direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Noord, Zwartschaap 46 Stuifzand
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2013PB8006003-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Bork Recycling b.v. (hierna Bork) beschikt over een inrichting aan Zwartschaap te Stuifzand. Hiervoor is door gedeputeerde staten van Drenthe d.d. 18 maart 2003 een vergunning op grond van de Wet milieubeheer verleend, voor onder andere de op- en overslag en bewerking van afval- en bouwstoffen. Op grond van artikel 1.2, eerste lid, onder a. 30, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna Wabo) wordt deze vergunning thans aangemerkt als een omgevings-vergunning zoals bedoeld in de Wabo.

Voor de lozing van afvalwater op onder andere het naastgelegen oppervlaktewater is door Waterschap Reest en Wieden d.d. 17 maart 2003 een vergunning op grond van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater verleend. Deze vergunning wordt thans aangemerkt als een vergunning op grond van de Waterwet.

Door het waterschap is (meerdere malen) een overschrijding van de lozingsnorm geconstateerd voor bezinkbare bestanddelen (en soms zware metalen) in het hemelwater dat vrijkomt van verharde terreindelen en vervolgens wordt geloosd op het oppervlaktewater.

In overleg tussen provincie, gemeente, waterschap en Bork is als oplossingsrichting voorgesteld om een hemelwatervijver te realiseren. Hierin kan het water voorafgaand aan lozing tot rust komen, waardoor de bezinkbare bestanddelen beter kunnen bezinken. Het is aannemelijk dat daardoor ook de concentratie aan zware metalen zal afnemen. De bedoeling is om de hemelwatervijver te situeren op het terreindeel grenzend aan de achterzijde van de inrichting.

In samenhang daarmee is aan de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan het overdekken van de sorteervloer, waardoor het hemelwater afkomstig daarvan kan worden afgekoppeld van de persriolering en (direct) kan worden geloosd op het oppervlaktewater. Hierdoor wordt een tweede probleem opgelost, namelijk de overbelasting van de persriolering.

Voor de aanleg van de hemelwatervijver is een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan vereist. Dat geldt ook voor de overkapping die in strijd is met de bouwvoorschriften van het vigerende bestemmingsplan. Voorliggende rapportage bevat de ruimtelijke onderbouwing daarvoor. Hiervoor zal tevens een omgevingsvergunning worden aangevraagd voor het veranderen van de inrichting en het bouwen van een bouwwerk. Voor het plan is ook een verandering van de lozingsvergunning vereist.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie

2.1 Plangebied

Het perceel heeft een oppervlakte van ca. 2,5 hectare en is gelegen ten noordoosten van de kern van de gemeente Hoogeveen. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich voornamelijk agrarische) bedrijven en enkele woningen. Verder weg ten zuidwesten van de locatie bevindt zich de stedelijke bebouwing van de kern van Stuifzand. De overige omgeving is te kenmerken als landelijk gebied. In onderstaande luchtfoto is de geplande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013PB8006003-VG01_0001.png"

2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan bestemmingsplan Buitengebied Noord is vastgesteld op 22 november 2007. Dit bestemmingsplan omvat grofweg het landelijk gebied van de gemeente Hoogeveen ten noorden van de (Verlengde) Hoogeveensche Vaart. Hierin is gelegen de kern Stuifzand alwaar Bork is gevestigd aan het Zwartschaap. Het perceel is bestemd conforme klasse-indeling bedrijven, categorie B2. De voorgenomen aan te leggen vijver ligt echter buiten deze bedrijfsbestemming, maar valt onder de bestemming landelijk gebied II, zonder specifieke aanduiding. Hier zijn dus geen bouwmogelijkheden voor bedrijven die vallen onder bedrijven categorie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0118.2013PB8006003-VG01_0002.png"

De aanleg van de bezinkvijver ten behoeve van de opvang en infiltratie van hemelwater is derhalve niet toegestaan op grond van het vigerende bestemmingsplan. Dat geldt ook voor de realisatie van de overkapping. Deze is wel voorzien binnen de bestemming B2 maar overschrijdt mogelijk de bouw- en nokhoogte en zeker het maximale bebouwingspercentage.

2.3 Ruimtelijke structuur plangebied

Het perceel Zwartschaap 46 ligt op de kruising tussen Zwartschaap en de Drijberseweg ten Noordoosten van de kern Stuifzand. Dit deel van de gemeente Hoogeveen wordt veelal gekenmerkt door de hier verspreid liggende bebouwing, de natuurlijke vervlechting met het landschap, de lange lanen met de hoge bomen. De bebouwing in de directe omgeving van het plangebied is dan ook overwegend solitair van aard.

2.4 Functionele structuur plangebied

De directe omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van agrarische aktiviteiten met hoofdzakelijk verspreid liggende woningen in een groene omgeving. Aan de andere zijde van de Drijberseweg tegenover het plangebied ligt nog een vestiging van Bork.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vastgesteld. De SVIR heeft een horizon tot het jaar 2040 en vervangt onder andere de Nota Ruimte. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en vormt de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

Het rijk kiest met de structuurvisie voor een selectievere inzet van de onderstaande 13 rijksbelangen:

  • Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheidvan de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  • Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • Het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

In de structuurvisie infrastructuur en ruimte wordt dieper ingegaan op deze 13 rijksbelangen. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijk ordening. Daarnaast kan een rijksverantwoordelijkheid aan de orde zijn indien:

  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport, greenports en de valleys;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie, watersysteemherstel of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld de hoofdnetten van weg, spoor, water en energie, maar ook de bescherming van gezondheid van inwoners.
3.1.2 Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging doormiddel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (de artikelen worden later aan het Barro toegevoegd) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind. Tevens treden regels ten aanzien van radarverstoringsgebieden op een nader te bepalen tijdstip in werking. In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen. Dit deel van het besluit is momenteel alleen nog in ontwerp gereed.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

In het Barro zijn in dit geval geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

Het beleid van de provincie Drenthe is vastgelegd in de Omgevingsvisie Drenthe. Deze is door provinciale staten vastgesteld op 2 juni 2010. De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving en
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.


De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. Als in de tekst wordt gesproken over "lange termijn , betreft het de periode na 2020. De provincie heeft haar missie als volgt verwoord: "Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten".


Als kernkwaliteiten van Drenthe zijn benoemd: rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, kleinschaligheid, naoberschap, menselijke maat en veiligheid. Onder een "bruisend Drenthe? verstaat men een provincie waarin het goed wonen en werken is en waar voldoende te doen is voor jong en oud. De provincie streeft naar ruimtelijke kwaliteit door nieuwe ontwikkelingen en bestaande kwaliteiten in samenhang te bezien. Om werkgelegenheid te behouden en nieuwe te creeren streeft de provincie Drenthe naar de ontwikkeling van een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is het kunnen bieden van voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties. Ook wil de provincie Drenthe voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor de landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid.

3.3 Gemeentelijk beleid

Het ruimtelijk beleid van de gemeente Hoogeveen met betrekking tot het perceel Zwartschaap 36 te Stuifzand is met name verwoord in het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Buitengebied-Noord, Landelijk Gebied II”. Binnen deze bestemming is het bedrijf aangeduid als B2. Deze aanduiding wordt gegeven aan bedrijven die verder geen binding hebben met het buitengebied.

Dat houdt tevens in dat er binnenplans geen wijzigingsmogelijkheden zijn opgenomen. Het beleid is in die zin dat indien een dergelijk niet agrarisch bedrijf wil uitbreiden het de voorkeur verdient om het bedrijf naar een bedrijventerrein te verplaatsen.

Het plan omvat de aanleg van een hemelwatervijver en de realisatie van een overkapping. Het is geen bedrijfsvergroting maar een aanpassing in het kader van de milieuwetgeving. In dat kader is de aanleg van een hemelwaterberging te verantwoorden. In die zin zal het plan bijdragen aan onder andere de verbetering van de waterhuishouding binnen de inrichting en de directe omgeving.

Hoofdstuk 4 Gewenste ontwikkeling

4.1 Ruimtelijke structuur

De initiatiefnemer wenst het op het perceel aan Zwartschaap een hemelwatervijver te realiseren.

Aanleiding is dat door het waterschap een overschrijding van de lozingsnorm voor bezinkbare bestanddelen (en som zware metalen) is geconstateerd betreffende het hemelwater dat vrijkomt van verharde terreindelen en wordt geloosd op het oppervlaktewater. Door de opvang in een hemelwateropvang kan het water voorafgaand aan lozing tot rust komen, waardoor de bezinkbare bestanddelen beter kunnen bezinken. Het is aannemelijk dat daardoor ook de concentratie aan zware metalen zal afnemen.

De bedoeling is om de hemelwateropvang te situeren op het terreindeel grenzend aan de achterzijde van de inrichting. Hiervoor is tenminste een aanlegvergunning noodzakelijk en een bestemmingsplan-wijziging vereist aangezien op dit terrein bestemming rust, welke de realisering van een dergelijke hemelwateropvang zo niet toestaat.

In samenhang met bovenstaande is aan de gemeente verzocht medewerking te verlenen aan het overdekken van de sorteervloer, waardoor het hemelwater afkomstig daarvan kan worden afgekoppeld van de persriolering en (direct) geloosd op het oppervlaktewater. Hierdoor wordt een tweede probleem opgelost, namelijk de overbelasting van de persriolering en lozing van mogelijk vervuld hemelwater op oppervlaktewater.

De overkapping zal plaatsvinden op het reeds bestaande bedrijfsperceel. De hemelwaterpopvang zal op (nu nog) agrarische grond worden geplaatst. Voor beide geldt dat er aandacht dient te worden geschonken aan de inpassing in het landschap.

4.2 Landschappelijke inpassing

4.2.1 Afgraven en ophogen terrein

Het terrein moet richting de sloot aan de oostzijde ca 270 mm worden opgehoogd. Dit kan worden gedaan met uit te graven grond. Overtollige zwarte grond wordt afgevoerd. De ruimte tussen de bassins zal worden gebruikt om met een kraan de bassins uit te baggeren van bezinksel, als dit na meting nodig blijkt.

4.2.2 Natuurlijke invulling

De ruimte rond de bassins zal worden ingezaaid met een kruidenrijk grasmengsel en de oeverranden zullen snel begroeien met riet. Het gras zal laat in het jaar worden gemaaid om weidevogels kans tot broeden te bieden. Gedacht wordt op een paar plaatsen zeer flauwe taluds aan te leggen waar een droog/nat minnende vegetatie zich zal kunnen ontwikkelen. Een steile wand wordt aan gelegd als potentiële nestgelegenheid voor oeverzwaluw en ijsvogel.

4.2.3 Ontwerp

De overkapping grenst aan een bestaande loods met een nokhoogte van ca.10 meter en een goothoogte van ca. 6,15m. Er is uitgezocht dat voor de constructiehoogte van de kap minimaal ca. 1m benodigd is. Dit samen met de benodigde 11meter vrije werkhoogte maakt dit de overkapping 12 meter hoog. Dit is 2 meter hoger dan de nokhoogte van de aanliggende loods. De vrije werkhoogte van 11 meter moet, om doelmatig te kunnen aanvoeren en verwerken van het afval aan de terreinzijde aan beide aanwezig zijn. Gekozen is de Zuidzijde, welke het meest in het gezichtveld ligt, in hoogte “te verzachten”door hier een schuin dakvlak aan te brengen met een goothoogte gelijk aan de goothoogte van de bestaande loods. Aan de westzijde wordt dit schuine dakvlak doorgezet om zo een mooie aansluiting te maken met de bestaande loods. De goot aan de Zuidzijde blijft ca. 0,8m los van de onderliggende keerwand, waardoor de overkapping geheel “los” van het onderliggende terrein en aanliggende schuur blijft. Door de overkapping in licht grijze kleur uit te voeren zal deze zo min mogelijk visueel aanwezig zijn.

Voorts staat er al een boomsingel langs de keerwand aan de Zuidzijde die nog verder uit zal groeien en het zicht op de overkapping nog meer weg zal nemen/zal verzachten. Het zicht vanaf de Westzijde wordt bijna geheel weggenomen vanwege het voorstaande bedrijfsgebouw. Het zicht vanaf de Noord- en Oostzijde op de overkapping wordt vrijwel geheel weggenomen door de omliggende opgeworpen wallen met begroeiing en opgeslagen materiaal op het terrein.

De overzichtstekeningen alsmede een visuele impressie van het hetgeen hierboven is beschreven, zijn opgenomen in Bijlage 1 Overzichtstekening, Bijlage 2 Landschappelijke inpassing deel 1 en Bijlage 3 Landschappelijke inpassing deel 2.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bodem

Het plangebied is in het verleden voor zover bekend alleen als landbouwgrond in gebruik geweest. In de omgeving van het plangebied is in 1996 een verkennend- en in 1997 een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd door Tukkers Milieu Onderzoek ten behoeve van de bepaling van de nulsituatie. Aangezien het betreffende terreindeel toen niet voor milieuvergunning-plichtige bedrijfsaktiviteiten in aanmerking kwam is betreffend terreindeel niet meegenomen in het bodemonderzoek. Dit betekent dat er geen bodemonderzoeksgegevens voor handen zijn voor dit terreindeel.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) ligt het plangebied in een gebied met een middelhoge tot hoge trefkans voor archeologie. Voor gebieden met een dergelijke trefkans geldt dat er een archeologisch onderzoek nodig.

Ten behoeve van deze ruimtelijke onderbouwing is door archeologisch onderzoeks- en advies De Steekproef een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er ten aanzien van het aspect archeologie er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. De rapportage (kenmerk 2011-04/16) is bijgevoegd als Bijlage 4 Archeologie en cultuurhistorie.

5.3 Water

In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht de Watertoets uit te voeren. De Watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Deze standaard waterparagraaf heeft betrekking op het plan “hemelwateropvang Bork”. In de procedureplanning van 07-04-2011 die door Misa-advies is opgesteld (als begeleidende partij), is opgenomen dat de aan te leggen vijver minimaal 700 m2 groot wordt om hemelwater vertraagd af te kunnen voeren.

Watertoetsproces
De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen en de samenwerking (nav een handhavingsoverleg op 14 april 2011) hebben er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast.

"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies". Een afschrift van dit advies is opgenomen in Bijlage 5 Waterparagraaf.

5.4 Natuur en ecologie

Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving, met name de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna.

Ten behoeve van deze ruimtelijke onderbouwing is door Koeman en Bijkerk b.v. een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd. Daaruit blijkt dat er ten aanzien van het aspect flora en fauna geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. De rapportage (kenmerk 2011-032) is bijgevoegd als bijlage Bijlage 6 Natuur en Ecologie.

5.5 Geluid

De aanleg van de hemelwatervijver en de realisatie van de overkapping heeft geen akoestische uitstraling en er zijn dus geen akoestische belemmeringen voor de realisatie van het plan.

5.6 Luchtkwaliteit

De aanleg van de hemelwatervijver en de realisatie van de overkapping heeft geen gevolgen voor de optredende luchtemissies en er worden vanwege het aspect luchtkwaliteit derhalve geen belemmeringen verwacht voor de beoogde ontwikkeling.

5.7 Externe veiligheid

In en nabij het plangebied zijn geen (voor externe veiligheid relevante) leidingen aanwezig die een belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling. Er behoeft ook geen rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van straalpaden ten behoeve van de telecommunicatie.

Hoofdstuk 6 Maatvoorschriften

De versterking van de landschapswaarden moet worden gegarandeerd door landschappelijke inpassing te realiseren en in stand te houden. Hierbij wordt het inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Overzichtstekening, Bijlage 2 Landschappelijke inpassing deel 1 en Bijlage 3 Landschappelijke inpassing deel 2 als uitgangspunt genomen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op grond van de Wabo wordt het ontwerpbesluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kan door een ieder een zienswijze bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

Initiatiefnemer heeft aangetoond dat het plan economisch uitvoerbaar is. Omdat het initiatief geen bouwplan betreft op basis van artikel 6.2.1 Bro is een exploitatieplan niet verplicht. Wel wordt een planschade overeenkomst opgesteld.

Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg

8.1 Vooroverleg

Er is vooroverleg gevoerd met de gebruikelijke overlegpartners. Dit heeft niet geleid tot aanpassing van dit plan.

8.2 Inspraak

Het ontwerpbesluit is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.