direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2019BP8012005-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Siemensstraat 16 is DB demontage gevestigd. Het bedrijf demonteert in onbruik geraakte auto's voor recycling. Bij de laatste herziening van bestemmingsplan voor bedrijventerrein De Wieken is per abuis geen passende bestemming opgenomen voor het bedrijf. Dit moet hersteld worden. Daarnaast wil het bedrijf de verwerkingscapaciteit vergroten van 2.500 naar 10.000 auto's per jaar. Hiervoor is een perceel aangekocht tegenover het bedrijf. Hiervan moet ook de bestemming worden gewijzigd.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan beoogt om auto demontage toe te staan op het perceel Siemensstraat 16. Hierbij is het perceel ten noorden van de Siemensstraat voor auto demontage en de percelen ten zuiden van de Siemensstraat voor de opslag van autowrakken. Op afbeelding 1 is het plangebied te zien met de onderverdeelde percelen. In het groen gekleurde plangebied vindt de demontage van autowrakken plaats. In het blauw gekleurde plangebied vindt de opslag van autowrakken plaats.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP8012005-ON01_0001.png"

.Afbeelding 1: Plangebied Siemensstraat 16

1.3 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de uitgangspunten van het plan weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieu aspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, water, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied betreft de Siemensstraat 16. Het plangebied is gelegen ter zuiden van de Pesserdijk en de Dieselstraat en ten westen van de Edisonstraat. Op afbeelding 2 is de ligging van het plangebied in de omgeving te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP8012005-ON01_0002.png"

Afbeelding 2: ligging plangebied

2.2 Vigerend recht

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan De Wieken 2010. Hierin hebben de percelen de Enkelbestemmings 'bedrijventerrein - 5'. Op het Noordelijke perceel is een bouwvlak aanwezig met bouwaanduiding 1. Daarnaast geldt er voor het hele gebied de gebiedsaanduiding 'Luchtverkeerzone - beperkingengebied - geluid' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'. De zuidelijke percelen hebben ook een gebiedaanduiding 'luchtvaartzone - hoogtebeperking' en gebiedaanduiding 'veiligheidszone - bevi'. Op onderstaande afbeelding 3 is het geldige bestemmingsplan te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2019BP8012005-ON01_0003.png"

Afbeelding 3: vigerende planologie

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Sinds de 50er jaren van de vorige eeuw is het bedrijventerrein De Wieken in omvang gegroeid en heeft het terrein zelfs het vliegveld omsloten. Het bedrijventerrein ontwikkelde zich vanuit de noordkant van het stadscentrum in noordelijke richting en later verder in oostelijke richting. Het plangebied is centraal gelegen in De Wieken. Het plangebied is gelegen aan de Siemensstraat, ten zuiden van de Pesserdijk en ten westen van de Edisonstraat. Het auto demontagebedrijf DB Montage is gevestigd aan de Siemensstraat 16. Dit bestemmingsplan voorziet in het correct planologisch vastleggen van het auto demontagebedrijf en het vergroten van de opslag van autowrakken.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor de Wieken zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat bij voorliggend bestemmingsplan geen rijksbelangen of -verantwoordelijkheden betrokken zijn.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte. In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen.

In het gewijzigde Bro, van kracht sinds 1 juli 2017, is artikel 3.1.6, lid 2 gewijzigd in:

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in het mogelijk maken van een autodemontagebedrijf en de uitbreiding van de opslag van autowrakken. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarom in de toevoeging van een stedelijke ontwikkeling. Voorgenomen ontwikkelingen worden binnen bestaand stedelijk gebied gerealiseerd, namelijk binnen het industrieterrein de Wieken. Industrieterrein de Wieken is geschikt voor de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld.

De Omgevingsvisie is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie ziet toe op het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. Deze ambitie vormt het hart van ons beleid waarmee wordt ingezet op ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. In de omgevingsvisie worden zes verschillende kernkwaliteiten benoemd die de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud geven. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe. Even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.

Een belangrijke prioriteit binnen het Drentse ondernemersklimaat is het borgen van een aantrekkelijk aanbod van werklocaties, passend bij het gewenste ruimtelijk-economisch profiel van de locatie en bij de (veranderende) marktvraag.

Een belangrijke prioriteit binnen het Drentse ondernemersklimaat is het borgen van een aantrekkelijk aanbod van werklocaties. Dat aanbod moet inspelen op de veranderende vraag. De provincie Drenthe maakt zich sterk voor bovenregionale afstemming over herontwikkeling en uitbreiding van bedrijfslocaties, gevoed door een reële, marktconforme inschatting van de toekomstige vraag. Daarnaast moet Drenthe inspelen op huisvestingswensen van doelgroepen als zzp’ers, starters en nieuw te vestigen bedrijven. Op dat gebied zet Drenthe, naast levendige (binnen)steden met voorzieningen en aantrekkelijke woonomgeving, in op bereikbare, toegeruste werkomgevingen die goed passen bij sterke Drentse economische sectoren.

Dit bestemmingsplan zorgt er voor dat DB montage correct bestemd is. Daarnaast zorgt het voor de mogelijkheid om de verwerkingscapaciteit van autowrakken te verhogen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de ontwikkeling van bedrijfslocaties waarbij rekening wordt gehouden met de markconforme vraag.

Verder is uit de kernkwaliteiten-analyse gebleken dat er geen sprake is van provinciale kernkwaliteiten waarmee in dit plan rekening moet worden gehouden.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Toekomstvisie

In april 2018 is de nieuwe Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. In deze toekomstvisie staan ontwikkelingen en opgaven weergegeven op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie. Hoogeveen zet in op beheerste groei om in de toekomst aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. De groei die wordt voorzien is naar 57.000 inwoners in 2030. Daarnaast: Hoogeveen gaat haar positie als sterke regiogemeente ontwikkelen en versterken. Verder zet Hoogeveen in op ruimtelijke kwaliteitsverbetering. De cultuurhistorie en het DNA van Hoogeveen zijn de basis voor deze kwaliteitsverbetering.

3.3.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2014 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de structuurvisie wordt specifiek ingegaan op de bedrijvigheid in Hoogeveen. Hierin is het doel gesteld om bedrijventerrein de Wieken te herstructureren en te intensiveren. Daarnaast is de ontwikkeling van bedrijventerreinen Buitenvaart I en II een doel. De structuurvisie zet in op drie sporen die in een gelijktijdig proces in ontwikkeling worden genomen. Dit zijn achtereenvolgens het grondig en gericht herstructureren van het huidige bedrijventerrein de Wieken, het ontwikkelen van kleinschalige bedrijvigheid in of vlakbij de woon-gebieden en in de stadsranden en het ontwikkelen van de nieuwe hoogwaardige locatie Buitenvaart I en II. Het scheppen van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling en inrichting van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen staat voorop. Dit bestemmingsplan voorziet in de intensivering en herontwikkeling vaneen bedrijf op de Wieken. Dit is overeenkomstig met de structuurvisie.

3.3.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met "Structuurvisie Hoogeveen 2.0" op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De grote kracht van Hoogeveen is het midden en kleinbedrijf. De initiatieven en de betrokkenheid van lokale ondernemers is zeer belangrijk voor de ontwikkeling en leefbaarheid van het buitengebied, de dorpen en de stad. Dit betekent dat er samen met het midden en kleinbedrijf gezocht moet worden naar ruimtelijke kansen en mogelijkheden om de bedrijvigheid in Hoogeveen te stimuleren. Deze kansen liggen er niet alleen op de bestaande bedrijventerreinen en in de stadsranden maar ook in de dorpen en in het buitengebied.

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij de stimulering van midden en kleinbedrijven op bestaande industrieterreinen.

3.3.4 Visie op de omgeving

In 2018 is de 'visie op de omgeving' vastgesteld door de raad. De trends en ontwikkelingen vragen om voortdurend te kijken of de gemeente nog op de juiste koers zit. Met deze visie is een aanvulling gedaan op Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 en de Structuurvisie Hoogeveen 2.0. De Hoogeveense uitgangspunten duurzaamheid, ambitie en kwaliteit blijven daarbij onveranderd van kracht.

Deze actualisatie wordt niet langer de fysieke structuurvisie genoemd maar ‘visie op de omgeving’. Het hebben van een omgevingsvisie is namelijk een verplichting vanwege de Omgevingswet. Het Rijk voert deze wet waarschijnlijk in 2021 in.

3.3.5 Nota ruimtelijke kwaliteit

Op 21 december 2017 heeft de Hoogeveense gemeenteraad de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. De Nota Ruimtelijke kwaliteit vervangt de Welstandsnota met de daarbij behorende oplegnotitie voor de pilot 'welstandsvrij bouwen'. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt een vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit zijn alleen gebieden en gebouwen opgenomen, die echt (cultuurhistorisch) waardevol zijn en daarom beschermd moeten worden.

Het plangebied is niet in een gebied gelegen waar de nota ruimtelijke kwaliteit van toepassing is. Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

3.4 Conclusie

Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale- en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

Binnen het revitaliseringsplan is de Wieken ruimtelijk ingedeeld in 10 kamers die ieder hun eigen karakteristiek en invulling krijgen. De kamers verschillen onderling in schaalgrootte van kavels, clustering en thematisering van bedrijfsactiviteiten, voorkomende bedrijfspanden en intensiteit van bebouwing. De vertaling van uitgangspunten voor de kamers naar het bestemmingsplan vindt plaats binnen de marges van redelijkheid ten aanzien van de aspecten zoals milieu, veiligheid en ruimtelijke functionaliteit en kwaliteit. Het plangebied van het onderhavige bestemmingsplan ligt in kamer 4.

Het gebied in kamer 4 van ten noorden van de Industrieweg en ten oosten van de A.G. Bellstraat heeft een gemengd karakter met overwegend middelgrote kavels. Hier zijn productiebedrijven gevestigd, groothandelsbedrijven, bedrijven met een showroom (gerelateerd aan de productie). Door de ligging in de directe nabijheid van de buitenring van Hoogeveen is dit gebied ook geschikt voor distributie- en transportbedrijven. Met name de Voltastraat en de Marconistraat zijn belangrijke transportassen binnen deze kamer. Op de kavels staan bedrijfshallen zonder en met beperkte open opslag en bedrijven met een kantoorachtige uitstraling of showroom.

De Siemensstraat is gelegen binnen kamer 4. Dit bestemmingsplan beoogt om auto demontage toe te staan op het perceel Siemensstraat 16. Hierbij is het beoogd om op het perceel ten noorden van de Siemensstraat auto demontage mogelijk te maken en op de percelen ten zuiden van de Siemensstraat de opslag van autowrakken mogelijk te maken. Het karakter van het bedrijf en de open opslag van autowrakken past bij het karakter van kamer 4 in de Wieken.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient namelijk een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.

5.1 Bodem

5.1.1 Normstelling

In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. Deze motivatie vindt zijn oorsprong in het Bro in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.1.2 Onderzoek en conclusie

Aan de Siemensstraat 16 is DB demontage gevestigd. Het bedrijf wil de opslagcapaciteit vergroten van 140 naar 400 autowrakken. Hiervoor is een perceel met een oppervlakte van 2.553 m2 aangekocht. Op het nieuwe perceel worden circa 260 autowrakken opgeslagen. Het terrein wordt geheel verhard met betonklinkers. Er worden uitsluitend droge autowrakken opgeslagen. Het betreft geen bodembedreigende activiteit.

De verhoging van de verwerkingscapaciteit van 2.500 naar 10.000 auto's per jaar heeft geen gevolgen voor de bodembedreigende activiteiten in de inrichting. De aard van de activiteiten wijzigt niet. De demontagewerkplaats is voorzien van een vloeistofdichte vloer. Daar waar nodig zijn bodembeschermende maatregelen getroffen, zoals lekbakken.

Indien bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse van de bouwlocatie afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Indien sprake is vrijkomende grond van de bouwlocatie en deze kan niet op de eigen locatie worden verwerkt kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Indien dit niet mogelijk is dan dient in dat geval de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden.

Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht waarbij alle toepassingen van grond en baggerspecie voorafgaand aan de toepassing moeten worden gemeld (hierop zijn enkele uitzonderingen) via het landelijk meldpunt.

Er zijn daardoor geen belemmeringen voor het voorliggende bestemmingsplan

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Normstelling

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten. De gemeente Hoogeveen heeft in navolging van wet- en regelgeving eigen cultuurhistorisch beleid ontwikkeld op het terrein van de deelgebieden archeologie, historische geografie en historische bebouwing. Toetsing vindt plaats aan de daaruit volgende archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten. 

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden

5.2.2 Onderzoek en conclusie

Onderhavig plangebied is op de archeologische beleidskaart van Hoogeveen gelegen binnen de legenda-eenheid ‘Archeologische Waarde – 5’. Deze eenheid wordt gevormd door de zones met een lage archeologische verwachting. Hier wordt geen archeologisch onderzoek verlangd. Daarom wordt voor deze categorie geen dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Alleen in het geval van zeer grootschalige ontwikkelingen (groter dan 3 hectare) kan sprake zijn van archeologisch onderzoek om het verwachtingsmodel te toetsen. Er zijn daardoor geen belemmeringen wat betreft archeologie.

Het onderdeel cultuurhistorie is voor industrieterrein De Wieken niet relevant.

5.3 Water

5.3.1 Algemeen

In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

5.3.2 Normstelling

De waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen vormen samen met waterschap Rijn en IJssel het waterschapsgebied Rijn-Oost. De waterschappen hebben hun beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de gezamenlijke beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt op hoofdlijnen het beleid voor de wijze waarop de waterschappen in stedelijk gebied invulling geven aan het waterbeheer. Het waterbeheer richt zich op de volgende drie beleidsthema's:

  • 1. Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • 2. Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert;
  • 3. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Wet natuurbescherming). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW. Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. De Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheer-plannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Watertoetsproces

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Drents Overijsselse Delta is op 1 oktober 2020 geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.

5.3.3 Onderzoek en conclusie

Dit bestemmingsplan voorziet enkel in het correctief herzien van de bestemming. De verharding voor de extra opslagcapaciteit van autowrakken is reeds aangelegd onder een omgevingsvergunning. Op basis daarvan kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor dit bestemmingsplan.

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Normstelling

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 13 december 2019 de beleidsregels Wet Natuurbescherming Drenthe gewijzigd vastgesteld voor gebiedsbescherming, soorten- en faunabescherming en houtopstanden. In dit document zijn alle bestaande beleidsregels, die gebaseerd zijn op regelgeving die in de Wet Natuurbescherming samen komen, in één document samengevoegd. Daarnaast zijn voor de nieuwe taken enkele nieuwe bepalingen opgenomen.

5.4.2 Onderzoek en conclusie

DB Montage is gesitueerd op het industrieterrein de Wieken. De dichtstbij gelegen Natura 2000 gebieden zijn "Dwingelderveld" en "Mantingerzand". De afstand van de inrichting tot deze gebieden bedraagt respectievelijk 7,1 km en 5 km. Deze gebieden vallen buiten het invloedssfeer van het autodemontagebedrijf. Daardoor worden er geen natuur of ecologische waarden aangetast. Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.5 Geluid

5.5.1 Normstelling

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

  • woningen;
  • andere geluidsgevoelige gebouwen;
  • geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder "woning" wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

In het Activiteitenbesluit zijn voorschriften opgenomen die bescherming bieden tegen geluidhinder van inrichtingen die onder het Besluit vallen. Deze bescherming wordt geboden aan gevoelige objecten (gevoelige gebouwen en gevoelige terreinen (artikel 1.1)). In artikel 1.1 is in de definitie van gevoelige gebouwen aangegeven dat gebouwen die bij de inrichting horen (dienst- of bedrijfswoningen) geen geluidsgevoelig object zijn waarvoor de grenswaarden uit het besluit gelden. Dienst- of bedrijfswoningen die niet tot de inrichting behoren zijn gewoon woningen van derden waarvoor de grenswaarden wel gelden.

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde. Wanneer niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.

5.5.2 Onderzoek en conclusie

DB Demontage te Hoogeveen veroorzaakt bij de omliggende woningen van derden geluidbelastingen tot 27 dB(A) in de dagperiode en 49 dB(A) op 50 meter van de grens van de inrichting. In de inrichting vinden alleen activiteiten plaats in de dagperiode. Wel is het mogelijk dat in de nachtperiode twee bestelwagens met autotranssporter vanaf de openbare Siemensstraat wegrijden. Aangezien dit op de openbare weg plaatsvindt, is dit niet meegenomen in de beoordeling van de directe hinder. De inrichting veroorzaakt bij de woningen maximale geluidsniveaus tot 55 dB(A) in de dagperiode. De maximale geluidsniveaus bij de omliggende woningen worden bepaald door de werkzaamheden van de kraan op het achterterrein (verwerken van autowrakken en plaatsen in een container). Bij toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit kan gesteld worden dat ten aanzien van zowel het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als het maximale geluidsniveau kan worden voldaan.

Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.6 Milieuzonering bedrijven

5.6.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

5.6.2 Onderzoek en conclusie

In de omgeving van de inrichting zijn enkele bedrijfswoningen gelegen. De dichtstbijzijnde bedrijfswoningen zijn gelegen op de adressen Pesserdijk 5a (30,9 m), Pesserdijk 9 (30 m), Siemensstraat 7A (59,6 meter) en Siemensstraat 10 (45 meter). Deze afstanden wijzigen niet ten opzichte van de huidige situatie.

Door de toename in verwerkings- en opslagcapaciteit zal de geluidemissie naar de omgeving wijzigen. In plaats van een tweewekelijkse piek in het laden en afvoeren van containers met autowrakken zal er sprake zijn van dagelijkse afvoer van autowrakken. Het laden en afvoeren van autowrakken vindt circa 2 uur per dag plaats. Gedurende de dag worden twee keer twee containers met autowrakken afgevoerd. Afvoer vindt plaats door middel van een vrachtwagencombinatie. De tweede wijziging betreft het vervallen van een overslaghandeling. In de huidige situatie worden autowrakken in afwachting van tweewekelijkse afvoer geplet en gestapeld opgeslagen op het terrein. Op het moment van 16

afvoer worden de opgeslagen autowrakken in containers geladen en afgevoerd. In de nieuwe situatie worden wrakken niet meer geplet en gestapeld opgeslagen in afwachting van het laden van de containers met wrakken, maar direct geplet en in containers geladen. Dit betekent een afname van de geluidemissie als gevolg van het vervallen van een handeling van de kraan.

Gelet op het feit dat de geluidemissie als gevolg van een toename van vervoersbewegingen mogelijk zal toenemen, zal de geluidemissie gemiddeld genomen juist weer afnemen door het vervallen van een overslaghandeling. Door de ligging op een gezoneerd industrieterrein waar bedrijven vallend in milieucategorie 4.2 zijn toegestaan, zal de bijdrage aan de totale geluidemissie van het terrein van DB Demontage als milieucategorie 3.2 bedrijf gering zijn.

Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

5.7.1 Normstelling

Voor elk besluit dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen in onderdeel C of D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit MER) geldt dat er moet worden getoetst of belangrijke nadelige gevolgen van deze wijziging kunnen worden uitgesloten. Besluiten die betrekking hebben op activiteiten genoemd in onderdeel C zijn direct m.e.r.-plichtig, indien de omvang van de activiteiten boven de genoemde drempelwaarde uitkomt. Onder de drempelwaarde is geen sprake van m.e.r.-plicht. Onderdeel D geeft aan of er voor besluiten beoordeeld moet worden of er m.e.r. noodzakelijk is. Voor besluiten met een omvang boven de drempelwaarden moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en voor besluiten met een omvang onder de drempelwaarden een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling. Pas na het uitvoeren van een (vormvrije) m.e.r-beoordeling is duidelijk of er een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.

5.7.2 Onderzoek en conclusie

Uit de aanmeldnotitie MER blijkt dat gelet op de kenmerken van het project, de locatie van het project en de kenmerken van de effecten van het project, de impact van het bedrijf met milieucategorie 3.2 gering is. Er moet worden geconcludeerd dat het project niet leidt tot milieueffecten van dusdanige omvang dat sprake kan zijn van 'belangrijke nadelige milieugevolgen'. Er is daarom geen aanleiding of noodzaak voor het doorlopen van een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure of m.e.r.- procedure. Daarom wordt verzocht te besluiten dat geen milieueffectrapportage nodig is.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.1 weergegeven.

Tabel 5.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   Toetsing van   Grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg /m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

5.8.2 Onderzoek en conclusie

Er is onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie, verkeersintensiteit, de opslag van autowrakken en metaalbewerkende activiteiten voor de gewenste activiteiten aan de Siemensstraat 16.

Met het computerprogramma Aerius Calculator (release 2019) is de depositie van stikstofdioxiden berekend op Natura 2000-gebieden. In de aangevraagde situatie zijn geen rekenresultaten berekend die hoger zijn dan 0,00 mol per hectare per jaar.

De totale toename van het aantal verkeersbewegingen per dag bedraagt 53. In een worst-case scenario bedraagt het aandeel vrachtverkeer 25%. Geconcludeerd wordt dat de bijdrage van het extra verkeer in niet betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een nader onderzoek is niet noodzakelijk

De opslag van droge autowrakken veroorzaakt geen verontreiniging van bodem, lucht en/of water en levert ook geen hinder op voor de omgeving. De inrichting is gelegen aan het einde van een doodlopende straat.

In de inrichting vinden beperkt metaalbewerkende activiteiten plaats. Doorgaans kunnen onderdelen worden gedemonteerd door het losdraaien van schroeven. Alleen op het moment dat onderdelen zijn vastgeroest wordt een slijptol of een snijbrander gebruikt. Omdat het chassis van auto's in de loop van de tijd steeds beter is behandeld tegen roestvorming zal deze activiteit naar verwachting niet toenemen, zelfs eerder afnemen. Aangezien deze activiteit slechts sporadisch voorkomt, wordt het niet gerekend tot de representatieve bedrijfssituatie. Daarom heeft DB Demontage ook geen maatregelen getroffen om eventueel vrijkomende dampen bij de bron af te zuigen. Emissie naar buiten toe geschiedt via natuurlijke ventilatie. Er is dan ook sprake van diffuse emissie, waarop de emissiegrenswaarden uit artikel 2.5 van het Activiteitenbesluit niet van toepassing zijn.

Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Normstelling

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

5.9.2 Onderzoek en conclusie

Uit het bestemmingsplan blijkt dat de percelen 4631 en 5213 grenzen aan de zuidzijde aan een bevi-veiligheidszone. De percelen vallen niet binnen de veiligheidscontour. Verder zijn er geen buisleidingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op de gewenst uitbreiding. De locatie ligt daarentegen wel binnen het invloedsgebied van een Bevi-bedrijf, maar de ruimtelijke ontwikkeling heeft geen invloed op het groepsrisico. Er zijn daardoor geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.10 Verkeer en parkeren

Dit bestemmingsplan voorziet enkel in het correctief herzien van de bestemming. Parkeren wordt op eigen terrein gerealiseerd conform de parkeernormen zoals genoemd in Bijlage 2 Parkeernota Hoogeveen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot. In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd.

Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt. In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

6.3.1 Bedrijventerrein - 5

In grote lijnen wordt de ruimtelijke scheiding tussen de verschillende categorieën bedrijfsactiviteiten aangebracht door in het plangebied zes bestemmingen bedrijventerrein op te nemen, mede in relatie tot de toegepaste milieuzonering. De toegestane vormen van bedrijvigheid in deze bestemmingen is te lezen in de geselecteerde bedrijvenlijsten, die zijn opgenomen in de bijlage bij de regels, de zogenaamde Staten van bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enige zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad van Hoogeveen heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. De gemeenschappelijke handhavings- en gedoogstrategie fysieke leefomgeving provincie Drenthe behandelt alle Wabo-taken in de gemeente Hoogeveen. De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het Wabo-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Per januari 2014 is de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) van start gegaan. De RUD is de uitvoeringsorganisatie op het gebied van handhaving voor de gehele provincie. De RUD werkt op basis van de Drentse handhavings- en gedoogstrategie.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Het conceptbestemmingsplan is ingevolge artikel 3.1.1 Bro aan diverse overleginstanties toegezonden. De provincie Drenthe en het waterschap hadden geen inhoudelijke opmerkingen.

Ontwerpbestemmingsplan

Vervolgens wordt het plan als ontwerp ter inzage gelegd. Gedurende de ter inzage termijn van zes weken kan eenieder zienswijzen indienen. Nadat de reactienota zienswijzen is opgesteld en eventuele ambtshalve wijzigingen worden voorgesteld wordt het bestemmingsplan aan de gemeenteraad ter vaststelling aangeboden.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Met de initiatiefnemer is een planschade afwentelingsovereenkomst gesloten. hierdoor is mogelijke planschade voor rekening van de initiatiefnemer. De leges zijn gedekt door de gemeente Hoogeveen. Daarom hoeft er geen exploitatieplan te worden vastgesteld en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.