direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tiendeveen, Schoolweg 13, 2014
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2014PB8002002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Met de realisatie van het Multi Functioneel Centrum Tiendeveen zijn de openbare basisschool en de peuterspeelzaal verhuist van hun locatie aan de Schoolweg 13 in Tiendeveen naar het MFC. De school is in eigendom van de gemeente Hoogeveen. Daardoor komt het schoolgebouw leeg te staan.

Bij de gemeente Hoogeveen is, door het bedrijf 'Kunst op Stelten' een aanvraag omgevingsvergunning ingediend om in het oude schoolgebouw een woning met praktijkruimte te realiseren. Kunst op Stelten is een bedrijf dat acts op stelten en in de lucht creëert. Door gebruik te maken van acteurs, muzikanten, danseressen, acrobaten, performers, kostuummakers en bodypaint-artiesten ontwikkelt het bedrijf diverse stelten-, lucht- en combinatieshows op het gebied van dans, theater en acrobatiek. Kunst op Stelten treedt op door heel Nederland, België en soms andere landen voor zowel particuliere, zakelijke, maatschappelijke, culturele en overheid instellingen.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

De locatie Schoolweg 13 is gelegen aan de rand van de kern Tiendeveen. Het pand deed dienst als openbare basisschool en peuterspeelzaal.

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan Tiendeveen 2005. Het bestemmingsplan is op 11 januari 2007 vastgesteld door de raad van de gemeente Hoogeveen en op 6 april 2007 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Drenthe. De huidige bestemming van het perceel Schoolweg 13 is “maatschappelijke doeleinden”.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het pand van de lagere school; de J.C. Rahderschool, Schoolweg 13 in Tiendeveen, is door de verhuizing naar het nieuwe MFC Tiendeveen onlangs leeg komen te staan. Het pand staat op een fraaie locatie op de hoek van het Linthorst Homan kanaal en de Drijbersche Hoofdvaart.

Het oorspronkelijk hoofdgebouw is opgericht rond 1955 en is voorzien van een kap. In de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn aan de achterzijde een speel/werklokaal, een personeelskamer en een toiletgroep aangebouwd met een platte afdekking. Aan de oostkant van het pand liggen een aantal parkeerplaatsen.

2.4 Functionele structuur plangebied

Het oorspronkelijk hoofdgebouw met kap is, bekeken vanuit historische bouwkunst, het meest waardevolle gedeelte van de school. In het nog lopende project voor de Cultuurhistorische Waardekaarten is dit hoofdgebouw als waardevol geinventariseerd. Het is één van de weinige karakteristieke panden in Tiendeveen en bovendien gelegen op een bijzondere plek; op de hoek van twee kanalen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Het Rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande dertien rijksbelangen:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze dertien rijksbelangen.Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

De voorgenomen ontwikkeling is niet strijdig met één van de rijksbelangen die hierboven is genoemd.

3.1.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

In het Barro zijn in dit geval geen regels opgenomen die van belang zijn voor het besluitgebied.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten van Drenthe hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De
omgevingsvisie is het strategisch kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen in Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkelingen voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna. In de Omgevingsvisie zijn 4 wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengevoegd:

  • de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro);
  • het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • het regionaal waterplan op grond van water wetgeving;
  • het provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

Het ontwikkelen van een woon/werk locatie in een leegstaand schoolgebouw in binnenstedelijk gebied voldoet aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Woonvisie
De Woonvisie 2011-2020 vervangt de huidige Nota Wonen. De Woonvisie is een instrument waarmee de gemeente de woningmarkt kan sturen, regisseren en faciliteren.
Bij de opstelling van de Woonvisie is uitgegaan van de laatste bevolkingsprognose van de provincie Drenthe. Daaruit blijkt dat Hoogeveen ook de komende jaren blijft groeien. Hiervoor is het nodig om gemiddeld 165 woningen per jaar aan de woningvoorraad toe te voegen (netto resultaat van nieuwbouw en sloop). De komende jaren komt er meer vraag naar verschillende type woningen, in de stad en in de dorpen. De nadruk komt te liggen op toevoeging van woningaanbod voor de groeigroepen: senioren en kleine huishoudens en kwaliteitszoekende gezinnen.

3.3.2 Milieuvisie
In haar Milieuvisie beschrijft de gemeente Hoogeveen een aantal ambities ten aanzien van verschillende milieuaspecten. Voor de voorgenomen ontwikkeling zijn van belang:

  • een klimaat-neutraal beleid;
  • een duurzaam waterbeheer;
  • het beperken van het aantal geluidgehinderden en het voorkomen van nieuwe saneringsgevallen;
  • een volledig beeld van de bodemkwaliteit, het voorkomen van nieuwe saneringsgevallen en duurzaam gebruik van de ondergrond;
  • het behoud van een goede luchtkwaliteit;
  • het zoveel mogelijk beperken van veiligheidsrisico's;
  • het voorkomen van overlast door bedrijven.

In hoofdstuk 5 vindt toetsing plaats aan wet- en regelgeving wat betreft de omgevingsaspecten. Voor een deel is hierbij sprake van een overlapping met de ambities in de Millieuvisie. Bij de uitvoering van het nieuwbouwplan zullen deze ambities gerealiseerd moeten worden.

3.3.3 Regionale Afstemming Woningbouw Programma
In het kader van de regionale afstemming wordt met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. Een dergelijke afstemming vindt plaats voorafgaand aan het opstarten van een bestemmingsplanprocedure dan wel procedure om van het bestemmingsplan af te wijken. In het kader van onderhavig plan heeft eveneens afstemming plaatsgevonden. Uit deze afstemming is gebleken dat onderhavig plan past in de regionale aantallen en programma tot 2020. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig een wonwerk- locatie daaraan toe te voegen zonder dat dit leidt tot verdringing of ongewenste concurrentie.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Ruimtelijke structuur

De bestaande bebouwing krijgt in plaats van een maatschappelijk functie, een woonfunctie. Daarbij zal een gedeelte van het pand ook als praktijkruimte gebruikt worden. De praktijkruimte zal gebruikt worden als oefenruimte. De hoge (voormalige) klaslokalen zijn erg geschikt voor het oefenen met het lopen op stelten. De bestaande bebouwing blijft gehandhaafd. Alleen inpandig zullen enkele wijzigingen plaatsvinden. Het nu voorliggende plan voorziet in een functiewijziging van onderwijs naar wonen en atelier ten behoeve van het bedrijf “Kunst op Stelten”. Het bestaande, karakteristieke hoofdgebouw, blijft daarbij in stand. Bekeken vanuit hergebruik van leegkomende panden is dit een positieve ontwikkeling.

Aan de achterzijde ( noordzijde) van het perceel stonden tot voor kort een aantal noodlokalen tot op de huidige perceelsgrens en gedeeltelijk op de bestaande groenstrook. Bij de verkoop van de grond is overlegd dat deze groenstrook, overeenkomstig het huidige bestemmingsplan, wordt hersteld.

4.2 Functionele structuur

4.2.1 Wonen

Het oude schoolgebouw zal intern verbouwd worden om er een woning met praktijkruimte te kunnen realiseren, ten behoeve van het bedrijf Kunst op Stelten.

4.2.2 Parkeren

Parkeren kan op eigen terrein plaats vinden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Het voormalig schoolgebouw aan Schoolweg 13 in Tiendeveen wordt in gebruik genomen als bedrijfswoning met werkatelier. Het adviesbureau Ecoreest heeft een bodemonderzoek uitgevoerd voor deze locatie. De resultaten zijn vastgelegd in het rapport 'Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van: Schoolweg 13 te Tiendeveen', projectnr. 131175, van 13 januari 2014 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).

Uit het onderzoek is gebleken dat op locatie in de boven- en ondergrond bijmengingen van puin zijn waargenomen en dat in de ondergrond ook sporen van kolengruis zijn aangetroffen. Ter plaatse van een beperkt deel van de locatie (het noordoostelijk deel) zijn in de grond sterk verhoogde gehalten aan PAK aangetoond. Verder blijkt dat er sprake is van minimaal 28 m3 sterk verontreinigd bodemmateriaal. Er is in het plangebied dan ook sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. In het grondwater zijn de gehalten aan xylenen en naftaleen licht verhoogd vastgesteld. Ter beoordeling van het actuele risico is er een sanscritbeoordeling uitgevoerd op basis van de sterkst aangetroffen concentratie aan PAK. Uit de sanscritbeoordeling bleken geen humane, ecologische en verspreidingsrisico's aanwezig te zijn.

Conclusie
Op basis van bovenstaande gegevens kan worden geconcludeerd dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt voor het overgrote deel van het terrein geen belemmeringen bestaan voor de functiewijziging. Met betrekking tot de bodemverontreiniging ter plaatse van het noordoostelijk deel van het terrein wordt het volgende opgemerkt: ter plaatse van de aanwezige bodemverontreiniging mogen geen graaf- en bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Wanneer voor dit terreindeel nog enige vorm van grondverzet is voorzien, zal er voorafgaand een bodemsanering moeten worden uitgevoerd op basis van een saneringsplan of BUS-melding.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

In het Verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Archeologische verwachting
Het plangebied ligt in een gebied met een lage archeologische verwachting op de Indicatieve kaart voor Archeologische Waarden (IKAW).

Conclusie
Gezien de lage archeologische verwachting en het feit dat in het plangebied bestaande bebouwing aanwezig is en gehandhaafd blijft, zal er geen sprake zijn van verstoring van archeologische waarden.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. De omgevingsvergunning maakt alleen een functieverandering mogelijk van bestaande bebouwing en heeft geen invloed op de waterhuishouding. Er is geen waterschapsbelang. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III.

5.4 Natuur en ecologie

In het kader van de omgevingsvergunning dient rekening te worden gehouden met Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming dient rekening gehouden te worden met de effecten van het plan op Natura 2000 gebieden, Ecologische Hoofdstructuur (EHS) etc. Bij soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. Groenewold Adviesbureau voor Natuur en Milieu heeft een natuurtoets uitgevoerd in het plangebied. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Natuurtoets functiewijziging Schoolweg 13 Tiendeveen', (kenmerk: 2014026) van maart 2014 (Bijlage 2 Natuurtoets).

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van zowel Natura 2000 als de EHS. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, het Mantingerzand, ligt op ca. 1500 meter en de EHS ligt op ca. 340 meter van het plangebied. Aangezien in het plangebied alleen sprake is van een functiewijziging van bestaande bebouwing in het plangebied, waarbij een voormalige school in gebruik genomen gaat worden als bedrijfswoning en werkatelier, zijn er geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten, mede gezien de barrières die al aanwezig zijn tussen het plangebied en de natuurgebieden. Hierbij moet gedacht worden aan bebouwing, infrastructuur en open agrarisch gebied. Er vindt ook geen aantasting plaats van beschermde natuurmonumenten of belangrijke natuur buiten de EHS.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Met uitzondering van broedvogels worden geen strikt beschermde soorten verwacht. Voor de meeste broedvogels kan de periode tussen half maart en half juli worden aangehouden als broedseizoen. Aanwezige broedvogels dienen tijdens hun broedseizoen te worden ontzien. Dit betekent dat het verwijderen van bomen/groenstroken plaats dient te vinden buiten het broedseizoen van vogels, tenzij is aangetoond dat op het moment van werken geen broedende vogels aanwezig zijn.

Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek worden bij de uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling op voorhand geen onoverkomelijkheden verwacht voor wat betreft de Flora- en faunawet en gebiedsgerichte natuurbescherming. Wel is het noodzakelijk om bij de planning van eventuele werkzaamheden rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van broedende vogels.

5.5 Geluid

Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Tiendeveen. De bebouwde kom van Tiendeveen is een 30 km/h-gebied, waar wettelijk gezien geen geluidzones aanwezig zijn en geen akoestisch onderzoek noodzakelijk is.
De verkeersintensiteit op de wegen Schoolweg en Kanaal Westzijde is dermate laag dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB LDEN naar verwachting niet wordt overschreden.

5.6 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van het Besluit en de Regeling dragen projecten met woningbouw waar minder dan 1500 woningen met 1 ontsluitingsweg of 3000 woningen met 2 ontsluitingswegen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Met de omgevingsvergunning wordt een functiewijziging van bestaande bebouwing mogelijk. Een voormalig schoolgebouw wordt in gebruik genomen als bedrijfswoning met werkatelier. Dit zal niet leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Conclusie
De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet Luchtkwaliteit.

5.7 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Het plangebied ligt niet in of in de nabijheid van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met het gestelde in de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Verder hoeft bij dit plan ook geen rekening gehouden te worden met de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen (NVGS).

Buisleidingen
Het plangebied ligt geheel in het invloedsgebied van een hogedrukaardgasleiding (N-512-40-KR-008) van de Gasunie. Deze aardgasleiding heeft een diameter van 6,26 inch en een bedrijfsdruk van 40 bar. Aan weerszijden van de buisleiding ligt een belemmeringenzone van 4 meter (zie afbeelding 1: gele zone), die vrijgehouden dient te blijven van bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014PB8002002-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: Hogedrukaardgasleiding en het invloedsgebied (roze zone 100% letaliteitszone, paarse zone 1% letaliteitszone)

Plaatsgebonden risico
Er is geen plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour aanwezig buiten de belemmeringenzone van 4 meter. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Groepsrisico
Het invloedsgebied van deze buisleiding bedraagt 70 meter aan weerszijden van de leiding. Voor dit gebied dient een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Het invloedsgebied kan verdeeld worden in een 100% letaliteitszone van (roze zone, 50 meter) en een 1% letaliteitszone (paarse zone). De locatie ligt geheel in het invloedsgebied voor de verantwoording van het groepsrisico.

Voorheen was de locatie in gebruik als basisschool en in de nieuwe situatie wordt het in gebruik genomen als bedrijfswoning met werkatelier. Het aantal personen in het plangebied neemt in de nieuwe situatie af. De zelfredzaamheid van personen neemt in de nieuwe situatie toe ten opzichte van de zelfredzaamheid in de oude situatie, waar kinderen van 4 tot 12 jaar in het plangebied verbleven. Als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling neemt de hoogte van het groepsrisico af. Er hoeft dan ook geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden.
De wettelijk adviseur, de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) is in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen en heeft aangeven geen advies uit te brengen ten aanzien van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Conclusie
De ontwikkeling op de locatie Schoolweg 13 in Tiendeveen is acceptabel en vanuit het oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de functiewijzing.

5.8 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de duurzaamheidsdoelstelling.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van de Wabo wordt het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan door een ieder een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

Daarnaast wordt vooroverleg gevoerd met het oa het Waterschap en de provincie. De resultaten van de terinzagelegging en het vooroverleg worden in hoofdstuk 7 verwerkt.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De plankosten worden volledig gedragen door de initiatiefnemer. De kosten voor de gemeente worden via de planleges verhaalt op de opdrachtgever. Daarmee zijn de kosten voor dit plan gedekt.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

Het ontwerpbesluit heeft van 5 juni 2014 tot en met 16 juli 2014 ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn kon door een ieder een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend. Van deze gelegen is geen gebruik gemaakt. Daarnaast is vooroverleg gevoerd met het oa het Waterschap en de provincie. Dit vooroverleg heeft niet geleid tot aanpassing van het plan.