direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Lido Hoogeveen BV is medio juli 2013 eigenaar geworden van de voormalige zandwinning aan de Nijstad te Hoogeveen. In 2009 is de zandwinning ter plaatse beëindigd. De bestaande en voormalige zandwinningsplas kent anno 2015 een oppervlakte van circa 19 hectare. Na verkoop van de gronden (inclusief omringende gronden) is er sprake van 33 hectare te herontwikkelen gebied. Lido Hoogeveen BV wenst dit gebied te transformeren in een hoofdzakelijk recreatiegebied (verblijfsrecreatie en dagrecreatie) en daarnaast een woongebied. Deze ontwikkeling wordt als wenselijk ervaren vanuit de gemeente Hoogeveen en deze is bereid hiertoe een bestemmingsplanprocedure te willen opstarten. Het plan ziet toe op het bouwen van maximaal 105 recreatiewoningen, 14 reguliere woningen, 3 groepsaccomodaties en gebouwen ten dienste van verblijfs- en dagrecreatie op deze locatie.

1.2 Opgave bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan dient goed aan te sluiten bij de ruimtelijk-functionele gewenste invulling voor dit plangebied.

1.3 Opbouw toelichting

Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 2014' bestaat uit de volgende stukken:

  • verbeelding (NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01), schaal 1:1.500 en een legenda;
  • regels.

Op de verbeelding is de bestemming van het terrein aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een duidelijk beeld van het bestemmingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten, maar maakt geen deel uit van het bestemmingsplan. Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan bod:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de bestaande situatie en benoemt het huidige planologische regime;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid;
  • hoofdstuk 4 geeft de gewenste ontwikkeling en de planuitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 5 gaat in op de randvoorwaarden en belemmeringen vanuit omgevings- en milieuaspecten, zoals bodem, geluid, luchtkwaliteit, wateraspecten, etc.;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de duurzaamheidsaspecten;
  • hoofdstuk 7 gaat in op de planologische regels en de daarbij behorende verbeelding;
  • hoofdstuk 8 gaat in op de handhaafbaarheid van het bestemmingsplan;
  • hoofdstuk 9 gaat in op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan;
  • in hoofdstuk 10 is weergave gedaan van alle bij het bestemmingsplan behorende bijlagen.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie

2.1 Plangebied

De voormalige oostelijke zandwinning Nijstad bevindt zich op circa 700 meter afstand ten westen van de wijk Erflanden in de stad Hoogeveen. De voormalige zandwinning is ruimtelijk gezien ingeklemd tussen de ten zuiden gelegen Rijksweg A28 (afstand circa 180 meter), de weg Nijstad en de Hoogeveense Vaart direct ten noorden van het gebied. Aan de oostzijde bevindt zich een gasbehandelingsinstallatie van de NAM (Nederlandse Aardolie Maatschappij). Ten westen van de zandwinning bevindt zich nog een voormalige zandwinning die in de huidige vorm door een landtong is afgeschermd van de te herbestemmen plas van Lido Hoogeveen BV.

Hieronder een weergave van de ligging van de voormalige zandwinning waar het voorliggend bestemmingsplan op van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0002.jpg"

2.2 Vigerend recht

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan Buitengebied Noord, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Hoogeveen op 22 november 2007 en goedgekeurd op 27 mei 2008. Binnen dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming ‘Landelijk gebied 1’ (ALG1). Tevens is zichtbaar een nadere aanduiding (zandwinning (Z), ‘hoogspanningsleiding 3’, 2 aardgastransportleidingen en een geluidscontour voor ‘geluidszone met 50 dB(a)-contour’. Onderstaand de relevante uitsnede van de plankaart met daarop zichtbaar de genoemde bestemmingen en aanduidingen. In het rode kader is het plangebied zichtbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0003.jpg"

Voor de bestemming ‘Landelijk gebied 1’ geldt de volgende doeleindenomschrijving (waarbij alleen de relevante doeleinden die voor dit bestemmingsplan van belang zijn, zijn opgesomd):

Doeleindenomschrijving

De als zodanig op de plankaart aangegeven gronden zijn bestemd voor:

  • behoud en herstel van de landschappelijke waarden;
  • behoud van de natuurlijke waarden;

en voor de volgende sociaal-economische doeleinden:

  • dagrecreatie;
  • wonen, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘woning’ en/of ‘dubbele woning’;
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van recreatiewoningen met bijbehorende kleinschalige recreatieve voorzieningen en beheersvoorzieningen, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘recreatiewoningterrein’;
  • zandwinning, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘zandwinning’;
  • geluidszone met 50 dB(A)-contour, uitsluitend voorzover de gronden zijn aangegeven met ‘geluidszone met 50 dB(A)-contour’;
  • aardgastransportleiding, uitsluitend een strook ter breedte van 5 m ter weerszijden van de met ‘aardgastransportleiding’ aangegeven lijn;
  • hoogspanningsleiding, uitsluitend een strook ter breedte van 25 m ter weerszijden van de met ‘hoogspanningsleiding 3’ aangegeven lijn.

Aangezien Lido Hoogeveen BV de voormalige zandwinningslocatie wenst te transformeren in een hoofdzakelijk recreatiegebied (verblijfsrecreatie en dagrecreatie) en daarnaast een woongebied past dit niet binnen het geldende bestemmingsplan, immers de gronden zijn niet nader aangeduid met ‘recreatiewoningterrein’ en ook niet met ‘woning’.

Een en ander betekent dat een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk is. Het voorliggende plan voorziet hierin.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur plangebied

Medio jaren ’60 van de vorige eeuw is begonnen met het winnen van zand op de locatie Nijstad. Deze zandwinput heeft tot circa 2009 gezorgd voor de levering van grondstoffen voor de bouw, weg- en waterbouw. Medio 2009 zijn deze zandwinningsactiviteiten beëindigd op de locatie Nijstad. Gedurende deze looptijd is circa 3,5 miljoen m3 aan zand gewonnen uit de zandwinning aan de Nijstad. Deze activiteiten hebben er toe geleid dat het plangebied voor dit bestemmingsplan in de huidige vorm bestaat uit circa 19 hectare water en 14 hectare aan ‘vaste gronden’. Op het terrein is geen bebouwing aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0004.jpg"

De zandwinplas aan de Nijstad wordt gevoed door grond- en regenwater. Het water in de plas is daardoor voedselarm en helder. Op onderstaande foto's enkele weergaven van de plas.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0006.jpg"

Aan de oostkant van het plangebied bevindt zich een hoogspanningsleiding en een tweetal ondergrondse hogedrukgasleidingen. Foto 5 en 6 geven de leidingen weer. De aanwezigheid van deze leidingen is van invloed geweest op de inrichting van het plangebied, daarover meer in hoofdstuk 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0007.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0008.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Europees beleid

3.1.1 Verdrag van Malta

In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.

De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 september 2007 op basis van de gewijzigde Monumentenwet 1988 de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten. De gronden vallende binnen het bestemmingsplan "Buitengebied Noord, deelplan Nijstad" zijn getoetst aan de archeologische wet- en regelgeving. De doorwerking daarvan is opgenomen in hoofdstuk 5, paragraaf 5.2

3.1.2 Vogel- en habitatrichtlijn

De laatste tijd ondervindt de ruimtelijke ordening steeds meer invloed van het Europese beleid. In het bijzonder geldt dit voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van de beschermde flora en fauna. Hiervoor dient als basis de Flora- en faunawet van 1 april 2002; deze wet regelt de bescherming van soorten.

De doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van in het wild levende planten- en diersoorten. Activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zijn in principe verboden. Daarnaast erkent de wet dat ook dieren die geen direct nut opleveren voor de mens van onvervangbare waarde zijn. Van het verbod op schadelijke handelingen kan onder voorwaarden worden afgeweken, met een ontheffing of een vrijstelling. Het verlenen hiervan is de bevoegdheid van de minister van Economische zaken (EZ) of, in geval van beheer en schadebestrijding, van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe.

Het 'Bestemmingsplan "Buitengebied Noord, deelplan Nijstad" is aan deze wet getoetst en hierop wordt verder ingegaan in hoofdstuk 5, paragraaf 5.4

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Begin 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Deze Structuurvisie is in juni 2011 als ontwerp vastgesteld door de ministerraad en op 22 november 2011 door de 2e Kamer aangenomen. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent dat er eerst gekeken moet worden of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, en vervolgens of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt. Indien dat niet mogelijk is kan een stedelijke ontwikkeling gemotiveerd plaatsvinden buiten bestaand stedelijk gebied.

Uit onderzoek (zie ook paragraaf 3.2.3) is gebleken dat in Hoogeveen behoefte is aan een hoogwaardig recreatiegebied in de nabijheid van de stad. Tevens heeft Hoogeveen behoefte aan de realisatie van woningen in het hogere segment. Er ligt een plan om een bestaande verstoorde locatie (voormalige zandwinning met bijbehorende gronden) te transformeren in een hoogwaardig recreatie- en woongebied. Het biedt een toevoeging in de gewenste recreatieve structuur en als financiële onderlegger voor de recreatieve ontwikkeling wordt voorzien in het bouwen van woningen in het hogere segment op een bijzonder locatie buiten bestaand stedelijk gebied. Het plan wordt zorgvuldig en groen in de omgeving ingepast en sluit daarom aan bij de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking.

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Daarin is in artikel 3.1.6 een lid 2 ingevoegd waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen (inclusief detailhandel) in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ("ladder duurzame verstedelijking").

De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede 2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3), die vooral goed ontsloten moeten zijn. Hierna volgt de Ladder voor Duurzame verstedelijking.

3.2.3 Ladder duurzame verstedelijking

Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. De ladder ondersteunt gemeenten en provincies in vraaggerichte programmering van hun grondgebied, het voorkomen van overprogrammering en de keuzes die daaruit volgen. De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft een handreiking beschikbaar gesteld als hulpmiddel bij de toepassing van de ladder.

Doel

De ladder voor duurzame verstedelijking is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Motiveringsplicht en resultaat

Overheden dienen nieuwe stedelijke ontwikkeling te motiveren met de drie opeenvolgende stappen. De stappen bewerkstelligen dat de wens om een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk te maken, nadrukkelijk wordt gemotiveerd en afgewogen met oog voor (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt.

De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

Wettelijk kader

De ladder voor duurzame verstedelijking is het kader voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden.

Trede 1 vraagt de regionale ruimtevraag (kwantitatief én kwalitatief) voor stedelijke ontwikkelingen te bepalen. Dit betreft wonen, werken, detailhandel en overige stedelijke voorzieningen. Het gaat om de ruimtevraag waarin elders in de regio nog niet is voorzien. Is de vraag gelijk aan de behoefte minus het aanbod (in plannen én in de bestaande voorraad met eenzelfde kwaliteit als de gevraagde kwaliteit).

Met de regionale ruimtevraag in beeld kan worden beoordeeld of een voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Zo ja, dan is trede 2 aan de orde.

Woningbouw

In regionaal verband is voor Hoogeveen een bouwopgave van circa 1400 woningen tot en met 2020 beschikbaar. De realisatie van onderwerpelijk plan voor maximaal 14 woningen kan, in lijn met de regionale afspraken, worden ingepast in de gemeentelijke woningbouwplanning en -programmering. In die zin voorziet het plan in de actuele regionale behoefte. De gemeente geeft in haar woonvisie verder aan dat zij zich graag richt op meer balans in de inkomensverdeling van Hoogeveen, waarbij er goede kansen liggen om huishoudens met een hoger inkomen te binden en aan te trekken, door het aanbieden van ‘wervende woonmilieus’. Door de ligging van het te realiseren woongebied aan het water en in de directe nabijheid van Hoogeveen is het aan te merken als een ‘wervend woonmilieu’.

Daarnaast is door initiatiefnemer aangegeven dat medio september 2015 inmiddels 10 van de 14 woonkavels verkocht zijn en de overige kavels in optie zijn genomen. De woonkavels zijn mede zo in trek omdat er sprake is van een bijzonder ‘wervend’ woonmilieu. Op zeer korte afstand van de stad Hoogeveen (en daarmee alle aanwezige voorzieningen) als ook in de directe nabijheid van hoofdinfrastructuur (A28) kan in de toekomst in de directe nabijheid van een recreatieplas aan het water worden gewoond. Er kan gebruik gemaakt worden van de diverse voorzieningen in het recreatiegebied. De verwachting is dat de woonkavels voorzien in een actuele regionale en zelfs lokale vraag.

Verblijfsrecreatie

Recent is er door diverse instanties onderzoek gedaan naar de verblijfsrecreatiesector. De huidige stand van deze bedrijfstak, toekomstige ontwikkelingen als doelgroepen zijn in kaart gebracht. Dit is gedaan voor zowel Nederland als ook voor Drenthe met specifiek zelfs aandacht voor de regio zuidwest Drenthe en de gemeente Hoogeveen.

Volgens onderzoek van de NVM naar de Nederlandse markt voor recreatiewoningen (2014) neemt de vraag naar recreatiewoningen in Nederland toe. Bovendien zijn vele reeds bestaande parken verouderd en voldoen daarom niet meer aan de behoefte van de consument. Recreatief gebruik is de belangrijkste reden voor de aanschaf van een recreatiewoning, maar een meerderheid zet deze ook in voor de verhuur aan derden. De recreatiewoning wordt daarmee steeds meer een beleggingsobject, waar ook nog plezier aan beleefd wordt.

Recron schetst het dilemma van de verblijfsrecreatie-paradox: in Nederland is enerzijds sprake van een verzadigde markt in de verblijfsrecreatie. Anderzijds zijn er nog steeds goede initiatieven in de verblijfsrecreatie die kansrijk zijn en van toegevoegde waarde op het huidige toeristische product.


Rabobank komt in haar 'thema update verblijfsrecreatie 2015' tot de conclusie dat de markt van vakantieparken elk jaar een lichte vraagstijging kent. Deze groei komt voornamelijk door het toenemend aantal Duitse toeristen. Vakantieparken aan de kust, in de regio Amsterdam of aan grote waterpartijen profiteren hier met name van.

Ecorys heeft in 2014 in opdracht van Recreatieschap Drenthe onderzoek gedaan naar recreatie en toerisme. Geconcludeerd wordt dat het toerisme in Drenthe aantrekt. Drenthe heeft bezoekers veel te bieden, zowel voor een vakantie als een dagje uit. Vanwege de aantrekkelijke en veelzijdige uitgangspositie is de recreatieve sector belangrijk voor de provinciale economie, er wordt omzet gegenereerd en werkgelegenheid gecreëerd. Daarnaast hebben ook de eigen inwoners baat bij een aantrekkelijk en veelzijdig aanbod van toeristische voorzieningen.

Het aantal overnachtingen in verblijfstoeristische accommodaties in Drenthe is in de afgelopen jaren toegenomen tot circa 8,5 miljoen. Een belangrijk deel vond plaats in een recreatiewoning (44,9%). De ontwikkeling van de vakantiebestedingen laat zien dat de bestedingen over een langere periode structureel zijn toegenomen. Dit komt met name door de verschuivingen van goedkopere kampeervakanties naar een vakantieverblijf in een recreatiewoning of hotel.

Onderzoek van het Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd (2014) in opdracht van de Provincie Drenthe naar het toekomstperspectief laat voor de vakantiebungalowsector in Drenthe een iets beter beeld zien dan gemiddeld in Nederland. Deze sector kent een groei van het aanbod, maar ook het aantal overnachtingen is toegenomen, maar wel iets minder sterk dan het aanbod. De bezettingsgraden zijn dan ook licht aan het dalen. Deze daling is echter aanzienlijk lager dan gemiddeld in Nederland.

In de kampeermarkt in Drenthe is het aanbod tussen 2003 en 2012 (ondanks een daling van reguliere kampeerterreinen sinds 2007) gestegen, terwijl het aantal overnachtingen sterk is gedaald. De bezettingsgraden van de campings in Drenthe zijn gemiddeld genomen dan ook fors gedaald. De kampeermarkt in Drenthe staat dus sterk onder druk.


De hotelmarkt in Drenthe ontwikkelt zich positiever dan de kampeer- en bungalowmarkt. Net als bij de bungalowmarkt groeide het aantal slaapplaatsen in Drenthe tussen 2003-2012 (+15%), maar in tegenstelling tot de bungalowmarkt groeide het aantal overnachtingen nog sterker dan het aantal slaapplaatsen, namelijk met 29%. De bezettingsgraad groeide ook met 13% (landelijk +6%). De hotelsector in Drenthe zit dus duidelijk in een groeimarkt.

Van al deze toeristische overnachtingen in Drenthe vindt maar iets meer dan 1% plaats in Hoogeveen, en dat percentage neemt af. Alleen Meppel scoort binnen Drenthe slechter. Er zijn in Hoogeveen weinig recreatiemogelijkheden waarbij accommodaties gehuurd kunnen worden. Er zijn meerdere (boeren)campings, maar daarbij ligt de nadruk op kampeerplaatsen en/of accommodaties die eigendom zijn van families waardoor ze nauwelijks voor verhuur beschikbaar zijn. Daar waar het aantal slaapplaatsen in Drenthe de afgelopen periode toe nam, was in Zuidwest Drenthe juist sprake van een daling. Ook de gemiddelde grootte van de bungalowparken in Drenthe nam toe met 19%, maar in Zuidwest Drenthe lijkt de gemiddelde grootte van de bungalowparken te zijn afgenomen.

Recron heeft een leefstijlatlas ontwikkeld, waarin 7 verschillende recreatiedoelgroepen onderscheiden worden op basis hoe zij het liefst hun vrije tijd door brengen. Deze doelgroepen (met daarbij het procentueel aantal recreanten in Zuidwest Drenthe) zijn: 1-Rustig Groen (8%), 2-Gezellig Lime (16%), 3-Uitbundig Geel (21%), 4-Ingetogen Aqua (23%), 5-Stijlvol Blauw (9%), 6-Ondernemend Paars (11%) en 7-Creatief Rood (10%).

Drenthe heeft als provincie waarschijnlijk de meeste aantrekkingskracht op de 'Groen' en 'Aqua' leefstijl. Zuidwest Drenthe laat in vergelijking met veel andere Drentse regio's een redelijk divers beeld zien in de kleuring van de capaciteit van het aantal bedden. Ruim de helft van het aanbod is aantrekkelijk voor de groepen 'Groen' en 'Lime', terwijl er juist een leemte is tussen vraag en aanbod voor 'Rood', 'Blauw', 'Paars', 'Geel' en 'Aqua'.

Voorzieningen voor de 'Groen' en 'Lime' doelgroepen staan relatief laag in de productlife cycle. Omdat in Drenthe veel verblijfsaccommodaties als 'Groen' en 'Lime' kunnen worden getypeerd, loopt Drenthe het risico op termijn over een verouderd aanbod te beschikken. Vernieuwing van het aanbod is dan ook een aandachtspunt, met name voor de kampeer- en bungalowsector. arken te zijn afgenomen.

Nederland blijft een populair vakantieland voor zowel Nederlanders als buitenlandse toeristen waardoor de vraag naar bungalows stabiel zal blijven. Doordat de markt van verblijfsrecreatie in Nederland kwantitatief verzadigd is, maar kwalitatief volgens de Rabobank in haar onderzoek nog ruimte laat voor nieuwkomers, is het zaak een bijzondere beleving te bieden.

Vakantieparken zijn kapitaalintensief en de accommodaties vergen veel onderhoud. Door de verzadigde markt zal een prijsdaling optreden. Verouderde vakantieparken met beperktere voorzieningen en traditionele kampeerterreinen zullen het daardoor moeilijk krijgen in de toekomst. Alleen parken met een uniek product (door ligging, voorzieningen of concept) en een hoge kwaliteit (door service, innovatie en personeel) kunnen zich onderscheiden en goede marges realiseren.

Ook in Drenthe is er volgens het Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd sprake van de verblijfsrecreatie-paradox, met een verzadigde markt en redelijk veel ondernemingen die niet klaar zijn voor de toekomst. Het verblijfsrecreatieve product is qua doelgroepen te veel gericht op de 'Rustig Groen' en 'Gezellig Lime' leefstijlen. Daardoor is er teveel van hetzelfde en te weinig vernieuwend aanbod.

Tegelijkertijd zijn er ook koplopers die kansen zien in de markt. Met name parken met eigentijdse en meer luxe bungalows met veel centrumvoorzieningen laten een goede bezetting zien. Om te werken aan een kansrijke toekomst is het essentieel om uniciteit en schaarste te creëren. Dus innoveren met bijzondere concepten, het aanbieden van verschillende typen accommodaties en daarbij gebruik te maken van regionale karakteristieken en ligging en door integratie tussen dag- en verblijfsrecreatie.

Voor de komende jaren is het volgens Recreatieschap Drenthe de uitdaging om voldoende te blijven investeren om het toeristisch product aantrekkelijk te houden. Kwaliteitsverbetering van verblijfsrecreatie is de meest genoemde gewenste ontwikkeling. Dat geldt voor de accommodaties, de toeristische voorzieningen en de omgevingskwaliteit. Vooral in Zuidwest Drenthe ligt hier een grote opgave door teveel van hetzelfde aanbod. Naast kwalitatieve ontwikkeling zijn er in Zuidwest ook mogelijkheden voor kwantitatieve ontwikkeling van verblijfsrecreatie, vooral in Meppel en Hoogeveen vanwege het beperkte verblijfsaanbod.

Het Bureau voor Ruimte & Vrije Tijd ziet een aantal verblijfsrecreatieve ontwikkelingen voor de regio Zuidwest Drenthe als kansrijk: Een grootschalig verblijfsrecreatiepark in specifiek Hoogeveen, met nieuwe onderscheidende en aanvullende accommodaties met luxe en comfort, gerelateerd aan het stedelijke netwerk (Hoogeveen, De Wolden en Meppel), bijvoorbeeld met daarbij een hotelfunctie, conferentie mogelijkheid, wellness en eventueel in combinatie met zorg of verbonden aan vaarrecreatie.

Om te kunnen overleven in de verzadigde markt heeft een vakantiepark volgens de onderzoeken van de ABN Amro en de Rabobank een aantal opties. Deze mogelijkheden bestaan uit:

  • realiseren van verkoop via eigen verkoopkanalen i.p.v. via boeking sites en tussenpersonen;
  • inspelen op de toenemende vraag naar luxe en comfort;
  • realiseren van meer beleving door een bijzonder concept op een unieke locatie;
  • het simpel en overzichtelijk houden van aanbod met transparante en heldere prijzen;
  • inspelen op de toename aan populariteit van locaties aan het water;
  • inspelen op het groeiend aantal toeristen uit onze buurlanden.


Voor de komende jaren is het volgens Recreatieschap Drenthe de uitdaging om voldoende te blijven investeren om het toeristisch product aantrekkelijk te houden. Dat geldt voor de accommodaties, de toeristische voorzieningen en de omgevingskwaliteit.

Toegevoegde waarde Lido

Uit de marktverkenning blijkt dat er in Zuidwest Drenthe kwantitatief gezien nog ruimte is voor een verblijfsrecreatiepark, mits deze kwalitatief een toevoeging is op het bestaande aanbod door zich te richten op doelgroepen waarvoor er nu nog een leemte bestaat tussen vraag en aanbod.

Vanuit een uitgevoerde marktverkenning is gebleken dat de doelgroepen 'Uitbundig Geel' en 'Ingetogen Aqua' voor Lido interessant zijn om zich op te richten. Dit komt omdat de concurrentie zich met name op andere doelgroepen richt ('Rustig Groen' en 'Gezellig Lime'). Bovendien biedt de locatie de mogelijkheid om juist goed in te spelen op de wensen van de gekozen doelgroepen. Daarnaast is er een goede mix te maken van dag- en verblijfsrecreatie omdat in de westelijke helft van Hoogeveen deze doelgroepen ook goed vertegenwoordigd zijn. De focus doelgroepen worden als volgt getypeerd:

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0009.jpg"

Door de gunstige ligging van Lido aan het water onderscheidt het zich van vele andere vakantieparken in Drenthe die zich bevinden in de bossen of op de heide. Bovendien ligt het vlakbij de dorpen Echten en Zuidwolde en Hoogeveen met haar beste binnenstad van Nederland met theater, bioscoop en vele andere voorzieningen. Daar komt nog bij dat Lido ligt nabij een knooppunt van fietsroutes. Het actief recreëren, watersport, net als de voorzieningen in de omgeving sluit qua behoeftes van de doelgroep goed aan bij wat het beoogde plan te bieden heeft.

De bereikbaarheid van Lido is goed, aan de afrit van de A28. Hierdoor is het niet alleen voor de recreant een interessante plek om te verblijven, maar ook voor de zakelijke doelgroep een locatie om af te spreken voor lunch of diner, te vergaderen of te overnachten.

De combinatie van haar gunstige ligging, nieuw aan te leggen voorzieningen die aansluiten bij de huidige wensen van de consument en de focus op de doelgroepen ‘Ingetogen Aqua’ en ‘Uitbundig Geel’ zorgt er voor dat Lido toegevoegde waarde biedt ten opzichte van de andere vakantieparken in Drenthe.

Ook is er op deze manier een goede mix te maken qua dag- en verblijfsrecreatie omdat in de westelijke helft van Hoogeveen deze doelgroepen ook goed vertegenwoordigd zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0010.jpg"

Dagrecreatie

De gemeente Hoogeveen heeft circa 55.000 inwoners, waarvan een aanzienlijk deel woont aan de westkant van Hoogeveen, in de wijken De Weide en Erflanden. Dit zijn veelal gezinnen met een modaal inkomen of hoger. In en rondom Hoogeveen is er weinig zwemgelegenheid. Op circa 10 kilometer ten oosten van het plangebied ligt Schoonhoven. Een recreatiegebied dat een andere uitstraling heeft dan wat in dit plan nagestreefd wordt. Ook is er in Hoogeveen geen buitenzwembad. Derhalve gaan veel inwoners nu naar bijv. het Blauwe Meer nabij Smilde, het Ermerstrand nabij Emmen of Oldemeijer nabij Hardenberg of het buitenzwembad van Zuidwolde. Er is binnen Hoogeveen behoefte aan recreatiegelegenheid met strand, zwemwater en vertier van hoogwaardige kwaliteit, maar momenteel wordt daar op fietsafstand niet in voorzien.

Ook vanuit het gemeentelijk beleid is zichtbaar geworden dat de gemeente het gebied aan de Nijstad graag ziet transformeren in een hoogwaardig recreatiegebied. Gezien de ligging nabij de stad Hoogeveen en gezien de grote potentiele bezoekersgroep zal het realiseren van dagrecreatieve voorzieningen voorzien in een lokale en regionale behoefte.

Trede 2 motiveert of de beoogde ontwikkeling plaats kan vinden binnen het bestaand stedelijk gebied. Dit kan door op lege plekken de ruimte ‘in te vullen’, een andere bestemming te geven aan een gebied, door herstructurering van bestaande terreinen of door transformatie van bestaande gebouwen of gebieden.

Kan de vraag volledig opgevangen worden binnen bestaand gebied dan is de ladder succesvol doorlopen en is de motivering na de afronding van deze stap klaar. Wanneer de regionale ruimtevraag niet of niet geheel binnen bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, is trede 3 aan de orde.

In eerste aanleg is van belang om te bepalen wat het stedelijk gebied is. De toelichting op de SER Ladder voor Duurzame Verstedelijking geeft daarover het volgende aan:

Wat is stedelijk gebied?

De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in het bestaand stedelijk gebied. Het zal nodig zijn om op basis van de gebied specifieke situatie te bepalen wat ervaren wordt als stedelijk gebied. In het algemeen kan het bestaande stedelijk gebied worden gedefinieerd als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

Er wordt niet gebouwd in bestaand stedelijk gebied, er is sprake van het landelijk gebied. Er wordt niet voldaan aan trede 2, zodat ook de toets aan trede 3 van belang is.

Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, is trede 3 aan de orde. Van belang is om de meest duurzame ruimte te vinden voor verstedelijking buiten het (bestaand) stedelijk gebied. Het (potentiële) aanbod aan modaliteiten is sturend. De beantwoording van twee vragen staat centraal:

  • 1. Welke plekken zijn of worden op korte termijn multimodaal ontsloten op een wijze die past bij de schaal van de ontwikkeling?
  • 2. Wat is een optimale afstemming tussen de resterende regionale vraag en het aanbod aan passende (in potentie) multimodaal ontsloten of op korte termijn te ontsluiten locaties?

Het antwoord op deze vragen is het eindresultaat van de toepassing van de ladder: zicht op (in potentie) multimodale locaties die passen bij de schaal en de omvang van de ontwikkeling.

In trede 3 gaat het om stedelijke uitleg en wel op een zodanige locatie dat het uitleggebied (in potentie) multimodaal ontsloten kan worden. Wat is multimodaal en welke multimodale kwaliteit bij welk type (en bij welke omvang) van de uitleg is gewenst?

Het gebied aan de Nijstad betreft een voormalige zandwinningslocatie. Het idee is opgevat om hier een hoofdzakelijk recreatie- (verblijfsrecreatie en dagrecreatie) en daarnaast een kleinschalig woongebied van te maken. De recreatie zal sterk gericht zijn op het aanwezige water. Het aanwezige water leent zich uitstekend als basis voor zowel dag- als verblijfsrecreatie, immers water heeft altijd een aantrekkende werking op het recreatiegedrag. De aanwezigheid van de bestaande plas komt de uitleg van trede 3 ten goede, immers de plas is aan te merken als een bestaand landschapselement in het landschap. Het beoogde recreatie- en woongebied is ook goed te bereiken. Dit kan met de bestaande infrastructuur. De ligging van de A28 is nabij, zodat het gebied voor bezoekers goed bereikbaar is met de auto. Voor de dagrecreanten is het gebied goed per fiets te bereiken vanuit Hoogeveen. De locatie bevindt zich op circa 750 meter van de kern Hoogeveen. Aangezien de locatie zich direct ten zuiden van de Hoogeveense Vaart bevindt kan het gebied in de toekomst ook goed per pleziervaart bereikbaar zijn.

Een dergelijke locatie bevindt zich niet binnen de kern Hoogeveen. Door voor deze reeds verstoorde locatie aan de Nijstad te kiezen kan worden voldaan aan Trede 3 van de genoemde ladder.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Omgevingsvisie en -verordening Drenthe

Op 2 juli 2014 is de Actualisatie omgevingsvisie Drenthe 2014 vastgesteld, vervolgens moet de omgevingsverordening nog opnieuw worden vastgesteld.

De omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: ‘Het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is’.

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hieronder volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Wonen

De provincie streeft naar aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag. Het maken van bovenlokale afspraken hierover is van provinciaal belang. Gemeenten werken hun aandeel in het woonaanbod en de woonmilieus uit in de Gemeentelijke structuurvisie of het Woonplan. Zij houden daarbij rekening met de huidige kernenstructuur in de gemeente en de behoefte aan verschillende woonmilieus.

Vanuit de doelstelling om zorgvuldig en doelmatig om te gaan met de ruimte in Drenthe, hanteert de provincie het uitgangspunt ‘inbreiding gaat voor uitbreiding’. Dit houdt in dat de provincie Drenthe prioriteit geeft aan herstructurering (inclusief verduurzaming) van de woningvoorraad en aan het herontwikkelen en herbestemmen van gronden en panden. Daarnaast ligt er een beperkte opgave om de woningvoorraad uit te breiden.

Het initiatief om op de locatie Nijstad te bouwen voldoet aan hetgeen is verwoord in de gemeentelijke woonvisie 2011-2020. In deze woonvisie geeft de gemeente aan dat zij graag mensen met hogere inkomens wil binden aan de stad en de gemeente middels wervende woonmilieus. Met het initiatief om in het plangebied aan de Nijstad woningen te bouwen wordt niet binnen bestaand bebouwd gebied gebouwd en dat er sprake is van uitbreiding in plaats van inbreiding. De voormalige zandwinning aan de Nijstad is reeds verstoord. Er liggen plannen om het gebied te transformeren in een hoogwaardig recreatie- en woongebied. Voor de transformatie zijn financiën benodigd. De te realiseren kavels voor reguliere woningen, die qua omvang ondergeschikt is aan de gehele herontwikkeling, kunnen dienen als een prima financiële onderlegger om de rest van het gebied geschikt te kunnen maken voor de recreatieve functies. Hierdoor ontstaat een win-winsituatie. De gemeente is in staat om een wervend woonmilieu te realiseren die met name de hogere inkomensgroepen bindt. De gemeente en de regio krijgen er een hoogwaardig recreatiegebied voor terug.

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik.

Om zorgvuldig ruimtegebruik in Drenthe te stimuleren, wordt gestreefd naar het bundelen van wonen en werken. Inbreiding gaat vóór uitbreiding. Extra ruimte voor wonen en werken is er in (of aansluitend op) het bestaande bebouwde gebied en gebundeld rond de regionale voorzieningen voor infrastructuur en openbaar vervoer. Uiteraard is het niet de bedoeling dat dit streven ten koste gaat van cultuurhistorisch waardevolle dorpskernen. In zulke situaties wordt met de betrokken partijen naar een maatwerkoplossing gezocht.

Het plangebied is verstoord door de jarenlange zandwinning. Hoewel er geen sprake is van ‘inbreiding voor uitbreiding’ is wel sprake van een verstoorde locatie. Er wordt gestreefd naar een bundeling van een kleinschalig bijzonder woonmilieu (14 woningen) en werken (recreatiegebied) op een bijzondere locatie die zich hier goed voor leent. Er zijn niet veel van dergelijke voormalige zandwinningslocaties in Drenthe, zodat er geen sprake is van het scheppen van een precedent. De beschikbare (en reeds verstoorde) ruimte wordt door dit plan op een manier heringericht die een positieve bijdrage levert aan zowel de werkgelegenheid, de mogelijkheden voor verblijfs- en dagrecreatie als ook het kunnen realiseren van een bijzonder woonmilieu in de directe nabijheid van het bebouwd gebied, te weten Hoogeveen. Op deze wijze worden gronden op een passende wijze herontwikkeld en krijgen de gronden een herbestemming. Ook is het gebied aan de Nijstad goed en snel te ontsluiten vanwege de diverse wegen die langs het plangebied lopen en de in de nabijheid aanwezige aansluiting op de A28.

De provincie Drenthe zet in op de Ladder voor Duurzame Verstedelijking. De ladder is tevens rijksbeleid en eind 2012 als motiveringseis opgenomen in het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro). In de nieuwe Omgevingsvisie wordt de ladder als procesvereiste bij de afweging voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen nader uitgewerkt.

De doelen bij het toepassen van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking in Drenthe zijn als volgt:

  • zorgvuldig omgaan met de ruimte in Drenthe;
  • tegengaan van overaanbod, met kwaliteitsverlies, leegstand en soms ook verloedering met als gevolg binnen de bestaande voorraad woningen, kantoren, bedrijventerreinen en verblijfsrecreatie;
  • de juiste discussie voeren over nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, zonder sterke, gewenste plannen onnodig te vertragen of belemmeren;
  • bevorderen van vraaggericht programmeren voor bewoners, bezoekers en bedrijven in Drenthe;
  • Ruimte voor initiatieven die kwaliteit toevoegen aan Drenthe : ‘pareltjes’ laten groeien en bloeien;
  • Begeleiden van het veranderingsproces van groei en nieuwbouw naar beheer en verversing en vernieuwing van het bestaand stedelijk gebied;
  • Focus op bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking;
  • Doorontwikkeling, hergebruik en transformatie van bestaand vastgoed;
  • Betere benutting van multimodale knopen en meer aandacht voor passende ontsluiting;
  • Zorgvuldige, transparante en overtuigende motivering.

Het is niet de bedoeling Drenthe ‘op slot’ te zetten, maar wel samen het 'goede gesprek' te voeren over nut, noodzaak, kwaliteit en toegevoegde waarde van een plan of initiatief. Plus de samenhang met bestaand stedelijk gebied. Duurzame structuurversterking wordt dat genoemd door de provincie.

De ladder is ook 'cyclisch iteratief': slim schakelen tussen de stappen om te komen tot een optimum, zo vroeg mogelijk in het plantraject.

In paragraaf 3.2.3 is reeds uitvoerig ingegaan op de landelijke ‘Ladder voor Duurzame Verstedelijking’. De provinciale ladder beoogt hetzelfde doel. Met de transformatie van een voormalige zandwinningslocatie aan de Nijstad, in de directe nabijheid van de stad Hoogeveen, tot een hoogwaardig recreatie- en woongebied kan de stad en de regio een positieve impuls krijgen voor wat betreft het voorzieningenniveau. Er kan sprake zijn van een ‘parel’ die kan groeien en bloeien. Bezoekers van het recreatiepark zullen de stad Hoogeveen en haar voorzieningen gaan bezoeken, andersom zullen bewoners van Hoogeveen en de regio daaromheen gebruik kunnen gaan maken van een recreatieve voorziening die nu niet in de directe nabijheid aanwezig is. De locatie is vanwege de nabijheid van de A28 goed bereikbaar en goed te ontsluiten. Door de bundeling van verblijfsrecreatie, dagrecreatie en de beoogde woningbouw krijgt Hoogeveen er een jaarrond te gebruiken voorziening bij en wordt de voormalige zandwinning via meervoudig ruimtegebruik (wonen, werken, recreatie, natuur) optimaal herbestemd. Ook valt nog te vermelden dat reeds in een vroegtijdig stadium de provincie betrokken is geraakt bij de gewenste planontwikkeling. Er wordt voldaan aan de provinciale ladder.

Vrijetijdseconomie

De vrijetijdssector vervult een belangrijke economische functie voor Drenthe. Nu al komt ongeveer 1 op de 10 banen in Drenthe voort uit de toeristisch-recreatieve bestedingen. In 2012 hebben Nederlanders 1,8 miljoen toeristische vakanties in Drenthe doorgebracht; een stijging van 30% binnenlandse vakanties ten opzichte van 2003. Gelet op het economisch belang van de vrijetijdssector voor Drenthe willen we deze economische kansen optimaal benutten. Drenthe moet hiervoor in haar diversiteit een totaalproduct aanbieden dat onderscheidend en van hoogwaardig niveau is. Dit is mede afhankelijk van investeringen van andere partijen. Het is een gezamenlijk belang en het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en de huidige toeristisch-recreatieve infrastructuur kwalitatief te verbeteren en te vernieuwen.

In dat toeristische totaalproduct Drenthe moet geïnvesteerd worden. Het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en de huidige toeristisch-recreatieve infrastructuur moet kwalitatief verbeterd en vernieuwd worden. De focus moet komen te liggen op de diversiteit en de kwaliteit van het toeristische product. Niet méér van hetzelfde, maar juist het creëren van toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande toeristische product is het doel.

Verblijfsrecreatie

De kwaliteit van de verblijfsaccommodaties in Drenthe staan onder druk. De provincie wil de bestaande bedrijven in samenhang met de omgeving versterken en vernieuwen. Daarbij zoeken zij naar alternatieve instrumenten (bijvoorbeeld uitfaseren) om vitalisering van verblijfsrecreatie te stimuleren. Dat geeft een kwaliteitsimpuls en biedt mogelijk oplossingen voor bedrijven zonder toekomstperspectief. Bij nieuw vestiging moet de systematiek van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking worden toegepast. Dit betekent dat eerst moet worden gekeken naar de mogelijkheden van de bestaande verblijfsrecreatie, voordat nieuwe ontwikkelingen in beeld komen.

Dagrecreatie

De provincie Drenthe streeft naar het versterken van het aanbod van dagrecreatieve voorzieningen, vooral kwalitatief. Nieuwvestiging van grootschalige dagrecreatie wordt in belangrijke mate bepaald en gestuurd door de potentie van de locatie en haar omgeving. Ook ziet de provincie Drenthe hierin een koppeling met de kernwaarde bedrijvigheid.

De transformatie van de voormalige zandwinning biedt zowel lokaal als regionaal nieuwe kansen voor de verblijfs- en dagrecreatie. Het aanwezige water biedt de ontwikkeling voldoende potentie om uit te kunnen groeien naar een aantrekkelijk gebied voor zowel de verblijfs- als dagrecreatie.

In artikel 3.28 van de provinciale omgevingsverordening wordt nog specifiek het volgende genoemd ten aanzien van de vestiging van verblijfsrecreatie:

Artikel 3.28, Verblijfsrecreatie

  • 1. Een ruimtelijk plan voorziet niet in nieuwe verblijfsrecreatie voor zover gelegen binnen de op de bij deze verordening behorende kaart "EHS Concretisering 2010" aangegeven begrenzingen of in gebied dat op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende kaart 5 (Landbouw) als robuuste landbouw is aangeduid.
  • 2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan voorzien in nieuwe verblijfsrecreatie wanneer het gaat om ver-/uitplaatsing van bestaande bedrijven uit kwetsbare gebieden als het desbetreffende ruimtelijk plan voorziet in een locatie aan de rand van natuurgebieden en het denkmodel van de SER-ladder is toegepast.
  • 3. Een ruimtelijk plan kent geen gebruiksbepalingen die permanente bewoning van recreatieverblijven toestaan.

Onderstaand de kaarten die laten zien of het plangebied waar de nieuwe verblijfsrecreatie is voorzien ook in de EHS ligt dan wel in robuust landbouwgebied is gelegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0011.jpg"

Vanuit de toets aan de provinciale omgevingsvisie biedt het plan voldoende aanknopingspunten om passend te zijn binnen het geldende provinciale beleid.

3.3.2 Kernkwaliteiten-analyse

Tevens is geoordeeld of er sprake is van zogeheten provinciale kernkwaliteiten waarmee rekening gehouden dient te worden. Daartoe is gebruik gemaakt van de kaartenviewer zoals deze onderdeel uitmaakt van de provinciale omgevingsvisie. Dit levert op dat er sprake is van de volgende kernkwaliteit, te weten de kernkwaliteit Landschap.

Kernkwaliteit Landschap

Er is op het plangebied sprake van een kernkwaliteit landschap, te weten het landschapstype ‘Esdorpenlandschap’ en ‘Beekdal’.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0012.jpg"

Wat betekent deze kernkwaliteit?

De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan het aantrekkelijke milieu om te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen.

De provinciale ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen.

De doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap zijn:

  • in esdorpenlandschap/esgehuchten: de essen en beekdalen.

Voor het esdorpenlandschap is het provinciale belang gericht op de essen en de beekdalen. De essen zijn de in het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes die veelal omgeven zijn met esrandbeplanting. De beekdalen zijn onbebouwde gebieden met kleinschalige beplantingstructuren en beekdal(rand)beplanting. Het provinciale beleid is bij de essen gericht op het behoud van die open ruimte en het versterken van de esrandbeplanting en bij de beekdalen op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van de karakteristieke beekdal(rand)beplanting.

Daarnaast is er sprake van een zogeheten ‘Structuur landschappelijke eenheid’, te weten ‘beekdalen’. Een beekdal is een landschappelijk eenheid en is een landschappelijke karakteristiek van het esdorpenlandschap. Beekdalen zijn laaggelegen gebieden die het zand van het Drents Plateau doorsnijden en richting de randen van Drenthe stroomafwaarts lopen. Beekdalen zijn doorgaans onbebouwd en kunnen heel open zijn, maar ook juist besloten door beplantingsstructuren in de vorm van beekdalrandbeplanting en door beplanting in de vorm van dwarswallen. Het beleid van de provincie Drenthe is er op gericht om het onbebouwde karakter te behouden en het karakteristieke beekdal(rand)beplanting te versterken.

Ter plaatse is geen sprake meer van een visueel zichtbaar essen- en beekdallandschap. Dit komt doordat de locatie is gebruikt als zandwinningslocatie. Er is voor gekozen om het terrein, nu de zandwinning is beëindigd, te gaan transformeren in een recreatie- en woongebied. Aangezien de kernkwaliteit visueel gezien reeds verloren is gegaan vormt de gewenste transformatie van het gebied geen belemmering voor de kernkwaliteit.

3.3.3 Provinciale omgevingsverordening

In de provinciale omgevingsverordening staat het volgende genoemd over woningbouw.

Artikel 3.25, Woningbouw

  • 1. Een ruimtelijk plan laat geen nieuwe woningbouw toe die buiten de afspraken vallen die de woonregio en de provincie hebben gemaakt over de woningbouwprogrammering en het gestelde in de woonvisie;
  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bedrijfswoningen, een tweede woning bij een agrarisch bedrijf, recreatiewoningen, het splitsten van boerderijen in twee of meer woningen en nieuwbouw die past binnen de kaders van de provinciale Rood-voor-groen dan wel de Ruimte-voor-ruimte regeling.

In de gemeentelijke woonvisie 2011-2020 is het uitgangspunt genoemd dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2015 ongeveer 450 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 370 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Het deelplan Nijstad 2014 kan binnen deze nog beschikbare capaciteit ontwikkeld worden. Voor ongeveer 580 woningen is tot 2020 al harde capaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen. Het verzoek is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Beleidsnota recreatie en toerisme 2013 - 2017

In de beleidsnotitie Gastvrij Hoogeveen 2013 – 2017 actualiseert de gemeente haar beleid op het gebied van recreatie en toerisme en nodigt zij ondernemers uit met nieuwe initiatieven te komen.

In de beleidsnota staat onder andere het volgende genoemd over het gebied aan de Nijstad.

  • Kansen liggen er op het gebied van budgettoerisme (de goedkope vakantie dichtbij huis), de groeiende vaarrecreatie in Drenthe en de dag- en verblijfsrecreatieve potentie van Schoonhoven, Nijstad, het Hollandsche Veld en het Bentinckspark;
  • Nieuwe impulsen op zes pijlers: Om de recreatief-toeristische sector nieuwe impulsen te geven zijn zes pijlers ontwikkeld, waarop concrete actiepunten zijn geënt. De zes pijlers zijn de volgende:
  • 1. Hoogeveen krijgt een professioneel Toeristisch Informatiepunt en Project Marketing Hoogeveen. Door een bundeling van krachten komt Hoogeveen zo beter op de recreatief toeristische kaart te staan; in het bijzonder met vernieuwende evenementen en culturele activiteiten;
  • 2. Hoogeveen helpt ondernemers en versterkt het landschap door optimale dienstverlening en ondersteuning van ideeën en initiatieven en door meer bij recht mogelijk te maken;
  • 3. Het Stadscentrum makkelijker vindbaar; onze belangrijkste troefkaart staat nog lang niet prominent genoeg in de schijnwerpers en verdient een betere ontsluiting, routering en bewegwijzering;
  • 4. Hoogeveen ontwikkelt nieuwe producten waaronder arrangementen. Het Toeristisch Informatie Punt en de ondernemers spelen hierbij een essentiële rol;
  • 5. Hoogeveen richt zich op de dagtoerist; we maken sterker waar we al sterk in zijn door kansrijke initiatieven te ondersteunen;
  • 6. Hoogeveen werkt samen met de buren. We zoeken verbinding met activiteiten, voorzieningen en attracties in een ruim gebied binnen en buiten onze gemeentegrenzen en versterken zo onze positie binnen het regionale recreatief-toeristische aanbod

Hoogeveen wil zich meer gaan richten op de dagtoerist door:

  • de ontwikkeling van zandwingebied Nijstad tot recreatiegebied.

Verder wordt in de beleidsnota nog een aantal keren het gebied Nijstad genoemd:

  • Ook Nijstad is in beeld als potentiële recreatief-toeristische voorziening als de zandwinning is beëindigd.
  • Ook de groeiende vaarrecreatie in Drenthe biedt kansen, evenals de dag- en verblijfsrecreatieve potentie van Schoonhoven, Nijstad en het Bentinckspark.
  • Verder bieden leisuregebieden als Schoonhoven, Nijstad in oprichting en het Bentinckspark goede mogelijkheden voor een dagje sportief recreëren.

De concrete plannen die er nu liggen om het gebied daadwerkelijk te transformeren tot recreatie- en woongebied zijn in lijn met de genoemde beleidsnota. De bijbehorende woningen die gebouwd gaan worden maken het plan exploitabel en biedt potentiele bewoners daarnaast de kans om te wonen in een bijzonder woonmilieu.

3.4.2 Structuurvisie Hoogeveen 2.0

De gemeenteraad heeft in de vergadering van 13 december 2012 voor het grondgebied van Hoogeveen de Structuurvisie Hoogeveen 2.0 vastgesteld.

De bestaande fysieke Structuurvisie "Hoogeveen ruim gezien 2015-2030" vastgesteld in 2004 is daarmee geactualiseerd en op onderdelen bijgesteld. Het resultaat staat in de oplegnotitie Structuurvisie Hoogeveen 2.0 met de structuurvisiekaart Hoogeveen 2015-2030. De visie geeft aan hoe Hoogeveen tot 2030 omgaat met thema’s als wonen, voorzieningen, bedrijvigheid, bereikbaarheid, landschap en duurzaamheid. Duurzame kwaliteit is daarbij de rode draad.

Over het gebied aan de Nijstad staat verder nog het volgende genoemd in de structuurvisie. Op de visiekaart is zichtbaar dat het gebied Nijstad in beeld is als gebied voor recreatieve ontwikkeling. De kaart is hierna weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0013.jpg"

  • Op het gebied van sport en vrije tijd zijn het Bentinckspark en de plannen voor Nijstad als recreatiegebied van belang.

Ook in de structuurvisie Hoogeveen 2.0 is het belang onderkend om het gebied aan de Nijstad te transformeren in een recreatiegebied. Het verzoek is in overeenstemming met de structuurvisie Hoogeveen 2.0.

3.4.3 Woonvisie 2011 - 2020

Ook in de Woonvisie 2011-2020 (vastgesteld op 1 december 2011) wordt een groeiambitie van de beheerste groei geformuleerd. In de Structuurvisie is de ambitie van de gemeente voor de komende 15 jaar, met een doorkijk naar het jaar 2030, neergelegd ten aanzien van veel beleidsterreinen, waaronder het wonen.

De Woonvisie blikt vooruit tot en met het jaar 2020. Daarvan zijn de eerste vijf jaren concreet en de laatste vijf jaren gelden als een doorkijk.

De focus van woningbouw ligt de komende jaren op de stad. Daarnaast kiezen we voor geconcentreerde groei bij de dorpen en in het landelijk gebied, passend bij de vraag. Uitgangspunt is dat tot en met 2020 netto 1.650 nieuwbouw woningen aan de woningvoorraad worden toegevoegd. De regionale woonvisie heeft de indicatieve aantallen uit de Woonvisie aangescherpt. Op basis van de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe van maart 2012 wordt een woningbouwruimte van ongeveer 1.400 woningen aangegeven voor de gemeente Hoogeveen tot 2020. Inmiddels zijn tot 1 januari 2015 ongeveer 450 reguliere woningen aan de woningvoorraad toegevoegd. Daarnaast is binnen de gemeente Hoogeveen nog ruimte voor ongeveer 370 woningen aan plancapaciteit waarvoor nog bouw-/bestemmingsplannen kunnen worden ontwikkeld. Het deelplan Nijstad 2014 kan binnen deze nog beschikbare capaciteit ontwikkeld worden. Voor ongeveer 580 woningen is tot 2020 al harde capaciteit aanwezig in zowel de kern Hoogeveen als in de dorpen binnen de gemeente Hoogeveen.

In de Woonvisie wordt ruimte gegeven aan particuliere initiatieven in het landelijk gebied voor in totaal 150 woningen. Op dit moment zijn de keuzemogelijkheden nog beperkt. Voor het gebied Nijstad zijn een beperkt aantal woningen beschikbaar. Vanuit de Woonvisie zijn voor het landelijk wonen in landgoederenzones 35 woningen beschikbaar. Hieraan is nog geen invulling gegeven vanuit de Woonvisie. De 14 woningen die gerealiseerd kunnen worden in dit plangebied kunnen uit de hiervoor beschikbare capaciteit gerealiseerd worden.

3.4.4 Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe

In het kader van de regionale afstemming is met de buurgemeenten De Wolden, Westerveld en Meppel overleg gevoerd over het woningbouwprogramma. De uitkomst van de afstemming heeft geresulteerd in een regionale woonvisie. Een dergelijke afstemming heeft, in dit kader, ook plaatsgevonden voorafgaand aan een op te starten bestemmingsplanprocedure die betrekking heeft op een nieuwbouwlocatie. Het op te stellen bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 2014 is op 3 maart 2015 behandeld in het regionale overleg. Uit de nadere afstemming is gebleken dat voorliggende woningbouwontwikkeling past in de regionale aantallen en het kwalitatieve programma tot 2020.

Op 30 oktober 2012 is de Regionale Woonvisie Zuidwest Drenthe, Groeimodel, deel 1 door het college van de gemeente Hoogeveen en de andere betrokken gemeenten vastgesteld. Voor deze woonvisie is de bevolkingsprognose XVIII van de provincie Drenthe, maart 2012, een belangrijke onderlegger. De regionale woonvisie scherpt de indicatieve aantallen uit de Woonvisie 2011-2020 aan. Gelet op de aanwezige harde plancapaciteit in Zuidwest Drenthe, is de mogelijkheid aanwezig de woninguitbreiding van Nijstad daaraan toe te voegen. Het mogelijk te maken aantal woningen leidt niet tot verdringing of ongewenste concurrentie.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten

4.1 Functionele en ruimtelijke structuur van het plan

Keuze voor indeling functies

Het plangebied wordt omringd door een aantal functies en voorzieningen die van directe invloed zijn geweest op de gemaakte keuzes voor de functionele indeling van het plangebied. Deze zijn de ligging van een rioolzuiveringsinstallatie aan de noordzijde van het plangebied, de ligging van een hoogspanningsleiding en een tweetal ondergrondse hogedrukgasleidingen in het oostelijk deel van het plangebied en de ligging van de A28 ten zuiden van het plangebied. Door de aanwezigheid van deze functies met bijbehorende milieuaspecten vanuit geur, geluid en externe veiligheid is de inrichting van het plangebied tot stand gekomen. Onderstaand een weergave van de inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0014.jpg"

Figuur 8: gewenste inrichting recreatie- en woongebied Nijstad

4.2 Gewenst plan

Lido moet hét recreatiegebied worden van de gemeente Hoogeveen. Mensen komen hier naar toe om te ontspannen en te genieten van rust en natuur, het goede leven dat Drenthe te bieden heeft, in combinatie met uitstekende faciliteiten en horecagelegenheden wat tezamen een gemoedelijke sfeer schept. De kwaliteit moet van een bovengemiddeld niveau zijn. Dit laat zich typeren door de slogan: ‘La Dolce Drenthe’.

De recreatiefunctie van het gebied past precies bij de functie die de gemeente Hoogeveen voor dit gebied heeft opgenomen in haar structuurvisie en sluit ook goed aan bij de door de gemeente opgestelde toeristische nota ‘Gastvrij Hoogeveen’.

Qua recreatie wordt daarbij gedacht aan een dagstrand, een vakantiepark, een plein met daghoreca en een parkachtige, beweegvriendelijke omgeving. Hierbij wordt met name gemikt op de doelgroepen ‘Uitbundig Geel’ en ‘Ingetogen Aqua’ zoals deze in de ‘Leefstijlatlas’ van de Recron onderscheiden worden.

4.2.1 Verblijfsrecreatie

Uit het eerder genoemde onderzoek is gebleken dat er in de regio Hoogeveen kwantitatief en in Drenthe kwalitatief ruimte is voor / behoefte is aan een nieuw en vernieuwend verblijfsrecreatiepark. Door de gunstige ligging, de focus op de doelgroepen 'Uitbundig Geel' en 'Ingetogen Aqua' en de goede mix die te maken is met dag- en verblijfsrecreatie en het recreëren aan het water ontstaat er onderscheidend vermogen ten opzicht van het bestaande aanbod.

Het vakantiepark moet de luxe bieden die tegenwoordig verwacht wordt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de mogelijkheid aan een overdekt zwembad met wellness. De oostelijke plas wordt een levendige (maar geen lawaaierige) omgeving met volop activiteiten.

Er wordt gedacht aan het plaatsen van drijvende recreatiewoningen, recreatiewoningen in de vorm van een plaggenhut, luxe vakantiewoningen en vissershutten. Het sterven is deze energieneutraal uit te voeren.

In het water wordt voorzien in de bouw van maximaal 30-tal drijvende recreatiewoningen in de vorm van zowel drijvende recreatie-arken als ook drijvende chalets. De oppervlaktes variëren van circa 50 m2 voor de recreatie-arken tot circa 120 m2 voor de drijvende chalets. Hieronder enkele referentiebeelden van dergelijke drijvende recreatie-arken, gevolgd door referentiebeelden van de drijvende chalets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0015.jpg"

Hieronder enkele referentiebeelden van dergelijke drijvende chalets.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0016.jpg"

Op de westkant van de landtong worden recreatieverblijven gerealiseerd die aan te merken zijn als ‘cocooning in het groen’. Deze eenvoudige verblijven kennen een oppervlakte van maximaal 40 m2. Hierna enkele referentiebeelden van ‘cocooning in het groen’ verblijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0017.jpg"

Tevens wordt een aantal recreatiewoningen gebouwd op de oostkant van de landtong en in het noord- en noordwestelijke deel van het plangebied. De overige recreatiewoningen op het ‘vasteland’ krijgen een oppervlakte variërend van 120 m2 tot 150 m2. Hierna enkele referentiebeelden van de recreatiewoningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0018.jpg"

Daarnaast wordt voorzien in de bouw van een 3-tal groepsaccomodaties met een oppervlakte van 500 m2 per groepsaccommodatie. Qua referentiebeeld sluiten deze aan bij de recreatiewoningen alleen zullen deze groter zijn.

Ten behoeve van het recreatiegebied worden ook centrale recreatieve voorzieningen gebouwd in het noordwestelijke deel van het plangebied. Hier kunnen zich voorzieningen vestigen zoals een receptie, kampwinkel, snackbar en wellness (sauna, jacuzzi, binnenzwembad) als ook horeca en het bieden van mogelijkheden voor overnachting in maximaal 20 kamers/strandappartementen/studio’s. Er wordt voorzien in de realisatie van een gebouw met een oppervlakte van maximaal 3000 m2, een maximale goothoogte van 8 meter en een maximale bouwhoogte van 12 meter. Hieronder enkele referentiebeelden van dit gebouw voor de centrale recreatieve voorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0019.jpg"

4.2.2 Dagrecreatie

Het dagstrand met ligweide is gepland aan de zuidoostzijde van de plas, de Hoogeveense zijde. De beoogde capaciteit van het strand is 1000 personen. Door het ruimtelijk in te richten op basis van behoeften komt er een vanzelfsprekende onderscheiding tussen een strand voor de jeugd en een deel voor gezinnen.

Het gebied wordt ingericht als een beweegvriendelijke omgeving. Mensen worden bewust of onbewust gestimuleerd om te bewegen. Op het land gaat het dan om outdoor sporten als velden voor ‘padel’, beach volleybal- en voetbalvelden, outdoor fitness met bootcamp, trampolines jeu-de-boules. Op de plas is watersport goed mogelijk, zoals windsurfen, zeilen, varen met fluisterbootjes of jetski’s met elektromotoren. Het gebruik van verbrandingsmotoren wordt verboden. Hiermee wordt ook het geluid dat geproduceerd wordt met de watersport tot een minimum beperkt, wat aansluit bij de wensen van omwonenden en ook voor de natuur een pre is.

Beoogd wordt een levendig plein bij de zuidoosthoek van de oostelijke plas. Hier zouden dan een horecapaviljoen, een snackbar, een eetcafé, onderkomen met aanlegsteiger voor de watersportclub moeten komen. Het paviljoen wordt groot maximaal 4000 m2 en krijgt een maximale goot- en bouwhoogte van 8 en 12 meter.

Daarnaast komen er een aantal bedrijfsruimtes, bijv. voor een reisbureau, fiets- en scooterverhuur en een souvenirwinkel, allen gelieerd aan de recreatieve functies van het plangebied en omgeving.

Dit levendige plein is het hele jaar door geopend voor daghoreca. In Hoogeveen is er momenteel louter horeca in het centrum en zijn er geen voorzieningen in de wijken De Weide of Erflanden. Voor veel inwoners zou dit dan de dichtstbijzijnde horecagelegenheid zijn. In combinatie met de aantrekkelijke ligging aan het water met boulevard is dat een belangrijke pre.

Tijdens kantooruren kan er gemikt worden op groepen die komen vergaderen. ’s Avonds en ’s weekends kan het consumenten trekken die komen in het restaurant of de gezellige bar. Wellicht zijn er ook mogelijkheden als trouwlocatie. Doel is dat het onroerend goed door aanbrengen van onder andere goede isolatie en door zelf energie op te wekken, energieneutraal wordt. Zo kunnen er zonnepanelen of zonneboilers geplaatst worden.

Hieronder enkele referentiebeelden van het horecapaviljoen, gevolgd door enkele referentiebeelden van de bedrijfsruimtes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0020.jpg"

De gemeente Hoogeveen heeft circa 55.000 inwoners, waarvan een aanzienlijk deel woont aan de westkant van Hoogeveen, in de wijken De Weide en Erflanden. In en rondom Hoogeveen is er weinig zwemgelegenheid. Op circa 10 kilometer ten oosten van de Nijstad ligt recreatiegebied Schoonhoven. Een recreatiegebied dat een andere uitstraling heeft dan wat Lido na streeft. Ook is er in Hoogeveen geen buitenzwembad.

Derhalve gaan veel inwoners nu naar het Blauwe Meer nabij Smilde, het Ermerstrand nabij Emmen of Oldemeijer nabij Hardenberg of het buitenzwembad van Zuidwolde. Er is binnen Hoogeveen behoefte aan recreatiegelegenheid met strand, zwemwater en vertier van hoogwaardige kwaliteit, maar momenteel wordt daar op fietsafstand niet in voorzien. Door het transformeren van het plangebied ontstaan ook op korte afstand van Hoogeveen uitgebreide mogelijkheden voor watervertier. De verwachting is dan ook dat er veel gebruik gemaakt zal gaan worden van de recreatieplas en de bijbehorende randvoorzieningen.

4.2.3 Woningbouw

Op het vlak van woningbouw worden er 14 royale kavels onderscheiden waarop een woning (voor permanente reguliere bewoning) gebouwd mag worden. In het verleden is Nijstad al als woningbouw locatie benoemd en in de gemeente Hoogeveen is nog ruimte voor woningen in het hogere segment. De kavels zullen worden verkocht, waarna de bouw van de woningen in eigen beheer plaats vindt door de toekomstige eigenaren. Er zal een kwaliteitsteam geformeerd gaan worden die gaat toezien op de ontwikkeling en behoud van architectonische kwaliteit ter plaatse. Dit kwaliteitsteam kan bestaan uit iemand van de gemeente, een ter zaken deskundige architect en 2 mensen vanuit de beoogde bewonersgroep van de woningen aan de Nijstad. Aangezien er geen welstandscriteria van toepassing zullen zijn maar er ook voorkomen moet worden dat er zogeheten ‘excessen’ gebouwd gaan worden kan een prentenboek/beeldenboek als inspiratie dienen voor de beoogde na te streven kwaliteit. Hieronder zijn al enkele inspiratiebeelden weergegeven.

Zo wordt er ook voldaan aan het provinciale uitgangspunt dat buiten de bebouwde kom het bouwen van nieuwe woningen louter toegestaan is als het gaat om een kleinschalig en bijzonder woonmilieu. Het past ook binnen de uitbreiding die de gemeente Hoogeveen mag doen qua woningvoorraad.

Hieronder enkele referentiebeelden van mogelijke woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0021.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0022.jpg"

4.2.4 Bebouwingssfeer

Het totale gebied bestaat uit 2 zandwinplassen die door een dam van elkaar gescheiden worden. De oostelijke plas maakt in zijn geheel deel uit van het plangebied, de westelijke plas alleen voor het deel dat aan de dam grenst. Beide plassen krijgen elk hun eigen uitstraling en functie. De oostelijke heet in de volksmond al de surfplas, dat blijft ook zo qua naam, de westelijke wordt de turfplas genoemd. De oostelijke plas krijgt een levendig karakter met veel activiteiten op het water en een mediterrane uitstraling (link naar Lido La Dolce Drenthe). De bouwstijl van de bouwwerken aan deze plas krijgen kenmerken mee die typisch zijn voor mediterrane bouwwerken (hoge gootlijn, flauwe dak, vierkant, asymmetrisch, ramen juist in ronde vormen. Doordat het water een open karakter heeft wordt getracht ook voldoende privacy te creëren door de woningen (permanent en recreatie) op voldoende afstand van elkaar te bouwen.

De westelijke plas krijgt, zo is uiteindelijk de bedoeling, meer een natuur functie, met plek voor vissers, duikers, aandacht voor het verleden van Hoogeveen qua scheepvaart en turfwinning. De drijvende vakantiewoningen hier hebben kenmerken van bijv. een ouderwetse praam die gebruikt werd om de turf via het water te vervoeren, en de recreatiewoningen op het land (cocooning) van een plaggenhut. In dit bestemmingsplan is niet de gehele westelijke plas meegenomen.

4.2.5 Landmark

Om het recreatiegebied zowel vanaf de A28 als ook binnen het plangebied zelf duidelijk zichtbaar te maken is voorzien in de realisatie van een 'landmark' bij het horeca-paviljoen. Deze worden gebouwd in de vorm van een tweetal nautische bakens. Op deze manier wordt het paviljoen vanaf het water én vanaf de snelweg gemarkeerd.

Door de lichtring is de bewegende windvaan met LIDO logo ook in het duister mooi als bewegend element in 2 voud zichtbaar. Alsof er een tweemaster achter het gebouw is afgemeerd. De bouwhoogte zal 12 meter bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0023.jpg"

4.2.6 Ontsluiting

De ontsluiting van het terrein voor verblijfsrecreatie vindt plaats via de Nijstad-Zuid en hier zal ook het parkeerterrein worden gerealiseerd voor zowel de recreatiewoningen als voor de centrale recreatieve voorzieningen. Door middel van bewegwijzering zal de ontwikkelaar zorgdragen voor de goede afwikkeling van autoverkeer. Het is de bedoeling dat bezoekers vanuit Hoogeveen worden geleid via de Nijstad Noord naar de Echtenseweg. Bezoekers vanuit de richting Zuidwolde slaan ter hoogte van Ten Arlo linksaf de Spiekampenweg op. Bezoekers die via de A28 komen nemen de afslag 25 (afslag Zuidwolde).

Vanaf de Echtenseweg gaan bezoekers van het vakantiepark (verblijfsrecreatie) Nijstad op, bezoekers van de dagrecreatie bereiken hun doel via de Koedijk. Om doorgaand sluipverkeer via de Koedijk te voorkomen wordt deze tussen de ingang van de NAM locatie en de Hoogeveense weg afgesloten voor autoverkeer middels een paaltje. Hiervoor zal een verkeersbesluit genomen moeten worden. De weg kan dan nog wel dienst doen voor fietsverkeer (met name komend vanuit richting Zuidwolde) of veiligheidsdiensten.

Fietsers voor de dagrecreatie en bijbehorende horeca zullen, met name komend vanuit Hoogeveen via de Nijstad Zuid worden afgewikkeld, hiertoe wordt een fietspad gerealiseerd, dat langs de oostkant van het plangebied loopt. Voor fietsers ontstaat er zo ook een veiligere situatie.

Het dagrecreatieterrein wordt een half uur na sluiting van het horecapaveljoen afgesloten door middel van hekken. Dit betekent dat het terrein dan is afgesloten voor in- en uitgaand verkeer.

Onderstaand een weergave van de gewenste en beoogde verkeersafwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0024.jpg"

4.2.7 Inpassing

Om een aantrekkelijk gebied te creëren zal het terrein ingericht moeten worden. Deze voormalige zandwinplas net ten westen van Hoogeveen heeft een gunstige ligging. Maar bij de aankoop van de plas hoort in ieder geval de vanuit de overheid opgelegde verplichting van het netjes afwerken van het gebied. Onderdeel van het afwerken zal zijn het aanbrengen van een aarden wal aan de zuidzijde (parallel) aan de A28. De horizonvervuiling en de geluidshinder moeten hierdoor verdwijnen.

Ook wordt de natuur teruggebracht in het gebied. Door het plasdras maken ontstaat er weer gezonde levensruimte voor vissen, (water) vogels en -dieren. Rondom de woningen worden ook bosschages aangelegd. Ook op het vakantiepark wordt veel groen aangeplant om het natuurlijke karakter optimaal tot wasdom te laten komen en tegelijkertijd gasten privacy te bieden. De natuur moet een belangrijk sterk punt worden voor de aantrekkingskracht.

4.2.8 Duurzaamheid

Duurzaamheid speelt binnen Lido een belangrijke rol. Allereerst komen de meeste toeristen naar Drenthe voor de rust en de natuur. Op deze behoefte moet dus ingespeeld worden. Wellicht kan duurzaamheid met het toenemende bewustzijn van mensen zelfs bijdragen aan het onderscheidend vermogen t.o.v. andere recreatiegebieden. Daarnaast vormen energielasten een steeds belangrijker onderdeel van de financiële huishouding. Hier moet dus een afweging gemaakt worden die voor de lange termijn gunstig is. Te meer daar het hele plan nog aangelegd moet worden en er bepaalde nutsvoorzieningen nog niet voor handen zijn.

Op dit moment wordt vanuit duurzaamheid gedacht aan de volgende maatregelen:

  • Plaatsen van zonnecollectoren;
  • Opvang eigen regenwater in de plas;
  • Onderzoeken mogelijkheden voor aardwarmte;
  • Verharding fiets en wandelpaden uitvoeren in semiverharding;
  • hergebruik van materialen.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de relevante omgevingsaspecten voor het voorliggende plan. Per aspect wordt de invloed op het plan toegelicht.

5.1 Bodem

Ten aanzien van de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het Besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt.

Aangezien er in het plangebied diverse verblijfsruimten (recreatiewoningen, groepsaccommodaties, paviljoen, receptiegebouw en reguliere woningen) worden gerealiseerd heeft onderzoeksbureau EcoReest BV uit Zuidwolde een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van: Nijstad te Hoogeveen', (rapportnr. 140026) van 12 juni 2014 (Bijlage 1 Bodemonderzoek).
Het onderzochte terrein heeft een oppervlakte van 14 hectare. In het noorden van het plangebied heeft een voormalige HBO-tank met een oppervlakte van 10 m2 gelegen (zie figuur 11: oranje kader).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0025.jpg"

Bij de beoordeling van het terrein en het opgeboorde materiaal is ook gelet op (asbest)houdende materialen.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt het volgende:

Grond
In de bovengrond en ondergrond van het onderzoeksgebied is plaatselijk sprake van een lichte verontreiniging van zware metalen, minerale olie en PAK. Wat de verhogingen aan zware metalen en PAK heeft veroorzaakt is niet duidelijk.

Grondwater
In het grondwater in het noordoostelijk deel van het plangebied zijn geen verontreinigingen met minerale olie en aromaten aangetroffen. In het overige deel van het plangebied zijn verhoogde gehalten aan barium aangetroffen. Plaatselijk is sprake van een matige verontreiniging van het grondwater met barium.
Omdat er geen sprake is van een duidelijk aanwijsbare (antropogene) bron voor de gemeten verhogingen aan barium, kan geconcludeerd worden dat alle verhogingen aan barium beschouwd kunnen worden als zijnde normaal voorkomende achtergrondconcentraties die ter plaatse van nature voorkomen.
Tot slot zijn er nog lichte verontreinigingen in het grondwater aangetroffen met zware metalen.

Conclusies
Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde stoffen in relatie tot de beoogde recreatie- en woonbestemming van het terrein, kan worden gesteld dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn voor de planontwikkeling.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

Met het Verdrag van Malta wordt de veiligstelling van het Europese erfgoed geregeld. Met de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007) is onder meer de Monumentenwet 1988 gewijzigd en werk het verdrag door in nationale wetgeving.
De regionale uitwerking heeft plaatsgevonden in de Omgevingsvisie Drenthe. Hierin is ten eerste de Archeologische Monumentenkaart (AMK) opgenomen. Hierop zijn monumenten en bekende archeologische vindplaatsen weergegeven. Ten tweede is in de Omgevingsvisie Drenthe de Indicatieve Kaart Archeologische verwachtingswaarden (IKAW) opgenomen. Op de kaart staat voor de gehele provincie de verwachtingswaarde voor archeologische vindplaatsen. Hier dient in het planvormingsproces rekening mee gehouden te worden.

Op basis van de IKAW is het plangebied deels gelegen in een gebied met een lage verwachting en deels met een middelhoge (blauwe kader) tot hoge (zwarte kader) archeologische verwachtingswaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0026.jpg"

Aangezien er bodemkundige ingrepen gaan plaatsvinden in de gebieden met een middelhoge tot hoge archeologische verwachtingswaarde heeft het adviesbureau De Steekproef een bureau- en inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Hoogeveen, Zandwinplas Nijstad (Gemeente Hoogeveen, Dr.), Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek', Steekproefrapport 2014-12/07Z Bijlage 2 Archeologisch onderzoek.

Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied in het dal van de Echtenerstroom ligt. Tijdens de steentijd raakte het gebied al overwoekerd door veenmoeras. Binnen een kilometer omtrek is één archeologische waarde geregistreerd: bewerkt vuursteen uit het paleolithicum en mogelijk uit latere periodes.

Tijdens de tweede helft van de twintigste eeuw startte de zandwinning in het gebied. De bodem in het gebied is overwegend diep verstoord door de zandwinning. Lokaal is de bodem beter bewaard gebleven zoals in de landtong tussen beide plassen in. Hier is de top van het pleistocene zand intact aangetroffen. Het zand echter lijkt er geen (langdurig) droge condities te hebben gehad voorafgaand aan de veenvorming.


Het archeologisch verwachtingsmodel
Het archeologisch verwachtingsmodel ging er vanuit dat er in het onderzoeksgebied mogelijk geschikte vestigingsplekken zijn geweest voor de mens voorafgaand aan de veenbedekking. Na de steentijd lijkt het gebied door de aanwezigheid van een veenmoeras geen aantrekkelijke plek te zijn geweest. De meest kansrijke locaties zullen eventueel aanwezige zandkoppen zijn geweest. Van menselijke activiteiten uit de steentijd kunnen bewerkt vuursteen en houtskool gevonden worden. De grootste kans hierop is aan de top van het pleistocene zand. In het grootste deel van het onderzoeksgebied is zand gewonnen. Daar zullen eventuele archeologische resten verloren gegaan zijn.

Resultaten
Het archeologisch verwachtingsmodel kan naar aanleiding van het veldonderzoek worden bijgesteld. Uit het veldonderzoek is gebleken dat rondom de oostelijke zandwinningsplas het lijkt of de bodem geen droge omstandigheden heeft gekend in het verleden óf diep te zijn verstoord. Op de eerst genoemde delen zal het gebied geen aantrekkelijke vestigingsplek zijn geweest voor mensen tijdens de prehistorie. Op de diep verstoorde delen zullen eventuele archeologische grondsporen verloren zijn gegaan. Ter hoogte van het midden van de landtong is in de top van het pleistocene zand een spikkel houtskool aangetroffen. Mogelijk heeft het een menselijke oorzaak, mogelijk een natuurlijke. In de opgebrachte grond is een pijpensteel gevonden. Deze is mogelijk samen met mest en ander afval aangevoerd vanuit een stad ten tijde van de turfwinning. Overige archeologische indicatoren heeft het veldonderzoek niet opgeleverd.

Conclusie
Aangezien de kans op de aanwezigheid van in goede staat verkerende archeologische waarden erg klein is, is nader onderzoek niet noodzakelijk. Vanuit het oogpunt van archeologie gezien is er geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling. Wel blijft op grond van art. 53 van de Monumentenwet de meldplicht van kracht. Indien er tijdens graafwerkzaamheden alsnog archeologische indicatoren aangetroffen worden dan dient het werk te worden stilgelegd en dient dit gemeld te worden bij de gemeente Hoogeveen en de provinciale archeoloog.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.

Beleidskader
In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:
Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken is het WB21 opgesteld. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door enige goede redenen - de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken - niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000- gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Er wordt gezorgd dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen is in december 2009 de Waterwet in werking getreden. Deze Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen.

Planbeschrijving
Het plan ligt in het stroomgebied van het Meppelerdiep. Rond het plangebied liggen watergangen van het waterschap. Het plangebied ligt in het peilvak 5.64 - 5.45+ N.A.P. (opgemerkt wordt dat dit peil de instelhoogte van het kunstwerk is en zodoende voor het laagste deel van het peilvak de drooglegging garandeert. Lokaal kunnen dus (grote) verschillen optreden). Het waterpeil van de zandwinplas wordt enerzijds bepaald door de hoogte van een vaste stuw op 5.70+ met afsluitbare duiker naar genoemd peilvak en anderzijds door inzijging in de bodem. Het waterpeil varieerde in een periode van 2 jaar van 2013-2015 tussen 5.65+ en 5.90+ N.A.P. Ook in 2008 is een waterpeil gemeten van 5.70+N.A.P. Begin 2015 is de afvoerduiker in verband met de verondieping van de plas afgesloten en sinsdien varieert het waterpeil tussen 5.80+ en 6.10+ N.A.P. De hoogte van het maaiveld ligt van west naar oost gemiddeld tussen de N.A.P. +5 en +7.5m. Voor de woningen en gebouwen in het plangebied is een bouwpeil van minimaal N.A.P.+7.30 m geadviseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0027.png"

Figuur 14: Kaartbeeld bestaande waterhuishouding rond het plangebied

Riolering
Ter plaatse van het plangebied is geen gemeentelijke riolering aanwezig. Er wordt een nieuw rioleringssysteem aangebracht. Het afvalwater kan met behulp van een drukrioleringssysteem in combinatie met een vrijvervalstelsel worden ingezameld, waarna dit met een persleiding onder het kanaal door aangesloten kan worden op de RWZI van het waterschap. Over het eigendom en beheer van het rioolstelsel zullen afspraken gemaakt worden met de ontwikkelaar. Het hemelwater wordt geloosd in de recreatieplas.

Waterkwantiteit
Door de drainerende werking van de Hoogeveensche Vaart (waterpeil 4.80+) en de voormalige zandwinplas (gemiddeld waterpeil 5.73+) is er sprake van wateronttrekking uit het omliggende landbouwgebied, waardoor dit gebied verdroogd. Het waterschap heeft in het kader van GGOR ook de opgave om verdroging tegen te gaan. De watergang aan de noordkant van de plas (peilvak 6.10-5.80+) wordt in verband met de ruimtelijke ontwikkeling in stand gehouden. Als het plan in de uitvoeringstechnische fase komt, zal een vergunning moeten worden aangevraagd bij het waterschap voor de afmetingen van de dammen en duikers die in deze watergang moeten worden geplaats in verband met de toegang naar de woningen.In dit geval verandert er niets ten opzichte van de huidige situatie.

Het is wel wenselijk om in de toekomst het peil van de plas te verhogen naar N.A.P.+6.10 - 6.20+m om zodoende verdere verdroging tegen te gaan. Het waterschap wil daarvoor een WB21 stuw plaatsen met de bovenzijde op 6.80 m+N.A.P. en een drempelpeil op 6.10+N.A.P. in de watergang langs de noordkant. Het waterschap wil de afvoer aan de zuidzijde verwijderen en de plas en het watersysteem aan de noordzijde met elkaar verbinden. Dit zou dan leiden tot een stabieler peil waarbij het maximum WB21 peil begrenst wordt op ca 6.90+ N.A.P.
De ontwikkelaar en eigenaar van de plas wil in verband met de haalbaarheid van het plan geen hoger waterpeil accepteren dan 5.90 - 6.00+ N.A.P. Hij stelt voor de plas te isoleren en slechts met een overloop op 6.30+N.A.P. te verbinden met de watergang op de noordzijde.
Om een juiste afweging hierin te kunnen maken, is een rekenkundig inzicht in het watersysteem nodig door gebruikmaking van een hydrologisch grondwatermodel om een en ander exact vast te kunnen stellen. Dit onderzoek is inmiddels in gang gezet, de uitkomst is op dit moment nog niet bekend.

Problemen met water moeten niet worden afgewenteld. Bij uitbreiding dient, als dat mogelijk is, de veerkracht van het watersysteem te worden vergroot. Bij een toename van verhard oppervlak zoals daken en verharding, zal meer regenwater worden afgevoerd in plaats van infiltreren. Waterschap Reest en Wieden hanteert daarom een compensatieregel. Deze compensatie geschiedt bij voorkeur door nieuw oppervlaktewater aan te leggen binnen hetzelfde gebied of op een andere wijze het water in het plangebied te bergen.
In het plangebied wordt ca. 30.000 m2 verhard oppervlakte gerealiseerd. Het effect van de afvoer van dit oppervlak op het waterpeil van de 19 ha grote voormalige zandwinplas is nagenoeg nihil, zodat de huidige landbouwkundige afvoer daardoor niet toe neemt.

Waterkwaliteit
Om de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater te waarborgen, dient bij nieuwbouwprojecten geen gebruik gemaakt te worden van milieubezwaarlijke bouwmaterialen, die de kwaliteit van het water in het stelsel en de bodem negatief kunnen beïnvloeden. Uitlogende materialen zoals zink, lood en dakmastiek behoren tot deze categorie.

De waterplas krijgt een recreatieve functie en de kwaliteit van het water moet geschikt zijn voor zwemwater. De kwaliteit van het zwemwater wordt gedurende de periode van 1 mei tot 1 oktober gecontroleerd. Deze controles worden uitgevoerd door het waterschap en Rijkswaterstaat. De resultaten worden aan de provincie doorgegeven, die zorg draagt voor de veiligheid van het zwemwater.

Proces
De gemeente heeft het waterschap tijdig ingelicht over de planvorming. Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Indien tijdens de uitvoering waterhuishoudkundige aspecten aan bod komen, wordt het waterschap daarover ingelicht.

Wateradvies waterschap Drents Overijsselse Delta
De normale procedure voor de watertoets is gevolgd. Afwijkingen met betrekking tot het beleid zijn door de initiatiefnemer voldoende onderbouwd. Waterschap Drents Overijsselse Delta heeft voor dit plan een positief wateradvies gegeven.

5.4 Natuur en ecologie

In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met Europese en nationaal beleid en wetgeving ten aanzien van de natuurbescherming. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming dient rekening gehouden te worden met de effecten van het plan op Natura 2000 gebieden en de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Bij soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. Het Milieu Adviesbureau EcoReest uit Zuidwolde heeft een ecologisch onderzoek uitgevoerd in het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Verkennend onderzoek Flora- en faunawet ter plaatse van: Nijstad te Hoogeveen', (projectnr. 140027) van 23 juni 2014 Bijlage 3 Ecologisch onderzoek.

Gebiedsbescherming
In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen Natura 2000 gebieden. Het meest nabijgelegen Natura 2000 gebied (Dwingelderveld) bevindt zich op circa 8 kilometer van het plangebied en op 14 kilometer afstand liggen het Mantingerzand en Holtingerveld (Zie figuur 15).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0028.png"

Figuur 15: ligging Natura 2000 gebieden (links: Holtingerveld, midden: Dwingelderveld, rechts: Mantingerzand).

Ten noorden, westen en zuiden liggen gebieden die onderdeel uitmaken van de EHS Deze gebieden liggen op minimaal 300 meter van het plangebied. Hieronder zijn de EHS-gebieden weergegeven als de groene gebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0029.png"

Figuur 16: EHS (groen) (bron: provincie Drenthe EHS kaart 2014, vastgesteld 23 september 2014)

Er zijn op grond van de afstanden tot Natura 2000 gebieden en de EHS en aard van de ingreep geen negatieve effecten op deze gebieden te verwachten, gezien de barrières die al aanwezig zijn tussen het plangebied en de natuurgebieden. Hierbij moet gedacht worden aan bebouwing, infrastructuur en open agrarisch gebied.

Soortenbescherming Flora en Fauna
Bij de soortenbescherming is de Flora- en faunawet van belang en eventueel het provinciaal soortenbeleid. In de Flora- en faunawet is bepaald dat beschermde dieren die in de wet zijn aangewezen, niet gedood, gevangen of opzettelijk verontrust mogen worden, dat planten niet geplukt of verzameld mogen worden en dat het niet is toegestaan om nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren te beschadigen, vernietigen of te verstoren. Het bevoegd gezag kan onder voorwaarden een ontheffing van de verbodsbepalingen verlenen.

Flora
Het plangebied bestaat uit intensief beheerde weide, jonge houtopslag en bosschages. Binnen de verschillende habitattypen zijn diverse algemene plantensoorten aangetroffen. De aangetroffen soorten zijn in grote mate stikstofminnend. Door de voedselrijkheid van het terrein en het gebruik (deels agrarisch of in de nabijheid agrarisch) is het plangebied als geheel niet geschikt voor beschermde soorten flora.

Vogels
In de nabijheid van het plangebied is een ooievaarsnest (jaarrond beschermd) aanwezig. Significant negatieve invloeden worden door de nieuwe ontwikkelingen niet verwacht. Ooievaars zijn niet gevoelig voor extra bebouwing en in de omgeving is voldoende foerageergebied aanwezig. Daarnaast zijn ooievaars niet verstoringsgevoelig. Verder is geen sprake van overige jaarrond beschermde nesten.

Vogels met jaarrond beschermde nesten worden gelet op het ontbreken van grote bomen en verder geschikte landschapselementen ter plaatse niet verwacht. In de struwelen en de ruigere vegetatie zijn diverse mogelijkheden voor niet jaarrond beschermde vogels om een nest te bouwen. Ten aanzien van vogels dient gedurende de werkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Met betrekking tot broedvogels kan men er in dit plangebied van uitgaan dat geen verbodsbepalingen worden overtreden als buiten het broedseizoen wordt gewerkt of als de werkzaamheden ruim voor het broedseizoen worden begonnen en continu voortduren.

Als werkzaamheden voor het broedseizoen worden gestart en continu voortduren, zullen broedvogels een rustigere broedplaats (op enige afstand) zoeken en niet door de werkzaamheden worden gestoord. Voor het broedseizoen wordt geen standaardperiode gehanteerd in het kader van de Flora- en faunawet. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen van ongeveer 15 maart tot 15 juli loopt. In het plangebied is voor geen enkele soort de goede staat van instandhouding in het geding.

Grondgebonden zoogdieren
In het plangebied komen diverse meer algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren voor zoals bunzing en diverse muizensoorten. Strikt beschermde grondgebonden zoogdieren worden ter plaatse niet verwacht gelet op de geografische ligging in relatie tot bekende plaatsen van voorkomen.

Vleermuizen
Door het ontbreken van gebouwen en bomen met holtes is er in het plangebied geen sprake van potentiële verblijfplaatsen voor vleermuizen. Het plangebied is mogelijk wel in gebruik als foerageergebied. Deze functie blijft tijdens de werkzaamheden en na realisatie van de ruimtelijke ontwikkeling bestaan.

Amfibieën en reptielen
In het plangebied zijn juridisch geen middelzwaar tot zwaar beschermde amfibieën of reptielen aangetroffen.

Vissen
In de zowel de oost- als de westplas worden geen beschermde vissoorten verwacht. Door het ontbreken van een slib- of modderlaag is de plas niet geschikt voor soorten als de Kleine of Grote Modderkruiper. Verder is er geen sprake van stromend water en rots- of steenpartijen. Hierdoor is het water niet geschikt als verblijfplaats voor bittervoorn of rivierdonderpad.

Conclusie
Op basis van het uitgevoerde onderzoek worden bij de uitvoering van de ruimtelijke ontwikkeling op voorhand geen onoverkomelijkheden verwacht voor wat betreft de Flora- en faunawet en gebiedsgerichte natuurbescherming. Wel is het noodzakelijk om bij de planning van de werkzaamheden rekening te houden met eventueel aanwezige broedende vogels en geldt voor de algemene soorten een zorgplicht.

5.5 Geluid

Voor dit bestemmingsplan is een inventarisatie gemaakt van de geluidsbelasting in het plangebied op grond van de Wet geluidhinder (hierna Wgh). Daarbij kan het gaan om geluid afkomstig van lucht-, rail- of wegverkeer en/of van bedrijven. In het plangebied worden 14 woningen geprojecteerd die een woonbestemming krijgen. Dit zijn volgens de Wgh geluidgevoelige objecten. De recreatiewoningen, de groepsaccommodaties, het paviljoen en het receptiegebouw met overnachtingsmogelijkheden zijn op basis van de Wgh geen geluidgevoelige objecten.

De Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het bestemmingsplan. De resultaten zijn opgenomen in de notitie 'Akoestische aspecten Ontwikkeling Nijstad (LIDO)', rapportnummer HO11928, d.d. 27-06-2014 Bijlage 4 Akoestisch onderzoek.

Wegverkeerslawaai
Wegen met een snelheid van meer dan 30 km/uur zijn volgens de Wgh zoneplichtig. Binnen de aangewezen zones dient een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur hoeven niet te worden getoetst aan de normen uit de Wgh, maar de geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeerslawaai moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel inzichtelijk worden gemaakt.

Voor de aangewezen locaties zijn de volgende wegen van belang:
a. Nijstad (zone 250 meter buiten de bebouwde kom);
b. Echtenseweg (zone 250 meter buiten de bebouwde kom);
c. A28 (zone 400 meter buiten de bebouwde kom).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0030.png"

Figuur 17 : weergave geluidszones wegverkeerslawaai

Het plangebied ligt tussen de rijkssnelweg A28 en de Nijstad. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de geluidzones van de wegen A28 en Nijstad. Het plangebied ligt buiten de 250 m zone van de Echtenseweg, die ten westen van het plangebied loopt.

Met het rekenprogramma Geomilieu V2.61 is een berekening uitgevoerd naar de geluidsbelasting ten gevolge van de maatgevende wegen op het plangebied. De verkeersgegevens van de wegen voor het jaar 2026 (einde planperiode) zijn afkomstig van de verkeerskundigen van de gemeente Hoogeveen. Voor de A28 is uitgegaan van het geluidregister van Rijkswaterstaat. Op de rekenresultaten mag een aftrek van 5 dB worden toegepast voor wegen tot 70 km/h en 2 dB voor wegen vanaf 70 km/h (art. 110g Wgh) voor het in de toekomst stiller worden van het verkeer.

Nijstad
Uit de geluidberekeningen is gebleken dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op Nijstad ten hoogste 43 dB Lden bedraagt op de gevels van de woningen die als geluidgevoelige objecten zijn aangemerkt. Er wordt dus voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai.

A28
Het gedeelte van het plangebied dat een woonbestemming heeft en waar 14 woningen geprojecteerd worden, ligt buiten de geluidzone van de A28. Op grond van de Wgh hoeft de geluidbelasting op de gevels van deze woningen in dat geval niet getoetst te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden voor wegverkeerslawaai. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting wel inzichtelijk gemaakt om te kunnen beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

De geluidbelasting van het wegverkeerslawaai ten gevolge van de A28 bedraagt ten hoogste 53 dB Lden. Indien in de woningen een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd kan worden, dan kan geconcludeerd worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Bij een woning die voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 mag ervan uitgegaan worden dat de geluidwering van de gevels minimaal 20 dB bedraagt. Bij een geluidbelasting van 53 dB op de gevels kan dus een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd worden.

Industrielawaai
Ten noordwesten van het plangebied ligt de rioolwaterzuiveringsinstallatie Echten (RWZI). Rondom dit bedrijf is een geluidcontour van 50 dB(A) vastgesteld ten gevolge van industrielawaai. De geluidgevoelige objecten (woningen) liggen buiten deze geluidcontour. Dit betekent dat de geluidbelasting op de gevels van deze objecten lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai.

Een aantal recreatiewoningen en het receptiegebouw met een twintigtal kamers/strandappartementen/studio's ligt wel binnen deze geluidcontour. Dit zijn echter geen geluidgevoelige objecten. Een toetsing aan de geluidnormen in de Wet geluidhinder is dan ook niet noodzakelijk. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting als gevolg van industrielawaai op de dichtstbijzijnde recreatiewoningen inzichtelijk gemaakt. De geluidbelasting bedraagt maximaal 53 dB(A) op de recreatiewoningen en het receptiegebouw. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) die voor geluidgevoelige objecten geldt, maar 2 tot 3 dB(A) lager dan de maximale ontheffingswaarde van 55 dB(A) voor geluidgevoelige objecten.
Voor recreatiewoningen en de logiesfuncties in het receptiegebouw zijn eveneens geen normen voor een binnenniveau opgenomen. De recreatiewoningen en het receptiegebouw worden echter conform het Bouwbesluit 2012 gebouwd. In dat geval kan worden aangenomen dat een binnenniveau van 35 dB (A) gewaarborgd kan worden. Alternatieve locaties voor deze recreatiewoningen en het receptiegebouw zijn niet aanwezig in het plangebied. Het plangebied bestaat grotendeels uit water en ten zuiden van het plangebied ligt de A28, ten oosten liggen een aantal hoge druk aardgasleidingen en is een hoogspanningslijn aanwezig. Op de wijze waarop het plan nu invulling heeft gekregen, is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik waarbij alle van belang zijnde aspecten, zoals wegverkeerslawaai, industrielawaai en externe veiligheid, zijn betrokken, waardoor een acceptabel woon- en leefklimaat ten aanzien van geluid wordt gecreëerd voor de niet-geluidgevoelige objecten.

Ten oosten van het plangebied ligt een locatie van de NAM. Rondom deze locatie ligt eveneens een vastgestelde geluidcontour van 50 dB(A). Deze geluidcontour ligt niet over het plangebied en vormt dus ook geen belemmering voor de ontwikkeling.

Voor de westelijke plas is een ontgrondingsvergunning verleend voor zandwinning tot 2020. Tevens is een vergunning verleend inzake de Wet milieubeheer. Er vinden echter al jaren geen zandwinningsactiviteiten in de westelijke plas plaats. In de vergunning zijn geluidvoorschriften opgenomen waaraan de toestellen en installaties moeten voldoen op de nabijgelegen woningen. De dichtstbijzijnde woning ligt op ca. 85 meter van de percelen waar de geluidbelastende activiteiten kunnen plaatsvinden. De recreatiewoningen zijn geen geluidgevoelige objecten en liggen op minimaal 80 meter van de percelen. De groepsaccommodaties en de recreatiewoningen vormen geen belemmering voor de zandwinningsactiviteiten.

In het plangebied worden geen evenemententerreinen mogelijk gemaakt. Hoewel er ten aanzien van de horeca-bestemming wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' en er sprake is van een goed woon- en leefklimaat (zie paragraaf 5.7), hebben wij voor de volledigheid de geluidbelasting inzichtelijk gemaakt als wordt uitgegaan van een maximale planologische invulling van de horecabestemming Bijlage 5 Akoestische notitie .
Binnen de horecabestemming wordt een horeca 1 en een horeca 2 functie mogelijk gemaakt. Dit houdt in dat binnen deze bestemming een bedrijf zich kan vestigen, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie. Het betreft een functie die inherent is aan de toegestane bedrijfsactiviteiten binnen de bestemming horeca.
Voor het bepalen van de geluidbelasting op de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten is uitgegaan van stemgeluid van bezoekers op het terras en de nabijgelegen stranden en het optreden van een live-band als zijnde een vorm van een vermaakfunctie, die het meest geluidbepalend zal zijn.

Stemgeluid
Voor de bezettingsgraad van het westelijke strand is uitgegaan van 350 personen in de dag- en avondperiode en 100 personen in de nachtperiode. Voor het oostelijke strand is uitgegaan van 650 personen in de dag- en avondperiode en 150 personen in de nachtperiode. Voor het paviljoen met terras is uitgegaan van een bezettingsgraad van 225 personen in de dag-, avond- en nachtperiode. Met betrekking tot het optredend geluidniveau als gevolg van het stemgeluid is aansluiting gezocht bij de VDI3770 (Sport- und Freizeitanlagen), omdat een dergelijk rapport er niet is voor de Nederlandse situatie. Op basis van dit rapport is uitgegaan van een geluidvermogenniveau van 70 dB(A) voor verheven stemgeluid. Er is van uitgegaan dat de personen voor ca. de helft van de tijd met verheven stem spreken. Op basis van deze uitgangspunten bedraagt het geluidniveau ten gevolge van het stemgeluid 35 dB(A) als etmaalwaarden ter plaatse van de dichtstbijzijnde woning binnen het plan. Dit is 5 dB lager dan het toetsingskader in een landelijke omgeving (40 dB(A)) en zal daarmee niet leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Vermaakfunctie
Voor de vermaakfunctie is uitgegaan van een optreden van een band met live-muziek op het terras met een bronvermogen van 120 dB(A) met het house spectrum, conform de Richtlijn muziekspectra in horecabedrijven van de NSG van maart 2015. Op basis van deze uitgangspunten bedraagt de geluidbelasting op de dichtstbijzijnde gevels van de woningen in het plan maximaal 58 dB(A) in de etmaalperiode. Rekening houdend met een gemiddelde gevelisolatie van 20 à 25 dB(A) betekent dit een binnenniveau van 38 à 33 dB(A) in de woningen. Bij moderne woningen, zoals deze nu gebouwd worden, kan er vanuit gegaan worden dat de geluidwerende werking van de gevel vaak 25 dB(A) bedraagt, bij oudere woningen bedraagt dit 20 dB(A). In het plangebied moeten de woningen, die het dichtstbij de horecabestemming liggen nog gebouwd worden. In dat geval kan geconcludeerd worden dat voldaan wordt aan de norm voor het binnenniveau van 35 dB(A) en dat dit niet leidt tot spraakverstoring in de woning.

Als de live-muziek inpandig ten gehore wordt gebracht dan zal de geluidbelasting op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen aanzienlijk lager zijn. Het ruimteniveau inpandig bedraagt dan ca. 103 dB(A) en doordat het geluid ook nog door de schil van het pand moet treden, zal het geluidniveau als bronniveau ca. 93 dB(A) bedragen ter plaatse van het buitenterrein van de horecabestemming. In dat geval bedraagt de geluidbelasting op de gevels van de dichtsbijzijnde woningen in het plangebied ca. 29 dB(A).

Een horeca-inrichting met als hoofdfunctie, het verstrekken en bereiden van maaltijden, binnen de bestemming horeca, zal moeten voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. Naast de reguliere bedrijfsactiviteiten is ook een vermaakfunctie mogelijk. Dit betreft activiteiten die inherent zijn aan de horeca-activiteiten zoals genoemd in art 1.49 en 1.50 van de planregels. In het uiterste geval zal tijdens een feest een live-band met versterkte muziek kunnen optreden. In beginsel zal een dergelijke activiteit niet kunnen voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit. In dat geval kan de horeca-inrichting op grond van de Twaalfdagenregeling van de gemeente afwijken van de geluidnormen. Dit betreft een incidentele bedrijfssituatie en kan maximaal 12 keer perjaar, met een maximum van 1 keer per maand, plaatsvinden.

Gezien de overwegend recreatieve functie die aan het plangebied is toegekend achten wij een incidenteel optreden (maximaal 12 keer per jaar) van een maximale geluidbelasting van 58 dB(A) op de gevels van de dichtstbijzijnde woningen acceptabel en kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen.

Overige geluidsbronnen
Railverkeer en geluidcontouren rondom het vliegveld in Hoogeveen spelen geen rol in het plangebied.

Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen zijn ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling. Vanuit het oogpunt van ruimtelijke ordening kan een acceptabel woon- en leefklimaat worden gerealiseerd.

5.6 Geur

De recreatiewoningen en de 14 woningen die een woonbestemming hebben zijn aan te merken als geurgevoelige objecten. In de omgeving van het plangebied ligt een aantal bedrijven waar het aspect geur een rol speelt en die dus van invloed kunnen zijn op het recreatiepark en het woongebied. Dit zijn de rioolwaterzuivering Echten (RWZI) en een melkrundveehouderij. Deze bedrijven liggen ten noorden van het plangebied.

RWZI
Rondom de RWZI ligt een geurcontour. In figuur 18 zijn verschillende geurcontouren van de RWZI inzichtelijk gemaakt, waarbij het plangebied globaal is weergegeven met een oranje kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0031.jpg"

Figuur 18: weergave geurcontouren RWZI

De RWZI is opgericht voor 1 februari 1996 en heeft een revisievergunning uit 2005 en een veranderingsvergunning uit 2011. Op 1 januari 2013 is de tweede fase, derde tranche van het Activiteitenbesluit in werking getreden. Hierdoor is de activiteit 'het behandelen van stedelijk afvalwater' onder algemene regels komen te vallen. Dit betekent dat een deel van de vergunning van de RWZI met bijbehorende voorschriften op die datum van rechtswege is vervallen.

De omgeving van het plangebied wordt geclassificeerd als agrarisch gebied dat aangemerkt kan worden als 'buiten de bebouwde kom'. Omdat de RWZI is opgericht voor 1 februari 1996 valt het bedrijf onder het overgangsrecht van het Activiteitenbesluit voor wat betreft de geurvoorschriften. Dit betekent dat op grond van artikel 6.19b van het Activiteitenbesluit de geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten niet meer mag bedragen dan 3,5 ouE/m3, voor zover het gaat om geurgevoelige objecten die buiten de bebouwde kom liggen. De 98 percentiel waarde wil zeggen dat buiten de contour in 98% van de tijd de geurimmissie op een bepaald punt lager zal zijn dan
3,5 ouE/m3.

Voor een RWZI met een capaciteit van meer dan 100.000 i.e., maar minder dan 300.000 i.e. dient volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' rekening te worden gehouden met een richtafstand van 200 meter voor geur, omdat het gebied als gemengd gebied kan worden aangemerkt. Het plangebied ligt grotendeels buiten deze richtafstand. Alleen de noordwestelijke hoek van het plangebied ligt binnen deze afstand. Dit betekent dat de 14 woningen die een woonbestemming hebben, het paviljoen met de stranden, de 3 groepsaccommodaties en het terrein voor outdooractiviteiten buiten deze richtafstand geprojecteerd zijn. Het receptiegebouw met een aantal hotelkamers en een relatief klein aantal recreatiewoningen liggen binnen de richtafstand van 200 meter.

De vergunde geurcontour van de RWZI vormt -naast de VNG afstanden - in dit geval eveneens een aspect om af te wegen. De RWZI moet voldoen aan de geurcontour van 3,5 ouE/m3 ter plaatse van geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom. De 14 woningen die een woonbestemming hebben in dit plan, liggen buiten de geurcontour van 3,5 ouE/m3 en tevens buiten de geurcontour van 1,5 ouE/m3 voor geurgevoelige objecten die niet buiten de bebouwde kom liggen.

De recreatiewoningen en het receptiegebouw liggen eveneens buiten de geurcontour van 3,5 ouE/m3. Dit betekent dat de RWZI niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd. Er zijn ten tijde van het opstellen van dit plan ook geen uitbreidingsplannen die voldoende concreet zijn om meegewogen te moeten worden bij dit bestemmingsplan.
Deze geurgevoelige objecten liggen wel binnen de geurcontour van 1,5 ouE/m3 die van toepassing is binnen de bebouwde kom. Het gaat hier echter om recreatiewoningen in landelijk gebied, die zoals afgeleid kan worden uit de normstelling voor geur minder bescherming behoeven dan geurgevoelige objecten in de bebouwde kom. Een geurbelasting op de recreatiewoningen die 98% van de tijd lager is dan 3,5 ouE/m3 is acceptabel, waarbij in landelijk gebied gesproken kan worden van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de periode 2010-2014 zijn er tevens geen klachten over de RWZI ontvangen bij het centrale meldpunt milieuklachten van de provincie.
Tot slot is rekening gehouden met het feit dat er geen alternatieven zijn in het plangebied, aangezien een groot deel van het gebied uit water bestaat en de invulling van het gebied met (recreatie)woonbebouwing langs de randen van de plas moet plaatsvinden. Er is zodoende een optimale invulling aan het plangebied gegeven, waarbij het uitgangspunt een zorgvuldig ruimtegebruik is geweest en waarbij een goede afweging heeft plaatsgevonden van alle milieuaspecten.

Conclusie RWZI
De geurcontour van 3,5 ouE/m3 ligt niet over het plangebied. De geurgevoelige objecten bevinden zich buiten de genoemde geurcontour. De RWZI vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Melkrundveehouderij
De melkrundveehouderij ten noordoosten van het plangebied valt onder het Activiteitenbesluit. De beoordeling van geurhinder afkomstig van dit bedrijf vindt plaats conform het gestelde in dit Besluit. Tussen het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stallen en een geurgevoelig object ((recreatie)woning) dient in dit geval een vaste afstand van 50 meter in acht genomen te worden. De daadwerkelijke afstand van de meest nabijgelegen stal tot aan de beoogde woningen bedraagt circa 190 meter en daarmee wordt voldaan aan de afstandseis uit het Activiteitenbesluit en vormt geur veroorzaakt door dit bedrijf geen belemmering.

Conclusie
Geur vormt geen belemmering voor de herontwikkeling van het plangebied aan de Nijstad om te komen tot een hoogwaardig recreatie- en woongebied. Gebleken is dat de bedrijven niet worden belemmerd door de ruimtelijke ontwikkeling en dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.7 Mileuzonering bedrijven

Nieuwe functies kunnen milieuhinderlijk zijn voor omringende woningen dan wel bedrijven. Er dient een beoordeling plaats te vinden of de nieuwe functie wel milieuhygiënisch inpasbaar is. Er dient daarom beoordeeld te worden of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die gehinderd kunnen worden door onderhavig project of waarvan het project juist hinder ondervindt.

Het gebied rondom de voormalige zandwinning is te karakteriseren als een 'gemengd gebied', omdat naast infrastructurele voorzieningen er bedrijven aanwezig zijn zoals de RWZI, een melkrundveehouderij, een tuincentrum en op ruimere afstand een gasbehandelingsinstallatie van de NAM. Als gevolg hiervan kunnen de genoemde normstanden zoals genoemd in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering', die van toepassing zijn op omgevingstype 'rustig buitengebied', gemotiveerd met één trede worden teruggebracht zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.

Van buiten naar binnen
Onderstaand is in tabelvorm weergegeven wat de richtafstanden zijn voor de rondom het plangebied gelegen functies. Hierbij wordt opgemerkt dat ten aanzien van de aspecten geluid en geur deze reeds zijn verwoord in paragraaf 5.5 en 5.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0032.jpg"

RWZI
Voor stof en gevaar wordt voldaan aan de normafstanden en is geen hinder te verwachten.

Tuincentrum
Het tuincentrum (met kassen) heeft een richtafstand van maximaal 10 meter voor geluid. De afstand van de perceelsgrens van het tuincentrum tot aan de noordgrens van het plangebied Nijstad bedraagt circa 75 meter en zodoende wordt ruimschoots aan de richtafstand voldaan.

Melkrundveehouderij
Voor een melkrundveehouderij geldt in dit geval een richtafstand van 10 meter voor stof en geluid. Met een feitelijke afstand van circa 75 meter vanaf de zuidelijke grens van de inrichting tot aan de noordelijke grens van het plangebied wordt ruimschoots voldaan aan de gestelde richtafstanden.

Gasbehandelingslocatie
De afstand van de grens van de inrichting 'gasbehandelingslocatie' tot aan de beoogde reguliere woningen bedraagt meer dan 300 meter. Er wordt voldaan aan de normafstanden. Er is geen milieuhinder te verwachten.

Van binnen naar buiten
In de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn voor verschillende bedrijfsactiviteiten richtafstanden opgenomen voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Volgens deze publicatie geldt een richtafstand van 50 meter voor geluid tussen een vakantiepark (SBI-code: 553, 552, milieucategorie 3.1) en een 'rustige woonwijk'. De richtafstand voor geluid tussen een horecabestemming (SBI-code: 561 en 563 (m.u.v. een discotheek), milieucategorie 1 en 2) en een 'rustige woonwijk' bedraagt 30 meter. Zoals hiervoor al is genoemd kan de omgeving geclassificeerd worden als een 'gemengd' gebied. In het gebied is sprake van een enkele woning met overwegend argrarische en andere bedrijvigheid en direct ten zuiden van het plangebied ligt de rijkssnelweg A28. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd kunnen worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat.
De richtafstanden dienen gemeten te worden tussen de grens van het nieuwe bestemmingsvlak en de uiterste situering van de gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of vergunningsvrij bouwen mogelijk is. De dichtstbijzijnde woning Nijstad 9 ligt op ca. 60 meter van het bestemmingsvlak Verblijfsrecreatie 2.Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de minimale richtafstand van 30 meter.
De afstand tussen de horecabestemming en de dichtstbijgelegen woningen bedraagt meer dan 300 meter en hiermee wordt dus ook ruimschoots voldaan aan de minimale afstand van 10 meter. Nu ruimschoots wordt voldaan aan de toepasselijke richtafstand uit de VNG-brochure, is ingevolge de toetsingssystematiek zoals daarin is verwoord sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.8 Milieueffectrapportage

Het oprichten van hoofdzakelijk een recreatiegebied met een totale oppervlakte van ca. 33 ha. is een activiteit die in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) onder categorie D.10 valt. In categorie D.10 is aangegeven dat voor oprichting, uitbreiding of wijziging van 'vakantie dorpen en hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen' waarvan de activiteit betrekking heeft op 'een oppervlakte van 25 ha. of meer' een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, wanneer sprake is van een besluit in de zin van de vaststelling van een plan zoals bedoeld in art. 3.1, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het plangebied betreft in hoofdzaak een recreatiegebied van ca. 33 ha. Hiermee wordt de drempelwaarde opgenomen in onderdeel D van het Besluit m.e.r. overschreden.

Als gevolg daarvan is op 16 februari 2015, op grond van art. 7.2, lid 1, onder b van de Wet milieubeheer (Wm), de m.e.r.-aanmeldingsnotitie 'Recreatiegebied Nijstad, Hoogeveen' Bijlage 6 M.e.r.-beoordeling ingediend, om te bepalen of er sprake is van nadelige gevolgen voor het milieu. De raad moet, gelet op art. 2, lid 5, onder b van het Besluit m.e.r., op grond van de in bijlage III bij de EEG richtlijn SS/337/EEG (gewijzigd bij richtlijn 97I11IEG en richtlijn 2003/35/EG) genoemde criteria, beoordelen of voor het vaststellen van het bestemmingsplan een milieueffectrapport (MER) noodzakelijk is. Het algemene uitgangspunt bij een dergelijke beoordeling is dat er geen MER hoeft worden opgesteld, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Deze bijzondere omstandigheden kunnen betrekking hebben op:
1. de kenmerken van het project;
2. de plaats van het project;
3. de kenmerken van het potentiële effect.

Op 26 maart 2015 heeft de gemeenteraad besloten dat er geen MER opgesteld hoeft te worden voor dit plan vanwege het ontbreken van bijzondere omstandigheden Bijlage 6 M.e.r.-beoordeling.

5.9 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 (Stb. 2007, 434) is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor een aantal luchtverontreinigende stoffen. Bij ieder besluit dat de kwaliteit van de lucht kan beïnvloeden moet worden gekeken naar de verwachte luchtkwaliteit en moet worden bepaald of kan worden voldaan aan de grenswaarden die in de Wet luchtkwaliteit zijn opgenomen. Bij bestemmingsplannen is het van belang om te beoordelen hoe de luchtkwaliteit zich gedraagt gedurende de planperiode. Hierbij worden de volgende stoffen beoordeeld: benzeen, kool(stof)monoxide (CO), lood, stikstofdioxide (NO2), zwaveldioxide (SO2) en zwevende deeltjes (PM10; ook wel fijn stof genoemd).

De kritische parameters in Nederland zijn fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). De overige verontreinigende stoffen waaronder benzeen, lood, zwaveldioxide en koolstofmonoxide bevinden zich in Nederland ruim onder de grenswaarden. De verwachting is dat dit ook in de toekomst zo zal blijven waardoor berekening van deze waarden niet relevant is.

Woningbouw
Het plan maakt woningbouw mogelijk van in totaal 14 reguliere woningen. In het Besluit en de bijbehorende regeling 'niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen)' zijn kwantitatieve grenzen opgenomen die bepalen of een project wel of niet aangemerkt wordt als een project die een significante bijdrage levert aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Op grond van het Besluit en de Regeling dragen projecten met woningbouw waar minder dan 1500 woningen met1 ontsluitingsweg worden gerealiseerd niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het woningaantal dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt ruim beneden deze kwantitatieve grenzen. De bouw van de 14 reguliere woningen draagt niet in betekenende mate bij aan luchtverontreiniging.

Verblijfsrecreatie
Naast de 14 burgerwoningen worden ook 105 recreatiewoningen gebouwd, 3 groepsaccommodaties, een gebouw voor centrale recreatieve voorzieningen en een horecapaviljoen ten behoeve van dagrecreatie. Dit genereert ook verkeersstromen die van invloed kunnen zijn op de luchtkwaliteit.

De ministeriële regeling NIBM bevat geen kwantitatieve uitwerking voor een recreatiegebied. Dit betekent dat op een andere manier aannemelijk moet worden gemaakt dat het plan 'niet in betekenende mate' leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De eventuele invloed van het plan op de luchtkwaliteit wordt veroorzaakt door verkeersbewegingen van en naar het plangebied. Aan de hand van een worstcasescenario is met behulp van de NIBM-rekentool (versie: 01-05-2014, Infomil) bepaalt of het plan in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging.

Het plan biedt de mogelijkheid tot het realiseren van 14 burgerwoningen, 105 nieuwe recreatieverblijven, 3 groepsaccommodaties en een paviljoen. Met behulp van de online rekentool 'Verkeersgeneratie en Parkeren' van de CROW (www.crow.nl) is bepaald hoeveel extra voertuigbewegingen de 14 woningen, 105 recreatiewoningen en 3 groepsaccommodaties opleveren. Aangezien de groepsaccommodaties aanzienlijk groter zijn dan de te realiseren recreatiewoningen is één groepsaccommodatie gelijk gesteld met 3 recreatiewoningen. Op basis van de CROW-publicatie nr. 272 'Verkeersgeneratie voorzieningen' worden 308 voertuigenbewegingen verwacht voor de recreatiewoningen en ca. 114 voertuigbewegingen voor de woningen (Bijlage 7 CROW-rekentool).

Uitgaande van de aanname dat het totaal aan (dag)recreatieve activiteiten als ook de horeca een gemiddelde bijdrage levert van 100 extra voertuigbewegingen op een gemiddelde weekdag levert dit een toename op van gemiddeld circa 522 extra voertuigbewegingen per etmaal.

Met deze intensiteit en de aanname dat circa 1,0 % van het verkeer bestaat uit vrachtverkeer in het uiteindelijke eindbeeld van het plangebied is de bijdrage aan stikstofdioxide en fijn stof inzichtelijk gemaakt (zie figuur 19).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0033.png"

Figuur 19: weergave NIBM-tool totaal - nader onderzoek is niet nodig

Uit deze berekening volgt dat de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Conclusie
Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

5.10 Externe veiligheid

Het aspect Externe Veiligheid heeft te maken met de gevolgen van ongevallen met gevaarlijke stoffen en de bescherming hiertegen. De veiligheidsrisico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Verder kunnen de veiligheidsrisico's worden verdeeld in risico's veroorzaakt door bedrijvigheid (inrichtingen) en in risico's veroorzaakt vanwege het transport (weg, spoor, water, buisleidingen) van gevaarlijke stoffen. Conform het nationale veiligheidsbeleid en de Visie Externe Veiligheid van de gemeente Hoogeveen is onderzoek verricht naar de veiligheidssituatie rondom het plangebied Bijlage 8 EV-advies. Dit onderzoek bestaat uit het in beeld brengen van alle relevante risicofactoren met de bijbehorende risico's alsmede het vaststellen van de invloed hiervan op het plangebied.

Onderstaande figuur is een uitsnede van de professionele risicokaart met daarop de ligging van de relevante risicobronnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0034.png"

Figuur 20: weergave diverse risicobronnen

Het gasontvangstation, de RWZI en een verkooppunt voor consumentenvuurwerk ten noorden en noordwesten van het plangebied zijn geen risicobedrijven in de zin van externe veiligheid. Deze bedrijven vallen (gedeeltelijk) onder het Activiteitenbesluit en het Vuurwerkbesluit en moeten voldoen aan de daarin opgenomen voorschriften voor veiligheid.

Gasontvangststation
Op grond van het Activiteitenbesluit geldt een veiligheidszone van 4 meter rondom het ontvangststation. Binnen deze veiligheidsafstand zijn geen beperkt kwetsbare objecten toegestaan. Voor kwetsbare objecten geldt een veiligheidsafstand van 15 meter. De veiligheidszones liggen buiten het plangebied en zijn verder niet relevant voor dit bestemmingsplan.

RWZI Echten
Op de RWZI wordt biogas geproduceerd en opgeslagen. Voor deze installatie is een omgevingsvergunning milieu van kracht. Voor de vergistingstanks worden externe veiligheidsafstanden gehanteerd van 50 meter, gemeten vanuit het middelpunt van de tanks. Het plangebied ligt ruimschoots buiten deze afstand.

Consumentenvuurwerk
Het verkooppunt voor consumentenvuurwerk valt onder het Vuurwerkbesluit. Binnen het bedrijf mag maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig zijn. De veiligheidszone bedraagt 8 meter vanaf de (buffer)bewaarplaats. Deze veiligheidszone ligt niet over het plangebied en vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Deze drie genoemde bedrijven vormen geen belemmering voor de planvorming.

5.10.1 Stationaire bronnen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) schrijft voor om - in geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen binnen een invloedsgebied – te toetsen aan risiconormen (plaatsgebonden risico (PR 10-6) en het groepsrisico te verantwoorden bij een toename van het van het aantal personen.

Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een activiteit bevindt, overlijdt ten gevolge van een ongeval met die activiteit. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de plaatsgebonden risiconorm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar zwaarwegende redenen voor zijn.

Groepsrisico (GR)
In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat als een contour in beeld kan worden gebracht, wordt het groepsrisico door een (grafiek)curve weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn.

In het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die onder het Bevi vallen.

NAM-locatie
Ten oosten van het plangebied is een mijnbouwinrichting van de Nederlandse aardolie maatschappij (NAM) gevestigd waar aardgas wordt behandeld, zodat het geschikt is om via het netwerk van de Gasunie te kunnen worden getransporteerd. Het Bevi is nog niet van toepassing op mijnbouwinrichtingen, maar deze worden wel als zodanig behandeld. Dit bestemmingsplan is daarom ook getoetst aan het Bevi.

Voor deze installatie is een QRA opgesteld ten behoeve van een eerdere verkennende ruimtelijke ontwikkeling in 2011, die overigens geen doorgang heeft gevonden. Deze QRA is nog toereikend voor dit bedrijf. Uit deze QRA blijkt dat voor het bestemmingsplan Nijstad geen rekening hoeft te worden gehouden met het plaatsgebonden risico (10-6), deze contour bevindt zich buiten het plangebied.

Naast het plaatsgebonden risico van de NAM is ook een invloedsgebied aanwezig waarbinnen het groepsrisico beoordeeld moet worden. Het westelijk deel van het plangebied bevindt zich binnen dit invloedsgebied. Gebleken is dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Het maatgevende scenario voor een calamiteit is een brand of een explosie, waarvan de letale effecten binnen de 100% letaliteitszone zijn te verwachten. Het plangebied ligt buiten deze 100% letaliteitszone.

Omdat als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling er geen verandering van het groepsrisico optreedt en het aantal slachtoffers minder is dan 10, hoeft het groepsrisico vanwege deze risicobron niet te worden verantwoord.

5.10.2 Transportroutes voor gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen via het water, de weg en het spoor zijn de normen voor externe veiligheid vanaf 1 april 2015 in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vastgelegd.

Op circa 150 meter ten zuiden van het plangebied ligt de autosnelweg A28, een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De bestaande en de nieuwe situatie zijn beoordeeld Bijlage 9 EV-transport Bijlage 10 EV-transport. Voor het opstellen van de QRA voor het transport is gebruik gemaakt van het softwareprogramma RBMII, versie 2.3.

Plaatsgebonden risico
Bij het vaststellen van besluiten die ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet Weg hoeft geen berekening van het plaatsgebonden risico gemaakt te worden. Voor het plaatsgebonden risico gelden namelijk de generieke PR-gegevens van het Basisnet Weg. De Basisnettabel Weg is in bijlage 1 van de Regeling basisnet opgenomen. Voor deze weg bedraagt de afstand voor de veiligheidszone (PR10-6) volgens het Basisnet 0 meter. Het plaatsgebonden risico vormt geen knelpunt voor de ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de snelweg moet ter hoogte van het plangebied tevens rekening worden gehouden met het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Het PAG strekt zich uit over 30 meter vanaf de rand van de weg en bevindt zich dus ruimschoots buiten het plangebied.

Groepsrisico
Het invloedsgebied bedraagt 355 meter aan weerszijden van de weg en ligt gedeeltelijk binnen het plangebied. De hoogte van het groepsrisico is met het rekenprogramma RBMII berekend en beoordeeld. In de huidige situatie bedraagt de hoogte van het groepsrisico 0,004% van de oriëntatiewaarde en in de nieuwe situatie is dit 0,005%. De toename van het groepsrisico is dan ook marginaal. Het groepsrisico is met 0,001% van de oriëntatiewaarde toegenomen. De locatie waar het hoogste groepsrisico is berekend bevindt zich op dezelfde locatie als van de bestaande situatie en ligt ter hoogte van de woonwijk Erflanden.

Het groepsrisico ligt ruimschoots beneden de oriëntatiewaarde. Uit de berekening van het groepsrisico is gebleken dat de dichtheid van personen binnen het invloedsgebied lager is dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Op grond van artikel 8 van het Bevt kan in dit geval een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven.

Verantwoording groepsrisico transport
Op grond van artikel 9 van het Besluit externe veiligheid transportroutes heeft de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) op 18 maart 2015 een advies (kenmerk: U50266) advies uitgebracht Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio Drenthe.

Het maatgevend scenario bij incidenten op de A28 is een blêve. Een blêve is een zeer krachtige explosie die gepaard gaat met een enorme vuurbal als gevolg van het bezwijken van een tank. Bij een blêve wordt de schade aan gebouwen en het slachtofferbeeld bepaald door enerzijds drukbelasting, anderzijds door hittestraling. Met name de hittestraling is bepalend voor het schade- en slachtofferbeeld. Bij een blêve is de 100% letaliteitgrens, dat wil zeggen het gebied waarin geen overlevenden zijn te verwachten, bepaald op 90 meter van de weg en de 1 % letaliteitsgrens op 230 meter.

De VRD adviseert om de plaats van de horecagelegenheid te heroverwegen. Het advies van de VRD is gericht op effectbestrijding op het moment dat een incident zich voordoet. Bij het advies wordt geen rekening gehouden met de kans dat een incident ter hoogte van het plangebied optreedt.
Zoals hierboven al is vermeld, is het groepsrisico kwantitatief gezien zeer gering. Dat wil zeggen dat de kans dat een incident optreedt in de nabijheid van het plangebied erg klein is. Het plangebied bestaat voor een groot deel uit water en bebouwing dient gesitueerd te worden rondom de waterplas. Hierbij is ervoor gekozen om de woningen en recreatiewoningen, waar ook overnacht wordt, te situeren op de grootst mogelijke afstand van de A28. Er zijn dan ook geen alternatieven meer in het plangebied aan te geven waar de locatie van de horecagelegenheid (zonder overnachtingsmogelijkheden) zal kunnen plaatsvinden. Tot slot wordt opgemerkt dat de horecagelegenheid buiten te 100% letaliteitsgebied rondom een blêve bevindt.

Om extra slachtoffers te voorkomen worden de recreatieobjecten voorzien van rookmelders conform de NEN 2555. De VRD heeft in eerste instantie geadviseerd om een minimale afstand van 10 meter aan te houden tussen de recreatiewoningen. Deze afstand is in nader overleg met de VRD verkleind naar een minimale afstand van ten minste 7 meter, waarbij de zijwanden van de recreatiewoningen zodanig worden uitgevoerd dat ze een weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) hebben van 30 minuten op basis van spiegelsymmetrie.

Ter voorbereiding van de hulpverlening en de rampenbestrijding worden geen maatregelen geadviseerd.

Het plangebied heeft een optimale invulling gekregen, gezien de aanwezige milieuaspecten, het feit dat de horecagelegenheid buiten de 100% letaliteitsgebied van het maatgevende scenario ligt, er geen overnachtingsmogelijkheden worden geboden in de horecagelegenheid en de kans dat een incident optreedt erg klein is, wordt de ontwikkeling op deze locatie acceptabel geacht vanuit het oogpunt van externe veiligheid voor transportroutes.

5.10.3 Buisleidingen

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van meerdere hoge druk aardgasleidingen. Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De regels voor buisleidingen zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Voor het opstellen van de QRA voor het transport via ondergrondse buisleidingen is gebruik gemaakt van het softwareprogramma Carola, versie 1.0.0.52.

Belemmeringenstrook
De belemmeringenstrook van twee aardgasleidingen van de Gasunie liggen binnen het plangebied. Binnen de belemmeringenstrook mogen geen bouwwerken worden opgericht. Het gaat om de leidingen A-501 en A-502. Deze liggen binnen het zuidoostelijk deel van het plangebied waar een parkeerplaats is geprojecteerd. Op de verbeelding is hiertoe een dubbelbestemming opgenomen die gekoppeld is aan regels die bovenstaande bescherming waarborgt.

Plaatsgebonden risico
De buisleidingen A-501 en A-771 hebben op verschillende locaties een plaatsgebonden risico (PR10-6)-contour, maar deze contouren liggen niet binnen het plangebied. De overige buisleidingen hebben ter hoogte van de ruimtelijke ontwikkeling eveneens geen PR10-6-contouren, waarmee in dit plan rekening zou moeten worden gehouden. Geconcludeerd kan worden dat de plaatsgebonden risico (PR10-6)-contouren geen belemmering vormt voor de planvorming.

Groepsrisico
Binnen het invloedsgebied van de buisleidingen moet het groepsrisico worden beoordeeld Bijlage 12 EV Buisleidingen Bijlage 13 EV Buisleidingen. De grootte van de invloedsgebieden variëren van circa 70 tot 540 meter vanaf de buisleiding. Het plangebied ligt vrijwel volledig binnen het invloedsgebied van de rondom het recreatieterrein liggende buisleidingen. Het invloedsgebied wordt gevormd door de 1% letaliteitszone. De buisleidingen A-501, A-502 en A-514 van de Gasunie zijn voor het invloedsgebied maatgevend (figuur 21).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0035.png"

Figuur 21. Ligging invloedsgebied (1% letaliteitszone) buisleidingen Gasunie en NAM

Binnen het invloedsgebied, zoals hiervoor vermeld, is tevens de 100% letaliteitszone van belang. Deze zone varieert van circa 37 tot 200 meter vanaf de maatgevende buisleidingen. Het plangebied ligt eveneens gedeeltelijk binnen deze zone.

In de figuur hieronder wordt de ligging van de 100% letaliteitszones weergegeven. De buisleidingen A-501, A-502 en A-514 van de Gasunie zijn ook hier maatgevend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0036.png"

Figuur 22. Ligging 100% letaliteitszone buisleidingen Gasunie en NAM

Uit de berekening van het groepsrisico voor de bestaande situatie is gebleken dat ter hoogte van de ontwikkellocatie er geen groepsrisico optreedt. Van alle buisleidingen bedraagt het groepsrisico 0.

Binnen het invloedsgebied van de relevante buisleidingen is voor de toekomstige situatie eveneens een groepsrisicoberekening uitgevoerd, uitgaande van een toename van het aantal personen als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling. Het groepsrisico is berekend voor de periode gedurende de werkdagen en voor de weekenden. Voor het recreatiegebied ter plaatse van het strand is uitgegaan van een grotere bezetting gedurende de zomermaanden (mei t/m september).
Uit de risicoanalyse blijkt dat de buisleidingen A-501 en A-502 van de Gasunie relevant zijn voor het groepsrisico. Het oostelijk strand in het plangebied levert het grootste aandeel in de hoogte van het groepsrisico.Deze leidingen liggen het dichtst bij het plangebied, hebben een hoge druk en hebben de grootste diameter. Het hoogste groepsrisico wordt voor buisleiding A-502 berekend en bedraagt 23,6% van de oriëntatiewaarde tijdens de weekenden in de zomermaanden en 36% van de oriëntatiewaarde voor de rest van het jaar. Dit betekent een significante toename van het groepsrisico van meer dan 10%. De huidige situatie laat ter hoogte van de ontwikkellocatie namelijk helemaal geen groepsrisico zien. De hoogte van het groepsrisico veroorzaakt door deze twee buisleidingen in de toekomstige situatie overschrijdt de oriëntatiewaarde niet.

Het groepsrisico van de overige leidingen bedraagt minder dan 10% van de oriëntatiewaarde of bedraagt 0 en is daardoor voor de verantwoording van het groepsrisico verder niet relevant.

Verantwoording groepsrisico buisleidingen
Op grond van artikel 12, lid 2 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen heeft de Veiligheidsregio Drenthe (VRD) op 18 maart 2015 een advies (kenmerk: U50266) advies uitgebracht Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio Drenthe. Het maatgevende scenario bij buisleidingen voor het transport van aardgas onder hoge druk is een leidingbreuk. De kans op een breuk is slechts gering, maar de optredende effecten kunnen groot zijn. Breuken worden vrijwel altijd veroorzaakt door grondwerkzaamheden.

Voor incidenten met buisleidingen zijn twee veiligheidszones van belang:
• 100% letaliteitszone;
• invloedsgebied, ook wel: 1% letaliteitsgrens.
Van personen die zich in de 100% letaliteitszone bevinden wordt aangenomen dat zij komen te overlijden, ongeacht of zij binnen of buitenshuis zijn. Voor personen die zich in het gebied tussen de 100% letaliteitszone en de 1% letaliteitsgrens bevinden geldt dat zij naar verwachting voldoende beschermd worden wanneer zij zich in een gebouw bevinden. Slachtoffers zullen in dit gebied voornamelijk buiten vallen.

Omdat uit de berekening van het groepsrisico is gebleken dat de dichtheid van personen binnen het invloedsgebied van de buisleidingen A-501 en A-502 hoger is dan 10% van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico en de planlocatie binnen de 100% letaliteitzone van een aantal buisleidingen ligt, moet het groepsrisico uitgebreid worden verantwoord.

In het kader van het groepsrisico moeten maatregelen worden onderzocht die kunnen leiden tot een lager groepsrisico. Hier is onder andere invulling aan gegeven door het recreatieterrein op zodanige wijze in te richten, waardoor het groepsrisico zo laag mogelijk is. Een maatregel is namelijk het opsplitsen van het strand en deze op twee locaties te projecteren, waardoor de aanwezige populatie wordt verdeeld over de twee stranden. In de uiteindelijke inrichtingsschets van het park is ook zichtbaar dat er twee stranden zijn geprojecteerd.

Verder wordt als veiligheidsmaatregel voorgesteld om de stranden en het paviljoen van het recreatieterrein gesloten te houden gedurende de tijd dat er werkzaamheden worden uitgevoerd die de integriteit van de buisleidingen kunnen aantasten. Dit geldt met name voor de buisleidingen A-501, A-502 en A-514 van de Gasunie.

De VRD adviseert ook in het geval van de buisleidingen om de locatie van de horecagelegenheid te heroverwegen. Verder adviseren zij dat de wegen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in de handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van Brandweer Nederland. De wegen rondom het plangebied voldoen hieraan.

Verder geeft de VRD als aanbeveling de vestiging van groepen niet of verminderd zelfredzame personen niet mogelijk te maken in het plangebied. Hierbij kan gedacht worden aan kinderopvang, dagbesteding van lichamelijk of verstandelijk gehandicapten, woonvormen voor begeleid wonen of wonen met zorg. Het bestemmingsplan maakt 14 reguliere woningen binnen een woonbestemming mogelijk en een aantal recreatiewoningen binnen de bestemming recreatie en er is een horecabestemming opgenomen. In het plangebied worden geen maatschappelijke bestemmingen opgenomen die de genoemde groepen met verminderde tot geen zelfredzaamheid mogelijk maken.

Ook bij buisleidingen heeft de VRD geadviseerd om rookmelders in de recreatiewoningen te plaatsen en de woningen op minimaal 7 meter afstand van elkaar te plaatsen, mits de zijwanden een WBDBO hebben van ten minste 30 minuten. Dit laatste is in de planregels geborgd.

Als maatregel ter voorbereiding op de hulpverlening en rampenbestrijding wordt geadviseerd om een aantal opstelplaatsen te creëren. In de uitvoeringstechnische fase van het plan zal dit in overleg met de brandweer Zuidwest Drenthe worden afgestemd.

In het advies is tot slot nog aangegeven om op het recreatieterrein een waarschuwings- en alarmerings (WAS)-paal te plaatsen. Uit nadere afstemming met de VRD is gebleken dat er ook andere manieren van risicocommunicatie kunnen worden ingezet zoals apps. Het aspect van risicocommunicatie ligt buiten het bereik van het bestemmingsplan.

Omdat er geen alternatieven zijn voor de horecagelegenheid en deze na zorgvuldige afweging van alle milieuaspecten tot stand is gekomen op deze plaats, er geen maatschappelijke bestemmingen mogelijk worden gemaakt die groepen met een lage tot geen zelfredzaamheid mogelijk maken, de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden en de kans op een incident klein is, is de ruimtelijke ontwikkeling op deze locatie acceptabel.

5.10.4 Hoogspanningslijn

Over het zuidoostelijk deel van het plangebied loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding (Hessenweg-Hoogeveen) van Tennet TSO BV. De spanning op deze leiding bedraagt 220 kV en heeft een indicatieve zone van 60 meter aan weerszijden van de leiding (figuur 23).

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0037.png"

Figuur 23: 220 kV hoogspanningsleiding en indicatieve zone

De 'indicatieve zone' is de magneetveldzone berekend op basis van een aantal conservatieve aannames. De ruimtelijke ontwikkeling ligt binnen de indicatieve zone. Binnen deze zone worden gevoelige objecten, waar sprake is van langdurig verblijf van kinderen en ouderen ten sterkste afgeraden, vanwege gezondheidsredenen. Dit zijn onder andere woonhuizen, scholen, crèches of kinderopvangplaatsen. In dit bestemmingsplan worden deze objecten niet aan deze zijde van het terrein geprojecteerd. Daarentegen worden wel locaties geprojecteerd waar zich kinderen kunnen bevinden, zoals een speeltuin, sportveld en het strand. Deze worden echter aangemerkt als locaties met een korte verblijftijd en worden dus niet aangemerkt als een gevoelige bestemming.

5.11 Verkeer en vervoer

Basisuitgangspunt is dat bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen het parkeren volledig op eigen terrein gefaciliteerd dient te worden. In beginsel zal parkeerregulering zich beperken tot maatregelen die de verkeersveiligheid, bereikbaarheid en het beoogde parkeergedrag bevorderen of maatregelen die structurele parkeeroverlast bestrijden.

De gemeente heeft een analyse gemaakt van de verkeerssituatie ter plaatse en zijn er naar aanleiding van deze analyse oplossingen aangereikt. De realisatie van een hoofdzakelijk recreatiegebied (verblijfs- en dagrecreatie) en woongebied leidt tot een toename van het verkeer als gevolg van bezoekers van het recreatiepark en bewoners van de te bouwen woningen. Afhankelijk van de beschikbare wegcapaciteit kan dit knelpunten opleveren in de verkeersdoorstroming. Ook de verkeersveiligheid is van belang, in het bijzonder bij eventuele bebouwing en in verband met oprijdend en afslaand verkeer.

In de huidige verkeerssituatie wordt het plangebied ingeklemd door vier wegen.

  • 1. Aan de noordzijde, Nijstad Zuid, etmaalintensiteit is 250 motorvoertuigen (mvt);
  • 2. Aan de zuidzijde, Koedijk, geschatte etmaalintensiteit is 500 mvt;
  • 3. Aan de westzijde, Echtenseweg, 2300 mvt/etmaal;
  • 4. Aan de oostzijde, Zuidwoldigerweg, 4500 mvt/etmaal.

Het is voornamelijk verkeer van Erflanden naar de A28 richting Meppel, dat gebruik maakt van de Koedijk en Nijstad zuid. Het merendeel van het verkeer tussen Hoogeveen West en de A28 richting Meppel maakt gebruik van de weg Nijstad Noord (2800 mvt/etmaal). Dat is ook de weg die daar het meest geschikt voor is.

Toekomstige verkeerssituatie

De Koedijk en Nijstad-Zuid zijn niet geschikt voor veel verkeer en daardoor zijn de verkeersintensiteiten ook laag vergeleken met Nijstad noord. Toen er nog sprake was van de zandwinning kwamen als gevolg daarvan op werkdagen circa 22 vrachtwagens met zand over de weg Nijstad-Zuid, een lage verkeersintensiteit.

Met de komst van een recreatiegebied is die (lage verkeersintensiteit) een prima uitgangspunt voor de verkeersveiligheid. Het is de bedoeling om veel recreanten uit te nodigen naar het plangebied te komen en dan bij voorkeur op de fiets. Deze twee wegen (Koedijk en Nijstad Zuid) hebben geen vrijliggend fietspad. Dat houdt in dat deze wegen niet aantrekkelijker gemaakt moeten worden voor automobilisten want dan zal het drukker gaan worden, wordt er sneller gereden en zullen fietsers zich onveiliger gaan voelen.

Gezien de huidige verkeersdruk en de hoeveelheid te verwachten recreanten met de auto op een warme zomerdag, is er geen reden om hier eenrichtingverkeer in te voeren. De recreanten komen immers verspreid over de dag en dat zal geen problemen gaan geven op de wegen Koedijk en Nijstad Zuid.

Uit de stedenbouwkundige schets blijkt dat de ingang van het nieuwe bungalowpark aan Nijstad Zuid komt met de toegang vanuit het westen De dagrecreatie zal voor automobilisten bereikbaar zijn vanaf de westzijde van de Koedijk. De Koedijk zal aan de oostzijde, tussen de ingang van de NAM locatie en de Hoogeveense Weg, worden afgesloten voor autoverkeer. Het hiervoor benodigde verkeesbesluit is genomen. Fietsers komend vanuit Hoogeveen zullen worden afgewikkeld via de oostzijde van het plangebied. Hiertoe wordt een fietspad aangelegd die vanaf Nijstad Zuid aan de oostkant van het plangebied naar het gebied voor dagrecreatie wordt geleid.

Nijstad zuid is een asfaltweg die tussen de 3,80 en 4,00 meter breed is. Dit voldoet nu goed en voorkomt dat er te hard gereden wordt, maar dat komt ook omdat er weinig verkeer rijdt. Als het in de toekomst drukker gaat worden (naar verwachting op een gemiddelde weekdag circa 522 motorvoertuigen/etmaal extra), zowel met personenauto’s, vrachtverkeer en vooral ook fietsers, is het wel zaak dat de bermen niet continu kapot worden gereden en dat de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt.

Dat is mogelijk door de weg juist niet te verbreden, maar aan beide zijden een strook grasbetonklinkers of semi verharding aan te leggen. Dan kan het autoverkeer elkaar goed passeren met een gepaste snelheid en wordt de weg geen racebaan. Deze verbreding is reeds aan de Nijstad Zuid op het westelijk deel uitgevoerd. De kwaliteit van de weg aan de westzijde is goed, overige weggedeelten zijn niet optimaal en ter plaatse van de voormalige in- en uitritten van de zandwinning slecht.

De Koedijk is een redelijk rustige weg. De weg wordt gebruikt door verkeer uit de Erflanden naar de A 28 en door vrachtverkeer naar de NAM locatie. Het westelijke deel is relatief breed (4,70-5,20 meter) bedoeld voor het vrachtverkeer naar de NAM locatie. De kwaliteit daarvan is niet optimaal. Het meest oostelijke deel is slechts 3,25 meter breed en zal fysiek worden afgesloten voor autoverkeer.

Zodra het recreatiegebied in gebruik is genomen komen de dagrecreanten vanuit Hoogeveen vanaf de Zuidwoldigerweg over deze smalle weg. Bij het noodzakelijk uit te voeren onderhoud is het aan te bevelen de weg te verbreden naar 4,00 meter en daarnaast grasbetonklinkers aan te leggen. Vanaf de Echtenseweg gaan bezoekers van het vakantiepark (verblijfsrecreatie) de Nijstad op, bezoekers van de dagrecreatie bereiken hun doel via de Koedijk. Om doorgaand sluipverkeer via de Koedijk te voorkomen wordt deze tussen de ingang van de NAM locatie en de Hoogeveense weg afgesloten voor autoverkeer middels een paaltje. Hiervoor zal een verkeersbesluit genomen moeten worden. De weg kan dan nog wel dienst doen voor fietsverkeer (met name komend vanuit richting Zuidwolde) of veiligheidsdiensten.

Fietsers voor de dagrecreatie en bijbehorende horeca zullen, met name komend vanuit Hoogeveen via de Nijstad Zuid worden afgewikkeld, hiertoe wordt een fietspad gerealiseerd die langs de oostkant van het plangebied aangelegd wordt. Voor fietsers ontstaat er zo ook een veiligere situatie.

Het dagrecreatieterrein wordt een half uur na sluiting van het horecapaveljoen afgesloten door middel van hekken. Dit betekent dat het terrein dan is afgesloten voor in- en uitgaand verkeer.

Onderstaand een weergave van de gewenste en beoogde verkeersafwikkeling.

Op basis van de analyse van de bestaande wegenstructuur en de verwachte toename als gevolg van de vorming van het recreatie- en woongebied is er de verwachting dat de beoogde ontwikkelingen niet leiden tot noemenswaardige verkeersproblemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2014BP8006010-VG01_0038.jpg"

Hoofdstuk 6 Duurzaamheid

De gemeente Hoogeveen heeft haar ambitie op het gebied van duurzaamheid verwoord in het klimaatbeleid en de Milieuvisie. In het klimaatbeleid is de ambitie uitgesproken om in 2040 als gehele gemeente CO2-neutraal te willen zijn. Door bij nieuwe ontwikkelingen duurzaamheid reeds in de ontwerp- en bouwfase mee te nemen kan optimaal invulling worden gegeven aan de gestelde ambitie.

Op dit moment wordt vanuit duurzaamheid gedacht aan de volgende maatregelen:

  • ? Plaatsen van zonnecollectoren;
  • ? Opvang eigen regenwater in de plas;
  • ? Onderzoeken mogelijkheden voor aardwarmte;
  • ? Verharding fiets en wandelpaden uitvoeren in semiverharding;
  • ? hergebruik van materialen.

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

7.1 Juridisch systeem

Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven. Hiermee wordt een materiële rechtszekerheid beoogd; alleen activiteiten die in het karakter van het gebied passen zijn toegestaan. De in het plangebied voorkomende stedenbouwkundige kwaliteiten worden door de keuze van de bestemming en de daarin gegeven bouwregels zoveel mogelijk gewaarborgd.

Het bestemmingplan valt onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro), die op 1 juli 2008 in werking is getreden. Dit betekent dat het bestemmingsplan is opgezet volgens de nieuwste wettelijke regelgeving en volgens de nieuwste Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. Deze nieuwe standaard is per 1 juli 2013 verplicht volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Het plan is technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de eisen van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties. De digitale versie is voor (ontwerp)plannen die na 1 januari 2010 ter inzage worden gelegd verplicht op grond van de nieuwe Wro. Er zal een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan blijven bestaan.

7.2 Regels

De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier delen. In de "Inleidende regels" zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten.

Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.

In de "Bestemmingsregels" zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. Deze bestemmingsregels worden in paragraaf 7.3 nader uitgewerkt.

In de "Algemene regels" staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende afwijkingsregels en de algemeen geldende aanduiding regels.

De algemene afwijkingsregels zorgen voor enige verruiming ten behoeve van de flexibiliteit van het plan. Deze afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht. Zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.

De algemene aanduiding regels geven de mogelijkheid voor algemene aanduidingen, die als een extra laag over meerdere bestemmingen kan liggen. In dit bestemmingsplan zijn 3 van deze algemene aanduidingen aanwezig, te weten:

  • Geluidzone - Industrie 50 dB(A): het betreft een zone die behoort bij het bedrijf ‘zuiveringsinstallatie’. Binnen de zone moet men bij nieuwbouw rekening houden met grenswaarde van geluid vanwege de industrie of een hogere waarde aanvragen;
  • Gasleiding
  • hoogspanningsleiding

In de "Overgangs- en slotregels" staan artikelen benoemd die voor alle voorgaande regels gelden. Het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik is hierin geregeld alsmede de slotregel.

7.3 Verklaring van de bestemmingen

Voor een gedegen landschappelijke inpassing aan de oostzijde van het plangebied is een bestemming Groen opgenomen.

De horecavestiging in de zuidoostelijke hoek van het plangebied is onder de bestemming 'Horeca' geregeld en valt onder horecabedrijven categorie 1 en 2. Er is een bouwvlak opgenomen, met een maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling.

De beoogde dagrecreatie is planologisch geregeld. Tevens is een bouwvlak opgenomen die bedrijven toelaat met een directe koppeling aan de dagrecreatie. Deze kent een regeling voor maximale goot- en bouwhoogte en dakhelling voor deze gebouwen.

Deze bestemming reguleert zowel de recreatiewoningen als ook de gebouwen ten dienste van de centrale recreatieve voorzieningen. Zowel de recreatiewoningen als de gebouwen voor de centrale recreatieve voorzieningen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd en in de regels zijn goot-, bouwhoogte en dakhellingen opgenomen.

Naast de dagrecreatieve functies van het water is eveneens een regeling opgenomen die de mogelijkheden biedt voor de realisatie van drijvende recreatiewoningen met de daarbij behorende bouwregels.

Binnen deze bestemming zijn de 14 te realiseren woningen voorzien van een adequate planologische regeling. De woningen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd en zijn voorzien van bouwregels en een regeling voor de bijbehorende oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Hoofdstuk 8 Handhaving

8.1 Algemeen

Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.

8.2 Beleidskeuzen

De gemeenteraad heeft op 3 februari 2011 de Kadernota Toezicht en handhaving vastgesteld. Het handhavingsbeleid maakt onderdeel uit van het programma Veilig. De looptijd van de kadernota Integrale handhaving loopt van 2011-2014, waarmee wordt aangesloten bij andere plannen waarin op onderdelen wordt verwezen naar handhaving. Dit zijn het Drentse veiligheidsplan, Integrale veiligheidsplan Hoogeveen en de visie externe veiligheid.

De afgelopen jaren is er veel veranderd en de komende jaren gaat er nog veel veranderen. Er vindt een verschuiving plaats van vergunningplicht naar steeds meer algemene regels in het VROM-domein. Gevolg hiervan is dat er meer nadruk komt te liggen op de uitvoering van de handhaving.

8.3 Inzet gemeentelijk apparaat

Op basis van de kadernota Toezicht en handhaving wordt jaarlijks een gemeentelijk werkprogramma opgesteld. Hierin worden op basis van een evaluatie voor het komende jaar de prioriteiten (bij)gesteld. In dit werkprogramma worden alle taken, taakonderdelen, de wettelijke of gewenste prioriteitstelling, prestatie en capaciteitstoekenning op het gebied van handhaving opgenomen. Tevens wordt de voortgang van de projecten die spelen inzichtelijk gemaakt.

De werkprogramma's worden gemonitord en geëvalueerd (jaarverslagen). Voor de monitoring en evaluaties zal aansluiting worden gezocht bij de programmasturing zoals die in Hoogeveen wordt gebruikt. Aan deze programma's ligt een visie (1x10 jaar) ten grondslag die vervolgens worden uitgewerkt in beleidsnota's (1x4 jaar) en uitvoeringsprogramma's (jaarlijks).

Tevens wordt beoordeeld of nog de juiste prioriteiten worden gesteld en of het handhavingsbeleid en de handhavingsstrategieën nog doelmatig en effectief zijn. Ieder jaar rapporteert het college van B&W de evaluatie aan de gemeenteraad. Indien nodig worden op basis van de evaluatie aanpassingen gedaan in de kadernota.

Hoofdstuk 9 Uitvoerbaarheid

9.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Met dit bestemmingsplan worden de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied vastgelegd.

Er is een informatieavond gehouden om omwonenden en andere belanghebbenden en belangstellenden te informeren over de ontwikkelingsmogelijkheden van het plangebied. Ook is het plan in het kader van het vooroverleg op basis van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan verschillende instanties.

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 8 juli 2015 tot en met 19 augustus 2015 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast kon het plan worden ingezien via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie kenbaar te maken.

De resultaten van de inspraak zijn neergelegd in de nota inzake inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 2014. Deze nota is in paragraaf 9.3 van deze plantoelichting. Mede op basis van de resultaten van de inspraak wordt de maatschappelijke uitvoerbaarhied verondersteld.

9.2 Overleg ex artikel 3..1.1. Bro

Het plan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De resultaten van het vooroverleg zijn ook neergelegd in de nota inzake inspraak en vooroverleg voorontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 2014. Deze nota is in paragraaf 9.3 van deze plantoelichting opgenomen. Mede op basis van de resultaten van het vooroverleg wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid verondersteld.

9.3 Nota inzake inspraak en vooroverleg

Vooroverleg

Het bestemmingsplan is voorgelegd aan de betrokken partijen als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit heeft de volgende reacties opgeleverd:

Gasunie Transport Services B.V.

De Gasunie heeft verzocht de volgende aanpassingen te doen in artikel 9 van de planregels:

  • schrappen woord onevenredig bij 9.3 en 9.5;
  • toevoegen van de bepaling: “dat de veiligheid van de gasleiding niet mag worden geschaad”, aan 9.3 en 9.5;
  • inwinnen van advies bij leidingbeheerder wijzigen in inwinnen schriftelijk advies bij leidingbeheerder;
  • schrappen of concreter maken van de uitzondering in artikel 9 lid 6 sub b2.

Reactie gemeente

De gevraagde aanpassingen voor artikel 9.3 en 9.5 zijn doorgevoerd. De uitzondering in artikel 9 lid 6 sub b2 is geschrapt.

Conclusie:

De vooroverlegreactie geeft aanleiding om het ontwerpbestemmingplan in artikel 'Leiding - Gas' op een aantal punten tekstueel aan te passen.

Provincie Drenthe

Bij de planvorming is gekeken naar het in 2014 uitgebrachte onderzoek naar het toekomstperspectief voor de verblijfsrecreatieve sector in Drenthe. Hieruit blijkt dat kansen in de verblijfsrecreatieve sector blijven liggen. Het provinciaal beleid is er op gericht deze kansen te benutten. Het bestemmingsplan speelt in op deze kansen en sluit op dit punt aan op het provinciaal beleid op dit gebied.

Verder geeft de provincie aan dat het beleidsmatig gaat om een herontwikkelingslocatie, waarbij zorgvuldig ruimtegebruik, ook in relatie tot de Ladder duurzame verstedelijking, belangrijk is. Volgens de provincie is hier op de juiste wijze in de toelichting veel aandacht aanbesteed. De locatiekeuze, maar ook de aard en omvang van het project is nadrukkelijk gemotiveerd en afgewogen met aandacht voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de omgeving waarin het gebied ligt.

Er wordt geadviseerd om de exploitatie van het recreatiecomplex verder uit te werken.

Een kleine hoogwaardige woningbouwlocatie, met 14 woningen van hoge architectonische kwaliteit, maakt onderdeel uit van het plan. De woningbouwlocatie sluit aan op het in de Provinciale Omgevingsvisie verwoorde beleid voor bijzondere woonmilieus. De Hoogeveense woonvisie laat hiervoor ruimte. In deze visie is er ruimte voor maximaal 150 woningen in het landelijke gebied. Hiermee past het woningbouwplan ook binnen de in regionaal verband gemaakte woningbouwcapaciteitsafspraken. Met genoemde visie en woningbouwcapaciteitsafspraken heeft de provincie eerder ingestemd en het plan voldoet ook op dit onderdeel aan het provinciaal beleid.

Geconstateerd is dat de Regionale Uitvoeringsdienst Drenthe (RUD) het plan heeft beoordeeld op relevante milieu- en leefomgevingsaspecten. Dit is belangrijk vanwege het in de directe omgeving gelegen gasbehandelingsstation, de rioolwaterzuiveringsinstallatie en de hoofdtransportgasleidingen en hoogspanningsleidingen die in en nabij het plangebied lopen.

Reactie gemeente

De exploitatie van het recreatiecomplex wordt verder uitgewerkt en de overige opmerkingen geven geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

Conclusie

De vooroverlegreactie geeft aanleiding om de exploitatie van het recreatiecomplex nader uit te werken in de toelichting.

Tennet

Tennet vraagt om art. 10 'Leiding Hoogspanningsverbinding' aan te passen. Er is in het voorontwerpplan opgenomen dat de grond mede bestemd is voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding van 110 kV en ten hoogste 220 kV. Er is sprake van een 220 kV Hoogspanningsverbinding. Ook wordt gevraagd het woord schriftelijk toe te voegen aan artikel 10.3.

Verder vraagt Tennet om de belemmeringenstrook te verkleinen van 60 naar 25 meter aan weerzijden van de hoogspanningsverbinding. Motivatie hiervoor is dat schriftelijke toestemming noodzakelijk is van de netbeheerder Tennet voor het uitvoeren van werkzaamheden binnen de belemmeringenstrook. Dit geldt niet voor gebied in de nabijheid van de hoogspanningsverbinding, maar buiten de belemmeringenstrook. Een belemmeringenstrook met een breedte van 120 meter zou onnodig veel werk opleveren voor de gemeente en Tennet.

Daarnaast vraagt Tennet een omgevingsvergunningstelsel, voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, toe te voegen aan de 'Leiding Hoogspanningsverbinding.

Reactie gemeente

Het is juist dat er abusievelijk zowel gesproken wordt van een 110 kV en een 220 kV. Artikel 'Leiding Hoogspanningsverbinding' zal op dit punt aangepast worden, de 110 kV zal worden verwijderd. Het woord schriftelijk is toegevoegd aan artikel 10.3.

We hebben begrip voor de opmerking van Tennet, dat alleen in de belemmeringenstrook van 25 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding schriftelijk advies gevraagd dient te worden van de netbeheerder. De belemmeringenstrook van 25 meter is bedoeld voor de aanleg, het beheer en het onderhoud aan de hoogspanningsverbinding.

Om te voorkomen dat voor alle werkzaamheden in de indicatieve zone ook schriftelijk advies dient te worden gevraagd bij de netbeheerder, hebben wij artikel 11.3 'Afwijken van de bouwregels' op dit punt aangepast en als volgt geformuleerd:

Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

het bepaalde in lid 11.2.1 sub a en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • 1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de betreffende hoogspanningsleidingbeheerder, indien gelegen binnen 25 meter gerekend vanuit de hartlijn leiding- hoogspanningsverbinding, zoals op de verbeelding is weergegeven;
  • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het veilig en doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding.

Omdat tevens uit de verbeelding blijkt dat er geen bestemmingen in deze indicatieve zone zijn opgenomen, die gevoelige objecten mogelijk maken, wordt de verbeelding op dit punt aangepast naar 25 meter aan weerszijden van de hoogspanningsverbinding.

Aangezien de hoogspanningsverbinding gedeeltelijk over de bestemming 'Groen' en 'Recreatie-Dagrecreatie' loopt, waarbij het mogelijk is om groenvoorzieningen, fietspaden en water etc. aan te leggen, zijn wij van mening dat Tennet hier een terechte opmerking maakt over het veilig stellen van de leveringszekerheid en het voorkomen van gevaarlijke situaties gedurende de werkzaamheden in de nabijheid van de draden en masten. Wij hebben artikel 'Leiding Hoogspanningsverbinding' op dit punt aangepast conform het voorstel van Tennet en een vergunningenstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.

Conclusie

De vooroverlegreactie geeft aanleiding om het ontwerpbestemmingplan in artikel 'Leiding –Hoogspanningsverbinding' op een aantal punten tekstueel aan te passen en een aanlegvergunningstelsel op te nemen voor de belemmeringenstrook van 25 meter gemeten vanuit de hartlijn leiding- hoogspanningsverbinding, zoals op de verbeelding is weergegeven.

Veiligheidsregio Drenthe

De VRD geeft aan dat in het kader van het opstellen van het bestemmingsplan op 18 maart 2015 reeds advies is uitgebracht in het kader van externe veiligheid.

Een aandachtpunt in het kader van bereikbaarheid is dat het plangebied via twee onafhankelijke ontsluitingsroutes te benaderen is. Voor een goede bereikbaarheid dient de rijbaanbreedte minimaal 4,5 meter te bedragen. Voor het gebruik van het 'open' water dienen een aantal voorzieningen getroffen te worden en zal er een zogenaamde 'plasberm' gerealiseerd moeten worden. Het terrein dient te voldoen aan het politiekeurmerk Veilig wonen.

Reactie gemeente

De VRD attendeert in zijn vooroverlegreactie de gemeente op een aantal maatregelen dat weliswaar in het advies van 18 maart 2015 zijn genoemd, maar die niet in het bestemmingsplan vertaald kunnen worden. In het VRD-advies van 18 maart 2015 is opgenomen dat de wegen moeten voldoen aan de eisen zoals gesteld in de handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid van Brandweer Nederland. Wij hebben aangegeven dat de wegen rondom het plangebied hier aan voldoen. Uit nader overleg met de VRD is gebleken dat de rijbaanbreedte moet voldoen aan 3,5 meter in plaats van 4,5 meter. Hier voldoen de wegen aan. De overige maatregelen waarop gewezen wordt, zijn van uitvoeringstechnische aard en zullen dan ook in de uitvoeringsfase in nader overleg worden ingevuld.

Conclusie

De vooroverlegreactie geeft op de genoemde punten geen aanleiding om het voorontwerpbestemmingplan aan te passen.

Waterschap Reest en Wieden

Het waterschap geeft aan dat er veelvuldig overleg is geweest over het plan Nijstad. Het watertoetsproces is in die zin ook goed doorlopen. Zij willen de volgende punten nog belichten. Het waterschap wil in overleg blijven vanwege de vele belangen, die betrekking hebben op het watersysteem en de zuivering aan de andere kant van de Hoogeveense Vaart.

In het plan is het watersysteem beschreven op een manier die het waterschap niet heeft overlegd met de initiatiefnemer. Zij zien dit graag gecorrigeerd. Het gaat hierbij om het dichtzetten van de plas aan de zuidkant en een verbinding maken aan de noordkant met een wb21 stuw. Verder zijn de peilen niet zoals aangegeven en ook het bouwpeil vinden zij niet terug.

Het wordt ook aangegeven in het plan, echter benadrukt het waterschap dat het behoud van de middendam van belang is voor de waterveiligheid van beide plassen en het doorbreken hiervan zou kunnen leiden tot wateroverlast aan de rand van de oostelijke plas.

Als er gestart wordt om er een zwemplas van te maken moet ook het proces van de zwemwaterkwaliteit op worden gestart. Dit moet in samenspraak met de provincie.

Met de wijze zoals het watersysteem nu is beschreven, gaat het waterschap niet akkoord. Als het plan wordt aangepast met de veranderingen die zijn besproken met de initiatiefnemer dan gaat het waterschap akkoord middels de watertoets.

Het waterschap Reest en Wieden wil los van het watertoetsproces zijn zorg uiten over een recreatiepark ten zuiden van zijn zuivering. Dit is in de ogen van het waterschap een ongewenste situatie.

Reactie gemeente

De waterparagraaf in de toelichting is naar aanleiding van de vooroverlegreactie tekstueel aangepast. Er wordt geadviseerd een bouwpeil van 7.30 +NAP in acht te nemen voor de bebouwing in het plangebied. De waterplas maakt geen onderdeel uit van het watersysteem waar het waterschap voor verantwoordelijk is. Het waterschap heeft in het kader van GGOR een opgave om verdroging tegen te gaan. Het waterschap vindt het wenselijk om in de toekomst het peil van de plas te verhogen naar NAP+6.10 – 6.20+m om zodoende verdere verdroging tegen te gaan. De ontwikkelaar en eigenaar van de plas kan in verband met de haalbaarheid van het plan geen hoger waterpeil accepteren dan 5.90 – 6.00+ N.A.P. Om uit deze tegenstelling te geraken is de afspraak tussen het waterschap, de gemeente en de initiatiefnemer gemaakt om een hydrologisch onderzoek uit te voeren. Op basis van de resultaten zal bepaald worden in hoeverre het peil moet worden aangepast.

De overige opmerkingen die door het waterschap zijn gemaakt, zijn zoals opgemerkt reeds met het waterschap besproken en geven geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

Conclusie

De vooroverlegreactie van het waterschap leidt tot een tekstuele aanpassing van de waterparagraaf die is opgenomen in de toelichting. De aanpassing heeft met name betrekking op de peilen. De zienswijze leidt niet tot aanpassing van de planregels of de verbeelding.

Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 8 juli 2015 tot en met 19 augustus 2015 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast kon het plan worden ingezien via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie kenbaar te maken.

Er zijn 7 inspraakreacties ingediend.

Inspraakreactie eigenaar/gebruiker Nijstad 11

Indiener geeft aan positief te staan tegenover de planontwikkeling, maar heeft wel een punt van zorg ten aanzien van het organiseren van evenementen. Binnen de bestemming 'Water' is een gebruiksverbod opgenomen voor het organiseren van evenementen. Dit is bij de andere bestemmingen niet het geval. Inspreker verneemt graag wat voor soort evenementen er worden toegestaan en wat daarbij de afweging is.

Reactie gemeente

In artikel begripsbepalingen (artikel 1.42) wordt een evenement als volgt gedefinieerd: een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of een daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d. In het bestemmingsplan zijn in de planregels of op de verbeelding geen terreinen voor het houden van evenementen aangewezen dan wel opgenomen.

Uit het oogpunt van ruimtelijke relevantie mag worden gesteld dat de definitie van evenementen in artikel 1.42 van het bestemmingsplan gericht is op gebeurtenissen die verder reiken dan gebruik van gronden en gebouwen in overeenstemming met de bestemming. Hierbij valt te denken aan muziek- en dansfeesten. Deze evenementen worden in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt. Om dit te verduidelijken is in het ontwerp-bestemmingsplan in de gebruiksregels van alle bestemmingen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden voor evenementen.

Kleinschalige activiteiten, bijvoorbeeld sportactiviteiten binnen de bestemming Recreatie – Dagrecreatie, vallen niet onder het begrip evenement. Het betreft hier gebruik van gronden en gebouwen dat binnen de bestemming past en dat in alle gevallen een beperkte en zeer tijdelijke ruimtelijke impact heeft. Er is dan ook sprake van een normaal gebruik in overeenstemming met de bestemming. Dat dit in georganiseerd verband gebeurt, doet hieraan niet af.

Het kan zijn dat het activiteiten zijn, die vanuit het oogpunt van openbare orde om aandacht vragen, maar daarvoor is het bestemmingsplan niet bedoeld. De Algemene Plaatselijke Verordening en aanverwante regelingen voorzien hierin.

Het recreatiepark en het horecapaviljoen vallen onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. In dit besluit zijn geluidnormen opgenomen, waaraan de bedrijven in de dag-, avond- en nachtperiode moeten voldoen.

Het is mogelijk om op basis van de Twaalfdagenregeling binnen de terreingrenzen van het bedrijf maximaal 12 keer per jaar af te wijken van de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit. Er dient drie weken voorafgaande aan een dag waarop een dergelijke activiteit plaatsvindt, een melding te worden gedaan bij het college van B&W.

  • De Twaalfdagenregeling stelt geen grens aan de maximale geluidbelasting op deze dagen, wel geldt voor dergelijke dagen een eindtijd. De volgende eindtijden worden gehanteerd, voor festiviteiten in het buitengebied, die georganiseerd worden door het recreatiepark of het horecapaviljoen:
  • Van zondag tot en met donderdag is de eindtijd 0:00 uur;
  • Op vrijdag en zaterdag is de eindtijd voor inrichtingen, gevestigd buiten de kom van Hoogeveen, 03:00 uur;
  • Voor oud en nieuw geldt een maximale eindtijd van 05.00 uur;
  • Na de eindtijd gelden de geluidsnormen weer zoals vermeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit.

Het aantal activiteiten, de duur er van en de maximale geluidbelasting wordt dan ook niet gereguleerd in het spoor van de ruimtelijke ordening, maar in het spoor van de milieuwet- en regelgeving.

Conclusie

De inspraakreactie geeft aanleiding tot aanpassing van het plan. Om onduidelijkheid te voorkomen, is in de gebruiksregels van alle bestemmingen een verbod opgenomen voor het gebruik van gronden voor evenementen.

Inspraakreactie eigenaar/gebruiker Echtenseweg 1a

Indiener geeft aan veel hinder te ondervinden van het fietspad, dat tussen het clubgebouw en de Hoogeveense Vaart ligt en dit een onveilige situatie te vinden voor fietsers en roeiers. Bij realisatie van de plannen zal de verkeersintensiteit verder toenemen en zal ook in groter verband de verkeerssituatie rond het fietsen zich niet goed ontwikkelen. In de huidige situatie moeten fietsers die richting Zuidwolde of langs het kanaal verder willen fietsen richting Meppel, het fietspad verlaten en via de rijweg het kanaal oversteken. Deze situatie zal onveiliger worden door toename van het autoverkeer op Nijstad door de afsluiting van de Koedijk voor autoverkeer en het toekomstige bestemmingsverkeer voor het nieuwe verblijfsrecreatiepark.

Verder vreest inspreker een toename van de pleziervaart en vissers. Dit komt de bruikbaarheid van de Hoogeveense Vaart als roeiwater niet ten goede komt. Inspreker vraagt wat in inschatting is van de toename van de pleziervaart en het aantal vissers door de planontwikkeling.

Op bladzijde 31 van de toelichting van het voorontwerpbestemmingsplan, staat op de inrichtingsschets een aanlegsteiger getekend in de Hoogeveense Vaart. Inspreker wil weten of een aan de ontwikkelaar al toezeggingen zijn gedaan over de realisatie van de aanlegsteiger en welke procedure hiervoor noodzakelijk is.

Reactie gemeente

Op basis van de klachten van de roeivereniging mogen brommers geen gebruik meer maken van het fietspad. Ook zijn er, ter hoogte van het gebouw van de roeivereniging, waarschuwingsborden geplaatst om fietsers te attenderen op overstekende roeiers. Bij de gemeente zijn geen incidenten bekend tussen fietsers en overstekende roeiers.

Op Nijstad noord rijden nu ongeveer 3.500 motorvoertuigen per etmaal. Op de Koedijk zijn dat 500 motorvoertuigen per etmaal, waarvan het grootste gedeelte bestaat uit spitsverkeer. Auto's die straks geen gebruik meer mogen en kunnen maken van de Koedijk zullen straks voor een groot deel gebruik gaan maken van Nijstad noord. Dit betekent een toename van de verkeersintensiteit van 3500 naar circa 4.000 motorvoertuigen per etmaal voor Nijstad noord, waarvan de grootste toename gedurende de spits zal zijn. Met behulp van de online rekentool 'Verkeersgeneratie en Parkeren' van het CROW is berekend dat verschillende onderdelen van het plan leiden tot gemiddeld 522 voertuigbewegingen extra per dag, ten opzichte van de huidige situatie. De berekening is terug te vinden in paragraaf 5.9 van de toelichting. Een deel van dit extra verkeer zal gebruik gaan maken van de Echtenseweg en Nijstad Noord.

Al met al wel een toename van de verkeersintensiteit op Nijstad noord en de Echtenseweg, maar deze is niet dusdanig dat de verkeerssituatie slechter wordt. In de spits kan het voorkomen dat fietsers iets langer moeten wachten voordat ze over kunnen steken, maar dat is niet of nauwelijks merkbaar.

Daar tegenover staat dat de veiligheid van de fietser/voetganger op de Koedijk wel fors verbetert. En daarmee wordt een prima bereikbaarheid van het recreatiegebied voor de langzame verkeersdeelnemer gerealiseerd.

Een exponentiele groei van het aantal vissers en de pleziervaart is niet te verwachten na realisatie van dit plan. Rondom de voormalige zandwinplas zullen voorzieningen worden aangebracht voor vissers. Het is dus niet te verwachten dat gasten van het verblijfsrecreatiepark, die willen vissen, massaal gebruik gaan maken van het kanaal. Het huidige plan richt zich niet op passerende pleziervaart. Het heeft daarom ook geen aantrekkende werking op de pleziervaart en zal daarom ook niet zorgen voor een toename hiervan.

Bij de initiatiefnemer bestaat de wens om in de toekomst een aanlegsteiger voor pleziervaart te realiseren in de Hoogeveense Vaart. Dit idee valt echter buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan. Door de gemeente is geen toezegging gedaan om medewerking te verlenen aan dit initiatief. Er zal in ieder geval toestemming verleend worden door de provincie als eigenaar en beheerder van de Hoogeveense Vaart.

Conclusie

De inspraakreactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan.

Inspraakreactie eigenaar/gebruiker Nijstad 11a Hoogeveen

Indiener vraagt of voldoende rekening is gehouden met zijn melkrundveehouderij. Er wordt gevreesd dat de planontwikkeling beperkingen kan opleveren voor de toekomstige bedrijfsvoering. Als het nodig is, wordt er op het bedrijf later op de avond of 's nachts doorgewerkt of wordt 's-morgens vroeg begonnen met de werkzaamheden. Er zijn nu geen klachten over het bedrijf vanuit de omgeving, maar de vrees is dat dit in de toekomst kan veranderen, vanwege de woningen die tegenover het bedrijf komen.

De inspreker wil dit voorkomen door de toekomstige bewoners uit te nodigen voor een bedrijfsbezoek.

Er wordt gevreesd voor overlast door bomen en beplanting, die langs de kavelgrenzen geplant gaan worden. Die zorgen voor schaduwwerking, waardoor het gras minder goed groeit en voor bladafval, waardoor er vervuiling van het kuilgras optreedt.

Het bedrijf wil in de toekomst uitbreiden en de geplande nieuwe stal heeft dan zonder de planontwikkeling een MDV-score van 3. Dit wordt door de planontwikkeling teruggebracht naar een MDV-score van 2, omdat er woningen binnen 200 meter van de nieuwe stal komen te liggen.

Reactie gemeente

Een melkrundveehouderij valt onder het Activiteitenbesluit milieubeheer. In dit besluit zijn voorschriften opgenomen in verband met de bescherming van het milieu. De belangrijkste milieuaspecten zijn in dit geval geur en geluid.

Voor een melkrundveehouderij zijn vaste afstanden opgenomen in verband met geur. Als aan dit afstandscriterium wordt voldaan dan mag worden aangenomen dat geurhinder tot een acceptabel niveau wordt beperkt in de omgeving. Voor een melkrundveehouderij buiten de bebouwde kom moet een afstand van 50 meter in acht worden genomen tussen de geprojecteerde woningen en recreatiewoningen in het plangebied en het dichtstbijzijnde emissiepunt van de stal.

Op 11 januari 2012 is het bestemmingsplan buitengebied Noord, deelplan Nijstad 11a, 2011 onherroepelijk geworden. In het plangebied van dit bestemmingsplan is het huidige bedrijf van de indiener opgenomen en ligt het bouwblok ten oosten van het huidige bedrijf voor de realisatie van een nieuwe stal. Het dichtstbijzijnde emissiepunt van de bestaande stal ligt op ruim 180 meter van de dichtstbijzijnde kavelgrens waar woningen gebouwd kunnen worden in het plangebied. De nog te realiseren nieuwe stal ligt op een grotere afstand van de geprojecteerde woningen in het plangebied.

De planontwikkeling vormt voor het milieuaspect geur dan ook geen beperking voor de bedrijfsvoering van de meldrundveehouderij.

Uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieubeheer' volgt dat voor geluid rekening gehouden moet worden met een richtafstand van 30 meter tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de woningen. Nu het bedrijf op ten minste 180 meter van de woningbouw is gesitueerd mag er vanuit worden gegaan dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

De geluidvoorschriften die betrekking hebben op het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr, LT) gelden niet voor het laden en lossen, maar alleen voor de vast opgestelde toestellen en installaties. Het maximaal geluidsniveau (Lamax), onder meer veroorzaakt door de laad- en losactiviteiten moeten voldoen aan de geluidnormen van 70 dB(A), 65 dB(A) en 60 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode (art. 2.17, lid 5, onder b, Activiteitenbesluit).

Hierbij is de geluidnorm van 70 dB(A) in de dagperiode (6:00-19:00 uur) niet van toepassing op de laad- en losactiviteiten, alsmede op het in en uit de inrichting rijden van landbouwtractoren of motorrijtuigen met beperkte snelheid.

Daarbij is nog in art. 2.18, lid 3 van het Activiteitenbesluit opgenomen dat bij het bepalen van

het maximaal geluidsniveau (LAmax), het geluid als gevolg van laad- en losactiviteiten in de periode tussen 19.00 uur en 06.00 uur ten behoeve van de aan- en afvoer van producten bij agrarische bedrijven voor zover dat ten hoogste een keer in de genoemde periode plaatsvind, buiten beschouwing blijft.

De gemeente kan de planontwikkeling niet toetsen aan de vrees voor mogelijke klachten in de toekomst. Indien in de toekomst klachten over het bedrijf worden ingediend, dan zal dit afgewogen moeten worden in het handhavingsspoor. Dit kan niet worden meegewogen in het spoor van de ruimtelijke ordening. Wij ondersteunen het initiatief van de indiener om de toekomstige bewoners uit te nodigen voor een bedrijfsbezoek om op die manier te komen tot wederzijds begrip.

Gezien de ruime afstand tussen het bedrijf en het plangebied en de mogelijkheden die het Activiteitenbesluit geeft voor het laden en lossen leidt de planvorming naar onze mening niet tot een beperking van de bedrijfsvoering.

De indiener vreest overlast door bomen en beplanting langs de kavelgrenzen. Als gevolg van de schaduwwerking, groeit het gras minder goed. Door bladval zal er vervuiling van het kuilgras optreden. De initiatiefnemer gaat hierover met de indiener in gesprek om te komen tot een optimale landschappelijke inrichting die voor beide partijen aanvaardbaar is.

Tot slot geeft de indiener aan dat de nog te bouwen stal in het kader van de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV) zonder de planontwikkeling een MDV-score 3 heeft. Deze score wordt volgens de indiener verlaagd naar 2, omdat er woningen binnen 200 meter van de nieuwe stal komen te liggen.

De Maatlat Duurzame Veehouderij geeft certificaten voor stallen op basis van een aantal thema's zoals ammoniakemissie, bedrijf en omgeving, brandveiligheid, dierenwelzijn, diergezondheid, energie en fijn stof. De MDV-score, waar de indiener aan refereert, is een van de onderdelen die is opgenomen in de maatlat 'bedrijven en omgeving'.

Om in aanmerking te komen voor het MDV-certificaat dient het bedrijf van de indiener punten te behalen op alle genoemde thema's om tot een totaalscore te komen. Met het MDV-certificaat kan een veehouderij in aanmerking komen voor fiscale regelingen.

De Maatlat Duurzame Veehouderij is geen toetsingsgrond voor een goede ruimtelijke ordening en de afweging van de omgevingsaspecten voor de planontwikkeling. Overigens merken wij voor de volledigheid op dat de afstand tot de grens van het bouwblok waar een nieuwe stal kan worden gesitueerd tot het bouwblok in de bestemming 'Wonen' van het plangebied nagenoeg 200 meter bedraagt. Het bouwblok voor het bedrijf is van voldoende grootte om de nieuwe stal zodanig te positioneren dat deze op minimaal 200 van de geprojecteerde woningen komt te liggen.

Conclusie

De inspraakreactie geeft geen aanleiding om het voorontwerpbestemmingplan aan te passen.

Inspraakreactie eigenaar/gebruiker Elingshof 4 Zuidlaren

Indiener is mede-eigenaar van de zandwinplas ten westen van het plangebied en een aantal percelen, die als grasland in gebruik zijn in de nabijheid van het plangebied. Indiener is van mening dat het plan schade kan toebrengen ten aanzien van zijn gronden met een agrarische functie en kan leiden tot een beperking van de mogelijkheden van zandwinning in de westelijke plas. Dit zou een aantasting zijn van hun bestaande rechten.

Verder vragen zij op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan aanbevelingen die uit het ecologisch onderzoek naar voren zijn gekomen en die zich uitstrekken buiten de grenzen van het plangebied.

In het verleden is door de indiener het initiatief genomen om tot een nieuwe invulling te komen. Door de gemeente is destijds aangegeven dat medewerking aan de plannen mogelijk was bij een integrale visie voor het gehele gebied. Door de gemeente is in 1999 het visiedocument 'Van marginaal tot integraal' opgesteld. Het is voor indiener niet duidelijk in hoeverre het plan voldoet aan dit visiedocument. Naar mening van de indiener zou een wijziging van het bestemmingsplan voor Nijstad gebaseerd moeten zijn op een integrale visie op het hele gebied, met daarin een evenwichtige afweging van belangen van alle eigenaren en bewoners.

Naar mening van indiener ontbreekt in het bestemmingsplan de afweging overeenkomstig de principes van duurzame verstedelijking, terwijl de beoogde ontwikkeling naar mening van de indiener wel degelijk als verstedelijking in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening is aan te merken. Daarmee voldoet het bestemmingsplan naar mening van de indiener niet aan de wettelijke vereisten.

Reactie gemeente

Voor de westelijke zandwinplas, waarvan indiener mede-eigenaar is, is een ontgrondingsvergunning verleend en een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Het belangrijkste milieuaspect bij de zandwinning is geluid. In de toelichting is rekening gehouden met de bestaande rechten volgend uit deze vergunningen en dit is verwoord in paragraaf 5.5 'Geluid, omdat dit het belangrijkst milieuaspect is ten aanzien van de zandwinactiviteiten'.

Op dit moment vinden geen zandwinactiviteiten plaats in de westelijke plas. De ontgrondingsvergunning voor de zandwinning is verleend tot en met 2020. In de vergunning zijn geluidsvoorschriften opgenomen waaraan de toestellen en installaties moeten voldoen op de gevels van nabijgelegen woningen. De dichtstbijzijnde woning ligt op ca. 85 meter van de (water)percelen waar de geluidsbelastende activiteiten kunnen plaatsvinden. De recreatiewoningen zijn geen geluidgevoelige objecten en liggen op minimaal 80 meter van de percelen. Bij de vergunningverlening in het kader van de Ontgrondingenwet en de Wet milieubeheer zijn voorschriften gesteld waarbij de belangen van de vergunninghouder en omwonenden zijn betrokken en kan worden gesteld dat de geluidvoorschriften in de vergunning geluidhinder tot een acceptabel niveau beperken, mede gezien het feit dat recreatiewoningen in de Wet geluidhinder niet zijn gedefinieerd als geluidgevoelig object. In dit geval liggen de recreatiewoningen nagenoeg op dezelfde afstand als de bestaande woningen. Wij zijn van mening, gezien de vergunde activiteiten ten aanzien van de zandwinning dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in de recreatiewoningen en dat de zandwinningsactiviteiten niet worden beperkt door de planvorming.

Wij kunnen de opmerking, dat er ten gevolge van de ontwikkeling een beperking van de uitoefening van de agrarische functie optreedt, niet plaatsen. Het grasland kan in de toekomst, na realisatie van het plan op dezelfde wijze gebruikt worden als in de huidige situatie. Het levert hiervoor geen beperkingen op.

Voor het opstellen van een bestemminsplan dient de gemeente te onderzoeken of er ten gevolge van de planvorming significant nadelige effecten kunnen optreden voor natuurgebieden (Natura-2000 gebieden of EHS). Daarnaast moet bij het plan inzichtelijk gemaakt worden of er sprake is van de aanwezigheid van beschermde soorten in het kader van de Flora - en faunawet binnen het plangebied.

Voor het ecologisch onderzoek is een groter gebied onderzocht dan alleen het plangebied. Uit het ecologisch onderzoek blijkt dat er geen beschermde soorten op grond van de Flora- en faunawet voorkomen in het plangebied. Op grond van de vigerende natuurwet- en regelgeving is het plan dan ook uitvoerbaar.

In het rapport wordt de aanbeveling gedaan dat werkzaamheden ter plaatse van de landtong en de oostelijke plas buiten het broedseizoen dienen plaats te vinden. Hier kan invulling aan worden gegeven door de werkzaamheden voor maart of na juli op te starten. Indien de werkzaamheden plaats gaan vinden die mogelijke broedplaatsen kunnen verstoren dan dient vooraf nagegaan te worden of er broedgevallen aanwezig zijn. De initiatiefnemer is op dit punt ten aanzien van de uitvoeringstechnische werkzaamheden zelf verantwoordelijk voor het in acht nemen van de regels uit de Flora- en faunawet. De initiatiefnemer is hiervan op de hoogte. Het staat de uitvoering van de planvorming niet in de weg.

Verder wordt opgemerkt dat er extra rekening gehouden dient te worden gehouden met het aanwezige ooievaarsnest nabij de weide, waar een extensief beheer wordt toegepast. Het nest dient niet beschadigd of vernield te worden. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de oostelijke plas en de landtong en een klein gedeelte (het oostelijk deel) van de westelijke plas. Het ooievaarsnest ligt niet binnen het plangebied en significante invloeden als gevolg van de ontwikkeling worden niet verwacht.

Op basis van de Flora- en faunawet blijft de zorgplicht voor een ieder bestaan voor zowel beschermde als niet beschermde soorten. De niet beschermde soorten die in het plangebied aanwezig zijn, moeten de kans krijgen om het plangebied te kunnen verlaten. De initiatiefnemer is hiervan op de hoogte en zal er zorg voor dragen.

Het ecologisch bureau geeft nog de suggestie om de flauwe oevers te behouden. Het is aan de initiatiefnemer op welke wijze hij hier invulling aan wil geven. Dit hoeft niet te leiden tot aanpassing van het plan.

Het meest actuele beleid ten aanzien van de herontwikkeling van de locatie Nijstad is opgenomen in de beleidsnotitie Gastvrij Hoogeveen 2013-2017 en de Structuurvisie Hoogeveen 2.0. Hierin wordt de locatie Nijstad aangemerkt als gebied voor recreatieve ontwikkeling. Het huidige plan voldoet aan de beleidsuitgangspunten uit deze documenten.

Door de initiatiefnemer is van begin af aan geprobeerd om de indiener te laten participeren in de planontwikkeling. Helaas heeft dit niet geleid tot deelname aan het project. De gemeente heeft in deze planontwikkeling een faciliterende rol en kan dus niet eisen dat alle grondeigenaren en gebruikers participeren in planontwikkeling.

De stelling van de indiener dat in het bestemmingsplan geen afweging overeenkomstig de principes van duurzame verstedelijking is opgenomen, klopt niet. In paragraaf 3.2.3 van de toelichting is hierover een uitgebreide beschrijving en motivering opgenomen.

Conclusie

De inspraakreactie geeft geen aanleiding om het voorontwerpbestemmingplan aan te passen.

Inspraakreactie eigenaar/gebruiker Nijstad 6 Hoogeveen

Indiener van de zienswijze is positief over de ontwikkelingen. Alleen is zijn voorstel om de woonbestemming, waar de bouw van 14 woningen mogelijk is, te situeren aan de noordwestzijde van het plangebied en de centrale recreatieve voorziening te verplaatsen naar de noordoostzijde. Dit is naar mening van de indiener, binnen de bestaande milieubelasting vanuit de RWZI en het melkrundveebedrijf mogelijk.

Indiener verzoekt de grens van het bestemmingsplan aan te passen door deze minimaal 30 meter uit de oostflank van Nijstad 6 te leggen en in een rechte lijn naar het zuidoosten te trekken. Het verdient de voorkeur van indiener om geen recreatiewoningen te bouwen op strook land tussen de westelijke en de oostelijke plas.

Indiener geeft aan dat het hem verstandig lijkt om langs de wegen Nijstad Zuid en de Echtenseweg fietspaden aan te leggen.

Reactie gemeente

De invulling van het plangebied is niet eenvoudig, omdat er verschillende milieuaspecten van invloed zijn op het plangebied. Naast de geurcontour ligt er ook nog een geluidcontour van 50 dB(A) rondom de RWZI. Een deel van deze geluidcontour ligt over het noordwestelijk deel van het plangebied. Binnen deze geluidcontour moeten nieuwe geluidgevoelige objecten worden voorkomen, omdat 50 dB(A) de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is. Aangezien woningen geluidgevoelige objecten zijn op grond van de Wet geluidhinder en de centrale recreatieve voorziening en recreatiewoningen niet, is ervoor gekozen om de woningen voor permanente bewoning aan de noordoostzijde te situeren. Omruilen van de functies is dus niet mogelijk.

Er is overleg geweest tussen de indiener en de initiatiefnemer. Resultaat van dit overleg is dat het verzoek tot aanpassing van de plangrens meegenomen wordt in het ontwerp-bestemmingsplan. Ten aanzien van wens om op de strook land tussen beide plassen geen recreatiewoningen te bouwen, is overeengekomen dat aan de westkant van deze strook geen groepsaccommodaties opgericht worden. Ook dit wordt meegenomen in het ontwerpbestemmingsplan.

Gezien de kleine hoeveelheid verkeer nu en in de toekomst op Nijstad zuid is het niet nodig om hier een fietspad aan te leggen. Bovendien is er een alternatieve parallelle fietsroute langs Nijstad noord waar wel een vrijliggend fietspad ligt. Op de Echtenseweg is het drukker en zou een fietspad een mogelijkheid zijn. Er zijn echter geen plannen om hier een fietspad aan te leggen.

Conclusie

Na aanleiding van de inspraakreactie wordt de plangrens aangepast en de bouwmogelijkheid voor groepsaccommodaties op de westkant van de strook grond tussen beide plassen geschrapt. De overige opmerkingen geven geen aanleiding om het voorontwerpbestemmingplan aan te passen.

Inspraakreactie eigenaren/gebruikers Zuidwoldigerweg 69 en 71

In het voorontwerpbestemmingsplan staat niet duidelijk aangegeven dat de Koedijk afgesloten zal worden voor autoverkeer. Verzocht wordt dit aan te passen/verduidelijken en op te nemen in de tekst dat de Koedijk ter hoogte van de aansluiting op de Zuidwoldigerweg afgesloten zal worden voor autoverkeer. Het liefst zien de indieners het stukje van de Koedijk tussen de NAM locatie en de aansluiting op de Zuidwoldigerweg volledig vervallen, zodat zeker er geen toename is van fietsverkeer op het fietspad langs de Zuidwoldigerweg dat van en naar het dagstrand en het horecapaviljoen gaat.

Indieners zijn van mening dat het niet zo kan zijn dat er twee fietspaden gerealiseerd worden, en dat het fietspad langs de nieuwe woningen na zonondergang wordt afgesloten en dat het fietspad over de Koedijk, (dat uitkomt op de fietspad langs de Zuidwoldigerweg) open blijft. Op zijn minst moeten de plannen zo aangepast worden dat beide fietspaden na zonondergang worden afgesloten.

Reactie Gemeente

Het volledig afsluiten van de oostzijde van Koedijk voor alle verkeer is niet mogelijk. De aansluiting van de Koedijk op de Zuidwoldigerweg is en blijft noodzakelijk voor een snelle bereikbaarheid van de NAM locatie, het toekomstig dagrecreatieterrein en het horecapaviljoen voor de hulpdiensten. Er zou een inrijverbod ingesteld kunnen worden voor fietsverkeer, maar dit is praktisch niet handhaafbaar.

In de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan is de tekst in paragraaf 4.2.6 en 5.11 die betrekking heeft op ontsluiting van het plangebied aangepast. Er is staat nu duidelijk dat Koedijk tussen de NAM locatie en de aansluiting op Zuidwoldigerweg afgesloten gaat worden voor autoverkeer.

Ten aanzien van de afsluiting van de fietspaden is de tekst als volgt aangepast in paragraaf 4.2.6 en 5.1: Het dagrecreatieterrein wordt een half uur na sluiting van het horecapaviljoen afgesloten door middel van hekken.

Dit betekent dat het terrein dan is afgesloten voor in- en uitgaand verkeer. Op deze manier heeft het fiets- en bromverkeer de mogelijkheid om het dagrecreatieterrein en horecapaviljoen via twee routes gefaseerd te verlaten. Hiermee wordt mogelijke overlast voor de omgeving zoveel beperkt.

Conclusie

Op basis van de inspraakreactie is de tekst in de toelichting over de afsluiting van de Koedijk voor gemotoriseerd verkeer tussen de NAM locatie en de Zuidwoldigerweg verduidelijkt. Ook is de tekst in de toelichting over de afsluiting van het dagrecreatieterrein aangepast.

Inspraakreactie eigenaar/gebruikers Molenoevers 1

Indiener geeft aan dat door afsluiting van de Koedijk tussen de Zuidwoldigerweg en de NAM locatie voor gemotoriseerd verkeer er een sterke toename zal zijn van het verkeer op Nijstad en de brug (Echtenseweg) over het kanaal. Daar komt het autoverkeer van verblijfs- en dagrecreanten nog bij.

Dit heeft volgens indiener een slechte invloed op de woonomgeving door:

  • toename van geluidsoverlast, door het te verwachten extra verkeer en daardoor extra 'denderen' van de brug over het kanaal;
  • toename van de verkeersonveiligheid voor het overige verkeer.

Het lijkt indiener daarom verstandig om de Koedijk niet af te sluiten, maar geschikt te maken voor doorgaand verkeer met daarnaast een fietspad. Hierdoor kan het verkeer uit Hoogeveen van en naar de A 28 de kortste route kiezen en dat geldt ook voor het autoverkeer van en naar het dagrecreatieve gedeelte van het plan. Hierdoor is de overlast op de omgeving het minst, is er geen toename van de verkeersonveiligheid voor het overige verkeer en blijft de doelstelling om zoveel mogelijk mensen te laten fietsen gehandhaafd.

Reactie gemeente

Op Nijstad noord rijden nu ongeveer 3.500 motorvoertuigen per etmaal. Op de Koedijk zijn dat 500 motorvoertuigen per etmaal, waarvan het grootste gedeelte bestaat uit spitsverkeer. Auto's die straks geen gebruik meer mogen en kunnen maken van de Koedijk zullen straks voor een groot deel gebruik gaan maken van Nijstad noord. Dit betekent een toename van de verkeersintensiteit van 3500 naar circa 4.000 motorvoertuigen per etmaal voor Nijstad noord, waarvan de grootste toename gedurende de spits zal zijn.

Met behulp van de online rekentool 'Verkeersgeneratie en Parkeren' van het CROW is berekend dat verschillende onderdelen van het plan leiden tot gemiddeld 522 voertuigbewegingen extra per dag, ten opzichte van de huidige situatie. De berekening is terug te vinden in paragraaf 5.9 van de toelichting. Een deel van dit extra verkeer zal gebruik gaan maken van de Echtenseweg, Nijstad Noord en de brug. Als gevolg van deze toename neemt de geluidbelasting globaal toe met circa 1 dB. In de praktijk blijkt dat een toename van 3 dB net hoorbaar is. De toename van geluidshinder als gevolg van de toename van het aantal verkeersbewegingen op Nijstad noord en de brug is dus zeer gering en is in dit geval acceptabel.

Er is toename van de verkeersintensiteit op Nijstad noord en de Echtenseweg, maar niet zodanig dat de verkeerssituatie slechter wordt. In de spits kan het voorkomen dat langzaam verkeer iets langer moeten wachten voordat ze over kunnen steken, maar dat is niet of nauwelijks merkbaar.

Daar tegenover staat dat de veiligheid van de fietser/voetganger op de Koedijk wel fors verbetert. En daarmee een prima bereikbaarheid van het recreatiegebied voor de langzame verkeersdeelnemer.

Conclusie

De inspraakreactie geeft geen aanleiding om het voorontwerpbestemmingplan aan te passen.

9.4 Inspraak

Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Nijstad 2014 heeft van 17 december 2015 tot en met 27 januari 2016 voor een ieder ter inzage gelegen. Daarnaast kon het plan worden ingezien via de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen.


Er zijn 4 zienswijzen ingediend.


Zienswijze eigenaar/gebruiker Molenoevers 1

Indiener geeft aan overlast te verwachten door toename van het verkeer door afsluiten van de Koedijk voor gemotoriseerd verkeer, waardoor er een toename is van het verkeer op Nijstad en de brug over de Hoogeveense Vaart. Daar komt het bestemmingsverkeer voor het recreatiegebied nog bij. Dit leidt tot overlast van verkeer en geluid. Er is naar mening van de indiener onvoldoende sprake van een goede ruimtelijke ordening wat betreft de verkeersafwikkeling. Ook ontstaat er een gevaarlijke verkeerssituatie voor overstekende fietsers die vanuit de Echtenseweg naar Zuidwolde fietsen en vice versa.

Indiener vindt de voorgenomen ontsluiting van het plangebied onvoldoende onderbouwd. Het soort en het aantal verkeersbewegingen is niet duidelijk onderbouwd. Verder zijn er geen alternatieven wat betreft de verkeersontsluiting van het plangebied met elkaar vergeleken en afgewogen. Als alternatief noemt indiener de mogelijkheid om de Koedijk niet af te sluiten, maar geschikt te maken voor doorgaand verkeer. Hierdoor kan het verkeer uit Hoogeveen van en naar de A 28 de kortste route kiezen en dat geldt ook voor het autoverkeer van en naar het dagrecreatieve gedeelte van het plan. Hierdoor is de overlast op de omgeving het minst, is er geen toename van de verkeersonveiligheid voor het overige verkeer en blijft de doelstelling om zoveel mogelijk mensen te laten fietsen gehandhaafd.

Ook verwacht indiener overlast te gaan ervaren doordat huurders van de recreatiewoningen die de directe omgeving gaan gebruiken om bijvoorbeeld te fietsen, wandelen, hardlopen en vissen. Ook verwacht indiener dat er extra overlast gaat ontstaan door de geplande steiger in de Hoogeveensche Vaart. Dit kan zorgen voor een sterke toename van de pleziervaart, met de daarbij behorende overlast.

Indiener is van mening dat de realisatie van het vakantiepark met 110 recreatiewoningen onvoldoende onderbouwd is. Het vakantiepark ligt in een gebied, waar meer aanbod dan vraag is. Dit wordt onderstreept door het plan om op vakantiepark Van Harte in Echten een asielzoekerscentrum te vestigen. In een recent onderzoek is genoemd dat bungalowparken in de provincie Drenthe landelijk gezien de laagste bezettingsgraad hebben.


Reactie gemeente

Op Nijstad noord rijden nu ongeveer 3.500 motorvoertuigen per etmaal. Op de Koedijk zijn dat 500 motorvoertuigen per etmaal, waarvan het grootste gedeelte bestaat uit spitsverkeer. Auto's die straks geen gebruik meer mogen en kunnen maken van de Koedijk zullen voor een groot deel gebruik gaan maken van Nijstad noord. Dit betekent een toename van de verkeersintensiteit van 3500 naar circa 4.000 motorvoertuigen per etmaal voor Nijstad noord, waarvan de grootste toename gedurende de spits zal zijn.

Met behulp van de online rekentool 'Verkeersgeneratie en Parkeren' van het CROW is berekend dat verschillende onderdelen van het plan leiden tot gemiddeld 522 voertuigbewegingen extra per dag, ten opzichte van de huidige situatie. De berekening is terug te vinden in paragraaf 5.9 van de toelichting. Een deel van dit extra verkeer zal gebruik gaan maken van de Echtenseweg, Nijstad Noord en de brug. Als gevolg van deze toename neemt de geluidbelasting globaal toe met circa 1 dB. In de praktijk blijkt dat een toename van 3 dB net hoorbaar is. De toename van geluidshinder als gevolg van de toename van het aantal verkeersbewegingen op Nijstad noord en de brug is dus zeer gering en is in dit geval acceptabel.

Er is toename van de verkeersintensiteit op Nijstad noord en de Echtenseweg, maar niet zodanig dat de verkeerssituatie slechter wordt. In de spits kan het voorkomen dat langzaam verkeer iets langer moeten wachten voordat ze over kunnen steken, maar dat is niet of nauwelijks merkbaar.

Daar tegenover staat dat de veiligheid van de fietser/voetganger op de Koedijk wel fors verbetert. En daarmee een prima bereikbaarheid van het recreatiegebied voor de langzame verkeersdeelnemer. Bij de start van het project is het uitgangspunt geweest om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande infrastructuur. Het plangebied ligt ingesloten door een 4-tal wegen en is daarmee prima bereikbaar. Het plangebied ligt in het buitengebied van Hoogeveen. De intensiteiten van het autoverkeer zijn relatief laag. Enige toename van het verkeer in het gebied zal niet zorgen voor bereikbaarheidsproblemen. Nieuwe infrastructuur is dan ook niet nodig. Wel is het van belang dat in alle gevallen de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt. De weg Nijstad (noordzijde) is de belangrijkste verbinding tussen Hoogeveen en Echten en tussen Hoogeveen en de Leeuwenveenseweg (verbinding naar A28 Meppel). De Koedijk is de weg die langs het nieuwe (dag )recreatieterrein loopt. Het vormt de snelste verbinding tussen de wijk Erflanden en de Leeuwenveenseweg. Het is echter geen onmisbare verbinding, aangezien het verkeer vanuit Erflanden ook prima via Nijstad noord naar de A28 richting Meppel kan rijden. Aan de Koedijk komt de belangrijkste ingang van het dagrecreatieterrein en horecapaveljoen. Dat gebied willen we verblijfsvriendelijk en verkeersveilig inrichten. Doorgaand autoverkeer ter plaatse is daarom zeer ongewenst. En zoals al aangegeven, heeft het doorgaande autoverkeer een prima alternatief via Nijstad noord. Nijstad zuid blijft toegankelijk voor al het verkeer. Dat is nodig voor de aan die weg gelegen woningen, landerijen en het geplande recreatiewoningterrein.

Een exponentiele groei van het aantal vissers en de pleziervaart is niet te verwachten na realisatie van dit plan. Rondom de voormalige zandwinplas zullen voorzieningen worden aangebracht voor vissers. Het is dus niet te verwachten dat gasten van het verblijfsrecreatiepark, die willen vissen, massaal gebruik gaan maken van het kanaal. Het huidige plan richt zich niet op passerende pleziervaart. Het heeft daarom ook geen aantrekkende werking op de pleziervaart en zal daarom ook niet zorgen voor een toename hiervan. Voor de duidelijkheid is de inrichtingsschets in paragraaf 4.1 van de toelichting aangepast en staat de steiger niet meer op de tekening.

Indiener woont, hemelsbreed gemeten, ongeveer 900 meter van het geplande verblijfsrecreatiepark. De straat waaraan indiener woont en de straat waaraan het recreatiepark is gepland, worden van elkaar gescheiden door de Echtenseweg en zijn dus niet rechtstreeks met elkaar verbonden. De straat waar aan de indiener woont, is geen doorgaande weg voor gemotoriseerd verkeer en gaat een stukje verder naar het westen toe over in een fietspad richting De Wijk en Meppel. Alleen gemotoriseerd bestemmingsverkeer en fietsverkeer van en naar De Wijk en Meppel maken gebruik van de straat, waaraan indiener woont. Op basis van het voorstaande is er ten opzichte van de huidige situatie slechts een lichte toename van het fietsverkeer van en naar De Wijk en Meppel te verwachten en mogelijk enkele wandelaars meer na realisatie van het plan. De vrees voor overlast ter plekke van de woning van indiener door realisatie van het plan is niet terecht.

In paragraaf 3.2.3 van de toelichting is aangegeven dat uit de marktverkenning blijkt, dat er in Zuidwest Drenthe kwantitatief gezien nog ruimte is voor een verblijfsrecreatiepark, mits deze kwalitatief een toevoeging is op het bestaande aanbod door zich te richten op doelgroepen waarvoor er nu nog een leemte bestaat tussen vraag en aanbod. Uit de leefstijlatlas van de Recron blijkt dat er in Zuidwest Drenthe een leemte is tussen vraag en aanbod voor de recreatiedoelgroepen 'Rood', 'Blauw', 'Paars', 'Geel' en 'Aqua'. De initiatiefnemer geeft aan zich te gaan richten op de doelgroepen 'Uitbundig Geel' en 'Ingetogen Aqua', waarbij de vraag groter is dan het aanbod in Zuidwest Drenthe.

Ook biedt de gekozen locatie kansen om aan te sluiten bij de wensen van deze twee doelgroepen. Het aanhalen van de omvorming van vakantiepark Van Harte in Echten tot een asielzoekerscentrum als onderbouwing, dat er geen markt is voor nieuwe verblijfsrecreatie in Zuidwest Drenthe, is niet reëel. Vakantiepark Van Harte richt zich op vakanties voor zorgbehoevenden. Door de bezuinigingen in de gezondheidszorg is er voor deze doelgroep minder budget beschikbaar om op vakantie te gaan en loopt de bezetting van vakantiepark Van Harte terug. Dit is een specifieke reden, die alleen van toepassing is op vakantiepark Van Harte en niet op de gehele recreatiesector.

Op basis van het bovenstaande blijkt dat de haalbaarheid van het vakantiepark goed is onderbouwd.

Conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van de planregels of de verbeelding.


Zienswijze eigenaar/gebruiker Echtenseweg 1a

Indiener geeft aan dat door het voorgenomen plan sprake is van toename van de verkeersintensiteit en daardoor verslechtering van de verkeersveiligheid. In de beantwoording van de inspraakreactie is aangegeven dat er sprake is van toename van de verkeersintensiteit, maar deze is niet dusdanig dat de verkeerssituatie slechter wordt. Indiener vraagt zich af op welke verwachtingen en schattingen dit antwoord is gebaseerd en waarom er geen alternatieven zijn afgewogen.

Indiener geeft aan veel hinder te ondervinden van het fietspad, dat tussen het clubgebouw en de Hoogeveense Vaart ligt en dit een onveilige situatie te vinden voor fietsers en roeiers. Bij realisatie van de plannen zal de verkeersintensiteit verder toenemen en zal ook in groter verband de verkeerssituatie rond het fietsen zich niet goed ontwikkelen. Indiener geeft aan dat de roeivereniging groeiplannen heeft. Dit betekent meer roeiers en dat het fietspad vaker wordt overgestoken in de toekomst. Indiener vraagt om een toekomstbestendige oplossing hiervoor.

Indiener heeft in de inspraakreactie aangegeven tegen het voornemen te zijn van de initiatiefnemer om een aanlegsteiger aan te leggen in de Hoogeveense Vaart. In de beantwoording van de zienswijze is aangegeven dat er door de gemeente geen toezegging is gedaan om hier aan mee te werken. Indiener heeft vernomen dat de provincie, als eigenaar en beheerder van de Hoogeveense Vaart, toestemming zal verlenen aan dit initiatief. Indiener maakt hier bezwaar tegen.


Reactie gemeente

Bij de start van het project is het uitgangspunt geweest om zoveel mogelijk gebruik te maken van de bestaande infrastructuur. Het plangebied ligt ingesloten door een 4-tal wegen en is daarmee prima bereikbaar. Het plangebied ligt in het buitengebied van Hoogeveen. De intensiteiten van het autoverkeer zijn relatief laag. Enige toename van het verkeer in het gebied zal niet zorgen voor bereikbaarheidsproblemen. Nieuwe infrastructuur is dan ook niet nodig. Wel is het van belang dat in alle gevallen de verkeersveiligheid niet in het gedrang komt.

De weg Nijstad (noordzijde) is de belangrijkste verbinding tussen Hoogeveen en Echten en tussen Hoogeveen en de Leeuwenveenseweg (verbinding naar A28 Meppel). De Koedijk is de weg die langs het nieuwe (dag )recreatieterrein loopt. Het vormt de snelste verbinding tussen de wijk Erflanden en de Leeuwenveenseweg. Het is echter geen onmisbare verbinding, aangezien het verkeer vanuit Erflanden ook prima via Nijstad noord naar de A28 richting Meppel kan rijden. Aan de Koedijk komt de belangrijkste ingang van het dagrecreatieterrein en het horecapaveljoen. Dat gebied willen we verblijfsvriendelijk en verkeersveilig inrichten. Doorgaand autoverkeer ter plaatse is daarom zeer ongewenst. En zoals al aangegeven, heeft het doorgaande autoverkeer een prima alternatief via Nijstad noord. Nijstad zuid blijft toegankelijk voor al het verkeer. Dat is nodig voor de aan die weg gelegen woningen, landerijen en het geplande recreatiewoningterrein.

Door de planontwikkeling zal er nauwelijks sprake zijn van toename van het fietsverkeer op het fietspad dat voor het clubgebouw van de roeivereniging langs loopt. Dit komt omdat dit fietspad niet gebruikt gaat worden als directe ontsluitingsroute voor het plangebied. Fietsers die vanuit Echten naar het plangebied fietsen of vice versa, zullen gebruik maken van de Echtenseweg en zullen daardoor geen gebruik maken van het fietspad. De hinder die indiener ervaart door het fietspad, wordt niet veroorzaakt door deze planontwikkeling en staat hier los van.

Zoals bij de beantwoording van de inspraakreactie ook al is aangegeven, ligt het plan voor de realisatie van de aanlegsteiger buiten de plangrenzen van dit bestemmingsplan. Om deze reden zal op dit onderdeel van zienswijze niet inhoudelijk worden ingegaan. Voor de duidelijkheid is de inrichtingsschets in paragraaf 4.1 van de toelichting aangepast en staat de steiger niet meer op de tekening.


Conclusie:

De zienswijze leidt niet tot aanpassing van de planregels of de verbeelding.


Zienswijze eigenaar/gebruiker Nijstad 11

Inspreker geeft aan zich zorgen te maken over mogelijke overlast van evenementen/activiteiten voortkomende uit het nieuwe plan. In het verleden heeft inspreker een aantal maal geluidsoverlast ervaren, van muziek die bij de voormalige zandwinningsplas werd afgespeeld. In de reactienota wordt aangegeven dat in alle bestemmingen een gebruiksverbod voor evenementen is opgenomen. Voor de bestemming Wonen en Groen is dit niet het geval. Inspreker verzoekt om dit als nog te doen.

In de inspraaknota staat aangegeven dat kleinschalige activiteiten niet vallen onder het begrip evenement. Volgens inspreker verwijst het college voor kleinschalige evenementen naar de twaalfdagenregeling. In deze regeling wordt niet gesproken over kleinschalige evenementen, maar over festiviteiten. Inspreker geeft aan dat een festiviteit een synoniem is voor een evenement. Dit staat naar mening van inspreker haaks op het gebruiksverbod voor evenementen. In de twaalfdagenregeling geldt geen grens voor de maximale geluidsbelasting, alleen een eindtijd. Naar mening van inspreker kan er op basis van de twaalfdagenregeling maximaal 17 keer per jaar een festiviteit worden georganiseerd, waarbij geen geluidsnormen gelden en welke op vrijdag en zaterdag tot 3.00 uur mogen duren. Inspreker vindt dit niet passend bij het woon- en leefklimaat van Nijstad.

Inspreker geeft aan geen bezwaar te hebben tegen kleinschalige activiteiten, die geen overlast opleveren voor de omgeving. Kleinschalige activiteiten en/of festiviteiten zijn niet gedefinieerd in het bestemmingsplan. De begrippen zijn niet objectief begrensd. Verzocht wordt hiervoor begrippen op te nemen in het bestemmingsplan.

Inspreker vindt kleinschalige activiteiten en festiviteiten wel degelijke planologisch en ruimtelijk relevant. Zij kunnen een aanzienlijke impact en negatieve effecten hebben op het woon- en leefklimaat van Nijstad.

Graag ziet inspreker een ruimtelijke afweging over kleinschalige activiteiten/festiviteiten en de gevolgen daarvan voor de omgeving. Ook wil verzoeker dat er regels opgenomen worden in het bestemmingsplan voor kleinschalige activiteiten/festiviteiten. Het gaat daarbij om het soort activiteiten/festiviteiten, borging van de kleinschaligheid, het maximum aantal per jaar, de duur, aantal bezoekers en toegestane geluidsbelasting.

Reactie gemeente

Aan het verzoek wordt tegemoet gekomen, aan de bestemming Groen en Wonen is een gebruiksverbod voor evenementen toegevoegd.

In de vooroverleg- en inspraakreactie wordt voor kleinschalige activiteiten, die binnen de bestemming passen/zijn toegestaan, niet verwezen naar de twaalfdagenregeling. In de vooroverleg- en inspraaknota wordt uitgelegd wat hiermee bedoeld wordt. Het gaat hier om kleinschalige activiteiten, die qua gebruik binnen de bestemming passen en dus bij recht zijn toegestaan. Bijvoorbeeld sport- en spelactiviteiten binnen de bestemming Recreatie-Dagrecreatie. Dagrecreatie wordt in de begripsbepalingen omschreven als: activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is verboden. Een ander voorbeeld hiervan, is het organiseren van activiteiten voor kinderen van gasten van het toekomstige verblijfsrecreatiepark binnen de bestemming Recreatie-Verblijfsrecreatie.

Volgens jurisprudentie moet getoetst worden of een aanvraag voor een evenementenvergunning voldoet aan het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan kent per bestemming een gebruiksverbod voor evenementen en een algemeen gebruiksverbod voor evenementen. Dit betekent dat een aanvraag voor een evenementenvergunning voor dit bestemmingsplan geweigerd moet worden, als de activiteit waarvoor de aanvraag wordt ingediend voldoet aan de begripsbepaling voor evenement, zoals opgenomen is in artikel 1.40. Het is dus niet nodig dat er in de toelichting een ruimtelijke afweging wordt gemaakt over het al dan niet toestaan van kleinschalige activiteiten/festiviteiten. Alleen kleinschalige activiteiten/festiviteiten die qua gebruik voldoen aan het bestemmingsplan en niet aan te merken zijn als evenement, zoals omschreven in artikel 1.40, zijn toegestaan.

In het spoor van de ruimtelijke ordening is rekening gehouden met de systematiek zoals opgenomen in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'. Hierin zijn voor verschillende bedrijfsactiviteiten richtafstanden opgenomen voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Volgens deze publicatie geldt een richtafstand van 50 meter voor geluid tussen een vakantiecentrum (SBI-code: 553, 552, milieucategorie 3.1) en een 'rustige woonwijk'. De richtafstand voor geluid tussen een horecabestemming (SBI-code: 561 en 563, milieucategorie 1 en 2) en een 'rustige woonwijk' bedraagt 30 meter.

De omgeving kan geclassificeerd worden als een 'gemengd' gebied. In het gebied is sprake van enkele woningen met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid en direct ten zuiden van het plangebied ligt de rijkssnelweg A28. Dit betekent dat de richtafstanden met één afstandsstap verlaagd kunnen worden, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. De richtafstanden waar rekening mee moet worden gehouden bedragen in dat geval respectievelijk 30 en 10 meter. Het vakantiepark ligt op ca. 80 meter van het perceel Nijstad 11. De horecabestemming ligt op meer dan 400 meter van het perceel Nijstad 11. In de horecabestemming worden horecabedrijven categorie 1 en 2 mogelijk gemaakt. Dit betekent dat een horecabedrijf is toegestaan, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken met een daarbij passende vermaakfunctie, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstreken van logies. Nu ruimschoots wordt voldaan aan de toepasselijke richtafstanden uit de VNG-brochure, is ingevolge de toetsingssystematiek zoals daarin is verwoord, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Evenementen worden uitgesloten in het plangebied. In de horeca-bestemming zullen de bedrijfsactiviteiten in hoofdzaak bestaan uit het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken. Ook is een hierbij passende vermaakfunctie mogelijk. Het betreft een functie die inherent is aan de toegestane activiteiten binnen de bestemming horeca, zoals livemuziek bij een diner of receptie.

Voor de volledigheid is de geluidbelasting inzichtelijk gemaakt op de gevel van de indiener van de zienswijze. Hierbij is er van uitgegaan dat een optreden van een live-band met versterkte muziek, de meest geluidbepalende activiteit, op het buitenterrein zal zijn. De geluidbelasting op de gevel van de woning van de indiener van de zienswijze bedraagt in dat geval 53 dB(A) op de gevel, als de live-band op het buitenterrein binnen de horecabestemming zou spelen. Als het optreden inpandig plaatsvindt dan zal de geluidbelasting op de gevels van de woning aanzienlijk lager zijn, namelijk 29 dB(A).

Rekening houdende met een gemiddelde gevelisolatie van 20 dB(A) bij oudere woningen, betekent dit een binnenniveau van 33 dB(A) in de woning aan Nijstad 11. Geconcludeerd wordt dat dit niveau lager is dan de wettelijke norm van 35 dB(A) en niet leidt tot spraakverstoring in de woning.

Ook is de geluidbelasting als gevolg van het stemgeluid van personen die zich bevinden op de stranden en binnen de horecabestemming inzichtelijk gemaakt. Deze bedraagt op de gevels van de woning aan Nijstad 11 maximaal 31 dB(A).

Geconcludeerd wordt dat er als gevolg van de invulling van het plangebied en de daaraan inherente vormen van kleinschalige activiteiten passend in de bestemmingen (bijvoorbeeld sport- en spelactiviteiten of het optreden van een live band) er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gehandhaafd wordt.

Naast het ruimtelijk spoor wordt wellicht ten overvloede opgemerkt dat geluidhinder ook wordt gereguleerd in het milieuspoor. Een horeca-inrichting moet voldoen aan de geluidnormen van 50, 45 en 40 dB(A) op de gevels van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten, die zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat het geluidniveau in de praktijk, overwegend lager zal zijn dan 53 dB(A) op de gevels van de woning aan Nijstad 11. Als de horeca-inrichting gebruik maakt van de Twaalfdagenregeling dan is het mogelijk om af te wijken van de geluidnormen in het Activiteitenbesluit in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. In dat geval zal de geluidbelasting hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde en naar verwachting dus maximaal 53 dB(A) bedragen. Het is op basis van de gemeentelijke Twaalfdagenregeling toegestaan om maximaal 12 keer per jaar af te wijken van de geluidnormen in het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting van maximaal 53 dB(A), heeft dan ook een incidenteel karakter en kan in de praktijk dus maximaal 12 keer per jaar voorkomen, maximaal 1 keer per maand, tot 03:00 uur op de vrijdag en zaterdag en tot 00:00 uur op de overige dagen van de week.

Gezien de overwegend recreatieve functie die aan het plangebied is toegekend achten wij een incidenteel optreden (maximaal 12 keer per jaar) van een maximale geluidbelasting van 53 dB(A) op de gevel van de woning aan Nijstad 11 acceptabel en kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woning.


Conclusie:

Aan de richtafstand voor geluid voor horeca en een vakantiepark, zoals opgenomen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering wordt ruimschoots voldaan, waardoor er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Evenementen zijn niet toegestaan in het gehele plangebied. Het nader beperken van de zich nog te vestigen horecaonderneming voor wat betreft het geluidsaspect wordt dan ook niet planologisch geregeld. Aan de bestemming Groen en Wonen is een gebruiksverbod voor evenementen opgenomen, verder leidt de zienswijze niet tot aanpassing van de planregels of de verbeelding.


Zienswijze waterschap Drents Overijsselse Delta

Het waterschap geeft aan op twee manieren betrokken te zijn bij dit bestemmingsplan. In de publieke rol vanuit het watersysteem en vanuit de private rol als eigenaar van de waterzuivering, die in de directe nabijheid van het plangebied ligt.

Vanuit de private rol geeft het waterschap aan dat de gemeente Hoogeveen er alles aan gedaan heeft om het proces keurig te laten verlopen en dat de gemeente alle verordeningen en wetten heeft nageleefd. Echter blijft het voor het waterschap een zorg dat er tegenover de waterzuivering een recreatiepark gebouwd kan worden. Zeker als er in de toekomst uitgebreid zou moeten worden.

Vanuit de publieke rol neemt het waterschap samen met de initiatiefnemer en de gemeente deel aan een onderzoek om de effecten van het recreatiepark op de waterhuishouding. Afhankelijk van de uikomst van dit onderzoek past het waterschap haar advies aan voor het waterpeil van de plas.

De laatste zin in het kopje Planbeschrijving in de toelichting is volgens het waterschap niet correct. De voormalige zandwinplas is nooit ingezet als waterberging. Er is wel onderzoek uitgevoerd om te kijken of de plas als waterberging gebruikt zou kunnen worden. Het waterschap ziet deze zin graag verwijderd uit de waterparagraaf en is hiermee akkoord na verwijdering van bewuste zin.


Reactie gemeente

De bewuste zin is verwijderd uit de waterparagraaf.


Conclusie:

De zienswijze van het waterschap leidt tot een tekstuele aanpassing van de waterparagraaf, die opgenomen is in de toelichting. De zienswijze leidt verder niet tot aanpassing van de planregels of de verbeelding.





9.5 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient een onderzoek te worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. De gemeente Hoogeveen heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst gesloten, zodat de economische uitvoerbaarheid 'anderszins verzekerd' is.

De kosten voor de uitvoering van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer.

Gelet op bovenstaande wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.