygiënische bodemkwaliteit, niet te verwachten zijn. De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn er geen milieu-hygiënische belemmeringen in relatie tot de toekomstige woonbestemming van het terrein. Het rapport van het onderzoek is bijgevoegd als bijlage 1.

Conclusie:

Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.3 Geluid

In dit plan wordt voorzien in de bestemming ‘Wonen’ waarbij vier woningen met bijbehorende bebouwing zijn toegestaan.

Wegverkeerslawaai

Een woning is een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidhinder dient er een akoestische afweging in het kader van dit op te stellen bestemmingsplan te worden gemaakt.

De locatie ligt binnen de invloedssfeer van de A28 (rijksweg) en de doorgaande Fluitenbergseweg van Fluitenberg. Ten zuiden van de locatie bevindt zich de Schuinedijk, een 30 km/h weg.

Langs de wegen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidzones aanwezig. Deze zones dienen als aandachtsgebied. Wanneer er binnen deze zones wijzigingen plaatsvinden aan bestemmingsplannen of nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, dient er een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting plaats te vinden. Ingenieursbureau Spreen heeft in een rapport van 13 augustus 2020 met nummer 20191413 (Bijlage 2)geconcludeerd dat de geluidsbelasting ten gevolge van de Schuinedijk op de maatgevende woning Lden = 42 dB (inclusief aftrek art 110g Wgh) bedraagt, hetgeen niet meer is dan de voorkeursgrenswaarde Lden +48 dB.

De geluidsbelasting ten gevolge van de Fluitenbergseweg bedraagt op de twee noordelijke woningen Lden +54 dB (incl. aftrek art 110g Wgh). Deze waarde ligt hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, maar niet hoger dan de grenswaarde van 63 dB.

Het rapport van het akoestisch onderzoek is bijgevoegd als bijlage 2.

Spoorweglawaai

Het plangebied is gelegen op ruim 900 meter van het spoor Groningen – Zwolle. Het betreft een tweebaanspoor. Het plangebied is buiten de zone van deze spoorweg gelegen.

Industrielawaai

Het plangebied is niet gelegen binnen een aangewezen gezoneerd industrieterrein.

Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan

4.4 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit dient te worden meegenomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.

Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • b. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • c. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  • d. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

In dit plan wordt voorzien in de bestemming ‘Wonen’ waarbij vier woningen met bijbehorende bebouwing zijn toegestaan.

Er is in dezen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging.

Het aspect ‘Luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.

In dit plan wordt voorzien in de bestemming ‘Wonen’ waarbij vier woningen met bijbehorende bebouwing zijn toegestaan. Er is daarmee sprake van de toevoeging van vier kwetsbare objecten.

De risicokaart Nederland is nagezien betreffende risicobronnen in de omgeving van het plangebied. Volgens de risicokaart zijn er geen bedrijven met gevaarlijke stoffen gelegen in de nabij het plangebied. Wel is de A28, welke onderdeel is van het basisnetwerk gevaarlijke stoffen, aangegeven. Tevens zijn buisleidingen in de nabijheid van het plangebied gelegen.

Transportroute (A28)

In oostelijke richting ligt de A28 met het bijbehorend gebied ter grootte van 200 meter en het invloedsgebied ter grootte van 355 meter. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de A28 gelegen.

Buisleidingen

Ten westen van de locatie liggen drie hoge druk aardgasleidingen van de Gasunie.

Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze buisleidingen..

Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.6 Cultuurhistorie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.

Het plangebied is op de Archeologische monumenten kaart (AMK) alsmede op de indicatieve archeologische waardenkaart (IAWK) niet voorzien van enige archeologische waarde. In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ wat betekent dat indien er een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 1000 m2 geroerd wordt wat dieper gaat dan 0,3 meter er een waarderend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden. Tenzij aangetoond kan worden dat de trefkans op archeologische waarden gering is, doordat de betreffende gronden al geroerd zijn. In dit geval is op een gedeelte van het plangebied een paardenbak gerealiseerd waardoor de grond al geroerd is tot 1 meter diepte.

De betreffende gronden zijn door bovenstaande maatregelen reeds geroerd, waardoor de trefkans op archeologische waarden gering is.

De binnen de gemeente Hoogeveen aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen.

Cultuurhistorie is het totaal aan bovengrondse sporen van menselijke activiteiten in de stad en op het platteland, in de bebouwde en de onbebouwde omgeving. Voor het plangebied geldt sturingsniveau respecteren: ‘Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.’

Op de cultuurhistorische beleidskaart van de gemeente Hoogeveen is het plangebied niet aangeduid met enige waarde, te zien op afbeelding 4.1 waarop het plangebied rood omlijnd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 4.1 uitsnede cultuurhistorische beleidskaart Hoogeveen Bron: gemeente Hoogeveen) 

De archeologische waarde van het plangebied is gering en doordat de grond al deels geroerd is, is de trefkans op archeologische waarden sterk verminderd. Met dit plan is de dubbelbestemming Waarde Archeologie en bijbehorend vergunningstelsel wederom opgenomen. Daarmee kan in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning getoetst worden of archeologisch onderzoek vereist is.

Het voor het plangebied aangeduide cultuurhistorische sturingsniveau is het laagste niveau ‘respecteren’ wat betekent dat bij ontwikkelingen het waarborgen van bestaande waarden de inzet is. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Hoogeveen heeft het plangebied geen nadere aanduiding. Cultuurhistorische waarden zullen met dit plan dan ook niet onevenredig worden aangetast.

Het aspect ‘cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.7 Water

In dit bestemmingsplan worden nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 1 juli 2020 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Op basis van de watertoets wordt de normale procedure gevolgd en is er een uitgangspuntennotitie opgesteld door het Waterschap (Bijlage 3).

4.7.1 Planuitwerking

In het watertakenplan van de gemeente is bepaald dat per m² verhard oppervlak er 25 mm waterberging dient te worden aangelegd. Met dit plan zal het verhard oppervlak worden gecompenseerd door een waterberging aan te leggen. In de uitgangspuntennotitie wordt vermeld dat geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet voor berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater.

Met deze ontwikkeling zal langs de Schuinedijk een wadi worden aangelegd. Het eigenaarschap van de wadi ligt bij de gemeente en de eigenaren van het desbetreffende perceel. De wadi wordt aangelegd door de initiatiefnemer. Voor de wadi is nog geen specifiek ontwerp gemaakt. De wadi zal dusdanig worden ontworpen dat er voorzien kan worden in 30cm peilstijging en de wadi zal van dusdanige grootte zijn dat het 10% van het te bebouwen oppervlak bedraagt.

Gezien de breedte van het plangebied, gemeten langs de Schuinedijk, en het geplande ontwerp, kan met de aan te leggen wadi worden voldaan aan de uitgangspunten van het waterschap.

Het plan omvat vrij uit te geven bouwkavels. De kopers zullen voorzien in het ontwerp van de beoogde woningen en daarmee acht geven op de geadviseerde aanleghoogte.

De woningen zullen op het gemeentelijk riool worden aangesloten, waarbij het hemelwater op het eigen terrein op natuurlijke wijze zal worden geïnfiltreerd danwel afstromen naar de wadi. Met het bouwrijp maken van het plangebied zal het terrein zodanig worden aangelegd dat het afstromende water naar de wadi wordt afgevoerd.

4.7.2 Conclusie

Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Wet natuurbescherming.

Voor deze ontwikkeling is een verkennend natuurwaarden onderzoek uitgevoerd. Daarbij is voorzien in een berekening (Aerius) betreffende de effecten van stikstof op nabij gelegen natura 2000 gebieden. Het rapport van het natuurwaarden onderzoek, inclusief Aeriusberekening, is bijgevoegd(Bijlage 4). Uit het rapport van augustus 2020 met nummer 2020-419 blijkt dat er geen effecten worden verwacht op beschermde soorten mits er m.b.t. vleermuizen een aantal bomen langs de Schuinedijk behouden blijven, waarbij er geen gaten groter dan 50 meter ontstaan.

De bosschage langs de Schuinedijk wordt deels gekapt, maar er blijven een aantal bomen staan op minder dan 50 meter van elkaar. De aanleg van de wadi heeft juist een positief effect voor vleermuizen. M.b.t. (broed)vogels worden er geen effecten op soorten met jaarrond beschermde nesten en op soorten met jaarrond beschermd functioneel leefgebied verwacht. Effecten op jaarrond beschermde soorten zijn uitgesloten. De nieuwbouw vindt plaats op cultuurgrasland. De kans op verstoring van broedvogels in de directe omgeving is derhalve uiterst gering, maar niet nihil. Om deze reden wordt het voorzorgsbeginsel gehanteerd, wat betekent dat het bouwrijp maken buiten het broedseizoen zal plaatsvinden.

Het rapport concludeert tevens dat er geen effecten op de NND/EHS gebieden te verwachten zijn en dat er geen effecten op de Natura 2000 gebieden te verwachten zijn. Een vergunning op grond van Wet natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk.

Er is een AERIUS berekening uitgevoerd voor de aanleg- en gebruiksfase van het plan. De berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr voor de aanlegfase. De berekening heeft tevens geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr voor de gebruiksfase.

Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.9 Parkeren en verkeer

De CROW publicatie 381 geeft parkeerkencijfers en kencijfers verkeersgeneratie voor verschillende bestemmingen in de groepen wonen, werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen en onderwijs.

De onderstaande parkeerbehoefte en verkeersintensiteit is gebaseerd op de normen vermeld voor een ‘koop, vrijstaand’ gelegen in ‘rest bebouwde kom’ ‘weinig stedelijk’. Daarbij is gerekend met het gemiddelde van de aangegeven normen.

Met dit plan worden vier woningen toegevoegd. In de onderstaande tabel worden de normen alsmede de parkeerbehoefte en verkeersbewegingen ten behoeve van deze woningen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP9010002-VG01_0008.jpg"

Op de vier woonpercelen is voldoende ruimte voor het parkeren van ten minste drie personenvoertuigen per perceel. Daarbij is het aannemelijk dat bij de woningen een garage aanwezig zal zijn. Daarmee zal aan de parkeernorm worden voldaan. Daarbij is in het bestemmingsplan in regels opgenomen dat sprake moet zijn minimaal twee parkeerplaatsen per perceel.

Twee van de nieuwe woonpercelen zullen worden ontsloten via de Fluitenbergseweg en twee van de nieuwe woonpercelen zullen worden ontsloten via de Schuinedijk. De Schuinedijk komt uit op de Fluitenbergseweg die binnen 300 meter uitkomt op de A28. Daarmee is sprake van goede ontsluiting waarbij de wegenstructuur voldoende is voor de verkeersintensiteit van dit plan.

Het aspect ‘parkeren en vervoer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.10 Milieueffectrapportage

Het bevoegd gezag moet zich ervan vergewissen of deze activiteit geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Beoordeeld moet dus worden of ervoor op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen m.e.r. hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) is indien de volgende drempelwaarden worden overschreden sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Met de ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.

Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Er is in dezen geen sprake van een gevoelig gebied.

In dit plan zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit bestemmingsplan geen belangrijke nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Dit plan is getoetst aan het Besluit milieueffectenrapportage. Hierin is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Er is een aanmeldingsnotitie voor dit plan geschreven.

Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.11 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft een Milieuvisie opgesteld waarin aangegeven wordt dat het begrip duurzaam zich in de laatste jaren meer en meer ontwikkeld van een energiebesparingsmodel in duurzaam bouwen tot een begrip dat een evenwicht beschrijft tussen natuur, samenleving en economie. Onder de ambities van de gemeente valt een klimaatneutraal beleid. Eén van de middelen om klimaatbeleid te voeren is duurzaam bouwen.

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van woningen die zo lang mogelijk kunnen voldoen aan de woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze, die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. In onderhavig plan worden kavels ontwikkeld. De uiteindelijke ontwerpen zijn de verantwoordelijkheid van de toekomstige eigenaren van de percelen. Nieuwbouw leent zich bij uitstek om aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van bouwwerkzaamheden.

Klimaatrobuust inrichten

De gemeente heeft zichzelf ten doel gesteld dat ze in 2050 klimaatrobuust is. De gemeente bereidt zich voor op extremere weersomstandigheden en samen met het waterschap is er een visie ‘klimaatrobuust Hoogeveen’ opgesteld. De gemeente heeft samen met het waterschap de verantwoordelijkheid voor het opvangen van het regenwater in het openbaar gebied, maar dat is slechts een beperkt deel van het water dat op het gemeentelijk grondgebied valt. Het grootste deel van het water valt op terreinen in eigendom van grondeigenaren, inwoners of bedrijven. Op deze terreinen is het mogelijk een deel van het water tijdelijk op te vangen.

Met het aanleggen van de wadi aan de kant van de Schuinedijk wordt een bijdrage geleverd aan het klimaatrobuust inrichten van de gronden.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Hoogeveen en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012). De regels zijn overgenomen uit het bestemmingsplan ‘Fluitenberg 2018’ zoals vastgesteld op 26 september 2019. Daarbij zijn de overbodige regels achterwege gelaten en zijn enkele maatwerk aanpassingen getroffen.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten. In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De bestemmingsartikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels en in dit geval een wijzigingsbevoegdheid. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten algemene regels.

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.

5.2 Nadere toelichting op de regels

In dit plan wordt voorzien in de bestemmingen ‘Groen’, ‘Tuin’ en ‘Wonen’ waarbij vier vrijstaande woningen met bijbehorende bebouwing zijn toegestaan,". Tevens wordt de dubbelbestemming waarde Archeologie 3 overgenomen. Hieronder de een nadere toelichting van de bestemmingen, waarbij de specifieke maatwerkaanpassingen vermeld zijn.

De bestemming "Groen" is toegevoegd vanwege de aan te leggen wadi.

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het verzamelen van huishoudelijke afvalstoffen, hieronder mede verstaan ondergrondse afvalopslag;
  • b. taluds;
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. sirenevoorziening ten behoeve van de openbare veiligheid;
  • f. verhardingen;

met de daarbij behorende:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten hieronder begrepen; deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. toegangspad, balkons en erkers ten behoeve van de aangrenzende woonbestemming;
  • c. water.

Op deze gronden zijn pergola’s en erf- of perceelsafscheidingen toegestaan, evenals erkers bij woningen.

Er is voorzien in de ‘specifieke bouwaanduiding – geen gebouw toegestaan’ ter hoogte vastgelegde zakelijk recht dat op 16 meter vanaf het perceel Fluitenbergseweg 23 geen gebouwen mogen worden opgericht.

Wonen (artikel 5)

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

Met daarbij behorende andere bouwwerken, geen gebouw zijnde; andere werken; tuinen en erven.

In dezen is voorzien in vier bouwvlakken waarbinnen de hoofdgebouwen gebouwd dienen te worden. Tevens is voorzien in de specifieke bouwaanduiding sba-1 waarbij een maximale goothoogte van 3.5, bouwhoogte van 10 meter en een dakhelling tussen de 30 en 60 graden is voorgeschreven.

Tevens is een per hoofdgebouw een maximaal gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen van 100 respectievelijk 125 m² voorgeschreven. Daarbij mag het erf niet met meer dan 50% bebouwd worden. De bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd te worden. Verder is een maximale goot- en bouwhoogte en een dakhelling voorgeschreven. Voor carports en overkappingen geldt een afzonderlijk kader waarbinnen op ten minste 1 meter van de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd kan worden met een maximale bouwhoogte van 3 meter.

De voor afwijkingen uit het bestemmingsplan ‘Fluitenberg 2018’ zijn overgenomen in dit plan. Er zijn ten behoeve van dit plan twee regels toegevoegd, te weten:

4.4 sub a onder 1 Lid 4.2.1 en 4.2.2 en toestaan dat de goothoogte met 10% wordt verhoogd.

4.5 onder c ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – geen gebouwen toegestaan’ zijn geen gebouwen toegestaan. Deze voorziet in het zakelijk recht dat er op een strook van 16 meter vanaf het perceel Fluitenbergseweg 23 geen gebouwen mogen worden opgericht.

Archeologie (artikel 6)

De voor "Waarde – Archeologie 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Voor de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is een advertentie gezet in het plaatselijk blaadje 'de Fleute'. Alle overige omwonenden en andere belangstellende zijn in de gelegenheid gesteld om te reageren. Naar aanleiding van het bericht in de Vleute met daarin de bekendmaking van de plannen zijn geen bezwaren tegen de uitbreiding ontvangen. Wel hebben naar aanleiding van het bericht zich in totaal 8 geïnteresseerde voor de kavels gemeld (dit maakt totaal 12 geïnteresseerde).

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het concept bestemmingsplan toegezonden aan de provincie en het waterschap alsmede vooroverlegpartners VRD, Rendo, Gasunie en het WAC Hoogeveen.

De aangedragen punten van het waterschap zijn in het ontwerp bestemmingsplan in hoofdstuk 4.7 over water verwerkt en de uitgangspunten zijn tevens in bijlage 3 behorende bij de toelichting te vinden. Het door het WAC aangedragen standpunt over zonnepanelen heeft geen aanleiding gegeven tot aanpassingen in het bestemmingsplan. Wel heeft dit onderwerp binnen de gemeente de aandacht.

Op het verplichte vooroverleg hebben tevens de provincie Drenthe, de VRD, Rendo en de Gasunie gereageerd. Voor deze partijen is geen aanleiding tot het maken van aanvullende opmerkingen.

Het bestemmingsplan heeft als ontwerp gedurende 6 weken ter visie gelegen. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn 4 zienswijzen ontvangen. Deze zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven om het bestemmingsplan aan te passen.

Wat betreft de wens van een tweetal indieners van een zienswijze tot de realisatei van meer woningen in het plangebied is onderstaande argumentatie leidend om niet mee te kunnen gaan in die wens.

Het plangebied is de entree van het dorp Fluitenberg. Het betreft hier geen stedelijke omgeving en het plangebied betreft de overgang van het beekdal naar het dorp Fluitenberg. Voor de stedenbouwkundige impact is vooral de breedte van de kavels bepalend. Het beperkte aantal van maximaal 4 woningen voorziet in een ruime breedte van de kavels; die een zachtere overgang van het beekdal naar het dorp oplevert. Het is niet wenselijk om hier verder te verdichten. Dit maximum is (vanuit deze achtergrond) in het voortraject met de indieners van het initiatief gecommuniceerd.

De woonpercelen die te westen van het plangebied aan de Schuinedijk zijn gelegen (overgang naar het beekdal) betreffen ook kavels die gemiddeld gezien ruim breder dan 20 meter zijn. Tenslotte geldt voor de noordelijke percelen van het plangebied vanuit het zakelijk recht met de Fluitenbergseweg 23 dat binnen 16 meter geen gebouwen mogen worden opgericht (zie ook nadere toelichting op de regels).

Voor invullen van de behoefte naar woningen met smallere kavels is voorliggende plangebied niet geschikt. Tot slot wordt opgemerkt dat de inkomsten voor de gemeente geen argument zijn bij het tot stand komen van voorliggende planvorming.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschade en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers.