direct naar inhoud van Regels
Plan: Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2019BP8012005-ON01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2019BP8012005-ON01 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een bijgebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke –geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit in de woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie ter plaatse, kan worden uitgeoefend;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

het in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch dan wel daarmee gelijk te stellen gebied, alsmede de beroepen van schoonheidsspecialist(e) en mani- en/of pedicure, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie, hieronder mede begrepen Bed & Breakfast;

1.7 ander werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.8 autodemontage

de opslag en demontage van autowrakken;

1.9 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.10 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwperceel aangeeft dat maximaal of minimaal bebouwd mag/moet worden;

1.11 bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. de levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, danwel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.12 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.13 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.14 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.22 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.23 bruto oppervlakte

de totale vloeroppervlakte van gebouwen ten dienste van de bedrijfsactiviteiten, met inbegrip van daartoe behorende opslag- en overige dienstruimten;

1.24 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.25 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 e-commerce:

vorm van bedrijfsvoering waarbij het bedrijf uitsluitend goederen aan particulieren verhandelt door middel van contact met die particulieren dat uitsluitend verloopt via post, fax, telefoon, e-mail of internet waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden aangeprezen en waarbij het bedrijfspand geen uitstraling heeft van een winkelpand, de goederen niet uitstalt ten verkoop, en daarmee een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met magazijn c.q. opslag van goederen ten behoeve van de op grond van de bestemming toegelaten bedrijven, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke kunnen worden afgehaald;

1.28 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.29 erf:

de oppervlakte van een bouwperceel binnen de bestemming “Wonen”, met uitzondering van de oppervlakte van het bouwvlak;

1.30 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.31 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, genoemd in artikel 2.4 van het Inrichting- en vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 houdende aanwijzing van categorieën inrichtingen, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.32 grondgebonden agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond;

1.33 hoofdgebouw:

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.34 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.35 kap:

een gesloten en (overwegend) hellende bovenbeëindiging van een bouwwerk, bestaande uit ten minste één niet horizontaal vlak;

1.36 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.37 leisureactiviteiten:

activiteiten die gericht zijn op recreatie en ontspanning welke individueel of in groepen kunnen plaatsvinden, zoals karten, overdekt skiën en bowlen;

1.38 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.39 peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.40 perceelgrens:

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.41 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.42 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.43 recreatiewoning:

een gebouw dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;

1.44 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;

1.46 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.47 voorgevel:

het meest naar de zijde van de weg, waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gelegen, gekeerde deel van een hoofdgebouw;

1.48 voorkeursgrenswaarde

de streefwaarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.49 winkel:

een gebouw of een deel van een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één (of meerdere) huishouden(s);

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine (Let op: indien van toepassin).

2.7 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 5

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, behorende tot categorie 1 t/m 4.2, zoals genoemd in de staat van bedrijfsactiviteiten - 5, met dien verstande dat het gebruik van de gronden per bouwperceel een maximale geluidruimte tot gevolg heeft van 64 dB(A) per m²
  • b. praktijkopleidingen te behoeve van bedrijvigheid welke is toegestaan volgens lid 9.1 sub a. met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 1500 m² bedraagt;
  • c. autodemontage ter plekke van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autodemontage';
  • d. detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans, keukens, sanitair, buitenmeubilair zoals buitenkeukens en tuinmeubelen, campingartikelen, woninginrichting en (grove) bouwmaterialen;
  • e. kringloopwinkels;
  • f. e-commerce;
  • g. kantoren, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 1500 m2 bedraagt;
  • h. sociale werkvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. aan de onder lid 3.1 sub a toegelaten bedrijvigheid ondergeschikte- en productiegebonden detailhandel;
  • j. bedrijfsgebouwen;
  • k. één bedrijfswoning per bouwperceel al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bijgebouwen en aan- en uitbouwen ten behoeve van de onder sub m. bedoelde bedrijfswoningen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. wegen en paden;
  • o. verhardingen;
  • p. groenvoorzieningen;
  • q. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • r. nutsvoorzieningen;
  • s. geluidwerende voorzieningen;
  • t. water;
  • u. opslag van goederen op open terrein indien gelegen binnen het bouwvlak en naast of achter de gebouwen tot een maximale stapelhoogte van 6 meter;


met inachtneming van het volgende:

  • v. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-bevi' zijn op grond van het bepaalde in artikel 7.1 geen nieuwe kwetsbare objecten, geen nieuwe kantoren als genoemd onder lid 9.1 sub i, geen nieuwe praktijkopleidingen zoals genoemd onder lid 9.1 sub b, geen nieuwe sociale werkvoorzieningen zoals genoemd onder lid 9.1 sub j en geen nieuwe bedrijfswoningen zoals genoemd onder lid 9.1 sub m toegestaan;
  • w. bedrijven waarvan het gebruik van de gronden behorend tot het bouwperceel de maximale geluidruimte van 64 dB(A) per m2 overschrijdt, zijn niet toegestaan, met uitzondering van bestaande bedrijven;
  • x. voor zover sprake is van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid' zijn op grond van het bepaalde in artikel 7.2 een nieuwe geluidgevoelige objecten toegestaan;
  • y. nieuwe kantoren, nieuwe praktijkopleidingen, nieuwe sociale werkvoorzieningen, nieuwe bedrijfswoningen en nieuwe detailhandel mogen niet binnen het invloedsgebied van een LPG-vulpunt en/of een LPG-reservoir worden gerealiseerd;
  • z. leisureactiviteiten zijn niet toegestaan.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing
  • a. Voor het oprichten van bebouwing is, tenzij uit archeologisch onderzoek of bodemonderzoek anders is gebleken, verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk indien de bebouwing meer bedraagt dan 500 m² en de bodemingreep dieper is dan 30 cm met dien verstande dat:
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van bedrijven, de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'sba - 1' bedraagt de maximaal toegestane bouwhoogte 9 meter met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'sba - 2' bedraagt de maximaal toegestane bouwhoogte 15 meter met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone -hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'sba - 3' bedraagt de maximaal toegestane bouwhoogte 15 meter met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1;
  • e. de afstand tot de perceelgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen.
3.2.3 Bedrijfswoningen

voor het (her)bouwen van bedrijfswoningen de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximaal toegestane oppervlakte bedraagt 150 m2 danwel de bestaande oppervlakte indien die meer bedraagt;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte bedraagt 9 meter danwel de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
3.2.4 Bijgebouwen bij een bedrijfswoning

voor het bouwen van bijgebouwen, waaronder begrepen aan- en uitbouwen, bij een bedrijfswoning de volgende bepalingen gelden:

  • a. een bijgebouw bij een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag ten hoogste 100% van de oppervlakte van een bedrijfswoning bedragen met een maximum van 60 m²;
  • c. de goothoogte zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de begane grondverdieping van de bedrijfswoning met een maximum van 3 meter;
  • d. de afstand tot de perceelsgrens mag niet minder dan 2,5 meter bedragen;
  • e. de afstand van de voorgevel van een aangebouwd bijgebouw tot het verlengde van de voorgevel van de woning zal ten minste 3 meter bedragen.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde reclame-uitingen, de volgende bepalingen gelden:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde lichtmasten, mag niet meer dan 3 meter bedragen;

de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten ;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de luchtvaartverkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

het bepaalde in lid 3.2.2 sub d en toestaan dat de maximale bouwhoogte 20 meter bedraagt, met dien verstande dat de hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.4 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in hoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:

      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
      • de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt en de maximaal ontstane hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1;
      • De in lid 3.4 sub a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend mits geen aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. de brandveiligheid;
    • 7. en met in achtneming van en rekening houdend met de in het Besluit externe veiligheid (Bevi, d.d. 27 mei 2004), bedoelde grens- en/of richtwaarden en afstanden ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten.
3.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoningen voor woondoeleinden;
    • 2. het gebruiken van onbebouwde gronden als stortplaats voor puin- en/of afvalstoffen;
    • 3. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor rij-, voer-, vaar- of vliegtuigen, die rij-, vaar- en vliegtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijke verwaarloosde toestand verkeren of onderdelen daarvan, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
    • 4. het gebruiken van onbebouwde gronden als opslagplaats voor buiten gebruik gestelde huishoudelijke of andere apparaten, vaten, kisten, machines, werktuigen, materialen of materieel, tenzij het gebruik in verband staat met de aard van het bedrijf;
    • 5. het gebruik van de gronden van het bouwperceel dat een grotere geluidruimte tot gevolg heeft dan 64 dB(A) per m2;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) d.d. 27 mei 2004, met uitzondering van inrichtingen en installaties ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bevi';

  • b. Het gebruik van ruimten binnen de bedrijfswoning of in de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning met bijbehorende bijgebouwen mag, indien dat niet meer dan 75 m² betreft, worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
    • 2. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen bij de woonfunctie;
    • 3. de activiteit mag niet vergunningplichtig danwel meldingsplichtig ingevolge de Wet milieubeheer zijn;
    • 4. er mag geen detailhandel ter plaatse plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit van de aan-huis-verbonden activiteit .
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 sub a onder 5 ten einde een grotere geluidruimte toe te staan, met dien verstande dat:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak voor vergroting van de geluidruimte is aangetoond;
    • 2. uit akoestisch onderzoek is gebleken dat:
      • ondanks toepassing van de best beschikbare technieken een grotere geluidruimte noodzakelijk is ter optimalisering en/of uitbreiding van de bedrijfsvoering. In het akoestisch onderzoek dient de gewenste geluidruimte te worden aangegeven alsmede een overzicht van de geluidbronnen, de toegepaste technieken en de bedrijfstijden;
      • door het toestaan van een grotere geluidruimte de geluidzone, dan wel de maximaal toelaatbare geluidbelasting van woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, niet wordt overschreden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening in die zin dat:
    • 1. bedrijven worden toegelaten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voorzover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de volgens lid 3.1 sub a toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
    • 2. inrichtingen en installaties die vallen onder de werking van artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), met uitzondering van LPG-tankstations, zijn toegestaan, indien:
      • de 10 -6 -contour voor het plaatsgebonden risico binnen de perceelsgrens valt of en voor zover de 10 -6-contour de bestemmingsgrens overschrijdt dit een overschrijding betreft die valt binnen een naastgelegen bestemming Groen, Verkeer en/of Water;
      • in de toelichting bij het wijzigingsbesluit een verantwoording wordt gegeven van het groepsrisico en deze aanvaardbaar wordt geacht;
  • b. de in lid 3.7 sub a genoemde wijzigingsbevoegdheden kunnen slechts worden toegepast met in achtneming van het volgende:
    • 1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • de milieusituatie;
      • de waarborging van de brand- en externe veiligheid en ter bevordering van zelfredzaamheid van aanwezigen en van beheersbaarheid en bestrijdbaarheid bij incidenten;
      • de luchtvaartverkeersveiligheid;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de omliggende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

Tot nu toe niet mee gewerkt in Hoogeveen en verdient ook niet de voorkeur om het toe te passen.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  • b. Tot een gebruik, strijdig met de in dit bestemmingsplan voorkomende bestemmingen, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
    • 1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en de daarop voorkomende bouwwerken als seksinrichting(en);
    • 2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
  • c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bestemming bedrijventerrein - 5, met inachtneming van de milieusituatie, bij een omgevinsgvergunning afwijken van:
    • 1. het bepaalde in lid a en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegestane bedrijven zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, mits het geen geluidzoneringsplichtige inrichting betreft;
    • 2. het bepaalde in lid a en toestaan dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel in de vorm van e-commerce.
  • e. De in lid d genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
  • f. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Veiligheidszone - bevi

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - bevi' mogen geen nieuwe kwetsbare objecten, geen nieuwe kantoren, geen nieuwe praktijkopleidingen, geen nieuwe sociale werkvoorzieningen en geen nieuwe bedrijfswoningen worden gerealiseerd.

7.1.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - bevi' dat het bouwen van kwetsbare objecten, kantoren, praktijkopleidingen, sociale voorzieningen en bedrijfswoningen niet is toegestaan.

7.2 Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid' zijn geen nieuwe woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, en/of geluidgevoelige gebouwen, zoals gedefinieerd in het Besluit Burgerluchthavens, toegestaan, die vanwege de geluidsbelasting van het vliegveld een te hoge geluidsbelasting ondervinden.

7.2.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - beperkingengebied - geluid' dat het bouwen van woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, en/of geluidsgevoelige gebouwen niet is toegestaan.

7.2.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 voor het bouwen van een op grond van de aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een woning of geluidgevoelig gebouw, overeenkomstig de bepalingen van de ter plaatse geldende bestemming(en), mits de provincie Drenthe een verklaring van geen bezwaar heeft afgegeven onder de voorwaarde dat de woning of geluidgevoelig gebouw:

  • a. een open plek in de bestaande bebouwing opvult; of
  • b. dient ter vervanging van op die plaats reeds aanwezige bebouwing; of
  • c. gelegen binnen de contour van het beperkingengebied wordt verplaatst naar een locatie waar de geluidbelasting ten gevolge van het luchthavenluchtverkeer minder is, met als voorwaarde dat de verklaring niet eerder kan worden afgegeven dan nadat het oude geluidgevoelige object aan de bestemming is onttrokken.
7.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met lid 7.2, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidgevoelig object.

7.3 Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' gelden, overeenkomstig en nader gedetailleerd in het gestelde in Bijlage 1 de daar voorkomende bestemming(en) beperkingen ten aanzien van de maximaal toegestane bebouwingshoogten.

7.3.1 Bouwregels

De in de voorkomende bestemming(en) maximaal toegestane bouwhoogten dienen zich te verdragen met de binnen de gebiedsaanduiding 'Luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' en de nadere detaillering daarvan zoals bedoeld in Bijlage 1 de maximaal toegestane bouwhoogten.

7.4 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone-grondwaterbeschermingsgebied' mogen geen (bouw)werkzaamheden op een diepte van meer dan 50 meter (verbodszone diepe boringen) plaatsvinden die de grond verstoren, in de zin van:

  • a. het oprichten van boorputten en grond- of funderingswerken;
  • b. het lozen van afstromend water via diepinfiltratie in het grondwater;
  • c. het tot stand brengen van werken of verrichten van handelingen waardoor direct of indirect warmte aan het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd;

    met in achtneming van het feit dat:
  • d. het onder sub a genoemde verbod niet geldt, mits de BRL SIKB 2101 Mechanisch boren in acht wordt genomen en voor de algemene kwaliteitseisen voor het uitvoerende boorbedrijf  BRL SIKB 2100 in acht wordt genomen, voor:
    • 1. boorputten voor de controle van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;
    • 2. het onderzoeken of saneren van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming; of
    • 3. tijdelijke bronbemaling;
  • e. het onder sub a genoemde verbod niet geldt voor:
    • 1. graafwerkzaamheden, waarbij indien grond wordt verwijderd, het bodemprofiel wordt aangevuld, zoals dat aanwezig was voorafgaand aan de graafwerkzaamheden, en aansluitend op eventueel aangelegde kunstwerken;
    • 2. het inbrengen van palen, indien uitsluitend gebruik gemaakt wordt van:
      • grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet;
      • in de grond gevormde palen waarbij een hulpbuis wordt gebruikt die niet plaatselijk verbreed is, grondverdringend wordt ingebracht en niet wordt getrokken; of
      • schroefpalen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

  • a. Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
    • 1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
    • 2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • 3. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
    • 4. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen word vergroot, mits:
      • de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
      • de hoogte zich verdraagt met de maximaal toegestane bouwhoogte binnen de 'luchtvaartverkeerzone - hoogtebeperking' zoals bepaald in artikel 7.3 en aangegeven op de verbeelding en nader gedetailleerd in Bijlage 1.
    • 5. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 25 m2 bedraagt;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanbepalingen en toestaan dat:
    • 1. de oprichting van een (antenne)mast wordt gerealiseerd, waarvan de totale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter en de oprichting niet in strijd is met het POP-beleid ten aanzien van antennemasten en dat een reclame-uiting wordt gerealiseerd in de bebouwde kom waarvan de totale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 meter;
    • 2. alle bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of uitgebreid alsmede voor vervangende nieuwbouw in aanmerking komen, mits passend binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur en voorzover het aantal woningen niet wordt uitgebreid;
    • 3. de aanleg van nieuwe en wijziging van bestaande weg-, infrastructuur- en groenvoorzieningen (inclusief speelvoorzieningen met een maximale hoogte van 12 meter) binnen de bebouwde kom wordt gerealiseerd, mits deze activitieten niet samenhangen met realisering van een nieuwe, nog niet via een (ontwerp)bestemmingsplan geaccordeerde planmatige stads- of dorpsuitbreiding;

Artikel 9 Algemene procedureregels

9.1 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen als bedoeld in artikel 3 is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis als bedoeld in bovengenoemde artikelen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijhorende stukken, gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de nederlegging van te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze, bekend;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in sub a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 11.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 met maximaal 10%.

11.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 11.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het  Industrieterrein de Wieken, deelplan Siemensstraat 16, 2019.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................