direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Stadscentrum, deelplan Hoofdstraat Noord 4-20, 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het terrein ligt al een aantal jaren braak. Een nieuwe invulling is wenselijk.
In het nu vigerende bestemmingsplan "Stadscentrum 2008" hebben de percelen de bestemming "Detailhandel-Supermarkt". De gronden zijn bestemd voor onder meer supermarkten, woningen voor zover het betreft de tweede en hogere bouwlagen en voor (ondergrondse) parkeervoozieningen. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bebouwingsvlak worden opgericht, waarbij de goothoogte binnen 'sba-1' maximaal 12 meter en de bouwhoogte maximaal 14,5 meter mag bedragen. Met name de bestemming supermarkt en het bouwvolume op deze loctaie zijn niet wenselijk. Om deze reden dient een nieuwe invulling te worden gezocht, passend in de omgeving.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functioneel gewenste invulling voor dit plangebied.

1.3 Opbouw toelichting

Na deze inleiding in hoofdstuk 1 komen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt de huidige planologische regels;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de planuitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 8 gaat tot slot in op de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

Het plan heeft betrekking op de percelen Hoofdstraat 4 - 20 en wordt in het noorden begrensd door bebouwing, in het oosten door de Hoofdstraat, in het zuiden eveneens door bebouwing en in het westen door het Blankensplein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0001.jpg"

2.2 Vigerend recht

Op het plangebied is het bestemmingsplan Stadscentrum 2008 van toepassing. Het plan is op 27 mei 2010 door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen het plangebied komt één bestemming en twee aanduidingen voor.

De percelen binnen het plangebied hebben de bestemming 'Detailhandel-supermarkt' (DH-SU), met de specifieke bouwaanduiding 1 en 2. De aangewezen gronden zijn daarmee bedoeld voor:

  • supermarkten;
  • woningen, voor zover het de tweede en hogere bouwlagen betreft;
  • met daarbij behorende onder andere (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

De speciefieke bouwaanduidingen geven aan welke bebouwingseisen gelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0002.jpg"

Afbeelding 2 Gedeelte geldend bestemmingsplan

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

Het plangebied bevindt zich in het noordelijk deel van de Hoofdstraat, een belangrijke historische as in het centrum van Hoogeveen. In dit gebied van de Hoofdstraat is nog veel van de historische bebouwing aanwezig. Na de sloop van een aantal van deze karakteristieke panden ontstond een gapend gat in de straatwand, het plangebied.

Het water dat vroeger het profiel van de straat en straatbeeld heeft bepaald, is recent teruggebracht in het openbare gebied. Het straatprofiel in dit deel van de Hoofdstraat heeft daardoor een geheel eigen sfeer gekregen. Een sfeer die in de avonduren, in het donker, versterkt wordt wanneer de aantrekkelijke, oude en karakteristieke panden, samen met de kademuur, worden uitgelicht.

Het gebied aan de zijde van de school is enigszins rommelig en de sfeer laat zich hier niet eenvoudig omschrijven. Voordat de panden die hier hebben gestaan werden gesloopt, vormde het Blankensplein de bevoorradingszijde van de aan de Hoofdstraat gesitueerde gebouwen.

Het Blankensplein is een weg welke vooral gebruikt wordt voor de ontsluiting van de parkeerterreinen achter de Hoofdstraat. Parallel aan deze weg ligt nog een langsparkeerstrook. Deze wordt beperkt gebruikt in relatie tot de school, door ouders, voor het halen en brengen van hun naar school gaande kinderen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Het beleid van Europa en de rijksoverheid is van invloed op het te voeren Drentse omgevingsbeleid. Zo is er op Europees niveau veel aandacht voor het verbinden van economische kerngebieden door vervoersnetwerken, de aansluiting van relatief zwak ontwikkelde regio’s, landsoverschrijdende samenwerking, stroomgebieden, ecologische relaties en duurzame ontwikkeling.

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen.

Het rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainports, greenports en de valleys;
  • over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.

Geconstateerd wordt dat de herziening van het bestemmingplan 'Stadscentrum, deelplan Hoofdstraat Noord 4-20, 2014' geen rijksbelangen raakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat voldaan wordt aan de uitgangspunten zoals verwoord in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. De Ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking").

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn.

Het voorliggend plan is gelegen in stedelijk gebied en is een voorbeeld van binnenstedelijke herstructurering. Een op dit moment braakliggend terrein in het hart van de stad wordt ontwikkeld naar woningbouw met ruimte voor mogelijkheid voor aan-huis-verbonden-beroepen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het plan niet strijdig is met de duurzame ladder.


Actuele regionale behoefte

Het gemeentelijk beleid omtrent het wonen is neergelegd in de Woonvisie 2011-2020. De Woonvisie, regionaal afgestemd en gebaseerd op onderzoek naar aspecten als woonwensen, migratiebewegingen en bevolkingsontwikkeling, laat zien dat de woonbehoefte steeds meer verschuift naar de stad: wonen in de stad met voorzieningen in de directe nabijheid. Hierbij is een grote behoefte waarneembaar naar kwalitatief goede grondgebonden woonmilieus. Het onderzoek laat zien dat met name binnen het stadscentrum een vraagoverschot is en dat er een groep mensen is die Hoogeveen verlaat, omdat zij niet de voor hen geschikte woning kunnen vinden. Daarbij is tevens een behoefte waarneembaar naar locaties voor particulier opdrachtgeverschap. Het plan aan de Hoofdstraat tracht hierop in te spelen door een goed (grondgebonden) woonmilieu te bieden met ruimte voor diverse ondergeschikte in de zin van aan-huis-verbonden-beroepsfuncties in het stadscentrum. Het is hiermee een direct uitvloeisel van de Visie op het Stadscentrum en de Structuurvisie Hoogeveen 2.0, waarin reeds gedurende lange tijd de keuze vastligt voor inbreiding in plaats van uitbreiding.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De visie is inmiddels in werking getreden. De Omgevingsvisie Drenthe is voor Drenthe een centraal visiedocument. Deze Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De ambitie is de ruimtelijke identiteit van Drenthe te versterken. Dit wordt gedaan door nieuwe ontwikkelingen te bezien in samenhang met de kernkwaliteiten: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, noaberschap, menselijke maat en veiligheid.

Voor wat betreft wonen heeft de provincie de ambitie om Drenthe als woonprovincie aantrekkelijker te maken met gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. De provincie verwacht dat gemeenten een gemeentelijke woonvisie opstellen en dat de lokale visies in een bovenlokale strategie, een regionale woonvisie wordt vervat. Hoogeveen maakt samen met De Wolden, Meppel en Westerveld deel uit van de woonregio Zuidwest Drenthe. Het proces om te komen tot een regionale woonvisie is doorlopen en vervolgens is op 30 oktober 2012 de Regionale Woonvisie door de diverse colleges van de betrokken gemeenten vastgesteld.

Bij de verdeling van de woningbehoefte streeft de provincie ernaar de groei van de bevolking en de arbeidsplaatsen te concentreren in de (sub)streekcentra en één derde in de overige kernen. De toedeling van de woonopgave aan de (sub)streekcentra en overige kernen is de verantwoordelijkheid van de gemeenten. De provincie verwacht van gemeenten dat de toedeling gebeurd op basis van de functie van de kern binnen de gemeente. De provincie vindt het van belang dat, waar mogelijk, de woonopgave van deze kernen wordt benut om de dorpsranden 'af te hechten'. Dit verbetert de ruimtelijke kwaliteit.

In de kernenhiërarchie behoort Hoogeveen bij de streekcentra.

De gelaagde kernenstructuur van een regio is de basis voor het invullen van de woningbehoefte. Verder is het belangrijk dat regio's overeenkomstige uitgangspunten hanteren bij locatiekeuzes. Vanuit de doelstelling zorgvuldig en doelmatig omgaan met ruimtegebruik, wordt het uitgangspunt 'inbreiding voor uitbreiding' gehanteerd. Eerst moet worden ingezet op het gebruik van ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering). Pas daarna wordt gekozen voor nieuwe uitleglocaties.

Ook moet aandacht worden besteed aan de kwalitatieve afstemming van het woningaanbod. De huidige bevolking binnen een regio moet voldoende huisvestingsmogelijkheden worden geboden voor haar wooncarrière. Dit betekent dat binnen een regio voldoende aanbod moet zijn voor verschillende doelgroepen, zoals woningen voor starters en senioren. Ook is het van belang doorstroming in de woningmarkt te stimuleren. Het plan voor Hoofdstraat 4-20 past binnen deze beleidsuitgangspunten.

Ten aanzien van de in de Omgevingsvisie genoemde milieuaspecten als water, bodem, luchtkwaliteit, geluid- en geurhinder en externe veiligheid zijn onderzoeken uitgevoerd. Voor een nadere uitwerking wordt verwezen naar hoofdstuk vijf.

In dat hoofdstuk is eveneens nader uitgewerkt hoe de gemeente toepassing geeft aan het aspect duurzame woon- en leefomgevingkwaliteit.

In de paragraaf gemeentelijk beleid gaan wij nader in op de gelaagde kernenstructuur in Hoogeveen. De gekozen toedeling past binnen de Omgevingvisie Drenthe.

Geconstateerd wordt dat onderliggend bestemmingsplan geen provinciale belangen schaadt.

3.3 Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan een op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op een nieuwbouwlocatie. Het op te stellen bestemmingsplan Hoofdstraat Noord 4-20 is op 22 september 2015 behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2020.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel I door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De regionale woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woningbouwuitbreiding van Hoofdstraat Noord 4-20 daaraan toe te voegen. Het mogelijk te maken aantal woningen (maximaal 20) leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Toekomstvisie tot 2030

In juni 2000 is de Toekomstvisie voor Hoogeveen vastgesteld door de gemeenteraad. De Toekomstvisie strekt zich uit tot 2030 en gaat over de ontwikkeling van Hoogeveen in brede zin. Voor de dorpen van Hoogeveen ligt de nadruk op wonen in het groene Drenthe dichtbij alle voorzieningen van de stad. De Toekomstvisie verkiest kwaliteit boven kwantiteit en het versterken van het bestaande boven groei. In de Toekomstvisie wordt ingezet op beheerste groei om in de toekomst de aanwezige voorzieningen in stand te kunnen houden. Deze doelstelling kan alleen worden gehaald, indien een kwaliteitsimpuls wordt bewerkstelligd. Deze kwaliteitsimpuls heeft vooral betrekking op het wonen, de voorzieningen en het landschap. Dit betekent het aanbieden van hoogwaardiger woonmilieus, verbeteren van de kwaliteit van de winkels en sportaccommodaties en het behoud en versterken van de cultuurlandschappen.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2015-2030

Als vervolg op de Toekomstvisie is op 23 december 2004 door de gemeenteraad de Structuurvisie Hoogeveen 2015–2030 vastgesteld. Deze Structuurvisie is eigenlijk de ruimtelijke vertaling van de Toekomstvisie. Hij spreekt zich uit over de ruimtelijke ontwikkeling van de gehele gemeente en beschrijft de huidige en gewenste waarden en kwaliteiten voor het buitengebied, de dorpen en de stad. De Structuurvisie is een voorbeeld van planning van onderop, vanuit het lokale denken. Deze Structuurvisie heeft daarom het oude POP II niet als vertrekpunt genomen, maar nam een voorschot op de nieuwe Omgevingsvisie Drenthe. Deze aanpak past overigens goed binnen de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Rijk. Het Rijk laat meer over aan gemeenten en provincies.

De Structuurvisie gaat in op verschillende onderdelen van de stad. Daarbij is een volgorde van binnen naar buiten aangehouden, vanuit het hart naar de stadsranden. De doelstelling is primair om het aantrekkelijke winkelbestand voor de toekomst te waarborgen door een prettiger verblijfsklimaat te scheppen.

In de Structuurvisie wordt niet expliciet ingegaan op de verschillende woonwijken die rondom het centrum liggen. De herstructurering van de oudere wijken wordt beschouwd als een autonoom proces, dat zich geleidelijk en over vele jaren zal voltrekken. Het woonprogramma wordt hierin uiteindelijk uitgewerkt, vanuit een onderbouwing in de Woonvisie 2011 – 2020. De Structuurvisie beschrijft hiervoor de ruimtelijke kaders en de uitgangspunten voor het proces van herstructurering, die neerkomen op het toepassen van maatwerk. Dit komt neer op geleidelijke, kleinschalige en organische transformatie van de woonwijken en een gelijktijdige kwalitatieve herontwikkeling van in dit geval de Hoofdstraat Noord en omgeving.

De visie op het wonen vanuit de Structuurvisie 2004, is daarentegen gericht op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad en op het aanbieden van nieuwe woonmilieus in de stad, de dorpen en in het landelijk gebied. De aandacht voor de woonopgave verschuift van kwantiteit naar kwaliteit.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied. De marktvraag bepaalt uiteindelijk welke woningen op welke beschikbare locatie, hoeveel en in welk tempo gebouwd gaat worden.

3.4.3 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De Structuurvisie uit 2004 is nog steeds een inspirerende, ambitieuze, integrale ruimtelijke visie, die in stand blijft en met “Structuurvisie Hoogeveen 2.0” op onderdelen wordt bijgesteld. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema's als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is en blijft daarbij de rode draad.

De geactualiseerde structuurvisie is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld. In de visie kiest Hoogeveen voor beheerste groei waarbij de focus van woningbouw ligt op inbreiding in de stad. Daarnaast wordt gekozen voor geconcentreerde groei bij de dorpen en het landelijke gebied, passend bij de vraag. Voor het landelijk wonen zijn er kansen in de landgoederenzone en de kanalenzone.

De oude plannen van havens in de kanalenzone en grote landschapsinvesteringen worden losgelaten. Er wordt ingezet op kleinschaliger initiatieven. Het bebouwen van het Hollandsche Veld en Alteveer nabij de snelweg vervalt. Voor verdichting van de linten aan het Hollandscheveldse Opgaande en Zuideropgaande blijven we ruimte bieden. De nieuwbouwplannen binnen dit bestemmingsplan passen goed bij de doelstelling zoals benoemd in de structuurvisie.

De woningbouw in onderliggend gebied, Hoofdstraat Noord 4-20, past binnen de geactualiseerde structuurvisie.

3.4.4 Woonvisie 2011-2020 Focus op een aantrekelijke stad

Ook in de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie blikt vooruit tot en met het jaar 2020. Daarvan zijn de eerste vijf jaren concreet en de laatste vijf jaren gelden als een doorkijk.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiezen we voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Uitgangspunt is dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2015 ongeveer 450 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 370 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Het deelplan Hoofdstraat 4-20, kan binnen deze nog beschikbare capaciteit ontwikkeld worden. Voor ongeveer 580 woningen is tot 2020 al harde plancapaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

De Woonvisie laat zien dat door een stevige verdichting en herstructurering van delen van Hoogeveen veel woningen binnen de huidige grenzen gebouwd kunnen worden. Diverse locaties in de stad bieden de mogelijkheid om de waardering voor de stad te verhogen en de kwaliteit van het openbaar gebied te vergroten.

De kern Hoogeveen is in de Woonvisie in verschillende woonmilieus opgedeeld. Niet alleen de woning zelf is bepalend voor de woonkeuze van de mensen, maar ook de woonomgeving met zijn voorzieningen. De Hoofdstraat is gelegen in het centrum van de kern Hoogeveen, en maakt vanuit de Woonvisie onderdeel uit van de Verruimde Ruit. In de Woonvisie wordt gesteld dat het centrum van Hoogeveen een gewild woonmilieu is. De vraag naar wonen in het centrum komt vooral van senioren die hun gezinswoning willen verlaten en een nultrede woning wensen, nabij de voorzieningen. Maar ook onder jongere huishoudens zonder kinderen is het centrum gewild. We hebben het hier bovendien over de groeigroepen binnen Hoogeveen.

Binnen de Verruimde Ruit verschilt de aard van de locaties sterk; per locatie is een passende invulling nodig, afgestemd op omliggende buurten en bestaande ruimtelijke structuren.

De woningbouw in dit plangebied aan de Hoofdstraat, met maximaal 20 woningen (vrijstaande-, 2/1-kap - of aaneengebouwde woningen), past binnen de geactualiseerde structuurvisie en binnen het (regionale) woonbeleid van de gemeente Hoogeveen. Door dit plan wordt de harde plancapaciteit beperkt.

3.4.5 Ontwikkelingsvisie Stadscentrum

In de ontwikkelingsvisie Stadscentrum (mei 2008) zet de gemeente Hoogeveen in op een algehele kwaliteitsimpuls voor het centrumgebied van de kern Hoogeveen. Uitgangspunt hierbij is: behouden wat goed is, investeren in kwaliteit en repareren wat stuk is. De gemeente Hoogeveen wil dat de Hoofdstraat betere relaties aangaat met de omliggende parken, de woningen, de entrees, de parkeervoorzieningen, het station en de cultuurhistorie.

De huidige, zeer goede winkelpositie van het stadscentrum in de regio moet door deze algehele kwaliteitsimpuls behouden blijven en worden versterkt. De inrichting, de activiteiten en de voorzieningen samen maken het centrum tot een regionale trekker. Zo is het centrum volgens de visie gebaat bij hoogwaardige stedelijke verblijfsruimten, zoals stadsgroen en water, ter ondersteuning van het aantrekkelijke winkelaanbod. Dit met behoud van de zeer goede parkeermogelijkheden. Duurzaamheid speelt bij de ontwikkleing van het stadscentrum een belangrijke rol.

Behalve als winkel- en verblijfsgebied moet het centrum ook aantrekkelijk worden als woongebied. Huishoudens die zich aangetrokken voelen tot de stad moeten hier met plezier kunnen wonen. De openbare ruimte moet het mogelijk maken dat winkelen, wonen, werken en ontspannen elkaar onderling vesterken.

Daarom moet een ordening worden aangebracht waarin de verschillende functies elkaar zo veel mogelijk versterken. Hierbij mag volgens de visie niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de functies hun eigen tijd en ruimte hebben (dag / nacht / seizoen / etc.) Ordening en inrichting zijn op dit besef gebaseerd.

Kort samengevat zijn de belangrijkste ruimtelijke uitdagingen voor het stadscentrum:

  • a. versterken van de historische structuur;
  • b. behouden van het uitstekende voorzieningenniveau;
  • c. intensiveren van de clustering op basis van functies en doelgroepen;
  • d. versterken van de verblijfskwaliteit;
  • e. verbeteren van de toegankelijkheid van het centrum en het winkelgebied;
  • f. bij de herontwikkeling van het stadscentrum dient duurzaamheid, kindvriendelijkheid en sociale veiligheid centraal te staan;
  • g. behouden van de zeer goede bereikbaarheid;
  • h. versterken van de woonfunctie.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Ruimtelijke - en functionele structuur

Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van de Hoofdstraat, een belangrijke historische as in het centrum van Hoogeveen. In dit deel van de Hoofdstraat is nog veel van de historische bebouwing aanwezig. Na de sloop van een aantal van deze karakteristieke panden ontstond een gapend gat in de straatwand, het plangebied.

Het water dat vroeger het profiel van de straat en straatbeeld heeft bepaald, is recent teruggebracht in het openbare gebied. Het straatprofiel in dit deel van de Hoofdstraat heeft daardoor een geheel eigen sfeer gekregen. Een sfeer die in de avonduren, in het donker, versterkt wordt wanneer de aantrekkelijke, oude en karakteristieke panden, samen met de kademuur, worden uitgelicht.

Het gebied aan de zijde van de school is enigszins rommelig en de sfeer laat zich hier niet eenvoudig omschrijven. Voordat de panden die hier hebben gestaan werden gesloopt, vormde deze straat de bevoorradingszijde van de aan de Hoofdstraat gesitueerde gebouwen.

Het Blankensplein is een weg welke vooral gebruikt wordt voor de ontsluiting van de parkeerterreinen achter de Hoofdstraat. Parallel aan deze weg ligt nog een langsparkeerstrook. Deze wordt beperkt gebruikt in relatie tot de school, door ouders, voor het halen en brengen van hun naar school gaande kinderen.

Gewenste sfeer aan de Hoofdstraat

De bouwvolumes, de architectuur en de positionering van de nieuwe gebouwen moet het historisch karakter en de sfeer van de Hoofdstraat versterken.

Bouwvolumes en architectuur
Aan de Hoofdstraat zijde wordt de bouw van karakteristieke herenhuizen mogelijk gemaakt. Deze panden, met een bouwhoogte van maximaal 12 meter, worden binnen een bouwstrook met een diepte van 15 meter opgericht. De architectuur de bouwvolumes en de daken moeten aansluiten op de korrel van het historische lint en aansluiten op de architectuur, de maatvoering en de kleurstelling van de aanwezige historische panden in de omgeving. De panden krijgen een duidelijke oriëntatie op de Hoofdstraat.

Aan- en bijgebouwen vormen een samenhangend architectonisch geheel met het hoofdgebouw. Door de eventuele aan- en bijgebouwen minimaal zes meter achter de voorgevel te bouwen blijft er voldoende ruimte over om de auto achter de voorgevel op eigen terrein te parkeren. Hierdoor wordt het straatbeeld niet gedomineerd door de geparkeerde auto's of garagedeuren.

Positionering van de gebouwen
De gebouwen aan de Hoofdstraat kunnen in de bestaande rooilijn/perceelsgrens gepositioneerd worden. Dit is echter niet verplicht. Door de panden subtiel te laten verspringen ten opzichte van elkaar (binnen een zone van twee meter achter de rooilijn), kan de gewenste individuele uitstraling van de gebouwen krachtiger worden.

Ontsluiting
De panden die geprojecteerd zijn aan de Hoofdstraatzijde worden ook ontsloten vanaf deze straat. Het parkeren moet achter de voorgevel van de bebouwing worden opgelost. Het straatbeeld wordt dan bepaald door de panden en tuinen, en zoals eerder aangegeven, niet gedomineerd door geparkeerde auto's.

Functies
Dit deel van de Hoofdstraat wordt gekenmerkt door een diversiteit aan functies. In dit deel komt de woonfunctie centraal te staan. Winkels zijn niet gewenst. Ondergeschikt aan de woonfunctie is het mogelijk om andere passende functies te huisvesten (aan-huis-verbonden-beroepen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0003.jpg"

Gewenste sfeer aan zijde Blankensplein

De bebouwing aan de zijde van het Blankensplein vraagt om een andere uitstraling dan de bebouwing aan de Hoofdstraat. Aan deze straat is een historiserende bouwstijl niet noodzakelijk en een meer moderne invulling is mogelijk. Aan het Blankensplein kunnen panden in een 'experimentele' en 'bijzondere' architectuur gerealiseerd worden zolang deze in ruimtelijk perspectief, ondergeschikt blijven aan de historiserende bebouwing aan de zijde van de Hoofdstraat.

Bouwvolumes en architectuur
De maximale inhoud van de bouwvolumes, die aan het Blankensplein gerealiseerd kunnen worden, bedraagt maximaal 70-80 % van de inhoud van de panden aan de zijde van de Hoofdstraat. Om deze in ruimtelijk persepctief ondergeschikte uitstraling ten opzicte van de panden aan de Hoofdstraat te kunnen bewerkstelligen, kunnen aan deze zijde de panden met een maximale hoogte van 8 meter worden opgericht. De gebouwen worden in een bouwstrook met een diepte van twaalf meter worden gesitueerd. De architectuur kan moderner en vrijer van vorm worden. De panden aan de Hoofdstraat zijn historiserend en vooral gemetseld met klassieke bakstenen (gestapelde gevelopbouw). Aan het Blankensplein zijn modernere gevelcomposities met modernere bouwmaterialen voor de gevel mogelijk (constructieve/gegoten gevelopbouw), zoals hout, glas en/of beton. De panden worden georiënteerd met hun entree op het Blankensplein.

Aan- en bijgebouwen vormen een samenhangend architectonisch geheel met het hoofdgebouw. Door de eventuele aan- en bijgebouwen minimaal zes meter achter de voorgevel te bouwen, blijft er voldoende ruimte over om de auto achter de voorgevel op eigen terrein te parkeren, waardoor het straatbeeld niet gedomineerd wordt door geparkeerde auto's of garagedeuren.

Positionering
De voorgevel van de gebouwen kan in de rooilijn/perceelsgrens geplaatst worden, maar ook in een zone tot maximaal twee meter daarachter. Hierdoor kan een gevarieerde straatwand ontstaan. De voorgevelrooilijn ligt op de grens van het aan te leggen voetpad en het bouwvlak.

Ontsluiting
De ontsluiting van de panden voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats vanaf het Blankensplein. Het parkeren voor deze panden wordt ook hier achter de rooilijn van de bebouwing opgelost. De gevels van de panden bepalen zo het straatbeeld, dat op deze wijze niet gedomineerd wordt door geparkeerde auto's.
De parkeerstrook langs het Blankensplein kan na herontwikkeling van de wand worden ingericht als voetpad.

Functies
Het noordelijk deel van de Hoofdstraat wordt gekenmerkt door een diversiteit aan functies. In dit deel van het gebied komt de woonfunctie centraal te staan. Winkels zijn niet gewenst. Ondergeschikt aan de woonfunctie is het mogelijk om andere passende functies te huisvesten (aan-huis-verbonden-beroepen).

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Bij een nieuwe ontwikkeling dienen mogelijk verontreinigde plekken in het plangebied te worden gesignaleerd. Bij nieuwbouw waarborgt de Wet bodembescherming dat er geen risico's voor de volksgezondheid zijn.

In het plangebied hebben in het verleden mogelijk verschillende potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden. Dit betreft onder andere een smederij, een machinereparatiebedrijf, een koelpakhuis, een slachterij en een loodgieters- en installatiebedrijf. Daarnaast is het mogelijk dat in het plangebied in het verleden een sloot of wijk aanwezig is geweest. In ieder geval bevond zich ter hoogte van de Hoofdstraat in het verleden een kanaal dat rond 1947 is gedempt. Op verschillende percelen in het plangebied (Hoofdstraat 6 t/m 20) zijn in het verleden bodemonderzoeken uitgevoerd. Het laatste bodemonderzoek op deze locatie is uitgevoerd in 2006.

Uit de verschillende bodemonderzoeken is gebleken dat er in het verleden lichte verontreinigingen met lood, PAK en minerale olie zijn aangetroffen in de bodem. In het grondwater zijn lichte verontreinigingen met chroom en arseen aangetroffen.
In 2008 is gestart met de sloop van de destijds aanwezige bebouwing voor de realisatie van nieuwbouw. Dit nieuwbouwproject is tot op heden niet gerealiseerd. Tijdens de sloop is nog een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd door UDM. Uit dit onderzoek is gebleken dat er sporen van kolengruis en –slakken en asbestverdacht materiaal werd aangetroffen. Verder werden matig tot sterk verhoogde gehalten lood en zink en licht verhoogde gehalten koper, kwik, nikkel en PAK gemeten. Volgend op bovenstaande onderzoeken is voor het plangebied een BUS-sanering uitgevoerd, waarbij de verontreinigingen zijn verwijderd en afgevoerd naar een erkende verwerker.

In het kader van de herinrichting van de Hoofdstraat-Noord is in het plangebied grond toegepast in de vorm van heuvels. Deze grond is toegepast op basis van de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Hoogeveen.

Conclusie
Op basis van de huidige situatie, het gebruik en de historische informatie kan geconcludeerd worden dat er vermoedelijke geen bodemverontreinigingen zijn te verwachten, die een belemmering kunnen vormen voor de geplande herontwikkeling van het plangebied.

Bij de aanvragen omgevingsvergunning, activiteit bouwen, wordt te zijner tijd beoordeeld of de reeds bekende gegevens over de bodemkwaliteit voldoende zijn of dat alsnog een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd dient te worden conform de NEN 5740/NEN 5725 door een erkend en gecertificeerd bedrijf.

5.2 Archeologie en Cultuurhistorie

In het verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. De uitgangspunten van dit verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische waarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Archeologische verwachting
Het plangebied heeft een omvang van ca. 2600 m2. Het te bebouwen oppervlak bedraagt ca.
1300 m2. In het verleden was een oppervlak van ca. 1700 m2 bebouwd. Deze bebouwing is inmiddels gesloopt en het plangebied ligt nu braak.
Het plangebied ligt in een gebied met een onbekende archeologische verwachting op de Indicatieve kaart voor Archeologische Waarden (IKAW) vanwege de ligging binnen de bebouwde kom van Hoogeveen. Aan de hand van de omliggende archeologische verwachtingswaarden is het mogelijk dat het plangebied een lage of middelhoge archeologische verwachting heeft. In de nabije omgeving zijn geen archeologische monumenten, vondsten en waarnemingen bekend.

Conclusie
Een groot deel van het te bebouwen gebied is reeds verstoord door de voorgaande bebouwing en sloop daarvan. Het oppervlak dat nieuw bebouwd zal worden, overschrijdt nog wel het vrijstellingsoppervlak van 500 m2 dat is opgenomen in het provinciaal beleid. Vanwege de diverse verstoringen in het recente verleden zal de bodem echter naar verwachting niet of nog slechts heel beperkt intact zijn. Een archeologisch onderzoek zal om die reden niet zinvol zijn.
Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet blijft wel de meldplicht van kracht. Als tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische vondsten of indicatoren worden aangetroffen dan dient het werk onmiddellijk te worden stilgelegd en moet dit gemeld worden bij de provinciaal archeoloog en de gemeente.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's. Ten eerste is dat voor het dagelijkse waterbeheer het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.

Ten tweede is het WB21 opgesteld om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.

Tot slot zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.

Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Planbeschrijving
Het plangebied 'Hoofdstraat Noord 4-20' ligt in het stroomgebied van het Meppelerdiep, in het beheersgebied van Waterschap Reest en Wieden. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ca. 2600 m2. Nabij het plangebied ligt het brandriool Willemskade. De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP 11,00 m. Binnen het gebied zijn geen gevallen van grondwateroverlast bekend.


afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0004.jpg"Afbeelding 1: Waterhuishouding rond plangebied

Riolering
In het gebied ligt een gescheiden stelsel. Het hemelwater wordt afgevoerd naar een hemelwaterriool en niet naar de rioolwaterzuivering.

Om de kwaliteit van het grond- en oppervlakte water te waarborgen, dient bij nieuwbouwprojecten geen gebruik gemaakt te worden van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water en de waterbodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink en lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

Waterkwantiteit
Problemen met water moeten niet worden afgewenteld. De bedoeling is om bij uitbreiding de veerkracht van het watersysteem in Hoogeveen en omgeving te vergroten. Bij een toename van verhard oppervlak, zoals daken en verharding, zal meer regenwater worden afgevoerd in plaats van te infiltreren. Waterschap Reest en Wieden hanteert daarom een compensatieregel. Deze compensatie geschiedt, door een nieuw waterbergend oppervlak aan te leggen in het plangebied. Binnen dit oppervlak moet ten minste 25 mm x het nieuw te realiseren verhard oppervlak (m2) geborgen worden.

Als voorbeeld voor de compensatieregel is de volgende rekensom opgenomen. Het totaal verhard oppervlak in het plangebied bedraagt ca. 1700 m2. Dit betekent dat 0,025 m x 1700 m2 = 42,5 m3 water geborgen moet kunnen worden in het plangebied. Om dit te realiseren in het plangebied kan gedacht worden aan de aanleg van waterbergende verharding met een berging die voldoet aan de hierboven genoemde 42,5 m3. Hierdoor zal regenwater vertraagd worden afgevoerd naar nabijgelegen waterpartijen of watergangen.
Tevens zijn wadi-constructies te realiseren die ook zorgen voor vertraagde afvoer van hemelwater. Bij de aanleg van een sedumdak met een degelijke dikte (vanaf minimaal 7 à 10 cm) rekent het waterschap het dakoppervlak niet mee als verhard oppervlak. Hiervoor hoeft dan ook niet gecompenseerd te worden. Een combinatie van oplossingen is natuurlijk ook mogelijk. Bij nieuwbouw, die past binnen de kaders van dit bestemmingsplan, zal rekening gehouden worden met deze compensatieregeling.

Invloed op de waterhuishouding
Het plan ligt niet in een beekdal. Om wateroverlast en grondwateroverlast rond bebouwing te voorkomen wordt de nieuwe bebouwing aangelegd op ten minste 30 cm boven het straatpeil. In het gebied zijn bij bestaande bouw geen gevallen van grondwateroverlast bekend.

Het plan ligt niet in een zone van hydrologische beïnvloeding. Kleine wijzigingen in de grondwaterstand binnen het peilbeheer van het waterschap hebben geen directe invloed op de omliggende functies van het plan. Grotere verschillen in de grondwaterstand kunnen eventueel wel invloed op de omliggende functies hebben.

Proces
De gemeente heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het waterschap daarover ingelicht.

Wateradvies Waterschap Reest en Wieden
De bestemming en grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De normale procedure voor de watertoets is gevolgd. Waterschap Reest en Wieden komt tot het volgende advies: het proces van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. De wateraspecten van waterschap Reest en Wieden zijn voldoende belicht. Het waterschap geeft voor dit plan dan ook een positief wateradvies.

5.4 Natuur en Ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming dient rekening gehouden te worden met de effecten van het plan op Natura 2000 gebieden, EHS etc. Bij soortenbescherming is de Flora en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid.

Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Het dichtstbijzijnde gebied dat is aangewezen als EHS ligt op een afstand van ca. 900 meter ten noordwesten van het plangebied. Natura 2000 gebieden, zoals het Dwingelderveld en Mantingerzand liggen op meer dan 3 km van het plangebied. Als gevolg van de voorgenomen activiteit in het plangebied is aantasting van de beschermde waarden van een SBZ of aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS dan ook niet te verwachten.

Soortenbescherming
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Het plangebied is geheel onbebouwd en bestaat uit een grasveld, waar een intensief maairegime wordt toegepast. De ecologische waarden in het plangebied voor beschermde soorten is dan ook zeer gering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0005.jpg"
Afbeelding 2: Plangebied

In de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) zijn geen waarnemingen bekend van beschermde soorten uit de Flora- en faunawet.

Conclusie
Op het punt van vigerende natuurwet- en regelgeving wordt het plan uitvoerbaar geacht.

5.5 Geur

Direct ten noorden en zuiden van het plangebied liggen horecagelegenheden waar ook bereiding van voedsel plaatsvindt. Bij de realisatie van de woningen in het plangebied dient rekening gehouden te worden met het aspect geur. Op grond van de voorschriften van het Activiteitenbesluit waaronder het horecabedrijf valt, dient het emissiepunt zich 2 m boven de hoogste daklijn van woningen te bevinden binnen een straal van 25 m. Het blijkt dat de contour over het plangebied ligt.

Voorheen was reeds een bouwvergunning afgegeven waarbij het mogelijk was een supermarkt met daarboven appartementen te realiseren binnen deze contour. Destijds is aangegeven dat de initiatiefnemer afspraken diende te maken met het horecabedrijf over het verhogen van de pijp voor de afvoer van de bakdampen of het plaatsen van een ontgeuringsinstallatie. Ook voor de huidige ontwikkeling zullen dergelijke afspraken gemaakt dienen te worden, zodat de woningbouw geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van de horecagelegenheid.

5.6 Geluid

Voor deze ontwikkeling is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (Wgh). De RUD Drenthe heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het akoestisch rapport 'Akoestisch onderzoek Hoofdstraat Noord te Hoogeveen' met kenmerk HO 14931/RT van 7 juli 2015 Bijlage 1 Akoestisch onderzoek.

Wegverkeer
Voor de bepaling van de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer zijn de volgende wegen van belang:
- Brinkstraat;
- Blankenslaan-Oost;
- Willemskade.

Met het rekenprogramma Geomilieu 2.40 is een berekening gemaakt van de geluidbelasting ten gevolge van bovengenoemde wegen op het plangebied. De verkeersgegevens zijn afkomstig van de afdeling Realisatie (Verkeer) van de gemeente Hoogeveen voor het jaar 2026 (einde planperiode).

Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting als gevolg van het wegverkeer op de Blankenslaan-Oost ten hoogste 47 dB LDEN bedraagt en dus aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh kan voldoen.

De geluidbelasting veroorzaakt door het wegverkeer op de Brinkstraat bedraagt ten hoogste 50 dB LDEN op de oostelijke gevels in het plangebied en overschrijdt hier dus de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit geldt voor een afstand van 12 meter van de oostelijke gevels in het plangebied (zie afbeelding 3 Geluidbelasting t.g.v. de Brinkstraat, gele gebieden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0006.png"

Afbeelding 3: Geluidbelasting t.g.v. de Brinkstraat

Om woningbouw hier mogelijk te maken, is een hogere grenswaarde van maximaal 50 dB vastgesteld. Met de invulling van het plangebied wordt een open plaats in bestaande bebouwing opgevuld en wordt voldaan aan de beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder.

De geluidbelasting veroorzaakt door het wegverkeer op de Willemskade bedraagt ten hoogste
52 dB LDEN op de oostelijke gevels in het plangebied en overschrijdt hier dus de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Dit geldt voor een afstand van 26 meter van de oostelijke gevels in het plangebied (zie afbeelding 4 Geluidbelasting t.g.v. de Willemskade, gele gebieden).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0007.jpg"

Afbeelding 4: Geluidbelasting t.g.v. de Willemskade

Om woningbouw hier mogelijk te maken, is een hogere grenswaarde van maximaal 52 dB vastgesteld. Met de invulling van het plangebied wordt een open plaats in bestaande bebouwing opgevuld en wordt voldaan aan de beleidsregels Hogere waarden Wet geluidhinder.

Ruimtelijke afweging
De locatie bevindt zich in het centrum van Hoogeveen, hierdoor is het te verwachten dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt. De cumulatieve geluidbelasting bedraagt 60 dB Lden. Dit betreft de gezamenlijke geluidbelasting als gevolg van de zoneplichtige wegen en de niet zoneplichtige wegen. Deze geluidbelasting treedt op ter plaatse van het meest noordelijk gelegen toetspunt.
Door een goede verdeling van de diverse toegestane functies is een goede indeling te creëren die acceptabel is voor het aspect geluid. De geluidbelasting is van dien aard dat met gangbare maatregelen een goed binnenniveau is te behalen. Door de gevels aan de voorzijde voldoende hoog en aaneensluitend te maken, ontstaat aan de achterzijde van de gebouwen een gebied dat geluidluw is, waardoor voldoende rust gecreëerd wordt ten aanzien van het wegverkeerslawaai.
Daardoor is een hogere geluidbelasting van ten hoogste 60 dB Lden aan de voorzijde aanvaardbaar.

Industrielawaai
In de nabije omgeving van het plangebied ligt een aantal bedrijven:
- Hoofdstraat 2, Restaurant Da Luca
- Hoofdstraat 22, Restaurant Pyramide
- Blankenslaan-Oost 1, d'OldeKei barbecue restaurant
- Herman Bavinckschool

De geluidbelasting als gevolg van de restaurants Da Luca en Pyramide, zal naar verwachting geen belemmering vormen. Het restaurant d'Olde Kei beschikt echter ook over een feestzaal. De woning aan de Blankenslaan-Oost 3 is maatgevend voor de beoordeling van het onderdeel geluid. Dit is op dit moment de dichtst bij gelegen woning.

De afstand van de grens van de inrichting (d'OldeKei) tot deze woning bedraagt 15 meter. Deze afstand is in onderstaande afbeelding als contour weergegeven. Wanneer er binnen deze afstand een geluidgevoelige bestemming wordt gerealiseerd, dient er door de initiatiefnemer een nader onderzoek naar de geluiduitstraling van d'OldeKei te worden uitgevoerd. Uit een dergelijk onderzoek moet blijken of de initiatiefnemer nog geluidreducerende maatregelen moet treffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8017008-VG01_0008.jpg"
Afbeelding 5: Afstand tussen woning Blankenslaan-Oost 3 en de d'OldeKei (15 m)

Indien de woningen gerealiseerd worden buiten deze contour dan vormt geluid geen belemmering voor de woningbouw in het plangebied en wordt het bedrijf niet belemmerd.
Ten westen van het plangebied ligt de Herman Bavinckschool. De geluiduitstraling van de school is geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Overige geluidbronnen
Railverkeer en geluidbelasting veroorzaak door het vliegverkeer op het vliegveld Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.

5.7 Milieuzonering bedrijven

Bij nieuwbouw van woningen of bedrijven dienen de richtafstanden van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' gemotiveerd te worden toegepast. Het plangebied ligt in een gemengd gebied. Het gebied bestaat uit horecagelegenheden, winkels, een school en woningbouw.
Het toevoegen van maximaal 20 woningen en bedrijvigheid met een lage milieubelasting draagt niet bij aan een wezenlijke verandering in de uitstraling van het gebied.

5.8 Milieueffectrapportage (MER)

Op 1 april 2011 is het gewijzigde Besluit milieueffectrapportage in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (de m.e.r.-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag nog moet beoordelen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.


De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:
- de kenmerken van het project;
- de plaats van het project;
- de kenmerken van de potentiële effecten.

In het plangebied is sprake van woningbouw, waarbij maximaal 20 woningen worden gerealiseerd met de mogelijkheid van lichte bedrijvigheid in de vorm van aan-huis-gebonden-beroep (milieucategorie 1 en 2; VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering). In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is de ontwikkeling opgenomen onder categorie D 11.2, onder 2º: een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen.

Er is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit indien er sprake is van meer dan 2000 woningen. Het planvoornemen met 20 woningen ligt ver onder de drempelwaarde, waardoor kan worden aangenomen dat er geen sprake is van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt.

De onderzoekslocatie ligt op meer dan 3 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en op circa 900 meter tot het dichtstbijzijnde natuur dat onderdeel uitmaakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied ligt binnen bestaande bebouwing in de kern van Hoogeveen. Gezien de afstand en de aard van de beoogde ingreep zijn er geen negatieve effecten te verwachten op de natuurwaarden of de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied en de EHS. Er is in voldoende mate rekening gehouden met milieu- en overige omgevingsaspecten.

Conclusie
Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat het milieubelang in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten.

5.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Op grond van het Besluit en de Regeling dragen projecten met woningbouw niet in betekenende mate bij, als er minder dan 1500 woningen met 1 ontsluitingsweg worden geprojecteerd. In het plangebied worden maximaal 20 woningen mogelijk gemaakt en dit aantal ligt ruimschoots beneden de grenswaarde van 1500 woningen.

Conclusie
Dit betekent dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit en is verder onderzoek niet noodzakelijk. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

5.10 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied.

Stationaire bronnen
Binnen of in de nabijheid van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven aanwezig. Er hoeft niet getoetst te worden aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Transportroutes voor gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor en het water is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vanaf 1 april 2015 van kracht geworden. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Een toetsing aan veiligheidsafstanden op basis van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zoals verwoord in het Bevt is dan ook niet nodig.

Buisleidingen
Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van hoge druk aardgasleidingen of andere buisleidingen voor transport van gevaarlijke stoffen. Een toetsing aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen is dan ook niet aan de orde.

Conclusie
Externe veiligheid vormt geen beperking voor de ontwikkeling in het plangebied.

5.11 Verkeer en vervoer

De woningen, zowel aan de zijde van het Blankensplein als aan de zijde van de Hoofdstraat, zijn goed bereikbaar via de Blankenslaan Oost, dat onderdeel uitmaakt van de Centrumruit van Hoogeveen.

Conform het parkeerbeleid is het verplicht om in het centrum van Hoogeveen minimaal 1 parkeerplaats per woning op eigen terrein te maken.

In het gebied geldt betaald lang parkeren. Bezoekers en (eventueel) tweede auto's kunnen parkeren (betaald) op het Blankensplein of Hoofdstraat Noord of op het Prins Mauritsplein (gratis).

5.12 Duurzaamheid

Hoogeveen streeft naar een duurzame ontwikkeling. De gemeente heeft haar ambities op het gebied van duurzaamheid verwoord in de milieuvisie. Een van de speerpunten is energieneutraal bouwen. Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.
Nieuwbouw leent zich bij uitstek om de aspecten van duurzaamheid te integreren bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden en de landschappelijke inpassing. Er zijn in de praktijk verschillende mogelijkheden om energieneutraal te bouwen en rekening te houden met het gebruik van duurzame materialen.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

6.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 6.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels .

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.


In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

6.3 Verklaring van de bestemmingen

Wonen

De bestemming Wonen heeft betrekking op de te realiseren woningen.

Aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf In het algemeen mogen woningen en de eventueel daarbij behorende bijgebouwen gedeeltelijk worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie. Dit betekent dat maximaal slechts 35% van het vloeroppervlak van de woning en de bijgebouwen tot niet meer dan 75 m² gebruikt mag worden voor het aan-huis-verbonden beroep of voor een aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit.

Hoofdstuk 7 Handhaving

7.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst.
Als blijkt dat zonder of in afwijking van de regels activiteiten danwel gebruik plaatsvinden en de afwijking niet op enige wijze kan worden gelegaliseerd en niet past binnen het gemeentelijk beleid, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

7.2 Beleidskeuzen

Door de gemeente Hoogeveen is een kadernota integrale handhaving vastgesteld. Deze nota is de start van programmatisch handhaven in de gemeente Hoogeveen.

Programmatisch handhaven is een structurele en integrale aanpak van de handhaving, waarbij de uitvoering onder andere is gebaseerd op een handhavingsprogramma. Daarbij worden door het bestuur de prioriteiten bepaald en worden handhavingsactiviteiten zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. In deze aanpak worden beleid en uitvoering opgevolgd door evaluatie en bijsturing. Programmatisch handhaven is daarmee een cyclisch, democratisch, integraal en transparant proces.

7.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Aan de controle van het onderhavige plan wordt binnen de gemeente inhoud gegeven door een aantal ambtenaren die zich continu met handhaving bezighoudt.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied vastgelegd.

De ontwikkelaar heeft in het voorstadium overleg gehad met de eigenaren van de direct aan het plangebied aansluitende panden.

Het ontwerpbestemmingsplan is voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze inzagetermijn kon een ieder een zienswijze kenbaar maken. De bekendmaking hiervan vond plaats in de Hoogeveensche Courant alsmede in de Staatscourant en via elektronische weg. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Het plan is in het kader van het vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan verschillende instanties.
Een aantal instanties heeft een reactie gezonden op het plan. Zie 8.2 Reactienota voor de reactienota.

8.2 Reactienota

Reactienota inzake vooroverleg conceptbestemmingsplan Stadscentrum, deelplan Hoofdstraat Noord 4-20, 2014

Inleiding
Voor het gebied dat betrekking heeft op de percelen Hoofdstraat 4 - 20 in Hoogeveen, wordt een bestemmingsplan voorbereid. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door bebouwing dat eveneens aan de Hoofdstraat is gelegen, in het oosten door de Hoofdstraat, in het zuiden eveneens door bebouwing dat aan de Hoofdstraat is gelegen en in het westen door het Blankensplein.

Tot nu toe gevolgde procedure

In de Hoogeveensche Courant heeft 28 oktober 2015 de vooraankondiging voor dit ontwerpbestemmingsplan gestaan. Hierin stond tevens aangegeven dat er op dat moment nog geen mogelijkheid was om te reageren. Op het moment dat het ontwerpbestemmingsplan zal worden gepubliceerd, zal ook de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen worden aangegeven.

In het kader van artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening is het conceptbestemmingsplan toegezonden aan verschillende overlegpartners ten behoeve van het zogenaamde vooroverleg.

Vooroverleg artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Artikel 3.1.1 van het Bro schrijft voor dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg plegen met verschillende instanties cq besturen.

Hierna zijn de instanties weergegeven die met betrekking tot onderliggend conceptbestemmingsplan hebben gereageerd alsmede hun reacties daarop. Vervolgens worden de reacties van commentaar voorzien.

1. Provincie Drenthe
De provincie geeft aan dat op basis van de Omgevingsvisie Drenthe (geactualiseerde versie vastgesteld op 2 juli 2014) in onderliggend bestemmingsplan het aspect “wonen (zorgvuldig ruimtegebruik, herontwikkeling)” van provinciaal belang is.
In haar advies geeft de provincie aan dat het plan bijdraagt aan een verdere versterking van de woonfunctie in het stadscentrum van Hoogeveen en tevens aan een verdere versterking (herstel) van de ruimtelijke kwaliteit van het historische karakter van dit deel van het stadshart.
Het bestemmingsplan geeft de provincie geen aanleiding tot op- of aanmerkingen.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

2. Stichting Woon Advies Commissie voor de Woningbouw en de Woonomgeving (WAC)
Ten aanzien van paragraaf 5.12 Duurzaamheid in de toelichting van het bestemmingsplan merkt de WAC het volgende op.
In dit hoofdstuk wordt vermeld: “Er moet een stap worden gezet naar een duurzame leefomgeving. Belangrijk hierbij is het vergroten van de bewustwording.” De WAC pleit voor het opnemen van meer concrete maatregelen.
De eis: “De architectuur, de bouwvolumes en de daken moeten aansluiten op de korrel van het historische lint en aansluiten op de architectuur, de maatvoering en de kleurstelling van de aanwezige historische panden in de omgeving.” Dat moet geen belemmering zijn bij de realisatie van de ambities op het gebied van duurzaamheid.

Reactie
In een bestemmingsplan worden ruimtelijk relevante aspecten geregeld. Duurzaamheid kan een rol spelen bij de keuzes die worden gemaakt voor de inrichting van een plan. Bij duurzaamheid gaat het niet alleen over energiebesparing maar ook over begrippen als gebruikswaarde, belevingswaarde en de toekomstwaarde. De gemeente heeft de historische karakteristiek van de Hoofdstraat Noord als uitgangspunt genomen voor de toekomstige sfeer. Om deze sfeer te bereiken zijn concrete ruimtelijke randvoorwaarden en kwaliteitscriteria opgenomen.  Deze maken het de initiatiefnemer mogelijk om een duurzame, functionele, aantrekkelijke, passende en toekomstbestendige invulling te realiseren. 

Een initiatiefnemer, die gaat bouwen, dient ook de regels uit het Bouwbesluit 2012 in acht te nemen. Dit is nationaal beleid. Hierin is opgenomen dat een gebouw energiezuinig moet zijn en het bouwwerk moet voldoen aan de daarin genoemde energieprestatienormen. De gemeente kan initiatiefnemers stimuleren en eventueel faciliteren om verder te gaan dan een energieprestatienorm uit het Bouwbesluit 2012 of het toepassen van andere duurzame maatregelen. Wij kunnen ze daartoe niet verplichten door verdergaande voorschriften hierover op te nemen in de planregels van het bestemmingsplan.

Conclusie
Bovenstaande reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.


Vervolgprocedure

Het ontwerpbestemmingsplan zal vervolgens ter inzage worden gelegd gedurende een periode van 6 weken. Gedurende deze inzagetermijn kan een ieder een zienswijze kenbaar maken. De bekendmaking hiervan zal plaatsvinden in de Hoogeveensche Courant alsmede in de Staatscourant en via elektronische weg.

Het vervolg daarop bestaat, kort samengevat, uit de volgende stappen in de procedure:

- vaststelling (al dan niet gewijzigd) door de gemeenteraad;

- beroepsmogelijkheid bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

8.3 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de (financiële) uitvoerbaarheid van het plan. De eigenaar / ontwikkelaar heeft bij de gemeente Hoogeveen aangegeven dat er sprake is van een financieel haalbaar plan en dat de ontwikkeling volledig voor rekening en risico van de ontwikkelende partij komt. Met een financieel haalbaar plan wordt in dit verband bedoeld dat vanuit de verkoopopbrengsten van de woningen (minimaal) alle kosten kunnen worden goedgemaakt.

Bijlagen bij de toelichting