direct naar inhoud van Toelichting
Plan: BG Noord Hoogeveen, deelplan Spaarbankbosch 2018
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aanleiding voor dit plan is de wens om een herontwikkeling te laten plaatsvinden op het perceel op de kruising van de Hoogeveenseweg en Beukenlaan in het Spaarbankbosch, dat in eigendom is van de gemeente Hoogeveen. De herontwikkeling betreft de transformatie van voormalige sportvelden naar woningbouw op deze locatie.

In de geldende beheersverordening 'Buitengebied Noord Hoogeveen' heeft de betreffende locatie de bestemming 'Agrarisch-6' en de aanduiding 'hydrologisch aandachtsgebied'. Binnen deze bestemming is de gewenste ontwikkeling niet mogelijk. Er is dus een bestemmingsplanherziening noodzakelijk. Dit bestemmingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming 'Agrarisch-6' naar een bestemming waar binnen de gewenste ontwikkeling mogelijk is.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan maak de gewenste ontwikkeling mogelijk. Het plan is een gedetailleerde bestemmingsregeling. Het bestemmingsplan is afgestemd op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging (RO-Standaarden). Hierdoor is het bestemmingsplan een goed leesbaar en bruikbaar plan.

1.3 Opbouw toelichting

In Hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. Hoofdstuk 3 gaat in op het relevante ruimtelijk beleid. In Hoofdstuk 4 wordt aandacht besteed aan de gewenste ontwikkelingen in het plangebied. Hoofdstuk 5 en 6 gaan respectievelijk over de verschillende uitgevoerde onderzoeken en het aspect duurzaamheid. De planbeschrijving en de juridisch-technische aspecten van de opgenomen regeling zijn opgenomen in Hoofdstuk 7. Informatie over de handhaving en een beschouwing over de uitvoerbaarheid worden neergelegd in respectievelijk Hoofdstuk 8 en 9 en sluiten deze toelichting af.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied heeft betrekking op de voormalige sportvelden ten noorden van Hoogeveen, gelegen aan de Hoogeveenseweg. In het noorden en westen wordt het gebied begrensd door het Spaarbankbosch. Ten zuiden vindt de begrenzing plaats door de Beukenlaan en ten oosten door de Hoogeveenseweg.

De Hoogeveenseweg is een regionale verbindingsweg door het Spaarbankbosch tussen Hoogeveen en Pesse. Het Spaarbankbosch fungeert als stedelijk uitloopgebied voor Hoogeveen. Behalve een uitgebreid voetpadennetwerk zijn verschillende recreatieve voorzieningen, zoals tennisbanen en een trimbaan, in het bos opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0001.png"

Figuur 1: Plangebied (bron: geoloket)

2.2 Vigerend recht

De huidige planologisch-juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de beheersverordening 'Buitengebied Noord Hoogeveen', dat is vastgesteld op 28 juni 2018 door de Hoogeveense gemeenteraad. Voor het plangebied is de bestemming 'Agrarisch-6' en de aanduiding 'hydrologisch aandachtsgebied' van toepassing. De aangewezen gronden zijn daarmee bedoeld voor:

  • behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;

en voor de volgende sociaal economische doeleinden:

  • uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • bosbouw;
  • dagrecreatie.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

Rond 1850 bestond het plangebied en de omgeving uit woeste heidegrond. Na de uitvinding van kunstmest is het gebied op grote schaal ontgonnen. Op de kaart van 1900 is de ontginning in volle gang, waarbij jaarlijks stukken heide werden ontgonnen en werden omgezet in bouw- of weiland. Een deel van de heide wordt omgezet in bos (Het Spaarbankbosch).

Vanaf 1870 begon de bosbouw in dit gebied. Het bos stond vroeger bekend onder de naam ‘Van Echtens bos’ (genoemd naar de eigenaren van de grond, de familie Van Holthe tot Echten, te Assen). Het terrein werd in 1890 door De Spaarbank Hoogeveen tijdens een openbare veiling gekocht. Het werd een productiebos voor mijnhout in Limburg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is er vlak voor de bevrijding een Duits munitietransport in het bos ontploft. Die ontploffing heeft er voor gezorgd dat er een gat in het bos is geslagen en bomen vol kwamen te zitten met granaatscherven.De bomen waren hierdoor niet meer bruikbaar voor de houtproductie.

De Spaarbank ontwierp een wandelbos voor de Hoogevener. Eind 2013 is het Spaarbankbos door de gemeente Hoogeveen overgedragen aan Het Drentse Landschap.

Het plangebied ligt in het Spaarbankbosch in het noordelijk deel van de gemeente Hoogeveen, ten oosten van de rijksweg A28. De projectlocatie ligt dichtbij de stadsrand van Hoogeveen.

Het plangebied is aan de noord- en westzijde volledig omzoomd door bos. Ten zuiden van het plangebied ligt de Beukenlaan. Het plangebied wordt van de Beukenlaan gescheiden door een houtwal. De oostzijde van het plangebied grenst aan de Hoogeveenseweg. Tussen het plangebied en de Hoogeveenseweg ligt een groenstrook bestaande uit een smalle houtwal, fietspad en een berm. Aan de zuidkant van de Beukenlaan liggen een aantal vrijstaande woningen op ruime kavels in een groene setting. Het plan sluit hier qua opzet en sfeer op aan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt op basis van de Erfgoedwet de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen voorliggend plangebied zijn op basis van dit verdrag getoetst. Een nadere beschrijving van het thema archeologie staat in paragraaf 5.2 "Archeologie en Cultuurhistorie".

3.1.2 Wet Natuurbescherming

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. De doorwerking daarvan is opgenomen in paragraaf 5.4 "Natuur en Ecologie" .

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Er is sprake van de realisatie van maximaal 6 woningen. Dit betekent dat compensatie van het NNN vereist is. Hierover is overleg gevoerd met de provincie Drenthe en in samenwerking met de provincie is gekozen voor de onderstaande oplossing.

De compensatie vindt plaats op het perceel kadastraal bekend gemeente Ruinen, sectie E met nummer 4278 . Dit perceel maakt sinds 2018 onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (zie figuur 2) en heeft in de beheersverordening Buitengebeid van gemeente De Wolden reeds de bestemming Natuur (zie figuur 3).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0002.png"

figuur 2: lichtgroene arcering geeft aan dat het kavel RNN02 4278 opgenomen is in NNN2018

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0003.png"

Figuur 3: uitsnede beheersverordening buitengebied de Wolden, perceel RNN02 4278 (rood omlijnd) heeft de bestemming 'natuur'

De provincie Drenthe heeft in overleg met de gemeente dit perceel verkocht aan een agrariër, die het perceel in gaat richten als natuur. Eén en ander is vastgelegd in artikel 6 van de notariële verkoopakte. Hiermee wordt de oppervlakte aan NNN, die het plangebied beslaat, gecompenseerd. Er is dus geen sprake aantasting NNN.

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit grasland, dat met enige regelmaat wordt gemaaid. Uit de ecologische quik scan blijkt ook dat er in het plangebied geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst zijn aangetroffen. Er is ook geen sprake van leefgebied of verblijfplaatsen van zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren. Met de hiervoor beschreven compensatie is de kans groot, dat ten opzichte van de huidige situatie, er een verbetering optreedt van de totale ecologische situatie. De benodigde compensatie sluit aan bij een bestaand natuurgebied en zal als zodanig worden ingericht. Waardoor het leefgebied voor aanwezige flora en fauna in het natuurgebied wordt vergroot.

Geconstateerd wordt dat de nu voorliggende transformatie van voormalig sportveld naar een woningbouwlocatie geen rijksbelangen schaadt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.


Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij het Natuurnetwerk Nederland (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. Het Barro geeft geen regels ten aanzien van voorliggend initiatief.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6 lid 2) is opgenomen dat bij een ruimtelijk plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen moet worden. De ladder is per 1 juli 2017 aangepast waarmee de ladderbenadering is losgelaten. Wel dient nog te worden aangetoond dat er behoefte is aan de betreffende ontwikkeling en, indien de ontwikkeling plaatsvindt buiten bestaande stedelijke gebied, waarom de betreffende locatie het meest geschikt is.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Het bestemmingsplan beoogt maximaal zes woningen mogelijk te maken en is daarmee niet aan te merken als nieuwe stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Dit betekent dat strikte toetsing aan de Ladder niet noodzakelijk is.

In de Woonvisie 2017 - 2020 is aangegeven dat voor de periode 2016-2025 rekening wordt gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen in deze periode. De prognose houdt rekening met groei vanuit Hoogeveen zelf en van buiten. Een deel van deze woningbehoefte ligt in het landelijk gebied. In de Woonvisie wordt aangegeven dat wat in de bestaande woningvoorraad en woonomgeving niet aangeboden wordt, moet worden toegevoegd, door nieuwbouw, op de juiste plek, op het juiste moment en tegen een redelijke prijs. Het komt nu regelmatig voor dat doorstromers (mensen met een hoger inkomen) naar elders verhuizen, omdat een geschikte woning in de gemeente niet te vinden is. Wij willen als gemeente Hoogeveen deze mensen binden, zodat er meer balans ontstaat in de inkomensverdeling in Hoogeveen. Het plan voldoet aan het toevoegen van bijzondere woonmilieu's op de juiste plek, op het juiste moment . Dit blijkt mede ook uit het feit dat 9 belangstellenden zich al hebben gemeld, voordat de inschrijving voor 6 bouwkavels is gestart. Het gaat om een aantrekkelijke woonlocatie in een bosrijke en landelijke omgeving, maar wel in de directe nabijheid van de kern Hoogeveen met al haar voorzieningen. Hoogeveen is snel en makkelijk bereikbaar per fiets en auto. In de gemeente Hoogeveen is geen vergelijkbare woningbouwlocatie beschikbaar. In de woningvoorraad in het buitengebied van Hoogeveen is een dergelijk woonproduct op dit moment ook niet beschikbaar. Hiermee is aangetoond dat er sprake is van een bijzonder woonmilie, dat aansluit bij bestaande vraag uit de woningmarkt.

3.3 Provinciaal beleid

OMGEVINGSVISIE DRENTHE

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de provinciale Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. Langetermijn doelen op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, verkeer en vervoer, water, wonen, natuur, cultuur worden in de omgevingsvisie met elkaar verbonden.

De ambitie van de Omgevingsvisie is het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten. De provincie wil ‘ontwikkelen met ruimtelijke kwaliteit’, mede vanuit de wetenschap dat landschapskwaliteit een belangrijke vestigingsfactor is. Om de Drentse ruimtelijke identiteit inhoud te geven zijn zes verschillende kernkwaliteiten benoemd in het provinciale beleid. Het gaat om landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.

De provincie streeft naar een robuuste ontwikkeling van de ruimtelijke dragers: de sociaaleconomische structuur, het landbouwsysteem, het watersysteem en het natuursysteem. Een systeem is robuust als het weinig gevoelig is voor verstoringen als gevolg van nieuwe ontwikkelingen. Er komen ontwikkelingen op ons af die van invloed zijn op de robuuste systemen en die Drenthe blijvend veranderen. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van klimaatverandering op het water-, natuur- en landbouwsysteem of de inpassing van duurzame energiesystemen binnen onze landschappen. Deze ontwikkelingen vormen de strategische opgaven voor de provincie. Deze opgaven vragen om een integrale en zorgvuldige afweging binnen en tussen de verschillende robuuste systemen. Daarbij zoekt de provincie naar toegevoegde waarde en streven naar het behoud, en zo nodig, de ontwikkeling van de Drentse ruimtelijke identiteit.

wonen

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Samen met gemeenten werkt de provincie Drenthe aan een Drentse woningmarktstrategie om vraag en aanbod in de woningvoorraad in balans te houden en aan te laten sluiten bij de demografische behoefte. De provincie vraagt gemeente om op basis van de ruimtelijke structuur van dorpen en steden keuzes te maken over de gehele woningvoorraad: sloop, transformatie of nieuwbouw. Dit met aandacht voor de kwaliteit, kwantiteit, doelgroepen, leefbaarheid, levensduur, duurzaamheid en locatie van haar woningvoorraad. De provincie ziet de gemeentelijke woonopgave graag vertaald in een woonvisie. Met de vertaling naar een woonvisie komt de regionale woonvisies (2012) te vervallen. Wel wordt gevraagd om onderling met gemeenten af te stemmen. Een doorwerking hiervan is opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening.

stedelijk gebied of buitengebied

De provincie maakt onderscheid tussen bestaand stedelijk gebied en buitengebied. Deze noodzaak komt voort uit het provinciaal belang bij een goede ruimtelijke ordening om, mede conform Rijksbeleid, nieuwe initiatieven bij voorkeur te faciliteren binnen de reeds bebouwde omgeving. Het stedelijk gebied omvat de buitenste contouren van dorpen en steden zoals op de kaart Bestaand stedelijk gebied is aangegeven. De provincie biedt ruimte voor het toevoegen van een incidentele woning buiten bestaand stedelijk gebied mits:

  • de bebouwing is gelegen in een bebouwingslint of een cluster van bebouwing;
  • er sprake is van een significante verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • er sprake is van een landschappelijke inpassing, passen bij de gebiedskenmerken die zijn vastgelegd in een landschappelijk inpassingsplan;
  • het plan past binnen de gemeentelijke woonvisie en leidt niet tot leegstand elders.

Overeenkomstig de Ladder voor Duurzame Verstedelijking geldt voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied een uitgebreide motiveringsplicht. Bij de ontwikkeling van bijzondere woonmilieus vormt een landschappelijk kader dat aansluit bij de kernkwaliteiten van het gebied het uitgangspunt. Het woonmilieu dient aangesloten te zijn op de bestaande kern. Het is een pré wanneer het woonmilieu kan worden ontwikkeld samen met het verbeteren van andere functies, zoals het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, het verbeteren van voorzieningen, het realiseren van een water- en natuuropgave en het versterken van de recreatie. Zo kunnen meerdere doelstellingen worden gerealiseerd, wat maatschappelijke meerwaarde oplevert. De provincie geeft daarbij de voorkeur aan het opknappen van bestaande locaties waar een kwaliteitsimpuls gewenst is (bijvoorbeeld een vervallen bedrijfsbestemming) of waar een impuls wordt gegeven aan het cultuurhistorische karakter.

Het plangebied, bestaande uit de voormalige sportvelden, is gelegen in het buitengebied van Hoogeveen aan de rand van het Spaarbankbosch. Het gebied is in de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 van de gemeente Hoogeveen aangewezen als landgoederenzone, het gebied waar bijzondere woonvormen ontwikkeld kunnen worden. Het plan sluit aan bij enkele royaal gelegen vrijstaande woningen aan de zuidzijde van de Beukenlaan, waardoor er een cluster van woningen ontstaat in een groene kamer van het Spaarbankbosch. De woningen worden omzoomd en ingepast door het bos aan de noord- en westzijde en door de houtwallen aan de zuid- en oostzijde, waardoor ze opgaan in het bosrijke landschap. Ook zijn de bouwblokken en bebouwingsvoorschriften opgesteld met als doel om de woningen zoveel mogelijk op te laten gaan in het groen.

Het plan steekt in op een doelgroep uit het hogere segment die graag vrijaf en in een bosrijke omgeving wil wonen op een royale kavel. Het komt nu regelmatig voor dat doorstromers (mensen met een hoger inkomen) naar elders verhuizen, omdat een geschikte woning in de gemeente niet te vinden is. De kritische woonconsument kijkt naar woningen én locatie en is alleen te binden of te trekken met wervende woonmilieus. Met de provincie samen is gekeken naar het bijzondere woonmilieu voor het Spaarbankbosch. In dit unieke plan wordt meerwaarde gecreërd, door villa's te bouwen met bijzondere architectuur. Hierbij kan gedacht worden aan ontwerpen in de jaren '30 stijl met kap, maar juist ook aan monderne ontwerpen. Er wordt gedacht aan twee verschillende type villa's: villa's met een samengestelde bouwmassa en villa's met een enkelvoudige bouwmassa en zadeldak (zie onderstaande figuur voor inspiratiebeelden).

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0007.png"

figuur 4, referentiebeelden voor bijzonder woonmilieu Spaarbankbosch

In het plan worden kavels particiculier ontwikkeld, waardoor diversiteit kan ontstaan. Met de toekomstige bewoners worden inspiratiesessies gehouden, zodat men elkaar kan inspireren, maar ook samen de meerwaarde en de kwaliteit van het bijzondere woonmilieu kan creëren. Zowel is architectuur als in de tuinen en de overgang naar het Spaarkbanbosch. Door samen te ontwerpen kan er een unieke verbinding ontstaan tussen de unieke plek grenzend aan het Spaarbankbosch en de bewoners. Om het bijzondere woonmilieu landschappelijk in te passen wordt er een afscheiding in donkere kleurstelling gerealiseerd met aan de buitenzijde een haag van Scherpe Hulst (Ilex aquifolium). De goede basiskwaliteit wordt verankerd in het beeldkwaliteisplan, dat vastgesteld wordt als onderdeel van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (opvolger Welstandsnota).In samenspraak met architecten en bewoners wordt er vorm gegeven aan het stukje extra. Met als doel om het woonmilieu echt bijzonder te maken.

Zoals aangegeven is maakt het plangebied onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Het terrein bestaat nu uit grasland, wat een aantal keer per jaar wordt gemaaid en geen hoge ecologische waarde kent. Zoals beschreven is in paragraaf 3.2.1 vindt er compensatie van het NNN plaats. Ook kan gesteld worden dat er in toekomst een verbetering optreedt van de ecologische waarde ten opzichte van de huidige situatie, omdat in plaats van grasland (dat een aantal keer per jaar wordt gemaaid) natuur wordt gerealiseerd ten compensatie.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk 5 'Omgevingsaspecten'.

kernkwaliteiten analyse

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk project kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk project uiteen gezet worden dat met het desbetreffende project wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het project betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk project mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Kernkwaliteit Natuur

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangende structuur van gebieden met een
speciale natuurkwaliteit, deze zijn nader beschreven in het robuust natuursysteem. Het NNN vormt de ruggengraat van het Drentse natuurnetwerk en waarborgt biodiversiteit en duurzame natuur. Voor de ruimtelijke identiteit van Drenthe is de belevingswaarde en de mogelijkheid tot benutten van de natuur van groot belang. De provincie is direct verantwoordelijk voor de kwaliteit en kwantiteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk Nederland.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Natuur Netwerk Nederland. Zoals beschreven is in paragraaf 3.2.1 vindt compensatie van het NNN plaats. Er is dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

Kernkwaliteit Aardkundige waarden

Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met het beschermingsniveau Generiek. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt. Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest als sportterrein. Bij de aanleg hiervan is de bodemopbouw verstoord geraakt en is het terrein geëgaliseerd. Inmiddels is de drainage van het sportterrein verwijderd. In overleg met de provincaal archeoloog is bepaald dat door alle eerdere grondroeringen uit het verleden, eventuele aardkundige waarden verloren zijn gegaan en is er dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

Kernkwaliteit Cultuurhistorie

Het cultuurlandschap, met daarin het gebouwde erfgoed als ankerpunten, is sterk bepalend voor hoe de leefomgeving wordt ervaren. Het geeft betekenis en is direct verbonden met ons beeld van de Drentse identiteit. Daarom heeft de provincie de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), die het provinciaal belang vastlegt, met daarin drie sturingsniveaus. Daarnaast heeft de provincie een provinciale monumentenlijst en beleid op het gebied van herbestemming. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur is gebiedsgericht beschreven in 10 deelgebieden. Voorliggend plangebied is gelegen in het deelgebied: De velden in centraal Drenthe. En bij nieuwe initiatieven is het van belang om de cultuurhistorische samenhang te respecteren.

Bepalend voor de hoofdstructuur van dit gebied (en van toepassing op het Spaarbankbosch) zijn de volgende punten:

  • aaneengesloten complexen van stuifzandbossen, boswachterijen en heidegronden met daarbinnen sporen van oude paden, markegrenzen, postwegen en jongere relicten als radiotelescopen en sporen van de Tweede Wereldoorlog
  • binnen de scherp begrense boseenheden de blokindeling van de boswachterijen of de grilliger padenloop van de stuifzandbossen

De verantwoordelijkheid is om bij nieuwe planvorming de cultuurhistorische hoofdstructuur te benutten voor ontwikkeling. Het plangebied ligt in een groene kamer van het Spaarbankbosch. De structuur en de blokindeling van Spaarbankbosch blijft gerespecteerd, het bijzondere woonmilieu met passende en bijzonder ontworpen bebouwing beoogd een versterking van de bestaande hoofdstructuur. De Cultuurhistorische Hoofdstructuur wordt hiermee gerespecteerd. Er is dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

Kernkwaliteit Landschap

De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch, ecologisch en cultureel kapitaal. De ambitie is een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en -onderdelen zich blijvend manifesteert. De landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil de provincie in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Vanuit dat perspectief wil de provincie keuzes voor nieuwe ontwikkelingen in het landschap blijvend mogelijk maken.

De provinciale doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:

  • het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
  • het behouden en versterken van de karakteristieke kenmerken van de verschillende
    landschapstypen die we in Drenthe onderscheiden:
  • het behouden en versterken van de karakteristieke macrogradiënten van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden;
  • het behouden en ontwikkelen van het Nationaal Beek-en esdorpenlandschap Drentsche Aa.

Binnen Drenthe zijn zes landschapstypen te onderscheiden:

1. Esdorpenlandschap;
2. Esgehuchtenlandschap;
3. Wegdorpenlandschap van de laagveenontginning;
4. Wegdorpenlandschap van de randveenontginning
5. Landschap van de veenkoloniën;
6. Landschap van de Koloniën van Weldadigheid (UNESCO)

Het plangebied valt onder het landschapstype Esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.

Van provinciaal belang voor dit landschapstype zijn:

  • de essen: deze voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes zijn veelal omgeven met esrandbeplanting.
  • de beekdalen: onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand) beplanting.

Het provinciaal beleid is gericht op:

  • behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting;
  • behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand) beplanting.

Het plangebied is een voormalig sportterrein, dat in het Spaarbankbosch ligt en dus aan te merken is als het onderdeel van de velden/bossen/heide van het landschapstype Esdorpenlandschap. Door de ontwikkeling van het sportterrein tot een wooncluster met maximaal zes woningen gelegen in het bos, vindt geen aantasting plaats van de landschapskenmerken van het landschapstype Esdorpenlandschap. Voor de realisatie van het wooncluster hoeven geen bomen te worden gekapt of beplanting te worden verwijderd. Er is dus geen sprake van aantasting van deze kernkwaliteit door dit plan.

OMGVINGSVERORDENING DRENTHE

In de Omgevingsverordening is aangegeven dat in uitzonderlijke gevallen een ruimtelijk plan buiten het bestaand stedelijk gebied kan voorzien in de realisatie van bijzondere woonmilieus, mits

  • deze kleinschalig zijn;
  • deze gericht zijn op woonwensen en leefstijlen van kleine specifieke doelgroepen;
  • het uitgangspunt bij de ontwikkeling van deze woonmilieus een landschappelijk kader is dat aansluit bij de kernkwaliteiten van het gebied, en;
  • het woonmilieu alleen kan worden ontwikkeld samen met het verbeteren van andere functies, zoals het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit, het vergroten van het cultuurhistorische karakter, het verbeteren van voorzieningen, het realiseren van de water- en natuuropgave en het versterken van de recreatie.

De voorgenomen planontwikkeling voldoet aan bovenstaande randvoorwaarden. Het gaat om een kleinschalige woonlocatie, waar maximaal 6 villa's mogen worden gebouwd op royale kavels. Zoals onder het kopje stedelijk gebied of buitengebied al is vermeld, gaat om een uitzonderlijk woonproduct voor het hoge segment op een bijzonder locatie, dat niet elders in de gemeente Hoogeveen wordt aangeboden. Het bijzondere woonmilieu zal zich kenmerken door bijzondere architectuur in bijvoorbeeld jaren '30 of modenere stijl. Waarbij de basiskwaliteit wordt gegerandeerd en is vastgelegd in de regels en een beeldkwaliteitsplan. Het unieke van het woonmilieu wordt door middel van inspiriatiesessies samen met de kopers verder vormgegeven. De bouwkavels worden aan de buitenzijde voor verkoop omringd met een Hulsthaag, die aan de binnenzijde is voorzien van een hekwerk. Hiermee wordt een gebiedseigen overgang gemaakt wordt naar het omliggende Spaarbankbosch. Door realisatie van het plan ontstaat er een samenspel tussen architectuur en landschap, die de ruimtelijke kwaliteit van het landschap versterkt. Zoals beschreven is in paragraaf 3.2.1 vindt compensatie van het Natuurnetwerk Nederland plaats. Ook kan gesteld worden dat er in toekomst een verbetering optreedt van de ecologische waarde ten opzichte van de huidige situatie, omdat in plaats van grasland (dat een aantal keer per jaar wordt gemaaid) natuur ten noorden van het plangebied wordt gerealiseerd ten compensatie van het NNN.

Dit project is in overeenstemming met het provinciaal beleid, ook is de provincie betrokken geweest bij het vormgeven van het bijzondere woonmilieu en heeft hiermee ingestemd.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan de op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op de ontwikkellocatie. Het op te stellen bestemmingsplan Buitengebeid Noord, deelplan Spaarbankbosch 2018 is op op 17 december 2018 behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2026.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel 1 door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. In het bestuurlijk afstemmingsoverleg RO/Wonen Zuidwest Drenthe van 21 december 2015 is de woningbehoefte voor Zuidwest Drenthe vastgesteld voor de periode 2016-2025. Deze woningbehoefte prognose is gebaseerd op de provinciale bevolkingsprognose 2015, vertaald naar de woningbehoefte in de regio Zuidwest Drenthe. De vastgestelde woningbehoefte geldt als kader voor de woningbouwontwikkeling in de regio en dient als uitgangspunt voor de actualisatie van het gemeentelijk woonbeleid voor de gemeenten binnen deze regio. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding in het Spaarbankbosch daaraan toe te voegen. Het mogelijk te maken aantal woningen (maximaal 6) leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

De woningbehoefte over de periode 2016-2025 is opgenomen in de onlangs vastgestelde Woonvisie 2017-2020; Waar ieder een thuis vindt (zie paragraaf 3.5).

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Toekomstvisie

In april 2018 is de nieuwe Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. In deze toekomstvisie staan ontwikkelingen en opgaven weergegeven op het gebied van bestuur, veiligheid, sociaal, omgeving en economie. De visie en opgave voor wonen maakt hiervan onderdeel uit en luidt als volgt: Hoogeveen wil een goede woongemeente zijn waar iedereen een thuis vindt. Waarbij betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk moet zijn. De focus wordt gelegd op het wonen in de kern Hoogeveen en het realiseren van wervende en aansprekende stedelijke woonmilieus, passend bij de vraag en met behoud van groene open ruimtes. Om aan deze toenemende vraag in de kern te voldoen wordt ook gekeken naar uitbreidingslocaties. In de dorpen ligt het accent op het uitvoeren van de huidige bouwplannen en bieden we ruimte voor specifieke woonwensen. Verder wil Hoogeveen manieren vinden om alle woningen sneller te verduurzamen en de bestaande buurten en dorpen aantrekkelijk te houden.

De voorgenomen ontwikkeling betreft de ontwikkeling van maximaal zes royale woningen aan de zuidkant van het Spaarbankbosch. Met de ontwikkeling van de het plan wordt er invulling gegeven aan de ontwikkeling van hoogwaardige woonmilieus. Wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad Hoogeveen wordt hiermee mogelijk gemaakt.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015 - 2030

Op 23 december 2004 is door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. De Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de toekomstvisie van de gemeente. De visie spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2011 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk. Dit komt neer op geleidelijke, kleinschalige en organische transformatie van de woonwijken en een gelijktijdige kwalitatieve herontwikkeling.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt invulling geven aan het streven dat er gebouwd moet worden voor zowel de inwoners van Hoogeveen als de instromers van buiten.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen is bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.
De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

In de geactualiseerde structuurvisie is de visie op wonen op de volgende punten aangevuld en bijgesteld: De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiest de gemeente voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone. De oude plannen van havens in de kanalenzone en grote landschapsinvesteringen wordt losgelaten. Er wordt ingezet op kleinschaliger initiatieven. Het bebouwen van het Hollandsche Veld, Nijstad en Alteveer nabij de snelweg vervalt. Voor verdichting van de linten aan het Hollandscheveldse Opgaande en Zuideropgaande blijven we ruimte bieden.

Het plangebied is gelegen in de in de structuurvisie 2.0 aangewezen landgoederenzone. Hierover wordt in de Structuurvisie aangeven dat voor landelijk wonen er kansen zijn in de Landgoederenzone. Gezien de kleinschalige opzet van het plan in combinatie met vrijstaande woningen op ruime kavels, voldoet het plan hier aan.

In de structuurvisie wordt ook het belang van het creëren van bijzondere woningbouw gemotiveerd. Met de groei van het aantal inwoners neemt ook het aantal huishoudens in de gemeente toe. Vanaf 2010 gaat het om ca. 2.400 huishoudens extra tot 2030. De prognose houdt rekening met groei vanuit Hoogeveen zelf en van buiten. Om de groei waar te kunnen maken, moet Hoogeveen wervende woonmilieus en woningen aanbieden die aansluiten bij de behoefte van huishoudens binnen en buiten de gemeentegrenzen. Het komt nu regelmatig voor dat doorstromers (mensen met een hoger inkomen) naar elders verhuizen, omdat een geschikte woning in de gemeente niet te vinden is. Weten we als gemeente Hoogeveen deze mensen te binden, dan ontstaat meer balans in de inkomensverdeling in Hoogeveen. De kritische woonconsument kijkt naar woningen én locatie en is alleen te binden of te trekken met wervende woonmilieus. De locatie moet kwaliteit bieden. Het plangebied voldoet hier aan. Het ligt op een mooie plek tegen het Spaarbankbosch aan. Niet ver van Hoogeveen en haar voorzieningen en is goed bereikbaar.

Vanuit de gemeente is er een groot maatschappelijk belang om te zorgen voor woonmilieus en woningen die aansluiten bij de behoefte van alle huishoudens. Eén en ander is verwoord in de Woonvisie. Dit soort kavels zijn binnen het bestaand stedelijk gebied van Hoogeveen en dorpen niet te realiseren terwijl er blijkens de Woonvisie wel serieuze vraag naar is. In de woningvoorraad in het buitengebied van Hoogeveen is een dergelijk woonproduct op dit moment ook niet beschikbaar.

In overeenstemming met ons eigen beleid vormt de landgoederenzone een zoekgebied om te komen tot de ontwikkeling van een bijzonder en wervend woonmilieu. De landgoederenzone maakt al langere tijd onderdeel uit van de Structuurvisie. Tot op heden heeft er zich binnen de landgoederenzone nog geen ander initiatief voorgedaan om te komen tot bijzonder woonmilieu. Hier komt nog bij dat het plangebied is al lang in beeld als woningbouwlocatie en buiten de verkoop is gehouden van het Spaarbankbosch aan Het Drents Landschap. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het huidige plangebied een zeer geschikte ontwikkellocatie is voor het realiseren van een bijzonder woonmilieu. Inmiddels zijn er negen inschrijvingen van belangstellenden voor een bouwkavel.

3.5.4 Visie op de omgeving

In 2018 is de 'visie op de omgeving' vastgesteld door de raad. De trends en ontwikkelingen vragen om voortdurend te kijken of de gemeente nog op de juiste koers zit. Met deze visie is een aanvulling gedaan op Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 en de Structuurvisie Hoogeveen 2.0. De Hoogeveense uitgangspunten duurzaamheid, ambitie en kwaliteit blijven daarbij onveranderd van kracht.

Deze actualisatie wordt niet langer de fysieke structuurvisie genoemd maar ‘visie op de omgeving’. Het hebben van een omgevingsvisie is namelijk een verplichting vanwege de Omgevingswet. Het Rijk voert deze wet waarschijnlijk in 2021 in.

3.5.5 Woonvisie 2017-2020

Ook in de Woonvisie 2017-2020 (vastgesteld op 23 maart 2017) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie bevat concrete ambities en acties voor de korte termijn. Deze ambities voor de komende vier jaar zijn wel geplaatst in de ontwikkelingen en trends voor een langere termijn. Deze Woonvisie vervangt het beleidskader dat werd vastgesteld in 2011. De richting ingezet in 2011 wordt doorgezet voor de periode richting 2025. Voor de periode 2016-2025 wordt rekening gehouden met een woningbehoefte van netto 1.100 woningen.

Dit is gebaseerd op een tussenscenario:

  • De ambitie en verwachting is dat de binnenlandse vraag aantrekt tot een niveau dat weliswaar niet zo hoog is als voor de woningmarktcrisis, maar dat wel hoger ligt dan de laatste jaren: 950 woningen;
  • De verwachting dat het aantal blijvende statushouders terugvalt naar het langjarig gemiddelde: 165 benodigde woningen.

Om daadwerkelijk ruim 1.100 woningen te kunnen realiseren, moeten we enige overmaat aanhouden in onze woningbouwprogrammering. Niet alle plannen zijn even gemakkelijk ontwikkelbaar en niet alle locaties lenen zich voor elke type woningen. Gemiddeld komt 30% van de locaties later of helemaal niet tot ontwikkeling. We hebben daarom concrete bouwruimte nodig voor ca. 1.600 woningen in tien jaar. Zo bouwen we flexibiliteit en keuzevrijheid in om, ongeacht veranderingen of obstakels, toch in de behoefte te voorzien. Daarmee voorkomen we onnodige uitstroom van huishoudens uit Hoogeveen.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. De woningvraag is gericht op praktisch woongenot zoals voorzieningen in de nabijheid en ruim en groen wonen tegen een goede prijs per vierkante meter woonoppervlak. De centrumdorpen Hollandscheveld, Pesse, Noordscheschut en Elim worden als een belangrijk woonalternatief gezien. Hollandscheveld manifesteert zich daarin het duidelijkst.

Onderhavig plan sluit aan op de Woonvisie: "Toevoegen wat gevraagd wordt". Ingezet wordt om aan inwoners keuzevrijheid te bieden door het aanbieden van inbreidings- en uitbreidingslocaties. Het gaat om een kleinschalige woonlocatie, waar maximaal 6 woningen mogen worden gebouwd op royale kavels. Het gaat om een uitzonderlijk woonproduct op een bijzonder locatie, dat niet elders in de gemeente Hoogeveen wordt aangeboden.

Uitgangspunt is dat van 2016 tot en met 2025 netto 1.100 nieuwbouwwoningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. In het jaar 2016 zijn bijna 100 reguliere woningen gerealiseerd. In het jaar 2017 zijn netto bijna 270 woningen gerealiseerd. Daarnaast is er nog plancapaciteit voor 270 woningen waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. In feite ligt de opgave nog hoger wanneer rekening wordt gehouden met planuitval en vertraging de komende jaren. Het gaat hier om het toevoegen van maximaal 6 woningen. Dit kan binnen deze nog beschikbare capaciteit worden ontwikkeld.

In juni 2018 is een inloopavond op locatie geweest voor geïnteresseerden en omwonenden. Vanuit de markt is serieuze interesse getoond en inmiddels zijn er negen inschrijvingen van belangstellenden voor een bouwkavel. Het plan sluit daarmee aan op de vraag naar landelijk wonen in nabijheid van de stad Hoogeveen.

3.5.6 Nota ruimtelijke kwaliteit

Op 21 december 2017 heeft de Hoogeveense gemeenteraad de Nota Ruimtelijke Kwaliteit vastgesteld. De Nota Ruimtelijke kwaliteit vervangt de Welstandsnota met de daarbij behorende oplegnotitie voor de pilot 'welstandsvrij bouwen'. De pilot welstandsvrij bouwen is succesvol verlopen en krijgt een vervolg in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit zijn alleen gebieden en gebouwen opgenomen, die echt (cultuurhistorisch) waardevol zijn en daarom beschermd moeten worden.

Het plangebied betreft een waardevol gebied. De kwaliteit van dit gebied wordt bewaakt door een beeldkwaliteitsplan, dat vastgetseld wordt als onderdeel van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De bouwplannen worden voorgelegd aan de welstandscommissie en de welstandscommisie moet positief advies geven voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend. Doel van het beeldkwaliteitsplan is om de basiskwaliteit voor dit bijzondere woonmilieu te garanderen.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke structuur

De locatie voor de nieuwbouw is gelegen op de voormalige sportvelden in het Spaarbankbosch tussen Hoogeveen en Pesse. De locatie is direct gelegen aan de Hoogeveenseweg en Beukenlaan.

Het ruimtelijke concept voor de locatie gaat uit van een wooncluster met maximaal zes royale woningen gelegen in het bos. Een voorwaarde om te mogen bouwen op deze locatie is dat er sprake moet zijn van bijzondere architectuur, die zorgt voor de meerwaarde en voor het bijzondere woonmilieu. Om dit kunnen garanderen is er een beeldkwaliteitsplan opgesteld, dat gaat gelden als basis om de kwaliteit te garanderen.

Belangrijke elementen die terugkomen in het bestemmingsplan zijn een goothoogte van maximmaal 3 meter, waarbij voor bouwklasse 1 geldt dat een percentage van 30 % ten hoogste 4,5 meter mag zijn en een dakhelling van minimaal 45 en maximaal 60 graden. De afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 10 meter te bedragen. Er is gekozen voor een maximum bouwhoogte van 10 meter en de maximale oppervlakte mag inclusief bijgebouwen 350 m2 bedragen. Dit om het open karakter te borgen, passend in het buitengebied. De bijgebouwen dienen daarbij bij bouwaanduiding sba-1 inpandig te worden gerealiseerd en mee genomen te worden in het ontwerp van de woning. Bij de bouwaanduiding sba-2 zijn binnen het bouwvlak geen aangebouwde aan- en bijgebouwen toegestaan. Buiten het bouwvlak en binnnen de woonbestemming is het bij de bouwaanduiding sba-1 en sba-2 nog toegestaan om per hoofdgebouw één vrijstaand bijgebouw op te richten met een maximale oppervlakte van 50m2.

Een deel van de bouwkavels mag bebouwd worden. Het overige deel van de bouwkavels moet vrij blijven van bebouwing en mag alleen gebruikt worden als tuin. Deze grond zal ook als tuin bestemd worden, waarbij vergunningsvrije bouwmogelijkheden worden uitgesloten. Op deze wijze blijft de buitenrand van de bouwkavels, grenzend aan het Spaarbankbosch, vrij van bebouwing.

Met de toekomstige kopers zal door middel van inspiratiesessies, bekeken worden of het mogelijk is om de architectuur van de woningen op elkaar af te stemmen en tot een natuurlijke inrichting van de tuinen te komen. De bouwkavels worden, voordat ze verkocht worden, voorzien van een haag van Scherpe Hulst (Ilex aquifolium). De tuinbestemming aan de rand als buffer in combinatie met de hulsthaag zorgt voor een geleidelijke overgang van de woningen naar het bos.

Indien er sprake is van hele bijzondere architectuur, kan na een postief advies van de welstandscommisie, via een binnenplanse afwijking afgeweken worden van de bouwregels. Zo kan er in geval van bijzonder ontwerp afgeweken indien wenselijk.

Het parkeren voor de woningen zal op eigen terrein opgelost worden, net als het realiseren van waterbergende maatregelen. Meer informatie over het verkeer is te vinden in paragraaf 5.10.

De huidige bossage langs de Hoogeveenseweg zal als groene buffer dienen tussen het fietspad en de woningbouw. De woningen komen daarmee ook in een groene kamer in het bos te liggen. Dit wordt versterkt door de aanleg van Hulsthaag. Voor de invulling binnen het wooncluster is gekozen voor een groene open ruimte met enkele bomen.

De ontsluiting van het plan vindt plaats aan de Beukenlaan, waarmee het wonen in het bos versterkt wordt en geen extra kruising nodig is aan de Hoogeveenseweg. Richting het bos is een voetverbinding gesitueerd, zodat er meer relatie met het achterliggende bos ontstaat. Hiermee blijft het nieuwe plan beleefbaar naar buiten toe en houdt het een open karakter.

4.2 Functionele structuur

De ontwikkeling in het plangebied betreffen royale vrijstaande woningen. Net als in de rest van de omgeving is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep mogelijk gemaakt en betreft het met name beroepen in de administratieve, (para)medische, therapeutische, kunstzinnige, juridische of ontwerptechnische sfeer. In het plangebied worden geen voorzieningen gerealiseerd.

4.3 Beeldkwaliteit

Het plangebied betreft een bijzonder woonmilieu, om de kwaliteit van het bijzondere woonmilieu te waarborgen is er gekozen voor het opstellen van een beeldkwaliteitsplan. Doel van het beeldkwaliteitsplan is om de basiskwaliteit voor dit bijzondere woonmilieu te garanderen (zie Bijlage 4. Het beeldkwaliteitsplan wordt toegevoegd aan de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden. Dit plan voorziet in het realiseren van maximaal zes woningen in het Spaarbankbosch te Fluitenberg (kadastrale aanduiding T 02229).

5.1 Bodem

5.1.1 Wettelijk Kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

5.1.2 Onderzoek

Bodemkwaliteit

Op de locatie Spaarbankbos te Fluitenberg bestaat het voornemen het bestemmingsplan te wijzigingen om het realiseren van een zestal woningen ter plaatse mogelijk te maken. De locatie is thans onbebouwd. Voor de locatie zijn geen recente bodemonderzoeksgegevens bekend. De verwachte bodemkwaliteit bij ontgraving is bodemkwaliteitsklasse landbouw/natuur.

Op de locatie is een demping aanwezig de ligging is met blauw in de onderstaande figuur aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0008.png"

figuur 5: overzichtskaart met dempingen

Het is niet bekend met welk materiaal deze voormalige watergang is gedempt. Binnen de kom van Hoogeveen gebeurde dit veelal met gebiedseigen grond. Demping met ander (verontreinigd) materiaal is echter niet uit te sluiten.

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit bouwen dient bodemonderzoek uitgevoerd te worden conform de NEN5725/NEN5740 en indien daar aanleiding voor bestaat de NEN5707 door een daarvoor erkend en gecertificeerd bureau.

Graafwerkzaamheden

Indien bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse van de bouwlocatie afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Indien sprake is vrijkomende grond van de bouwlocatie en deze kan niet op de eigen locatie worden verwerkt kan mogelijk gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen. Indien dit niet mogelijk is dan dient in dat geval de hergebruiksmogelijkheid, ten behoeve van toepassing elders, vastgesteld te worden.

Meldingsplicht

Vanaf 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit van kracht waarbij alle toepassingen van grond en baggerspecie voorafgaand aan de toepassing moeten worden gemeld (hierop zijn enkele uitzonderingen) via het landelijk meldpunt. Alle toepassingen van grond en baggerspecie (dus ook schone) dienen gemeld te worden, met uitzondering van:

- Schone grond (bij minder dan 50 m3;

- particulieren (werk zonder aannemer);

- landbouwbedrijf, mits binnen bij bedrijf behorende perceel en vergelijkbaar gewas;

- verspreiden van baggerspecie op aangrenzend perceel.

Deze dienen minimaal 5 werkdagen voor toepassing gemeld te worden bij het landelijke meldpunt:

www.meldpuntbodemkwaliteit.senternovem.nl

5.1.3 Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

5.2.1 Inleiding

In de bodem kunnen ook aardkundige waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

De gemeente Hoogeveen heeft in navolging van wet- en regelgeving eigen cultuurhistorisch beleid ontwikkeld op het terrein van de deelgebieden archeologie, historische geografie en historische bebouwing. Toetsing vindt plaats aan de daaruit volgende archeologische monumenten kaart en de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten. 

5.2.2 Onderzoek aardkundige waarden

De Archeologische Monumenten Kaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. In het plangebied zijn geen archeologische monumenten aanwezig waarmee rekening gehouden dient te worden.

Op basis van de gemeentelijke cultuurhistorische beleidskaarten, vastgesteld op 24 november 2016, ligt het plangebied in een gebied met archeologische waarde 3, hoge of middelhoge archeologische verwachting, waarvoor inventariserend veld onderzoek moet worden uitgevoerd. In het gemeentelijke beleid is een vrijstellingsgrens opgenomen van 1000m2. Omdat het gebied groter is geldt een dergelijke vrijstelling in principe niet. Echter, uit onderzoek blijkt dat al voor de tweede wereldoorlog en ook daarna nog, de ondergrond meermalen is bewerkt In het gebied ligt een riolering op circa 1,2 m diepte. Het plangebied is lange tijd in gebruik geweest als sportveld. In verband met de aanleg van de sportvelden is drainage aangelegd op circa 80 cm diepte. De ondergrond van het terrein is verschillende malen al geroerd. In overleg met de provinciaal archeoloog is geconcludeerd dat het inderdaad aannemelijk is dat de bodem dermate verstoord is dat archeologisch onderzoek niet meer nodig is.

5.2.3 Meldplicht

Op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet geldt voor bodemverstoringen een meldplicht. Als tijdens graafwerkzaamheden archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, dan wel bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.2.4 Cultuurhistorie

Uit het Geoportaal provincie Drenthe blijkt dat geen cultuur historische hoofdstructuren lijnen, locaties en/of gebieden in het plangebied aanwezig zijn die door toedoen van onderhavig plan aangetast kunnen worden. Om deze reden zijn er geen belemmeringen ten aanzien van dit aspect.

5.2.5 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ten aanzien van het aspect archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen bestaan voor de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

5.3 Water

5.3.1 Algemeen

Deze waterparagraaf is erop gericht om de actuele watersituatie en het actuele waterbeleid in beeld te brengen. Daarnaast is de waterparagraaf vooral bedoeld om een brug te slaan naar de procedures en toetsingsinstrumenten van de waterbeheerder. De gemeente Hoogeveen is gelegen in het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta en het waterschap Vechtstromen, welke beiden verantwoordelijk zijn voor het waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheer.

5.3.2 Beleid en regelgeving

waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Waterschappen hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het water. Ze hebben wettelijk vastgelegde taken die aangeven wat de maatschappij van hun mag verwachten. Namelijk het zorgen voor een goede bescherming tegen hoog water, voor een goed functionerend regionaal watersysteem en voor het zuiveren van afvalwater. In het waterbeheerplan 2016-2021 staat beschreven hoe het waterschap Drents Overijsselse Delta hier uitvoering aan gaat geven en welke maatregelen hiervoor nodig zijn.

Het beleidsplan van het waterschap Drents Overijsselse Delta is opgesteld in gezamenlijkheid met de waterschappen Rijn en IJssel en Vechtstomen, dit door de ligging in het deelstroomgebied Rijn-Oost welke behoort tot het internationale stroomgebied van de Rijn. Voor dit stroomgebied zijn de doelen van het waterbeheer en de aanpak ervan in grote lijnen gelijk. Per waterschap zijn aanvullingen of uitvoeringsmaatregelen voor het eigen beheergebied toegevoegd.

Het waterschap Drents Overijsselse Delta richt zich op de volgende aspecten:

- Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: veilig water

- Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: voldoende water

- Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: schoon water

- Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit:afvalwater

Het waterschap adviseert bij ruimtelijke plannen (o.a. bestemmingsplannen) om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Dit is een van de manieren om de vorengenoemde aspecten mee te laten wegen in de diverse besluitvormingsprocessen. Tevens wordt de betrokkenheid en de waterschapsbelangen gewaarborgd met het doorlopen van de digitale watertoets.

 Veilig water

De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het op orde brengen en houden van de dijken om overstromingen en wateroverlast te voorkomen. Dit met het oog op de waterveilige regio, waarin inwoners veilig kunnen wonen, werken en recreëren. Door klimaatverandering is de kans op overstromingen vergroot. Om de gevolgen te beperken adviseert het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen en werkt zij aan het vergroten van de bewustwording van risico's op wateroverlast en overstromingen.

Afvalwaterketen

Het waterschap Drents Overijsselse Delta zorgt voor het opvangen en zuiveren van het afvalwater van bijna alle inwoners en bedrijven. Zo draagt zij bij aan de volksgezondheid en een goede waterkwaliteit. De afvalwaterbehandeling is een gedeelde zorg met de gemeente, omdat de gemeente verantwoordelijk is voor de riolering. Hoofddoel van het waterschap is een effectieve en efficiënte behandeling van afvalwater en een effectieve en efficiënte (afval)waterketen. Er is een functionele samenhang tussen het rioolstelsel, de rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI's) en het oppervlaktewater. De waterschappen en gemeenten in Rijn-Oost hechten daarom veel belang aan goede samenwerking binnen deze samenhang. Samenwerking leidt tot optimalisatie van de afvalwaterketen, betere dienstverlening, betere waterkwaliteit en tot kostenbesparing. Dit alles kan leiden tot een duurzamer afvalwaterketen.

Specifiek is in het waterschapsbeleid ten aanzien van de opvang en transport van afvalwater het volgende opgenomen:

- Waterkwaliteitsspoor

Het waterkwaliteitsspoor wordt gebruikt om de kwaliteit van het water in het stedelijk gebied te verbeteren door inzicht te krijgen in de vervuilingsbronnen (bijv. overstorten)

- Afkoppelen verhard oppervlak

Optimaliseren van bestaand bergingscapaciteit in het stedelijk gebied door het regenwater van de riolering af te koppelen en het bestaande rioleringsstelsel te optimaliseren

- Verminderen rioolvreemd water

Het terugdringen van rioolvreemd water (bijv. drainage en/of bronneringswater) draagt bij aan minder lozingen uit overstorten, een betere kwaliteit van het gezuiverde afvalwater en een lager energieverbruik.

5.3.3 Watertoetsproces

De gemeente heeft het waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets (zie bijlage 2 Watertoets). Naar aanleiding van deze digitale watertoets hebben wij van het waterschap een advies ontvangen. Dit advies hebben wij in deze milieuparagraaf overgenomen.

Bestaande waterhuishouding

Het plan ligt in het stroomgebied van het Oude Diep. Rond het plangebied liggen geen primaire of secundaire watergangen die in het beheer van het waterschap zijn. Het peilgebied heeft een maximumpeil van NAP +10,0 meter.De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP+12,10 meter. De bodem (deklaag) bestaat voornamelijk uit lemige zandgronden. Er kunnen, door de aanwezigheid van slecht doorlatende lagen, schijngrondwaterstanden tot dicht onder het maaiveld voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0009.png"

figuur 6: kaartbeeld bestaande waterhuishouding

Wateroverlast

Het plan wordt zo ontworpen dat kortstondige hevige buien zonder problemen kunnen worden opgevangen in de openbare ruimte of op particulier terrein. Er treedt geen wateroverlast op bij woningen of andere kwetsbare functies.

- Compensatie nieuwbouw middelgrote plannen

Voor middelgrote plannen geldt als regel dat 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet voor berging ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende hemelwater. In het plan wordt een verhard oppervlak van circa 2500 m2 gerealiseerd. Dit houdt in dat een waterbergend oppervlak van circa 250 m2 wordt aangelegd waarin maximaal 30cm peilstijging is toegestaan. De aan te leggen waterberging wordt ontworpen op basis van een vertraagde afvoer. Geadviseerd wordt om aan de rand van het plan de groenzone tevens te benutten voor waterberging.

- Grondwateroverlast bij bebouwing

In gebieden waar grondwateroverlast op kan treden, adviseren wij de volgende voorkeursvolgorde toe te passen: (1) kruipruimteloos bouwen, (2) ophogen van het plangebied of (3) toepassen van drainage in openbaar gebied en particulier terrein.

Riolering

Optimaliseren aanvoeren afvalwater naar de rioolwaterzuivering. Verminderen van hydraulische belasting van de rioolwaterzuivering en beperken van riooloverstorten op het oppervlaktewater.

- Gemeentelijk rioleringsbeleid

De gemeente heeft een zorgplicht voor doelmatige verwerking en afvoer van hemelwater, afvalwater en grondwater. In het plan wordt rekening gehouden met het gemeentelijke rioleringsbeleid. Afvalwater en hemelwater worden op de perceelgrens gescheiden aangeboden. Eventueel geldt er een bergingseis (zie wateroverlast).

- Voorkeursvolgorde afvoer hemelwater

Bij de afvoer van overtollig hemelwater is het landelijk beleid dat het afstromend hemelwater ter plaatse in het milieu worden teruggebracht. Dat kan door infiltratie in de bodem of door berging in het oppervlaktewater. Het waterschap heeft de voorkeur om daar waar mogelijk, het hemelwater oppervlakkig af te voeren en via een wadi te infiltreren in de bodem. Als oppervlakkige infiltratie niet mogelijk is, is ondergrondse infiltratie door middel van bijvoorbeeld een infiltratieriool (IT-riool) of infiltratiekratten een optie. Als infiltratie niet mogelijk is, kan hemelwater via een bodempassage worden geloosd op oppervlaktewater.

5.3.4 Invloed op waterhuishouding

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan 6 wooneenheden gerealiseerd. In overleg met het waterschap worden de volgende maatregelen getroffen om hemelwater te laten infiltreren in de bodem van het plangebied en wateroverlast te voorkomen:

  • Per bouwkavel moet een infiltratievoorziening 7,5 m3 worden aangelegd. Voor de 6 bouwpercelen betekent dit 6x7,5= 45m3 waterberging;
  • Langs de zijkanten van de ontsluitingsweg worden grindkoffers omhuld met geotextiel aangebracht met onderin een starre drainageleiding (DT-buis) en overloop naar de greppel langs de Beukenlaan. Dit levert een bergingscacaciteit op van 46 m3;
  • De ontsluitingsweg van de 6-kavels zal in niveau aflopen naar de groenstrook langs de Beukenlaan. Kortstondige hevige buien kunnen zonder problemen worden opgevangen in groenstrook en de geprofileerde greppel langs de Beukenlaan. De infiltratievoorziening op particulier terrein heeft een ontluchting en overloop. Overtollig regenwater kan, indien daar noodzaak toe is, bijvoorbeeld via een bladscheider overlopen in de tuin.
  • Voor het huishoudelijk afvalwater wordt de bestaande riolering in het Spaarbankbosch gebruikt

In het plan wordt circa 2500m2 verhard oppervlak gerealiseerd. Uitgaande van 10% wateroppervlak t.o.v. het verhard oppervlak bij een peilstijging van 0,30m is 75m3 waterberging nodig. De totale berging bedraagt 91m3. Op deze wijze voldoet de berging ruim aan de eis van 75m3. De definitieve keuze is in overleg met het waterschap tot stand gekomen en daarom geeft het waterschap een positief wateradvies voor dit plan.

5.3.5 Conclusie

Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft een positief wateradvies gegeven. Het aspect water leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.4 Natuur en Ecologie

5.4.1 Wettelijk kader

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming. Deze taak zal in 2017 verder worden uitgewerkt overeenkomstig het Flora- en faunabeleidsplan en de natuurvisie.

5.4.2 Onderzoek

Het is noodzakelijk om op basis van de Wet natuurbescherming vooraf te toetsen of ruimtelijke ingrepen en andere plannen en activiteiten niet conflicteren met aanwezige beschermde plant- en diersoorten en habitats. Optredende negatieve effecten dienen zo veel mogelijk vermeden of geminimaliseerd te worden. Voor schade aan strikt beschermde soorten kan het noodzakelijk zijn om een ontheffing aan te vragen bij de Provincie Drenthe. Het voorliggend plan bevat het bouwen van maximaal zes woningen. Tot op heden is het plangebied in gebruik geweest als sportveld. Er zullen geen ingrepen plaatsvinden in het bestaande omliggende groen van het plangebied. Door het ecologisch adviesbureau Ecogroen is in 2016 een quickscan uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn vastgelegd in onderzoeksrapportage die als bijlage 3 Quickscan Wet Natuurbescherming is toegevoegd aan het plan. Samengevat zijn de volgende bevindingen geconstateerd:

Gebiedsbescherming

Het plangebied heeft geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor natura-2000 gebieden. De dichtstbij gelegen gebieden betreffen het Mantingerzand en Dwingerderveld op circa 6 en 5 km. Dit is op ruim voldoende afstand.

De locatie ligt wel in een aangewezen gebied behorende bij het natuurnetwerk Nederland (NNN). In het Ontwerp Natuurbeheerplan Drenthe 2017 is het perceel op de ambitiekaart aangegeven als 'Kruiden- en faunarijk grasland'. In paragraaf 3.2.1 is uitgelegd dat hier compensatiegronden voor zijn aangewezen. In overleg met de provincie Drenthe is besloten om op deze locatie wel woningbouw toe te staan. Dit omdat het terrein al geruime tijd als sportveld in gebruik is geweest. Er is mede gekozen voor een ruime opzet van de woningen met een uniek woonmilieu.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0010.png"

figuur 7: uitsnede NNN-kaart, d.d. 29 mei 2108, provincie Drenthe

Soortenbescherming

De nationale databank Flora en Fauna (NDFF) is in de beoordeling betrokken. Hieruit komt naar voren dat verschillende soorten in het gebied voorkomen, waaronder bijv. boomklever, holenduif, vink en de winterkoning. De soorten bevinden zich met name in het struweel naast de Hoogeveenseweg. In het struweel zullen geen ingrepen worden gedaan. De aanwezige soorten zullen niet worden verstoord. Uit het onderzoek van Ecogroen is naar voren gekomen dat:

  • Er zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode Lijst aangetroffen of te verwachten in het plangebied;
  • Er worden geen verblijfplaatsen, (onmisbare) vliegroutes en/of belangrijke foerageergebieden van vleermuizen verwacht in het plangebied;
  • Leefgebied of verblijfplaatsen van zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren zijn niet aangetroffen en te verwachten in het plangebied. Wel worden diverse algemene en laag beschermde zoogdiersoorten verwacht;
  • In het plangebied en directe omgeving zijn geen (potentiële) jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen en te verwachten. Wel zijn diverse algemene broedvogels te verwachten in het plangebied;
  • Overwintering van strikt beschermde amfibieën wordt niet in het plangebied verwacht, wel zijn diverse algemene en laag beschermde amfibieën overwinterend te verwachten;
  • Het plangebied vormt potentieel voortplantingsbiotoop van de sterk bedreigde Bruine Eikenpage, deze soort zal in de nieuwe Wet Natuurbescherming beschermd zijn (nog niet onder de huidige Flora- en faunawet). Tijdens het aanvullende onderzoek op 28 juni 2016 is de soort niet vastgesteld in het plangebied en kan daarmee worden uitgesloten;
  • In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van andere (zwaardere) beschermde soorten of soortgroepen aangetoond of te verwachten.

Geconcludeerd kan worden dat de gewenste planontwikkeling geen nadelige gevolgen heeft voor de natuurwaarden in het gebied. Het ecologisch onderzoek is uitgevoerd in 2016. Er is geen wettelijke maat voor de geldigheid van een ecologisch onderzoek. Het ecologisch onderzoek moet inzicht geven in het actueel voorkomen van een soort. In het plangebied hebben zich in de tussentijd geen veranderingen voorgedaan, die leiden tot het opnieuw uitvoeren van een ecologisch onderzoek. De bestaande onderzoeksresultaten zijn in dien verstande nog actueel te noemen. Tevens blijkt uit informatie van provincie dat voor Habitat- en Vogelrichtlijn soorten, zoals vleermuizen, uit wordt gegaan van gegevens welke niet ouder zijn dan drie jaren. Voor nationaal beschermde soorten wordt uitgegaan van gegevens niet ouder dan vijf jaren. Zoals in het ecologisch onderzoek is vermeld komen in het betreffende plangebied geen verblijfsplaatsen en vliegroutes van en/of belangrijke foerageerdgebieden van vleermuizen voor. Ook zijn er geen vaste verblijfplaatsen van andere beschermde soorten of soortgroepen te verwachten. Daarnaast wordt het perceel jaarlijks meermaals gemaaid. Het onderzoek blijft binnen de 5 jaar termijn. Een vervolgtraject in het kader van de Wet natuurbescherming is niet aan de orde. Ten alle tijden blijft de zorgplicht gelden. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Deze zorg geldt voor alle individuen van in Nederland voorkomende soorten planten en dieren, ongeacht of deze soort beschermd is en ongeacht of ontheffing of vrijstelling is verleend. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan kunnen zijn op de mogelijke aanwezige beschermde soorten.

5.5 Geluid

5.5.1 Algemeen

Voor het aspect geluid zijn vier verschillende bronnen van belang:

  • Wegverkeerslawaai;
  • Industrielawaai;
  • Luchtvaartverkeerlawaai;
  • Spoorwegverkeerlawaai.

In het kader van de Wet geluidhinder is bij vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek vereist naar de geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege industrielawaai, weg- en railverkeerslawaai en luchtvaartlawaai. Dit bestemmingsplan heeft geen invloed op geluidsbronnen. Er worden geen nieuwe wegen, spoorwegen of industrielocaties mogelijk gemaakt. Bovendien vindt geen wijziging van het luchtvaartverkeer plaats op basis van het bestemmingsplan. In dat kader is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.

5.5.2 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:

-woningen;

- andere geluidsgevoelige gebouwen;

- geluidsgevoelige terreinen.

Deze bescherming geldt als het gebruik van deze objecten is toegestaan volgens het bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening. Op tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan met een periode van maximaal 10 jaar is de Wet geluidhinder niet van toepassing.

Onder 'woning' wordt verstaan (artikel 1 Wet geluidhinder): gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van de geldende planologische status (bestemmingsplan, de beheersverordening, omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan of beheersverordening). De Wet geluidhinder kent het begrip bedrijfswoning niet. Een bedrijfswoning is gewoon een woning, waarvoor het mogelijk is een hogere waarde (als nodig) te verlenen. Dit geldt natuurlijk alleen voor bedrijfswoningen die zijn gelegen in een geluidzone. Hotels, recreatiewoningen en kantoren zijn niet geluidsgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder.

5.5.3 Onderzoek

De situatie is akoestisch beschouwd voor het onderdeel wegverkeerslawaai. In de nieuwe situatie worden de bestaande functie gewisseld. Daarom is door de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) geluidberekeningen gemaakt om de geluidbelasting voor de nieuwe situatie te bepalen.

Wegverkeerslawaai

Het perceel ligt aan de Hoogeveenseweg en ten oosten van de A28. Voor het aspect wegverkeerslawaai is de geluidbelasting ten gevolge van de Hoogeveense weg en de A28 bepaald. De berekening is uitgevoerd met het rekenprogramma Geomilieu 2.61 van DGMR en de module wegverkeerslawaai (RMW-2012).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0011.png"

figuur 8: geluidsbronnen wegverkeerslawaai

De te onderzoeken locatie bevindt zich binnen de wettelijke zone (Wet geluidhinder Wgh) van deze wegen. De overige omliggende wegen zijn woonerven of 30 km/h zones. Deze hebben volgens de Wet geen zone. De situatie die is berekend is de situatie voor het jaar 2026. De A28 valt vanaf 1 juli 2012 onder de werking van SWUNG 1. Dat betekent dat er door Rijkswaterstaat Geluid Productie Plafonds zijn vastgesteld. Uitgangspunt hierbij is de verkeerintensiteit van vastgestelde emissie register.

De geluidsbelastingen zijn inzichtelijk gemaakt en getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden conform de Wgh. De geluidbelasting wordt gepresenteerd met contouren op 5 meter hoogte boven het plaatselijk maaiveld. Aangezien het hier om een nieuwe locatie gaat waar geen sprake is van vervangende nieuwbouw wordt de 48 dB als leidend beschouwd.

Wanneer de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden bestaat er de mogelijkheid tot het vast stellen van een hogere waarde. Hiervoor heeft de gemeente Hoogeveen beleidsregels vastgesteld. In de nota zijn de afwegingscriteria opgenomen onder welke voorwaarden een hogere waarde kan worden verleend. Voor nieuwe buitenstedelijke situaties is een maximale hogere mogelijk van 53 dB Lden.

Berekening

Voor de berekening van het wegverkeerslawaai is gebruikgemaakt van verkeersgegevens afkomstig van het Geomilieu project “VMK- voorgebruik”. Hierin zijn de prognoses voor de verkeersstromen binnen de gemeente Hoogeveen opgenomen. Deze gegevens zijn vergeleken met de meest recente tellingen en gegevens uit het geluidregister van RWS. Hieronder zijn verkeersgegevens weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0012.png"

tabel 1: verkeersgegevens

De geluidbelasting ten gevolge van de wegen is berekend op 1.5 meter en 5.0 meter boven het plaatselijk maaiveld inclusief aftrek art. 110 g. De aftrek bedraagt 2 dB voor wegen met een wettelijk rijsnelheid van meer dan 70 km/h. Tot 1 juli 2018 geldt het volgende voor aftrek artikel 110g. De geluidbelasting dient per weg te worden bepaald, waarna de aftrek conform artikel 110 g Wgh kan worden toegepast. In de volgende afbeeldingen zijn de geluidbelastingen inclusief de aftrek weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0013.png"

figuur 9: A28 inclusief aftrek (2 dB)

De 48 dB Lden contour ligt op circa 100 meter vanaf de westelijke plangrens. Alle waarden zijn beneden de maximaal mogelijke hogere waarde van 53 dB voor nieuwe situaties in buitenstedelijkgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0014.png"

figuur 10: Hoogeveenseweg inclusief aftrek (5 dB)

De 48 dB Lden contour ligt op circa 20 meter vanaf de oostelijke plangrens en 37 meter van de rand van de Hoogeveenseweg. Alle waarden zijn beneden de maximaal mogelijke hogere waarde van 53 dB voor nieuwe situaties in buitenstedelijkgebied. In het ontwerp is de afstand van 37 meter in acht genomen.

Hogere geluidsgrenswaarden

Voor de A28 is een hogere waarde procedure nodig. Op voorhand is het treffen van bronmaatregelen niet realistisch te noemen aangezien de A28 reeds is voorzien van geluidreducerend asfalt. De mogelijkheid voor het vaststellen van een hogere waarde is wel afhankelijk van het aantal en de situering van de woningen. De beleidsregels voor het toestaan van een hogere waarde geven als één van de criteria het verspreid situeren van woningen. Wanneer er binnen dit plan wordt aangesloten bij de grote en situering van de kavels zoals deze ten zuiden van het plan zijn gesitueerd met maximaal 5 á 6 woningen kan dit criterium worden gebruikt. Bij meer woningen is er geen sprake meer van “verspreid gesitueerd”.

Cumulatief

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet ook de totale geluidbelasting van de wegen inzichtelijk worden gemaakt. Hieronder is een afbeelding weergegeven met de geluidcontouren en cumulatieve geluidniveaus van de A28 en de Hoogeveenseweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0015.png"

figuur 11: geluidbelasting wegverkeerslawaai cumulatief

5.5.4 Conclusie

Ten gevolge van de omliggende wegen wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Indien een afstand van 37 meter tot de rand van de Hoogeveenseweg in acht wordt genomen, wordt er voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.

Voor het wegverkeerslawaai afkomstig van de A28 is een hogere geluidsgrenswaarde vastgesteld.

5.6 Milieuzonering bedrijven

5.6.1 Wettelijk kader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

5.6.2 Onderzoek

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die de nieuwbouw belemmeren. Anderzijds worden bedrijven ook niet beperkt in hun ontwikkelingen door de voorgenomen ontwikkeling. In dit geval hoeft geen aanvullende toetsing aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' plaats te vinden.

5.6.3 Conclusie

Het aspect milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

5.7.1 Wettelijk kader

De voorgenomen ontwikkeling maakt de bouw van 6 grondgebonden woningen mogelijk. Dat betekent, dat het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Deze activiteit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Een stedelijk project valt onder een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

- een oppervlakte van 100 hectare of meer,

- een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of

- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn.

De beoordeling of het noodzakelijk is een milieueffectrapport op te stellen is geheel afhankelijk van het feit of de specifieke omstandigheden waaronder de activiteit wordt ondernomen kunnen leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Dit worden de 'bijzondere omstandigheden' genoemd. Om te beoordelen of een MER moet worden opgesteld, bekijkt het bevoegd gezag of er sprake is van bijzondere omstandigheden. De bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben op:

- de kenmerken van de activiteit;

- de plaats waar de activiteit plaatsvindt;

- de samenhang met andere activiteiten ter plaatse (cumulatie);

- de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit

kan hebben.

5.7.2 Onderzoek

Kenmerken van de activiteit

Het plan omvat de bouw van 6 grondgebonden woningen en blijft daarmee ver onder de vorenstaande genoemde drempelwaarden. Gelet op de bestaande planologische gebruiksmogelijkheden kan worden gesteld dat het onderhavige plan niet gepaard gaat met een grote toename aan verkeersintensiteiten en daarmee gepaard gaande milieubelasting ten opzichte van de referentiesituatie. De effecten van het onderhavige plan ten aanzien van onder andere de aspecten 'bodem', 'archeologie, 'water' en 'flora en fauna' zijn onderzocht en worden aanvaardbaar geacht.

Plaats waar de activiteit plaatsvindt (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)

Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom met daaromheen met name woningen, wegen en landelijk gebied. Ten aanzien van de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden wordt in het uitgevoerde ecologische onderzoek het volgende opgemerkt:

Natura-2000

Het onderhavige plan leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Wet Natuurbescherming ten aanzien van Natura 2000-gebieden. Verdere toetsing in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet Natuurbescherming is niet aan de orde.

Natuurnetwerk Nederland

Het onderhavige plan leidt niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de provinciale omgevingsverordening van Drenthe ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland. Verdere toetsing in de vorm van een "Nee, tenzij-toets" is niet aan de orde.

De samenhang met andere activiteiten ter plaatse (cumulatie)

De voorgenomen ontwikkeling betreft een op zichzelf staande ontwikkeling en heeft geen samenhang met andere activiteiten in de omgeving.

De kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen

De mogelijke nadelige milieugevolgen ten gevolge van het onderhavige plan hebben betrekking op de aspecten 'bodem', 'archeologie, 'water' en 'flora en fauna'. Ter onderbouwing van de milieukundige haalbaarheid van het bestemmingsplan is naar al deze aspecten onderzoek verricht. Op grond van deze onderzoeken is aangetoond dat het onderhavige plan milieukundig uitvoerbaar is en dat effecten op het milieu aanvaardbaar zijn.

5.7.3 Conclusie

De voorgenomen uitbreiding kan worden aangemerkt als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals omschreven in het Besluit milieueffectrapportage onder D 11.2. De realisatie van de voorgenomen ontwikkeling blijft weliswaar onder de aangegeven drempelwaarden uit kolom 2, maar op grond van de nieuwe wetgeving is alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. De conclusie van de m.e.r.-beoordeling is dat het plan geen belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de kenmerken van het gebied zelf en voor het milieu in de omgeving. Er worden geen negatieve effecten verwacht vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van gevoelige gebieden. Geconcludeerd wordt dat geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht en dat het opstellen van een MER-(beoordeling) niet noodzakelijk is.

5.8 Luchtkwaliteit

5.8.1 Wettelijk kader

Ten aanzien van de luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen. In deze wet en de daarop gebaseerde regelingen - Besluit NIBM (luchtkwaliteitseisen) en Regeling NIBM (luchtkwaliteitseisen) - is getalsmatig vastgelegd dat bepaalde projecten 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2)en fijn stof (PM10). Indien een voornemen 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging, hoeft geen verdere beoordeling ten aanzien van luchtkwaliteit plaats te vinden.

5.8.2 Onderzoek

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Er is geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. Er is derhalve sprake van een 'NIBM'-situatie waardoor nader onderzoek achterwege kan blijven.

5.8.3 Conclusie

Het aspect lucht vormt leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.9 Externe veiligheid

5.9.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid gaat om het zoveel mogelijk beperken van de kans op het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door:

  • - het gebruik, de opslag en productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • - het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, wegen en spoorwegen).

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

- Plaatsgebonden risico (PR)

Het PR is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

- Groepsrisico (GR)

Dit is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

5.9.2 Onderzoek

De professionele risicokaart is geraadpleegd en er is gekeken of er in de omgeving van het plangebied risicobronnen aanwezig zijn, waarvan veiligheidszone of het invloedsgebied binnen het plangebied valt. Geconstateerd is dat dit niet het geval is. De Rijksweg A28 ligt op te grote afstand om relevant te zijn voor externe veiligheid.

5.9.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid leidt niet tot een belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

5.10 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten door een nieuw aan te leggen weg. Deze nieuwe weg zal aansluiten op de zuidelijk gelegen Beukenlaan. De Beukenlaan ontsluit op de doorgaande weg van Hoogeveen naar Pesse, de Hoogeveenseweg. Tevens is er naast deze weg een fietspad gelegen.

Ook wordt er een voetpad gerealiseerd naar het Spaarbankbosch. Dit voetpad is bedoeld voor recreatieve doeleinden en sluit aan op het bestaande voetpadennetwerk in het Spaarbankbosch.

Bij de planvorming is uitgegaan van maximaal 6 woningen. Dit levert maximaal 52 extra verkeersbewegingen op per etmaal ten opzichte van de huidige situatie. Deze berekening is gebaseerd op de landelijk gehanteerde kengetallen van het CROW.

In de tabel op blz. 253 van het ASVV 2012 staat aangegeven dat een vrijstaande koopwoning in het buitengebied zorgt voor 7,8 tot 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Uitgaande van de maximale variant (6 x 8,6) is de toename hooguit 52 verkeersbewegingen per etmaal. In het drukste uur (ca. 10% van de etmaalintensiteit) betekent dit 5 bewegingen extra per uur, wat neerkomt op 1 extra autobeweging per 12 minuten.

In de huidige situatie zijn er drie woningen ontsloten op de Beukenlaan. Dit zorgt voor 26 verkeersbewegingen per etmaal. De verkeersdruk op de Beukenlaan wordt met de realisatie van maximaal 6 woningen wel hoger maar is met 80 bewegingen per etmaal relatief gezien erg laag.

Het parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein. Volgens de Parkeernota Hoogeveen geldt voor de ontwikkeling van woningen/appartementen in de wijken, dorpen en bedrijventerreinen van de gemeente Hoogeveen een parkeernorm van 1,8 per wooneenheid. Het plangebied is aan te merken als woongebied. In Artikel 5 van de regels is opgenomen dat er op eigen terrein ruimte moet zijn voor minimaal twee parkeerplaatsen. Het parkeermodel in de wijken en dorpen gaat uit van parkeren op eigen terrein met in tweede instantie aanvullende parkeergelegenheid in het openbare gebied binnen het bestaande wegprofiel of op daartoe aangelegde parkeervakken. In beginsel zijn restricties voor het parkeren gebaseerd op de wegen- en verkeerswet en neemt de gemeente alleen restrictieve maatregelen wanneer de verkeersveiligheid of de leefbaarheid in het geding zijn.

Bij de voorgenomen ontwikkeling vindt parkeren op de kavels plaats. Per kavel moet ruimte zijn voor minimaal 2 parkeerplaatsen. Er worden maximaal 6 woningen gerealiseerd, dus worden er bij het realiseren van zes woningen minimaal 12 parkeerplaatsen gerealiseerd op de kavels. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm van 1,8 parkeerplaatsen per woning. Volgens de parkeernorm zouden er namelijk 10.8 (1,8 X 6) parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van een woning die zo lang mogelijk kan voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:
- energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
- toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
- maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. In onderstaande afbeelding zijn nog andere verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2018BP9006002-VG01_0016.png"

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd. Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In "Begrippen" zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In "Wijze van meten" wordt de wijze van meten toegelicht.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde opgenomen. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 7.3 nader toegelicht.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduidingsregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

De algemene aanduidingsregels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen liggen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

Groen

De structuurbepalende (nog aan te leggen) groenvoorzieningenelementen zijn bestemd tot Groen. Binnen de bestemming zijn voet- en fietspaden, water en speelvoorzieningen toegestaan.

Tuin

Deze bestemming is van toepassing op de tuinen in het plangebied. Binnen de bestemmings Tuin geldt voor gronden, die niet worden beschouwd als achtererfgebied in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, het niet toegestaan om vergunningsvrije gebouwen te realiseren. Erkers zijn wel toegestaan.

Verkeer

De bestemming maakt ook ondergeschikte groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en uitbreidingen daarvan mogelijk.

Wonen

Deze bestemming is van toepassing op de woningen in het plangebied. In de bestemmingsregeling is opgenomen waar het hoofdgebouw toegestaan is en zijn regels opgenomen ten aanzien van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, als mede erfafscheidingen. Tevens worden regels gegeven voor de toegelaten aan-huis-verbonden beroepen en bedrijvigheid.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

8.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2015-2018, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.


De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die spelen inzichtelijk gemaakt.


De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks).


Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het conceptbestemmingsplan 'Buitegebied Noord Hoogeveen, deelplan Spaarbankbosch' is ingestuurd voor vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro. Hierop is door de Rendo, Veiligheidsregio Drenthe, Natuur en Milieufederatie Drenthe (NMFD), Stichting het Drentse Landschap (SDL) provincie Drenthe en het Waterschap Drents Overijsselse Delta een reactie gegeven.

De vooroverlegreacties zijn puntsgewijs samengevat weergegeven, alsmede het gemeentelijk standpunt in nota vooroverleg bestemmingsplan buitengebied Noord, deelplan Spaarbankbosch 2018, die als bijlage 1 Nota Vooroverleg is opgenomen . De reacties zijn per aangehaald punt beantwoord. Waar de reacties tot aanpassingen hebben geleid wordt dit vermeld. De reacties zijn geanonimiseerd in verband met de privacywetgeving rondom het plaatsen van documenten op het internet.

Vervolgprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende een periode van 6 weken (van 17 oktober 2019 tot en met 27 november 2019) ter inzage gelegen. Ten tijde van deze inzagetermijn is er één officiele zienswijze ingediend vanuit de omwonenden ten aanzien van het aspect verkeersveiligheid. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van de planregels of de verbeelding. Toch wil de gemeente de bewoners tegemoet komen. Door de Beukenlaan (of een deel ervan) met graskeien te verbreden of een passeerhaven op dit deel van de Beukenlaan aan te leggen, is er voldoende gelegenheid voor weggebruikers om elkaar te kunnen passeren. De beantwoording van de zienswijze is behandeld in Bijlage 5 Reactienota ontwerp .

9.2 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan. Het stedenbouwkundige plan is doorgerekend en verwerkt in een grondexploitatie. In de grondexploitatie zijn alle kosten en opbrengsten meegenomen die betrekking hebben op het plan. Bij de kosten gaat het hierbij o.a. om de kosten voor beheer en onderhoud tijdens de exploitatieperiode, de kosten voor bouw- en woonrijpmaken, kosten voor groen en de plankosten. De opbrengsten worden gegenereerd door de uitgifte van de erven / kavels voor woningbouw. In totaal gaat het om circa zes woningen. Gerekend is met een looptijd van de grondexploitatie tot en met 2020.

Het investeringsniveau in de grondexploitatie ligt geraamd op € 0,4 miljoen, daarmee ligt het lager dan het niveau van de geraamde opbrengsten van circa € 1,5 miljoen. Ook wanneer rekening wordt gehouden met kosten- en opbrengstenstijgingen en toegerekende rente is sprake van een positieve grondexploitatie. Hiermee is het plan derhalve economisch uitvoerbaar.