direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied Noord, deelplan Hoogeveenseweg 43/43a, 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0118.2013BP8006007-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Hoogeveenseweg 43/43a, 2013 met identificatienummer NL.IMRO.0118.2013BP8006007-VG02 van de gemeente Hoogeveen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 bestaand:

de op het moment van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en conform de op dat moment geldende regels aanwezige gebouwen/ oppervlakten/ gebruik of waarvoor een bouwvergunning is verleend danwel een aanvraag om bouwvergunning is ingediend die kan worden verleend;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden (was van hout, metaal, ander materiaal die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond);

1.16 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is voor toezicht en beheer;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, waaronder mede een carport wordt verstaan;

1.19 hoofdgebouw:

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is (was: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken);

1.20 kampeermiddel:

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel andere onderkomens of andere voertuigen, gewezen voertuigen of gedeelten daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde, die geheel of gedeeltelijjk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf dan wel voor nachtverblijf van personeel, werkzaam op het kampeerterrein waar deze onderkomens of voertuigen zijn geplaatst;

1.21 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.22 peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang danwel vanaf enig ander vast punt in de omgeving;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.23 perceelgrens:

de scheiding tussen percelen die niet aan eenzelfde eigenaar behoren danwel niet door eenzelfde gebruiker worden gebruikt;

1.24 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.25 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, (was: geen gebouw zijnde), met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de perceelgrens

de afstand tussen de perceelsgrens en het dichtstbijzijnde punt van een bouwwerk;

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

De maximale bouwhoogte mag ten behoeve van deze ondergeschikte bouwwerken met ten hoogste 1 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een recreatieve en zakelijke groepsaccomodatie, met dien verstande dat het aantal overnachtingsplaatsen niet meer dan 130 bedraagt;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. voorzieningen zoals detailhandel, horeca, dienstverlening, dienstwoningen, en gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaite voorzieningen;

  • c. horeca in ondergeschikte vorm;
  • d. dienstverlening in ondergeschikte vorm;
  • e. dienstwoningen;
  • f. gebouwen ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. gebouwen;
  • h. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij dienstwoningen;
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. wegen en paden;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. parkeervoorzieningen
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub g genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van een stalling voor kleinvee en een overdekte speelvoorziening;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen voor nachtverblijf en voor groepsaccomodatie mag niet meer dan 2500 m² bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen voor ondersteunende voorzieningen ten behoeve van recreatieve activiteiten, zoals opslag, stalling, ruimte voorpaarden en kleinvee, mag niet meer dan 200 m² bedragen;
  • d. de oppervlakte van een overdekte speelplaats mag niet meer dan 400 m² bedragen;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen voor ondersteunende horecavoorzieningen ten mag niet meer dan 200 m² bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van de groepsaccomodatie mag niet meer dan respectievelijk 4,5 meter en 10 meter bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van de overige gebouwen mag niet meer dan respectievelijk 3,5 meter en 7 meter bedragen;
3.2.2 Dienstwoning

Voor het bouwen van dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. dienstwoningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het aantal dienstwoningen mag niet meer dan twee bedragen;
  • c. gezamenlijke oppervlakte van een dienstwoning mag niet meer dan 150 , dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • d. de goothoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 3,5 meter bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een dienstwoning mag niet meer dan 10 meter bedragen, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling van een dienstwoning mag niet meer dan 40° en niet meer dan 60° bedragen;
3.2.3 Bijgebouwen bij dienstwoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen, daaronder begrepen aan- en uitbouwen bij dienstwoningen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen per dienstwoning mag niet meer dan 200 m² bedragen;
  • b. de bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer dan 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedragen;
  • e. indien het bijgebouw wordt voorzien van een kap bedraagt de dakhelling niet minder dan 40° en niet meer dan 60°.
3.2.4 Bouwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat voor erf- of perceelsafscheidingen geldt dat de hoogte:
    • 1. maximaal 1 meter mag bedragen; of
    • 2. maximaal 2 meter mag bedragen, mits meer dan 1 meter achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in lid 3.1 jo artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, anders dan stacaravans;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning;

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

  • a. Het is verboden de gronden en de bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aangegeven bestemming.
  • b. Tot het gebruik strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend: het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken overeenkomstig de bestemming zonder instandhouding van een waterbuffering van minimaal 90 liter per 100 m2 verhard oppervlak.
  • c. Het is verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan op grond van de bestemmingsbepaling een omgevingsvergunning is verleend, te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met het doel, waarvoor die vergunning is verleend.
  • d. Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bepaalde in lid a, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, worden gebouwd mits:

      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer dan 3 meter bedraagt;
      • de oppervlakte niet meer dan 75 m2 bedraagt;

Artikel 7 Overige regels

7.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 8.1 met maximaal 10%.

8.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 8.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 8.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

8.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 8.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 8.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van lid 8.4 leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beeïndiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

8.9 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in artikel 3.4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2o van de Wet op de economische delicten.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Noord, deelplan Hoogeveenseweg 43/43a, 2013.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .............................................................

De voorzitter, De griffier,

...................... ................................