direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zuid, deelplan Sneeuwbesstraat 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2016BP8005004-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het terrein stond tot eind 2011 een basisschool. Na sloop van het schoolgebouwd is het gebied ingezaaid met gras, het schoolplein is gehandhaaft. In de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 die op 13 september 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld wordt aangegeven dat de focus van woningbouw de komende jaren ligt op inbreiding en herstructurering in de stad. Het aantal inwoners en huishoudens van Hoogeveen groeit nog steeds. Er is behoefte aan voldoende wervende woonmilieus met daarin ook betaalbare en levensloopbestendige woningen.

Het plan Sneeuwbesstraat heeft als uitgangspunt op noordelijke gedeelte van het terrein 5 woningen te realiseren in de vorm van rijwoningen of patio's. Het zuidelijke gedeelte van het plangebied blijft groen en gaat fungeren als speelgelegenheid voor kinderen uit de wijk.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functioneel gewenste invulling voor het plangebied.

1.3 Opbouw toelichting

Na de inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie in het plangebied weergegeven. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader van het Rijk, de provincie Drenthe en de gemeente Hoogeveen. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste situatie beschreven. Hoofdstuk 5 behandelt de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de bestemming zoals die in de planregels is opgenomen. Hoofdstuk 7 gaat in op de handhaving en tenslotte wordt in hoofdstuk 8 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plangebied heeft een omvang van ongeveer 2800 m2 en ligt in het zuiden van de stad Hoogeveen. De locatie wordt aan de noordzijde begrensd door de Boekweitlaan en aan de oost-, zuid- en westzijde door de woonbebouwing aan de Sneeuwbesstraat. Op het perceel heeft tot eind 2011 een basisschool gestaan. Hieronder een luchtfoto van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8005004-VG01_0001.png"

Afbeelding 1: Luchtfoto plangebied Sneeuwbesstraat.

2.2 Vigerend recht

Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan Zuid 2006 (vastgesteld op 20 december 2007). In dit bestemmingsplan heeft het gebied de bestemming Maatschappelijke Doeleinden (M) met bebouwingsklasse 3 (zie afbeelding 2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8005004-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Zuid

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

Het plangebied bevindt zich in de wijk Hoogeveen Zuid, een woonwijk gebouwd in de jaren 60. De wijk bestaat hoofdzakelijk uit woningbouw (twee bouwlagen met een platdak) in het sociale huur- en koopsegment en wijkvoorzieningen zoals scholen, kerkgebouwen en winkels. Na sloop van de basisschool ontstond een open ruimte aan de Sneeuwbesstraat, het plangebied.

Het plangebied bestaat op dit moment uit een grasveld met een aantal bomen langs de randen. Aan de zuidzijde bevind zich nog een deel van het schoolplein van de voormalige basisschool. Deze verharding wordt op dit moment gebruikt als parkeergelegenheid. De parkeergelegenheid voor de huizen rondom het plangebied is door toegenomen autobezit in de afgelopen decennia onvoldoende te noemen. Er is op dit moment één langsparkeerstrook aan de oostzijde van het plangebied, de overige auto's worden op de straat geparkeerd wat zorgt voor een onoverzichtelijke verkeerssituatie. Verder is de Sneeuwbesstraat door geparkeerde auto's en krappe/onoverzichtelijke bochten op dit moment moeilijk bereikbaar voor grote voertuigen zoals de vuilnis- of brandweerwagen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.

De gronden vallende binnen dit plan zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving.

3.1.2 Vogel- en habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij herzieningen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk.

De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen.

Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat bestemmingplan Zuid, deelplan Sneeuwbesstraat geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking").

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Het voorliggende plan is gelegen in stedelijk gebied en is een voorbeeld van een binnenstedelijke inbreiding. De locatie van een voormalige basisschool wordt gedeeltelijk herontwikkeld naar woningbouw. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met de ladder duurzame verstedelijking.

3.3 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inmiddels in werking getreden. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie is de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dit wordt gedaan door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, noaberschap, menselijke maat en veiligheid.

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. De provincie verwacht dat gemeenten een gemeentelijke woonvisie opstellen en dat de lokale visies in een bovenlokale strategie, een regionale woonvisie wordt vervat. Hoogeveen maakt samen met De Wolden, Meppel en Westerveld deel uit van de woonregio Zuidwest Drenthe. Het proces om te komen tot een regionale woonvisie is doorlopen en vervolgens is op 30 oktober 2012 de Regionale Woonvisie door de diverse colleges van de betrokken gemeenten vastgesteld.

Bij de verdeling van de woningbehoefte streeft de provincie ernaar de groei van de bevolking en de arbeidsplaatsen te concentreren in de (sub)streekcentra en één derde in de overige kernen. De toedeling van de woonopgave aan de (sub)streekcentra en overige kernen is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie verwacht van gemeenten dat de toedeling gebeurd op basis van de functie van de kern binnen de gemeente. De provincie vindt het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave van deze kernen wordt benut om de dorpsranden 'af te hechten'. Dit verbetert de ruimtelijke kwaliteit.

In de kernenhiërarchie behoort Hoogeveen bij de streekcentra.

De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.

Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren. Het woningbouwplan voor de Sneeuwbesstraat past binnen deze beleidsuitgangspunten.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk vijf.

In dat hoofdstuk is eveneens nader uitgewerkt hoe de gemeente toepassing geeft aan het aspect duurzame woon- en leefomgevingkwaliteit. In de paragraaf gemeentelijk beleid gaan wij nader in op de gelaagde kernenstructuur in Hoogeveen. De gekozen toedeling past binnen de Omgevingvisie Drenthe. Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.4 Regionaal beleid

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan een op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op een inbreidingslocatie. Het op te stellen bestemmingsplan Sneeuwbesstraat is op 7 juli 2016 behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2020.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De regionale woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding aan de Sneeuwbesstraat daaraan toe te voegen. Het mogelijk te maken aantal woningen (maximaal 6) leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Toekomstvisie tot 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.5.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2011 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk. Dit komt neer op geleidelijke, kleinschalige en organische transformatie van de woonwijken en een gelijktijdige kwalitatieve herontwikkeling van in dit geval de voormalige schoollocatie Sneeuwbesstraat.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit. De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

3.5.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

Vanwege nieuwe ontwikkelingen en trends is de Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030 in 2012 geactualiseerd. De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. De woningbouw op de voormalige schoollocatie aan de Sneeuwbesstraat past binnen de geactualiseerde structuurvisie.

3.5.4 Woonvisie 2011-2020 Focus op een aantrekkelijke stad

Ook in de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie blikt vooruit tot en met het jaar 2020. Daarvan zijn de eerste vijf jaren concreet en de laatste vijf jaren gelden als een doorkijk.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiezen we voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Uitgangspunt is dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2016 ongeveer 500 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 300 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Het bestemmingsplan Zuid, deelplan Sneeuwbesstraat kan binnen deze nog beschikbare capaciteit ontwikkeld worden. Voor ongeveer 600 woningen is tot 2020 al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke- en functionele structuur

Het plangebied bevindt zich in de wijk Hoogeveen Zuid, een woonwijk gebouwd in de jaren 60. De wijk bestaat hoofdzakelijk uit woningbouw (twee bouwlagen met een platdak) in het sociale huur- en koopsegment en wijkvoorzieningen zoals scholen, kerkgebouwen en winkels. Na sloop van de basisschool ontstond een open ruimte aan de Sneeuwbesstraat, het plangebied.

Het plangebied bestaat op dit moment uit een grasveld met een aantal bomen langs de randen. Aan de zuidzijde bevind zich nog een deel van het schoolplein van de voormalige basisschool. Deze verharding wordt gebruikt als parkeergelegenheid. De parkeergelegenheid voor de huizen rondom het plangebied is door toegenomen autobezit in de afgelopen decennia onvoldoende te noemen. Er is op dit moment één langsparkeerstrook aan de oostzijde van het plangebied, de overige auto's worden op de straat geparkeerd wat zorgt voor een onoverzichtelijke verkeerssituatie. Verder is de Sneeuwbesstraat door geparkeerde auto's en krappe/onoverzichtelijke bochten op dit moment moeilijk bereikbaar voor grote voertuigen zoals de vuilnis- of brandweerwagen. Bij de nieuwe inrichting is daarom de bocht straal enigszins aangepast. Ook zijn er in overleg met omwonenden enkele parkeerplaatsen meer (dan in de oorspronkelijke situatie) in dit plan opgenomen. Door omwonenden is echter ook de wens geuit om een trapveld, woordoor een deel van het terrein als groen bestemd is en dus niet voor parkeren.

Bouwvolumes en architectuur

Op het noordelijke gedeelte van het plangebied wordt woningbouw in de vorm van rijwoningen of patio's mogelijk gemaakt. De bouwvolumes en de daken moeten aansluiten op de panden in de omgeving. Dit houdt in maximaal twee bouwlagen en een plat dak.

Bij woninbouw in de vorm van rijwoningen is er in het achtererfgebied ruimte voor aan- en bijgebouwen. Wanneer er patio's worden gebouwd zal het beschikbare bouwvlak grotendeels door het hoofdgebouw worden ingevuld. Ook wanneer er voor een patio gekozen wordt is een opbouw mogelijk.

Positionering van de gebouwen

De voorgevels van woningen bevinden zich aan de Boekweitlaan (noordzijde) in de rooilijn van de bestaande woningen. Aan de achterzijde (zuidzijde) en zijzijde van de woningen wordt een duidelijk afscheiding gerealiseerd tussen de tuinen en het openbaar gebied. Deze afscheiding wordt meegenomen in het ontwerp en de bouw van de woningen.

Ontsluiting en parkeren

De woningen worden aan de voorzijde (Boekweitlaan) ontsloten. Voor deze woningen wordt op eigen erf, in de 'voortuin' parkeergelegenheid gecreeerd. Omdat de parkeergelegenheid rond de Sneeuwbesstraat in de huidige situatie al onvoldoende is, wordt er aan de westzijde van het plangebied een extra langsparkeerstrook gerealiseerd. HierdoRor hoeven er in de toekomstige situatie minder auto's op de straat worden geparkeerd. Om de bereikbaarheid en overzichtelijkheid van de Sneeuwbesstraat verder te vergroten worden de bochten aan de zuidkant van het plangebied verruimd.

4.2 Beeldkwaliteit

Het plangebied ligt in welstandsvrij gebied, echter is het in dit geval vanwege de eenheid en uitstraling van de woningen wenselijk om beeldkwaliteitsregels vast te stellen voor de optionele opbouwen. Voor de woningen is dit niet noodzakelijk aangezien het blok als een eenheid gerealiseerd zal worden.

Regels met betekking tot de hoogte, ligging en de massa van de opbouwen zijn terug te vinden in de bouwregels van de bestemming 'Wonen' en de speciefieke bouwaanduiding 'sba-2.

Ten aanzien van de materialisering, positionering van ramen en kleur gelden de volgende voorwaarden:

De opbouw wordt voorzien van:

  • Verticaal toegepast hout met een werkende breedte van ca 17 cm
  • De planken worden in hout uitgevoerd en zwart gebeitst.
  • Gevelopeningen maken maximaal 40% van het geveloppervlak uit. 

Verder geldt voor iedere aanvraag dat:

  • Detaillering overeen komt met de reeds uitgevoerde opbouwen. Welstand kan hier alleen van afwijken in de vorm van een positief advies wanneer er met gewijzigde detailering een buitengewone kwaliteitsverbetering optreedt.

Deze beeldkwaliteitparagraaf wordt vastgesteld als onderdeel van de Welstandsnota en toegepast bij vergunningverlening op basis van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

De gemeente Hoogeveen is voornemens om in het plangebied Sneeuwbesstraat 5 patio- of rijwoningen te realiseren. Op deze locatie heeft in het verleden een schoolgebouw gestaan die in 2011 is gesloopt. In 2012 is een kavelpaspoort voor het plangebied opgesteld met de relevante milieuaspecten. De milieuaspecten zijn, nu de ontwikkelplannen concreet zijn geworden, wederom tegen het licht gehouden.

5.2 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Voor het gebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door adviesbureau Grondslag, bodemkwaliteitsbureau, d.d. 16 september 2016 Bijlage 1 Bodemonderzoek. Uit dit onderzoek is gebleken dat in de bovengrond en in het grondwater lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. De resultaten geven echter geen aanleiding tot nader onderzoek. Op basis van deze kwalitatieve gegevens zijn geen milieu hygiënische belemmeringen voor het bouwen van de patiowoningen en het vaststellen van het bestemmingsplan.


Conclusie

Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de woonbestemming wordt geconcludeerd dat er geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid of het milieu op basis van de aangetoonde milieuhygiënische bodemkwaliteit zijn te verwachten.


Grondverzet

Bij grondverzet dient men te streven naar een gesloten grondbalans. Indien bij eventuele graafwerkzaamheden ter plaatse van de bouwlocatie afwijkingen worden geconstateerd of het vermoeden van een bodemverontreiniging bestaat, dient contact te worden opgenomen met de gemeente Hoogeveen. Voor het toepassen van grond gelden de regels die zijn vastgesteld in het Besluit bodemkwaliteit. Informatie over het toepassen van grond kan worden verkregen bij de afdeling Economie en Leefomgeving van de gemeente Hoogeveen, RUD Drenthe en Rijkswaterstaat Leefomgeving.

Melden

Alle toepassingen van grond en baggerspecie (dus ook schone) dienen gemeld te worden, met uitzondering van:
- Schone grond < 50 m3
- particulieren (werk zonder aannemer)
- landbouwbedrijf, mits binnen bij bedrijf behorende perceel en vergelijkbaar gewas
- verspreiden van baggerspecie op aangrenzend perceel
Deze dienen minimaal 5 werkdagen voor toepassing gemeld te worden bij het landelijke meldpunt: www.meldpuntbodemkwaliteit.nl

5.3 Archeologie en Cultuurhistorie

Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige monumenten.

Op basis van het vastgestelde gemeentelijk archeologiebeleid, ligt het plangebied in het gebied met Waarde Archeologie 5, een lage archeologische verwachting. Dit houdt in dat geen archeologisch (voor)onderzoek nodig is. Alleen bij grootschalige ontwikkelingen is archeologisch (voor)onderzoek welke als voorwaarde aan de MER is gekoppeld (maatwerk). In onderhavige geval is hiervan geen sprake.

Conclusie

Voor het plangebied is geen archeologisch (voor)onderzoek nodig. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft voor bodemverstoringen wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.4 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader

Het waterschap Drents Overijsselse Delta heeft het beleid voor stedelijk waterbeheer vastgelegd in de beleidsnotitie 'Water Raakt'. Deze notitie vormt het beleid op hoofdlijnen voor de wijze waarop het waterschap in stedelijk gebied invulling geeft aan het waterbeheer. Daarnaast zijn in het waterbeheer in grote lijnen drie beleidsthema's waar het waterschap zich mee bezighoudt.

  • voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld;
  • om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we Waterbeheer 21e eeuw (WB21). Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.


Het plan ligt niet in een beekdal of in de lagere delen van het beheergebied van waterschap Drents Overijsselse Delta. In het beekdal kunnen extreme omstandigheden nadrukkelijk leiden tot wateroverlast en schade. Wel komen natuurlijke laagtes in het gebied voor waar plaatslijk wateroverlast een rol kan spelen. Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en Faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich vanaf 2015 in een goede ecologische en chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.


Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In de woonwijk Zuid komen op verschillende plaatsen hoge grondwaterstanden voor. In de huidige Sneeuwbesstraat komt op de achtererven wateroverlast voor vanwege het grote verharde oppervlak op de gebouwriolering. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.


Planbeschrijving

Het plan ligt in het beheersgebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Langs de Boekweitlaan ligt een watergang van het waterschap met een streefpeil van 10.60+N.A.P. De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP+11,70.


Riolering
In het gebied ligt een gemengd rioolstelsel en op korte afstand bevindt zich een waterpartij. Het nieuwe plan zal voorzien worden van een gescheiden afvoer van vuil- en regenwater. Het afvalwater wordt geloosd op het gemengde rioolstelsel. Het overtollige regenwater gaat geloosd worden op het oppervlaktewater.


Waterkwantiteit

Ondanks dat er geen of nauwelijks toename is van verhard oppervlak zal het hemelwater van verhard oppervlak zoveel mogelijk vastgehouden worden binnen het plangebied. Het gemeentelijk beleid schrijft bij herinrichtingen in bestaand stedelijk gebied voor dat een waterberging gecreëerd wordt van 25mm t.o.v. het totale verharde oppervlak van het plangebied. Het benodigde volume wordt bepaald in het uitgewerkte plan. Dit volume kan geborgen worden in wadi's, greppels, grindkoffers, krattensystemen, wegfundatie of uitbreiding huidige watersysteem enz.


Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer (a) niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel of (b) er wordt niet afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Het gebruik van materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.


Wetgeving lozen in oppervlaktewater

In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Indien u grondwater gaat onttrekken tijdens de aanleg en u wilt dat lozen in oppervlaktewater dan gelden er specifieke regels. Neem hierover contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.


Wetgeving grondwateronttrekking

Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen, die partijen hebben bij het grondwater, is het beheer van het grondwater wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat u voor grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig bent. Voor kleinere onttrekkingen geldt een meldingsplicht. Neem contact op met de medewerker advies Waterwet van het waterschap.


Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. "De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Drents Overijsselse Delta geeft een positief wateradvies".

5.5 Natuur en Ecologie

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet vervangen. De bescherming van Natura 2000 gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen (houtopstanden) wordt nu via deze wet geregeld. De provincie is per 1 januari 2017 het bevoegde gezag voor soortenbescherming en houtopstanden. Deze bevoegdheden lagen voorheen bij het Rijk. Daarnaast is de provincie bevoegd gezag gebleven voor Natura 2000 bescherming en faunabeheer. De provincie is verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen en ontheffingen voor al deze gebieden. Hierop geldt alleen een uitzondering als het rijksaangelegenheden betreft.

Provinciale Staten hebben op 14 december 2016 regels gesteld en vrijstelling gegeven over de soortenbescherming, faunabeheer en houtopstanden in de Provinciale omgevingsverordening Drenthe. In deze verordening zijn de vrijstelling voor beweiden en bemesten en de soortenvrijstellingen van het rijk overgenomen. Verder zijn er regels gesteld om faunabeheer mogelijk te maken. Ten slotte zijn de spelregels voor houtopstanden (voorheen Boswet) vastgelegd. Zo is bepaald aan welke eisen een compensatieverzoek moet voldoen en is de mogelijkheid voor het aanleggen van tijdelijk bos geregeld. Daarnaast hebben Gedeputeerde Staten op 20 december 2016 de beleidsregels Wet natuurbescherming Drenthe vastgesteld. Deze beleidsregels gaan over het toedelen van ontwikkelingsruimte in relatie tot de PAS (Natura 2000), soortenbescherming en houtopstanden. De provincie Drenthe zet zich ook in voor actieve soortenbescherming. Deze taak zal in 2017 verder worden uitgewerkt overeenkomstig het Flora- en faunabeleidsplan en de natuurvisie.

Gebiedsbescherming

In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied. Er zijn dan ook geen significant negatieve effecten van het plan op deze gebieden te verwachten en een vervolgtraject in het kader van de Natuurbeschermingswet is dus niet noodzakelijk. Het plangebied ligt eveneens niet binnen het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)).

Soortenbescherming

In 2011 is voor het plangebied een quickscan uitgevoerd door EcoGroen Advies BV voor het inventariseren en beoordelen van de natuurwaarden in het kader van natuurwet- en regelgeving Bijlage 3 Quickscan natuur. De quickscan bestond uit een veldbezoek en een inventarisatie van de bekende verspreidingsgegevens. Ook is voor de locatie ten behoeve van de sloop van het schoolgebouw een vleermuizenonderzoek uitgevoerd. Tevens is aanvullend de Nationale databank Flora en Fauna (NDFF) geraadpleegd.

Uit de quickscan werd de verwachting van vleermuizen in het te slopen schoolgebouw uitgesproken. Er is daarom een aanvullend veldonderzoek uitgevoerd naar mogelijke verblijfplaatsen van vleermuizen. Binnen het plangebied zijn geen in- of uitvliegende vleermuizen aangetroffen. Het schoolgebouw kon destijds zonder beperkingen worden gesloopt. Tijdens het aanvullende veldonderzoek is tevens geconstateerd dat geen sprake is van een belangrijke en onmisbare vliegroute of foerageergebied. Gezien de binnenstedelijke liggen, blijven in de omgeving voldoende alternatieve vliegroutes en foerageergebieden voorhanden.

Op de locatie zijn geen beschermde plantensoorten of plantensoorten van de Rode lijst aangetroffen of te verwachten. Nestplaatsen van jaarrond beschermde soorten zijn niet aangetroffen in het plangebied. Wel zijn diverse broedvogels aanwezig of te verwachten van groenstructuren in het stedelijk gebied. In gebruik zijnde nesten, broedende of jongen verzorgenden vogels mogen niet worden verstoord of geschaad.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde onderzoeken en de raadpleging van de NDFF heeft het plan vooralsnog geen effecten op de beschermde natuurgebieden of op de flora en fauna in het plangebied. Bij elk voornemen voor een toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in het plangebied zal worden getoetst wat de effecten hiervan zijn op de aanwezige beschermde soorten.

5.6 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. De RUD Drenthe heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar wegverkeerslawaai voor het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Akoestische screening Sneeuwbesstraat te Hoogeveen (kenmerk HO/RT, d.d. 8 juli 2016) en is als Bijlage 2 Akoestisch onderzoek toegevoegd.

Wegverkeerslawaai

Langs wegen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidzones aanwezig. Deze zones dienen als aandachtsgebied. Wanneer er binnen deze zones wijziging plaatsvinden aan bestemmingsplannen of nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, dient er een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting plaats te vinden. Als voorkeurgrenswaarde geldt 48 dB. Is de geluidbelasting lager of gelijk aan 48 dB dan kan er zondermeer worden gebouwd. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h (30 km/h zones) hebben geen zone.

De volgende wegen hebben invloed op het plangebied:

- Sneeuwbesstraat 30 km/h geen zone

- Boekweitlaan binnenstedelijk 200m

De geluidbelasting is in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzichtelijk gemaakt voor de wegen met een 30 km/h zone. Conform recente jurisprudentie van 29-07-2015 (201304862/3/R2) is het toegestaan om voor 30 km/h wegen de aftrek van 5 dB conform art. 110 g toe te passen. Voor het berekenen van de geluidbelasting is gebruik gemaakt van het rekenprogramma Geomilieu 3.11 van DGMR. De geluidbelasting is in kaart gebracht middels contouren en toetspunten op de rooilijnen ter hoogte van de omliggende woningen.

Uit de geluidberekeningen blijkt dat de geluidbelasting door de Boekweitlaan ten hoogste 53dBLden bedraagt en voor de Sneeuwbesstraat ten hoogste 39 dBLden. Voor de Boekweitlaan moet een hogere grenswaarde procedure worden gevolgd, omdat de voorkeursgrenswaarde van 48 dBLden wordt overschreden. De gemeente Hoogeveen heeft beleidsregels voor het afgeven van hogere grenswaarden. Dit plan voldoet aan de voorwaarden om een hogere grenswaarde te kunnen verlenen.

Cumulatieve geluidbelasting

Voor het plangebied is ook de geluidbelasting van alle wegen in beeld gebracht. Deze cumulatieve geluidbelasting is van belang bij het vast stellen van het toelaatbare binnenniveau van 33 dBLden op grond van het Bouwbesluit. De cumulatieve geluidbelasting bedraagt maximaal 59 dBLden ten gevolge van het verkeer aan de noordzijde van het gebouw. Een nader bouw-akoestisch onderzoek is nodig bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het waarborgen van het toelaatbare binnenniveau.

Ruimtelijke afweging

De locatie bevindt zich in een bestaand stedelijk woongebied van Hoogeveen. De Boekweitlaan maakt onderdeel uit van het verkeerscentrumplan van Hoogeveen. De overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is hierdoor te verklaren. Door de patiowoningen te realiseren ontstaat ten zuiden van de woningen een geluidluwere situatie met een goed woon- en leefklimaat. Met het toepassen van de juiste en gangbare bouwmaterialen is het behalen van een goed woon- en leefklimaat in het pand ook realiseerbaar.

Conclusie

Het realiseren van 5 patio- of rijwoningen aan de Sneeuwbesstraat is mogelijk. Ten gevolge van wegverkeerslawaai afkomstig van de Boekweitlaan wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Middels een hogere grenswaarde procedure kan een hogere geluidbelasting worden toegestaan. Het binnenniveau kan voldoende worden gewaarborgd door het toepassen van de juiste bouwmaterialen. Een bouw-akoestisch onderzoek is overigens wel noodzakelijk om dit inzichtelijk te maken.

5.7 Milieuzonering bedrijven

De omgeving van het plangebied kenmerkt zich hoofdzakelijk met de bestemming wonen. Er komt een aantal functies met een lichte milieubelasting voor afkomstig van maatschappelijke bestemmingen, zoals een kerk- en schoolgebouw. Aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' wordt ruimschoots voldaan.

5.8 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

- de kenmerken van het project;

- de plaats van het project;

- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied worden maximaal 5 patio- of rijwoningen gerealiseerd. In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r-beoordelingsplichtige activiteit, indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 5 patio- of rijwoningen ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

De onderzoekslocatie ligt op meer dan 7 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op meer dan 3 km tot het dichtstbijzijnde natuur dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Conclusie

Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Niet in betekende mate (NIBM)

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het voorliggend bestemmingsplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit ten opzichte van de huidige situatie. Er is sprake van een niet in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit. De grenswaarden voor NO2 en PM10 worden overigens ook nergens in de gemeente Hoogeveen overschreden (rapport 'Monitoringsrapportage NSL 2015', RIVM-rapport 2015-0166).

Conclusie

Het plan voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet Luchtkwaliteit.

5.10 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting.

Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie externe veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.


Beoordeling

Het plangebied ligt op grote afstand en buiten het invloedsgebied van de snelweg A28. Verder zijn geen risicobronnen aanwezig nabij het plangebied. Het aspect externe veiligheid is niet relevant.


Conclusie

Externe veiligheid vormt dus geen belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling in haar gemeente. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de Milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.

Duurzaam bouwen is niet alleen het ontwikkelen van woningen die zo lang mogelijk kunnen voldoen aan onze woonbehoefte. Het is vooral ook een bouwwijze, die goed is voor mens en milieu. Het betekent verantwoord omgaan met water, energie, grondstoffen en ook de open ruimte. Duurzaam bouwen vraagt met andere woorden om een integrale aanpak waarbij je bewust vooraf keuzes maakt.

Met betrekking tot milieukwaliteit (en daaraan de gezondheidskwaliteit gekoppeld) van woningen, gebouwen en andere bouwwerken kunnen drie belangrijke thema's worden onderscheiden:

  • energiebesparing en toepassing van opties van hernieuwbare energie met als doel de terugdringing van de CO2-emissie door de gebouwde omgeving;
  • toepassing van verantwoord materiaalgebruik ten einde de condities voor het milieu te verbeteren;
  • maatregelen gericht op verbetering van het binnenklimaat met het oog op de gezondheid van bewoners en gebouwgebruikers.


Het stedenbouwkundig plan is zodanig opgezet, dat alle woningen door de bouwers voorzien kunnen worden van op het zuiden georiënteerde PV panelen dan wel collectoren. Daarnaast wordt in een deel van de verharding in het openbaar gebied een zogenaamd 'aqua-flow'systeem aangebracht. Dat betekent dat er waterdoorlatende verharding wordt gebruikt om regenwater sneller te laten infiltreren.

Er zijn verschillende strategieën voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. In onderstaande afbeelding zijn nog andere verschillende mogelijkheden weergegeven die toegepast kunnen worden bij de bouw van een nieuwe woning.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2016BP8005004-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 4: Duurzame mogelijkheden voor een energiezuinige woning

Hoofdstuk 7 Planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouw regels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduidingsregels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

Wonen

Binnen deze bestemming zijn grondgebonden woningen, inclusief bijbehorende bouwwerken, van het type aaneengebouwd of patio mogelijk. Binnen het bouwvlak is ruimte voor maximaal vijf woningen. De woningen kunnen uitgebouwd worden als patio, dan wel voorzien worden van een opbouw, of een combinatie daarvan. Ten aanzien van de opbouw is specifieke maatvoering, als ook een beeldkwaliteitsparagraaf (zie 4.2) opgenomen.

Verkeer

Onder deze bestemming vallen alle wegen, voet- en rijwielpaden binnen het plangebied. Ook de openbare langsparkeerstroken zijn hierbij opgenomen.

Tuin

De gedeelten van percelen voor de voorgevel van het hoofdgebouwd, waar geen (bij)gebouwen mogen worden gebouwd, hebben deze bestemming gekregen. Binnen deze bestemming is tevens een voetpad mogelijk en er mag ook geparkeerd worden. Op deze wijze kan er bij realisatie van woningtype patio op eigen perceel geparkeerd worden. Bij realisatie van rijwoningen kan er een voetpad voor de woningen aangelegd worden.

Groen

Het grasveld binnen het plangebied heeft deze bestemming gekregen. Naast groenvoorzieningen zijn hier ook ondergeschikte waterpartijen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden mogelijk. Het parkeren van voertuigen is niet mogelijk binnen deze bestemming.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

8.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks).

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Hierop is van waterschap Drents Overijsselse Delta en de provincie Drenthe een reactie ontvangen. Strekking van de reactie is dat zij geen bezwaren hebben tegen het voorgelegde voorontwerpbestemmingsplan. Op 1 juni 2017 is een informatieavond voor buurtbewoners georganiseerd en zijn de buurtbewoners betrokken bij het ontwerpen van het openbaar gebied, trapveld c.q. parkeerplaats.

Vervolgens heeft het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegen van 12 oktober 2017 t/m 22 november 2017. Tijdens deze termijn zijn geen zienswijzen binnengekomen.

9.2 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Het betreft hier ontwikkeling op gemeente grond, waarvoor de exploitatiekosten doorgerekend zijn. Bij vaststelling van dit bestemmingsplan is de grondexploitatie vastgesteld. Daarnaast is voor de ontwikkeling van de woningen een anterieure overeenkomst opgesteld. De kosten voor de uitvoering van dit bestemmingsplan komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer. Gelet op bovenstaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.