direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadscentrum, deelplan Hoofdstraat 9, 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016BP8017011-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Hoogeveen wil het perceel Hoofdstraat 9 te Hoogeveen verkopen. Concreet gaat het om het rijksmonument met bijbehorend erf bestaande uit een terras en entree (zie afbeelding) . Het geldende bestemmingsplan stadscentrum 2008 geeft nog uitbreidingsmogelijkheden op het perceel. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is een verdere uitbreiding van bebouwing bij dit monumentale pand niet wenselijk. Met dit bestemmingsplan worden de bestaande uitbreidingsmogelijkheden weggehaald. Verder is meer flexibiliteit in functies wenselijk, de bestaande bestemming 'Cultuur en ontspanning' wordt daarom uitgebreid met de functies: wonen, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, groen en horeca categorie 1 en 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8017011-VG01_0001.jpg"

Figuur 1. Ligging rijksmonument Hoofdstraat 9 te Hoogeveen

1.2 Opgave bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Stadscentrum, deelplan Hoofdstraat 9, 2016' beoogt de bestaande uitbreidingsmogelijkheden van het perceel Hoofdstraat 9 op te heffen en de gebruiksmogelijkheden van het perceel te verruimen.

1.3 Opbouw toelichting

Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied weergegeven. hoofdstuk 3 bevat het beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Hoogeveen. In Hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven. Hoofdstuk 5 behandelt de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de bestemming zoals die in de planregels is opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat in op handhaving en tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het perceel Hoofdstraat 9 ligt in het noordelijke gedeelte van het stadscentrum van Hoogeveen. Het pand Hoofdstraat 9 is een rijksmonument en huisvest op dit moment een museum. Omdat bij de begrenzing van een plangebied bij voorkeur de kadastrale perceelgrenzen worden aangehouden is het plangebied groter dan alleen Hoofdstraat 9 en bijbehorende gronden. Hieronder is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8017011-VG01_0002.jpg"

Figuur 2. Plangebied

2.2 Vigerend recht

De vigerende regeling voor het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan: Stadscentrum 2008 vastgesteld op 27 mei 2010. Hierin zijn de gronden bestemd als 'Cultuur en Ontspanning' bestemd voor bioscoop, bowlingbaan, congrescentrum, creativiteitscentrum, museum, muziekschool, snookercentrum en theater en de bestemming 'Groen'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8017011-VG01_0003.jpg"

Figuur 3. Fragment vigerend bestemmingsplan Stadscentrum 2008

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

De Hoofdstraat maakt onderdeel uit van het centrumgebied van Hoogeveen. Het is een straat waarin verschillende stedelijke functies zijn gesitueerd, varierend van winkels tot horeca en ondergeschikt daaraan wonen. Het noordelijke gedeelte van de Hoofdstraat, waar het plangebied zich bevind, ademt de sfeer van dienstverlening en cultuur. Hieronder een overzicht van de verschillende clusters van voorzieningen in het stadscentrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8017011-VG01_0004.jpg"

Figuur 4. Verschillende clusters van voorzieningen in het Stadscentrum

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het (inter)nationale en provinciale beleid is neergelegd in verschillende nota's en plannen met betrekking tot ruimtelijke ordening. Dit beleid is veelal van een andere schaal en aard dan de schaal die noodzakelijk is waarop een (kleinschalig) bestemmingsplan wordt opgesteld. In dit hoofdstuk wordt dan ook uitsluitend ingegaan op het voor dit plan relevante (inter)nationale en provinciale beleid en vervolgens op het gemeentelijk beleid.

3.1 Europees beleid

Op Europees niveau is er beleid dat als doel heeft het archeologische erfgoed veilig te stellen (verdrag van Malta). Daarnaast geldt de Flora- en faunawet voor wat betreft het veiligstellen van beschermde soorten (Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn). Dit bestemmingsplan is aan het Europees beleid getoetst. Een nadere beschrijving van de thema's archeologie en ecologie staat in Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 is de nationale structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte. De SVIR gaat in op de nationale ruimtelijke belangen. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent dat er eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, en vervolgens of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt.

Het plan beoogd de ruimtelijke kwaliteit van een rijksmonument en het bijbehorende erf te waarborgen door enerzijds de gebruiksmogelijkheden te verruimen en anderzijds de uitbreidingsmogelijkheden die kwaliteit van het monument kunnen schaden op te heffen. In dit geval is er geen sprake van een nationaal ruimtelijk belang.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking"). De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Uit jurisprudentie blijkt dat ruimtelijke plannen waarbij slecht één of enkele woningen worden toegevoegd niet worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Omdat het slechts gaat om één woning is het niet noodzakelijk de woningbehoefte aan te tonen, er vindt geen regionale verdringing plaats. De ladder duurzame verstedelijking is niet van toepassing op dit plan.

3.3 Provinciaal beleid

Op 2 juni 2010 is de nieuwe Omgevingsvisie door de provincie Drenthe vastgesteld. Nieuwe inzichten en ontwikkelingen in Drenthe hebben geleid tot een beperkte aanpassing van de Omgevingsvisie Drenthe 2010. De geactualiseerde omgevingsvisie is op 20 augustus 2014 in werking getreden.

De Omgevingsvisie van de provincie Drenthe beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Hoogeveen is hierin aangewezen als streekcentrum. De streekcentra zullen aantrekkelijke woon- en werkmilieus (verder) moeten ontwikkelen en daarnaast werken aan het ontwikkelen van innovatieve en klimaatneutrale strategieën. Om zich te kunnen onderscheiden ten opzichte van elkaar en andere steden hebben de Drentse streekcentra elk een 'identiteitslabel' gekregen. Hoogeveen zal zich moeten toeleggen op activiteiten die de centrumfunctie/identiteit versterken.

Voor wat betreft wonen, moeten streekcentra voldoen aan zowel de lokale als de regionale vraag. Ook het oplossen van knelpunten in de woningmarkt is een speerpunt. Hiervoor is afstemming op regionaal niveau nodig. Hoogeveen maakt deel uit van de regio Zuidwest Drenthe (gemeenten Hoogeveen, De Wolden, Meppel en Westerveld). Voor de periode 2010-2019 gaat het om een netto toename van 3.710 woningen in deze regio. De uitwerking van het woonbeleid ligt bij gemeenten, die hiervoor woonplannen hebben opgesteld. Bij uitwerking van het woonbeleid van de gemeente toetst de provincie vooral op:

  • Regionale afstemming van woningbouwplannen.
  • Het stimuleren van herstructurering.
  • Het stimuleren van de ontwikkeling van specifieke, kleinschalige woonmilieus.

Met het verruimen van de gebruiksmogelijkheden van het perceel Hoofdstraat 9, onder andere met een woonfunctie, beoogd dit plan de centrumfunctie van de Hoofdstraat te behouden en versterken.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie en regionaal overleg over woningbouwplannen. Het voorliggende plan betreft heel een specifieke situatie en is regionaal van ondergeschikt belang. Er ontstaat door dit plan geen concurrentie op de woningmarkt, het is geen concurrerend product met andere woningbouwplannen in Zuidwest Drenthe. Gezien het voorgaande is besloten dit plan niet in regionaal verband te bespreken.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Hoogeveen

In oktober 2012 is de geactualiseerde Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 (vastgesteld op 23 december 2004) vastgesteld. De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met de nieuwe structuurvisie "Structuurvisie Hoogeveen 2.0" op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad. In de visie kiest Hoogeveen voor het waarborgen van een aantrekkelijk stadscentrum met behoud van de unieke cultuurhistorische karakteristiek van de Hoofdstraat met de overzichtelijke en langgerekte structuur en de veelzijdige bebouwing met de vele verwijzingen naar het nijvere verleden. Dit plan past binnen deze doelstelling.

3.5.2 Woonvisie

Het gemeentelijk beleid omtrent wonen is neergelegd in de Woonvisie 2011-2020. De Woonvisie, regionaal afgestemd en gebaseerd op onderzoek naar aspecten als woonwensen, migratiebewegingen e bevolkingsontwikkeling, laat zien dat in het stadscentrum van Hoogeveen de vraag naar woningen het aanbod overtreft. Vooral onder senioren en jongere huishoudens zonder kinderen is het centrum een gewilde plek om te wonen. Het verruimen van de gebruiksmogelijkheden van Hoofdstraat 9 met een woonfunctie speelt in op deze behoefte.

3.5.3 Welstandsnota

In 2006 is door de gemeente Hoogeveen de Welstandsnota vastgesteld en in 2007 herzien. In de welstandsnota wordt de beeldkwaliteit getoetst aan de hand van gebiedsgerichte criteria. Het plangebied ligt in het welstandsgebied: Stadscentrum.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

De gemeente Hoogeveen wil het perceel Hoofdstraat 9 te Hoogeveen verkopen. Op dit moment huisvest het pand een museum. Concreet gaat het om het rijksmonument met bijbehorend erf bestaande uit een terras en entree (zie Figuur 5. Verkooptekening). Het geldende bestemmingsplan stadscentrum 2008 geeft nog uitbreidingsmogelijkheden op het perceel. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is een verdere uitbreiding van bebouwing bij dit monumentale pand niet wenselijk.

Met de bestemmingsplanwijziging worden de bestaande uitbreidingsmogelijkheden bij het pand weggehaald. Het bouwvlak wordt langs de grenzen van de bestaande bebouwing gelegd. Om de courantheid van het pand te vergroten is meer flexibiteit in functies wenselijk. De bestaande bestemming 'Cultuur en ontspanning' wordt daarom uitgebreidt met de functies: wonen, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, groen en horeca categorie 1 en 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8017011-VG01_0005.jpg"

Figuur 5. Verkooptekening

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. In het voorliggende bestemmingsplan worden ruimere gebruiksmogelijkheden gecreëerd binnen de bestaande bebouwing. Het uitvoeren van een onderzoek naar de bodemkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk. In 2000 heeft Ecoreest een bodemonderzoek (rapportnr. 000350, d.d. 25 april 2000) uitgevoerd op het perceel Hoofdstraat Noord 9. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat er in de bovengrond lichte verontreinigingen met lood en EOX zijn aangetroffen. In het grondwater is een lichte verontreiniging met xylenen geconstateerd.
Het bodemonderzoek is echter ouder dan 5 jaar en de gegevens kunnen niet meer als actueel worden beschouwd.

In 2009 heeft Aveco de Bondt een in-situ partijkeuring (rapportnr. PTW/100 08202507,
d.d. 5-10-2009) van de grond uitgevoerd in de tuin van dit perceel Bijlage 1 Bodem. De grond is geclassificeerd als klasse wonen.

Conclusie
Op basis van de huidige situatie, het gebruik en de historische informatie, kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen te verwachten zijn voor de verruiming van de gebruiksmogelijkheden. Indien in de toekomst het gebied verder wordt ontwikkeld met bebouwing dan zal er bodemonderzoek moeten plaatsvinden.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau via de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007), verder uitgewerkt in de Monumentenwet 1988. De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop staan monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische Verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Een hoge waarde betekent een hoge kans op archeologische vondsten. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Het plangebied ligt in een gebied die geen archeologische verwachtingswaarde heeft op basis van de IKAW. De gemeente Hoogeveen heeft cultuurhistorische beleidskaarten opgesteld. Dit beleid heeft inmiddels ter inzage gelegen en wordt naar verwachting eind 2016 vastgesteld. Op basis van de beleidskaart voor archeologie heeft het plangebied een Archeologische Waarde-2. Dit betekent dat het een niet gewaardeerde vindplaats betreft. Een totaal te verstoren bodemoppervlak van 100 m2 is vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Als het te verstoren bodemoppervlak in het plangebied groter is dan 100 m2 en dieper dan 30 cm, dan dient er een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd te worden. Dit wordt in de planregels geborgd.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt geen uitbreiding van de bestaande bebouwing mogelijk gemaakt. Daarom is ten behoeve van het bestemmingsplan geen proefsleuvenonderzoek uitgevoerd.

Het historisch cultureel erfgoed wordt zowel op landelijk, provinciaal als gemeentelijk niveau beschemd. Voor panden die op de lijst van rijksmonumenten zijn opgenomen, is geen regeling in het bestemmingsplan noodzakelijk.

Conclusie
Archeologie vormt geen belemmering voor de verruiming van de gebruiksmogelijkheden die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Er is voor het gehele plangebied een dubbelbestemming Archeologische Waarde-2 opgenomen.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Uit de watertoets van het waterschap Drents Overijsselse Delta is gebleken dat het plan geen invloed heeft op de waterhuishouding, omdat het alleen een functieverandering betreft van bestaande bebouwing. Er is geen sprake van een waterschapsbelang. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationale wetgeving en beleid ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Voor het bestemmingsplan Stadscentrum 2008 heft adviesbureau Ecogroen een natuurwaardenonderzoek Bijlage 2 Natuurtoets uitgevoerd.

Gebiedsbescherming
Uit deze toets is gebleken dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Effecten op dergelijke gebieden als gevolg van dit plan zijn niet te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet is dan ook niet aan de orde.
Het plangebied ligt ook niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS-kaart 2015, vastgesteld 29 september 2015) die onderdeel is van het Nationaal Natuurnetwerk. Het dichtstbijzijnde gebied, d'Olde Kene, dat is aangemerkt als EHS ligt op ca. 950 meter van het plangebied. Op basis van de ligging en de aard en omvang van het plan is aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet aan de orde.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Uit de natuurtoets voor het bestemmingsplan Stadscentrum, waar het plangebied onderdeel van uitmaakt, is gebleken dat binnen het plangebied - met uitzondering van broedvogels - geen juridisch zwaarder beschermde soorten van Flora- en faunawet Tabel 2/3 of 'bedreigde' of 'ernstig bedreigde' soorten van Rode lijsten bekend zijn. Op basis van de aanwezige biotopen kunnen echter wel vaste verblijfplaatsen van vleermuizen worden verwacht. Ook dient rekening te worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van jaarrond beschermde nestplaatsen van soorten als Grote bonte specht en zwaluwen.

Conclusie
Het bestemmingsplan maakt een verruiming van de gebruiksmogelijkheden van het bestaande pand mogelijk. Er vindt geen aantasting van natuurwaarden in het plangebied plaats. Het bestemmingsplan wordt op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving uitvoerbaar geacht.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven.

Wegverkeerslawaai
Wegen met een snelheid van meer dan 30 km/uur zijn volgens de Wgh zoneplichtig. Binnen de aangewezen zones dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt.

Het plan grenst aan de westzijde aan Hoofdstraat Noord. Voor Hoofdstraat Noord geldt een maximale snelheid van 30 km/h. Het betreft geen doorgaande weg en er zal voornamelijk sprake zijn van bestemmingsverkeer. De verkeersintensiteit is dermate laag, namelijk 500 motorvoertuigen per etmaal voor het peiljaar 2026 dat er vanuit kan worden gegaan dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wet geluidhinder niet wordt overschreden op de gevels van het bestaande pand.

Overige geluidsbronnen
Industrielawaai, railverkeer en geluidcontouren rondom het vliegveld in Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.

Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de verruiming van de gebruiksmogelijkheden.

5.6 Milieuzonering bedrijven

Het plangebied ligt in het centrum van Hoogeveen en in de nabijheid zijn verschillende functies aanwezig, zoals winkels, horeca, kantoren etc. Het pand in het plangebied had de bestemming 'Cultuur en Ontspanning'. Deze bestemming wordt verruimd met een aantal andere functies waaronder wonen, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
Er is dan ook sprake van functiemenging. Er hoeft in dit geval geen rekening te worden gehouden met de richtafstanden, zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies wordt in dit geval beoordeeld aan de hand van een drietal ruimtelijk relevante milieucategorieën, te weten:
- categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen;
- categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden woningen;
- categorie C: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen.

De bedrijvigheid in het plangebied is te classificeren als een categorie A met de laagste milieubelasting. Het bestaande pand is een vrijstaand gebouw en dus niet aanpandig aan woningen, waardoor de verruiming van de gebruiksfuncties van het pand geen belemmering vormt voor de omgeving.

Conclusie
Vanuit het oogpunt van bedrijvigheid is er geen belemmering ten aanzien van de omgeving.

5.7 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.


De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied wordt onder meer de functie wonen mogelijk gemaakt. Het aantal wooneenheden dat maximaal in het bestaande pand gerealiseerd kunnen worden ligt ver beneden de drempelwaarde van 2000 woningen, zoals opgenomen in de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage onder categorie D 11.2, onder 2º. Er is dan ook geen sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit.
In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. Het plangebied ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op ca. 950 meter tot de dichtstbijzijnde natuur die onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Conclusie
Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.8 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang te bezien hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

In het Besluit Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) (hierna: Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Voor wat betreft de functie 'wonen' zijn locaties die niet meer dan respectievelijk 1500 (één ontsluitingsweg) of 3000 nieuwe woningen (twee ontsluitingswegen) omvatten, aangemerkt als gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Voor kantoorlocaties geldt een drempelwaarde van 100.000 m2.

In het plan wordt de functie wonen toegevoegd binnen het bestaande pand. Het aantal mogelijk te realiseren wooneenheden ligt ver beneden de grens van 1500 woningen. Ook ligt het oppervlak voor de kantoorfunctie ruimschoots onder de genoemde drempelwaarde.
Het pand was al in gebruik als museum en de gebruiksmogelijkheden worden verruimd naar wonen, dienstverlening, maatschappelijke voorziening en horeca binnen het bestaande pand. In het plangebied is slechts 1 pand aanwezig.
Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat uit het luchtkwaliteitsonderzoek dat is uitgevoerd door Er mag dan ook worden aangenomen dat er geen sprake is van een significante verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van dit plan.

Conclusie
Luchtkwaliteit vormt geen beperking voor de verruiming van de gebruiksmogelijkheden in het plangebied.

5.9 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Het plangebied ligt binnen (aan de rand) het invloedsgebied van het bedrijf HCI, dat op het industrieterrein De Wieken is gevestigd. Het plangebied heeft geen invloed op het groepsrisico. Het invloedsgebied rondom het bedrijf houdt verband met het scenario van een brand waarbij toxische verbrandingsproducten vrijkomen. Dit scenario biedt voor het plangebied echter nog voldoende handelingsperspectief om maatregelen te treffen, zoals ramen sluiten en het ventilatiesysteem uit te schakelen.

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. De dichtstbijzijnde transportroute voor gevaarlijke stoffen, de A28, ligt op ruim 800 meter van het plangebied. De ruimtelijke ontwikkeling ligt niet binnen een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour. Daarnaast ligt het plangebied ook buiten het aandachtsgebied van 200 meter van de A28, waarbij het groepsrisico nader beschouwd moet worden. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet nodig.

Buisleidingen
Het plangebied ligt niet binnen een belemmeringenstrook, een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour of binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van een hoge druk aardgasleiding. Er hoeft geen toetsing aan het gestelde in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) plaatsvinden.

Hoogspanningslijnen
In of in de nabijheid van het plangebied lopen geen hoogspanningslijnen. Er hoeft dan ook geen invulling te worden gegeven aan het advies van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (voorheen VROM) 'Advies met betrekking tot hoogspanningslijnen' (oktober 2005, aanvulling 2008).

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de planvorming.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

In dit hoofdstuk wordt aangegeven op welke wijze de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen" (SVBP).

6.2 Regels

De plangregels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Kleine afwijkingen zijn mogelijk binnen de aan de grond toegekende bestemming.

De bij dit plan behorende planregels zijn onderverdeeld in de volgende vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
  • 2. Bestemmingsregels
  • 3. Algemene regels
  • 4. Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen moeten worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De artikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en zo nodig uit afwijkingsen specifieke gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving is bepalend voor het gebruik van de grond.

De hoofdstukken 3 en 4 bevatten regels die van toepassing zijn op de bestemming. Uit praktische overwegingen wordt de voorkeur gegeven om deze in een afzonderlijke paragraaf onder te brengen.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Cultuur en ontspanning

Deze bestemming is van toepassing op de kleine gedeelten van het theather en de muziekschool die binnen de grens van het plangebied liggen en biedt mogelijkheden voor de volgende functie: bioscoop, bowlingbaan, congrescentrum, creativiteitscentrum, museum, muziekschool, muziektheather, snookercentrum en theather

Gemengd

De gemengde bestemming is van toepassing op het monumentale gebouw en biedt mogelijkheden voor maatschappelijke, dienstverlenende, culturele en horeca en woonfuncties.

Groen

De op de verbeelding voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en water. Hier kan niet gebouwd worden met uitzondering van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde ten behoeve van nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en ondergrondse afvalopslag. Verder is parkeren binnen deze bestemming niet mogelijk.

Verkeer

De op de verbeelding voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor wegverkeer, voet- en rijwielpaden, parkeervoorzieningen waaronder een (overdekte) fietsenstalling en terassen.

Waarde-Archeologie

In het gebied zijn gronden met uit het oogpunt van archeologie van zeer grote waarde, waarbij het van groot belang is dat er in dit gebied geen activiteiten plaatsvinden, die de onderliggende aardlagen aantasten. Het belang van deze plek zal worden gerespecteerd en heeft dan ook om deze reden de dubbelbestemming archeologisch waardevol gebied gekregen. Voor uitbreidingen die groter zijn dan 100 m2 en die dieper gaan dan 0,30 meter is archeologisch onderzoek nodig. Aan de vergunning kunnen in verband met de archeologische waarden, voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en de functionele inrichting van het perceel Hoofdstraat 9 te Hoogeveen. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (gebruik van gronden en gebouwen) getoetst. Middels het stelsel van vergunningverlening worden de regels toegepast. Als blijkt dat zonder of in afwijking van de gegeven regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

Handhaving heeft echter alleen zin wanneer de noodzaak en het nut hiervan kunnen worden aangetoond, een grondige inventarisatie van de feitelijke situatie (grondgebruik en bebouwing) heeft plaatsgevonden en draagvlak onder betrokkenen kan worden verkregen voor het beleid.

7.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die op de afdeling spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks). Er wordt een analyse gemaakt van de ontwikkeling van het naleefgedrag en in hoeverre de doelen zijn behaald.

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhaving strategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het conceptbestemmingsplan is ingevolge artikel 3.1.1. Bro aan diverse overleginstanties toegezonden, zoals de provincie Drenthe en het Woonadviescentrum. Deze hebben het bestemmingsplan voor kennisgeving aangenomen en geen opmerking op het plan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 22 september 2016 tot en met 2 november 2016 ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen ontvangen.

8.2 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan wordt op initiatief van de gemeente opgesteld om de verkoopmogelijkheden van het perceel Hoofdstraat 9, Hoogeveen te vergroten. De kosten van de bestemmingsplanprocedure zijn in de koopsom verwerkt en daarmee financieel afgedekt.

Gezien het voorgaande wordt het bestemmingsplan als economisch uitvoerbaar gezien.