direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Emmen, De Winkelakkers 4
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen heeft op 30 juni 2018 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen van 4 woningen, te weten 2 twee-onder-één-kap woningen, aan De Winkelakkers 4 te Emmen. Zie Bijlage 3. De aanvraag gaat over De Winkelakkers 4 A, B, C en D te Emmen, kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie D, nummer 12067 en is bij ons geregistreerd onder zaak 73010-2018. Het bouwplan, Bijlage 4, is een invulling van de locatie van een voormalige sporthal. De aanvraag heeft betrekking op de onderdelen bouw en strijdigheid met het bestemmingsplan. Verzocht is om de woningbouw via één omgevingsvergunning, inclusief het deel "afwijking van het bestemmingsplan", te kunnen realiseren. De bijbehorende verbeelding met de plancontour heeft het nummer NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0001.png"

Figuur 1.1: Locatie plangebied in omgeving.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie, beleid en planologische regeling

2.1 Ligging en huidige situatie

Het plangebied is gelegen ten westen van het buurthuis 't Bargermeertje en ligt ten zuiden van de OBS Meester Veeger en een supermarkt. Ten westen en zuiden van het plangebied bestaat de directe omgeving voornamelijk uit woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0002.png"

Figuur 2.1: Luchtfoto met locatie.

2.2 Beleid en planologische regeling

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef

Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. In de omgeving waarin het voorliggend plan Emmen, De Winkelakkers 4, NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701 wordt gerealiseerd zijn vooral de thema's Wonen en Voorzieningen van belang.
Met voorliggende omgevingsvergunning wordt wonen in de woonwijk mogelijk gemaakt. Ten aanzien van het thema wonen in de kernen wordt in de structuurvisie gestreefd om de kwaliteit van de diverse woonmilieus te behouden dan wel te versterken en innoveren. Het huidige plan voorziet in een versterking van het stedelijk woonmilieu. Naast de structuurvise moet rekening gehouden worden met de Woonvisie van de gemeente. In deze woonvisie wordt aangegeven dat ter vervulling van nieuwe woonbehoeften gekeken moet worden naar inbreiding. Nieuwbouw in aangepaste vorm in nieuwe woonwijk, dus bestaand stedelijk gebied, past hierbinnen.

2.2.2 Bestemmingsplan

Het perceel De Winkelakkers 4 is gelegen binnen het bestemmingsplan 'Emmen, Het Hoge Loo'. Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2011. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Sport' (artikel 13 van de planregels). Binnen deze bestemming mogen alleen gebouwen worden opgericht ten behoeve van sport. Tevens heeft het perceel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en is door de provincie aangewezen als 'Archeologie - attentiegebied'. Hiernaast valt het perceel binnen de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie'. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0003.png"

Figuur 2.2: Uitsnede bestemmingsplan.

Het aangevraagde is in strijd met het vigerende bestemmingsplan, omdat er geen woningen zijn toegestaan binnen bestemming 'Sport'.

De regels van het bestemmingsplan 'Emmen, Het Hoge Loo' bieden geen binnenplanse afwijkingsmogelijkheid om medewerking te verlenen aan het project. Ook artikel 4 van bijlage II van het Bor biedt daarvoor geen mogelijkheid. Voorliggende ontwikkeling is niet meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan, omdat dit bestemmingsplan een actualisatie is van de huidige regelingen. Een dergelijke actualisatie van de bestaande regelingen heeft tot gevolg dat het opnemen van volledig nieuwe ontwikkelingen niet passend is. Om die reden wordt middels dit ruimtelijke plan de ontwikkeling van het omzetten van een sporthal naar twee-onder-één-kap woningen mogelijk gemaakt.

De bestaande bebouwing, een sporthal, wordt al jarenlang niet meer gebruikt op de manier zoals het bedoeld is. De staat van onderhoud van het gebouw en het omliggende groen is inmiddels ronduit slecht en kan als 'rotte kies' van de buurt bestempeld worden. Gezien de toegenomen vraag naar woningen en de situering in een woonbuurt en in de directe nabijheid van het centrum van Emmen en alle voorzieningen, is het wenselijk op deze locatie woningen te realiseren, mits er geen akoestische belemmeringen zijn ten opzichte van met name de erachter gelegen school en het naastgelegen buurthuis.

2.2.3 Algemene verklaring van geen bedenkingen

Om de gevraagde omgevingsvergunning te kunnen verlenen is het noodzakelijk dat de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeeft (artikel, 2.27 Wabo, jo. artikel, 6,4 Besluit omgevingsrecht). Op grond van artikel 2.27 lid 1 van de Wabo en artikel 6.5 lid 1 van het Bor, moeten wij een aanvraag voor de activiteit 'het handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening', die uitsluitend vergunbaar is op grond van artikel 2.12 lid 1 onder 30 van de Wabo, voorleggen aan de gemeenteraad. De gemeenteraad geeft vervolgens aan of deze wel of geen bedenkingen heeft tegen het project.

De gemeenteraad kan, op grond van artikel 6.5 lid 3 van het Bor, categorieën aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist. De gemeenteraad heeft op 28 april 2011 besloten tot het aanwijzen van categorieën van gevallen waarin een verklaring niet is vereist. Het onderhavige project behoort tot een aangewezen categorie, waardoor in dit geval geen verklaring nodig is.

2.2.4 Crisis en herstelwet

Het bouwen van meer dan 11 woningen valt onder Bijlage I. als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Crisis- en herstelwet. Aangezien het hier om 4 woningen gaat, is de crisis- en herstelwet niet van toepassing.

2.2.5 Conclusie

De aanvraag voor de omzetting van de bestemming ten behoeve van 2 twee-onder-één-kap woningen past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie "Gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef". Door het plan zal het stedelijke woonmilieu in diversiteit versterkt worden.

2.2.6 Rijks- en provinciaal beleid

Er zijn ten aanzien van het plan geen specifieke bepalingen opgenomen in het Rijksbeleid en het provinciaal omgevingsbeleid.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Bouwplan en haar voorgeschiedenis

Van Pijkeren Woningbouw B.V. heeft een aanvraag voor een wabo-omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van 4 woningen, te weten 2 twee-onder-één-kap woningen, aan De Winkelakkers 4 te Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0005.png"

Figuur 3.1: Bestaande situatie (links) en Voorgestelde situatie (rechts).

Op het perceel Winkelakkers 4 stond een sporthal welke een zeer geruime tijd al niet meer voldeed aan de huidige wensen en eisen. Een herontwikkeling van de locatie De Winkelakkers 4 heeft een lange voorgeschiedenis (teruggaand naar 2005) met meerdere voorstellen. Het voorliggende ontwerp gaat uit van een ruimtelijke passende invulling voor de woonwijk 't Hoge Loo. Het bouwplan met tweemaal een dubbele woning past in het bestaande straat- en bebouwingsbeeld aan De Winkelakkers. Door de lagere gootlijn aan de straatzijde wordt er aansluiting gezocht bij de woonbebouwing aan De Winkelakkers 6-16. Voor een optimale invulling op de kavels is er gekozen voor een, lichtelijk, verspringende voorgevelrooilijn. Bebouwing aan De Winkelakkers kenmerkt zich door een bescheiden stedenbouwkundige korrel. Door de garages los te koppelen ontstaat er aansluiting bij dit stedenbouwkundige ritme. Ontsluiting vind plaats via De Winkelakkers en parkeren wordt op eigen terrein opgelost.

Conclusie

In het ontwerp zijn de eerder aangegeven ruimtelijke aandachtspunten (lage gootlijn, losgeschakelde garages en behoud van de boom) verwerkt. Vanwege het, bestuurlijk toegezegde, programma van vier wooneenheden is ook de verspringende voorgevel akkoord bevonden. In het betreffende deel van de straat komen soortgelijke dubbele woningen voor met dezelfde kaprichting en kapvorm. De gevraagde dubbele woningen verstoren daardoor het straatbeeld niet en wordt derhalve passend geacht. De woningen worden ontsloten via de De Winkelakkers. Op eigen terrein is voldoende ruimte om te kunnen voorzien in het parkeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0006.png"

Figuur 3.3: Sfeerimpressie bouwplan

Het project is door de welstandcommissie getoetst aan de bepalingen van de welstandsnota van de gemeente Emmen. De commissie heeft op 30 augustus 2021 positief geadviseerd. Wij nemen dit advies over. Het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, onder d van de Wabo.

Bij de omgevingsvergunning worden de volgende voorwaarden gesteld.

  • De akoestische aanpassingen aan het buurthuis conform akoestische rapport 1121-1066 van 'De Geluidpraktijk' d.d. 14 december 2020 dienen afgerond te zijn voordat de eerste woning wordt bewoond. Qua technische uitvoering kan bijlage 3 van het rapport worden aangehouden. Mocht hiervan afgeweken worden, dan zal de technische uitwerking eerst voor akkoord aangeboden moeten worden.
  • Voor de akoestische aanpassingen aan het buurthuis is een verklaring ondertekend door de eigenaren van onderhavig perceel en vertegenwoordigers van de buurtvereniging 'Bargermeer'. De kosten komen volledig voor rekening van de eigenaren van dit perceel.
  • Het geluidscherm, met een hoogte van 2 meter, tussen de woningen en het achtergelegen schoolplein dient gereed te zijn voordat de eerste woning wordt bewoond. Het geluidscherm dient geen naden en kieren te bevatten en een gewicht te hebben van minimaal 10 kg/m2. De op tekening aangegeven halfsteens muur voldoet hieraan.
  • Het advies is om de zonnepanelen in een rechthoekig vlak uit te voeren en de warmtepomp aan de achterzijde te positioneren.
  • Minimaal 3 weken voor uitvoering van de betreffende werkzaamheden dienen de volgende zaken aangeleverd te worden:
    • 1. berekeningen en tekeningen van de systeemvloeren;
    • 2. berekening en tekening van de prefab dakconstructie;
    • 3. sonderingsrapport.
  • De woningen dienen gefundeerd te worden op een voldoende draagkrachtige ondergrond. Uitgangspunten in de berekening dienen te worden herzien na aanleveren van de sonderingen.
  • De gemeentelijke boom aan de straatzijde moet, conform situatietekening WB0193_S01, blijven bestaan;
  • Voor de sloop van de sporthal dient er nog een sloopmelding ingediend te worden via www.omgevingsloket.nl, voorzien van een destructief asbestinventarisatierapport.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Archeologie

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in ruimtelijke plannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een ruimtelijke plan rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden.

Het perceel is volgens de archeologische beleidsadvieskaart gelegen in een gebied met deels hoge en middelhoge archeologische waarden op de beleidsadvieskaart van de gemeente Emmen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0007.png"

figuur 4.1: Waarde - archeologie 3: Gebieden met middelhoge of hoge archeologische waarden

Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. In Emmen zijn dit globaal het gedeelte op de Hondsrug, de beekdalen en de delen van het veengebied dat niet tot in de ondergrond zijn ontgonnen.

Voor deze categorieën is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.

Provinciale attentiegebieden: Indien een terrein/gebied met belangrijke archeologische waarden naar het oordeel van de provincie onvoldoende planologisch beschermd is, kan GS zgn. ‘archeologische attentiegebieden’ aanwijzen. Dit kan gezien worden als een zgn. reactieve aanwijzing (art. 3.8, lid 6 Wro). De aanwijzing verplicht de betreffende gemeente om het terrein/gebied binnen een door Provinciale Staten gestelde termijn in een Malta-proof bestemmingsplan op te nemen. Het betreffende perceel valt binnen een dergelijk attentiegebied.

Ondanks de archeologisch verwachtingen is het voor deze omzettinging niet nodig om een archeologisch onderzoek uit te voeren. Het project voorziet in het slopen van bestaande bouwwerken, het bouwen van nieuwe woningen en het aanleggen van verharding. Bij de bouw van de sporthal is de bodem al dusdanig geroerd. De nieuwe woningen worden voor het overgrote deel gebouwd binnen de contouren van de sporthal.

Indien er bij de uitvoering van werkzaamheden onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze conform de Monumente nwet 1988 artikel 53 & 54 direct te worden gemeld bij de gemeente Emmen.

4.2 Ecologie

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden).

De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Soortenbescherming

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten. Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen.

4.2.1 Onderzoek en conclusie

Omdat het project voorziet in het slopen van de bestaande sporthal en vervangende nieuwbouw is het uitvoeren van een flora- en faunaonderzoek noodzakelijk geacht. Ten behoeve van de uitvoering van het plan is door het bureau Jansen&Jansen Groenadviesbureau een flora en faunaonderzoek uitgevoerd. De rapportage is als Bijlage 5 bijgevoegd bij deze ruimtelijke onderbouwing.

Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Emmen. Het plangebied maakt onderdeel uit van een cluster met publieke gebouwen die wordt omgeven door een woonwijk. De omgeving van het plangebied is tamelijk groen van karakter; er zijn verschillende bosschages, veldjes en tuinen. Het plangebied ligt in een laanstructuur met oude bomen. Het plangebied zelf bestaat uit een oude gymzaal en het omliggende terrein. Het omliggende terrein bestaat uit verharding en bosschages.

De conclusie van het onderzoek luidt:

  • Overtreding van de Wet natuurbescherming bij uitvoering van de ruimtelijke plannen kan redelijkerwijs worden uitgesloten;
  • De werkzaamheden kunnen uitgevoerd worden conform de projectplanning*;
  • *Wel moet rekening gehouden worden met de mogelijke aanwezigheid van nesten van algemene broedvogels, zoals merels, in de bosschages en klimplanten in het plangebied. Actieve nesten van vogels zijn altijd beschermd door de Wet natuurbescherming. Om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen mag de beplanting in het plangebied (inclusief de klimplanten) alleen buiten het broedseizoen worden verwijderd.

Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren. Daarbij geldt voor alle bouwactiviteiten dat er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden, waardoor:

  • de aanvang van de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

Gelet op de uitkomsten van het onderzoek is nader onderzoek niet nodig.

4.3 Milieu

4.3.1 Vormvrije m.e.r.

In voorliggend bouwplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) hoeft geen (vormvrije) m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.

4.3.2 Bodem

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

In het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is overeenkomstig de NEN 5740+A1 de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld.

Aanleiding tot de uitvoering van dit verkennend milieukundig bodemonderzoek vormt de geplande sloop van de bestaande bebouwing en nieuwbouw van woningen op de onderzoekslocatie.

Conclusie van het onderzoek is dat op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie vrij is van bodemverontreiniging. De onderzoeksresultaten stemmen overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese “onverdacht” wordt aangenomen. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er geen beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden.

Het Verkennend bodemonderzoek is toevoegd als Bijlage 6.

4.3.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrens- waarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.3.3.1 Geluidsbronnen in en nabij het perceel

Bij de gemeente Emmen is een aanvraag binnen gekomen voor het realiseren van 4 woningen aan de Winkelakkers 4 in Emmen. In verband met de te realiseren nieuwbouw is een planologische procedure (wijzigen van het bestemmingsplan om nieuwbouw op deze locatie mogelijk te maken) nodig. Het plangebied ligt binnen de invloedsfeer van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai. In de directe omgeving liggen tevens een aantal solitaire inrichtingen. Op grond van de te volgen planologische procedure is de Wet geluidhinder van toepassing. Tevens is het voor een goede ruimtelijke ordening wenselijk het aspect geluid te beschouwen. Hiervoor is door Avenue Adviseurs onderzoek verricht, zie Bijlage 7. In het advies geluid bij zaak Z2020-00004770 is hierover reeds geadviseerd door de RUD.

Spoorweglawaai en wegverkeerslawaai

Het plan ontmoet vanwege spoorweglawaai en wegverkeerslawaai geen bezwaren.

Industrielawaai

Vanwege industrielawaai zijn er wel voorwaarden en zijn hogere waarden nodig. Het college van B&W van de gemeente Emmen dient te worden verzocht voor de nieuw te realiseren vier woningen hogere waarden, zoals in de hieronder weergegeven tabel vast te stellen.

Geluidsbron   Omschrijving   Hogere waarde  
industrielawaai Bargermeer   begane grond en eerste verdieping oost- en zuidgevel 4 woningen Winkelakkers   55dB(A)*  
  tweede verdieping oost- en zuidgevel 4 woningen Winkelakkers   Niet mogelijk*  

* Deze hogere waarde geldt op de begane grond en eerste verdieping. Op de tweede verdieping mogen geen geluidsgevoelige ruimten zijn of deze moeten als dove gevel worden uitgevoerd.

Solitaire inrichtingen

Wat betreft de solitaire inrichtingen blijkt dat de supermarkt geen beperkingen heeft voor het plan.

De basisschool en het buurthuis voldoen niet aan het toetsingskader. Voor deze twee inrichtingen is een aanvullend akoestisch onderzoek verricht. Het betreft de volgende twee akoestische onderzoeken van de Geluidpraktijk:

  • 1. “Akoestisch onderzoek Buurthuis 't Bargermeertje” met projectnummer 1121-1066 van 14 december 2020 (Bijlage 8);
  • 2. “Aanvullend akoestisch onderzoek geluidscherm OBS Meester Vegter” met projectnummer 1121-1066 van 17 december 2020 (Bijlage 9) .

Buurthuis

Uit het aanvullend akoestisch onderzoek blijkt dat in de huidige situatie, zonder maatregelen, niet voldaan wordt aan het toetsingskader op de nieuw te bestemmen woningen. De overschrijding wordt veroorzaakt door het dak van zaal 1. Na het toepassen van een aanvullend isolatiepakket aan het dak, waarbij er een extra geluidisolatiewaarde van minimaal 10 dB wordt behaald, wordt op alle woningen voldaan aan het toetsingskader. Voor de gehanteerde uitgangspunten en de maatregel wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek. De gehanteerde uitgangspunten en de maatregel moeten vastgelegd worden. Wellicht moet het buurthuis een melding Activiteitenbesluit doen.

School

Uit het aanvullend akoestisch onderzoek blijkt dat in de huidige situatie, zonder maatregelen, niet voldaan wordt aan het toetsingskader op de nieuw te bestemmen woningen. De overschrijding wordt veroorzaakt door het stemgeluid van kinderen op het schoolplein. Na het realiseren van een geluidscherm op de erfgrens, met een lengte van circa 35 meter en een hoogte van 2 meter boven maaiveld, wordt op alle woningen voldaan aan het toetsingskader. Het scherm moet over voldoende massa beschikken en mag geen kieren en naden hebben. Voor de gehanteerde uitgangspunten en de maatregel wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek. De gehanteerde uitgangspunten en de maatregel moeten vastgelegd worden. Wellicht moet de school een melding Activiteitenbesluit doen.

4.3.3.2 Conclusie akoestisch onderzoek

Geconcludeerd kan worden wordt dat, na het vastleggen van hogere waarden en met inachtneming van de uitgangspunten en de te nemen maatregelen, de 4 nieuwe woningen ruimtelijk in te passen zijn. Er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder en een goede ruimtelijke ordening ten aanzien van het milieuaspect geluid.

4.3.4 Lucht

De wijze van berekening van de concentraties luchtverontreinigende stoffen is vastgelegd in de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

4.3.4.1 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

NIBM-grens voor woningbouwlocaties  (voorschrift 3A.2 Regeling NIBM): 3% criterium:

  • 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg
  • 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

De realisatie van de 4 woningen ter vervanging van een sporthal is een project dat 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Omdat er verder geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

4.3.5 Externe veiligheid

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 van kracht werd, verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het Bevi.

Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van Veiligheidsregio Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi). Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.

4.3.5.1 Bevi-inrichtingen binnen en buiten het plangebied

Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van zogenoemde Bevi-bedrijven. Er zijn binnen en in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen. Buiten het plangebied bevinden zich enkele Bevi inrichtingen die op voldoende afstand van de locatie gelegen zijn, zodat die er geen direct beperkende invloed op uitoefenen. Zie onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0008.png"

4.3.5.2 Buisleidingen

Het plangebied en de omgeving is geïnventariseerd op de aanwezigheid van buisleidingen. Er zijn binnen en in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen gelegen die van invloed kunnen zijn op de realisatie van woningen binnen het plangebied.

4.3.5.3 Route gevaarlijke stoffen

Ten oosten van het plangebied voert de spoorlijn waarover gevaarlijke stoffen vervoerd worden in het kader van Externe Veiligheid. De 10-6 PR contour ligt niet over (beperkt) kwetsbare bestemmingen of geprojecteerd (beperkt) kwetsbare bestemmingen. De Regeling Basisnet geeft aan dat er van transport van brandbare vloeistoffen sprake is, waarvan het invloedsgebied tot 35 meter vanaf het spoorlijn reikt. De locatie valt ruim buiten dit invloedsgebied en derhalve is er geen beperkende werking of advies verantwoording groepsrisico noodzakelijk.

Onder de toekomstige Omgevingswet is er sprake van een brandaandachtsgebied van 30 meter aan beide zijden van het spoor. Deze reikt ook niet aan of over de bestemde locatie. Zie onderstaande figuur.afbeelding "i_NL.IMRO.0114.Zaak73010-V701_0009.png"

Ten aanzien van weg en water zijn er geen relevante risico's die norm overschrijdend zijn. De in 2007 in de Gemeente Emmen vastgestelde routering gevaarlijke stoffen heeft geen invloed op het plangebied.

Ten aanzien van de risico-contouren heeft de RUD aangegeven dat het huidige invloedsgebied op 35 meter vanaf de spoorlijn ligt. De geprojecteerde blauw gestippelde lijn komt daarmee te vervallen. Tevens dat de rode lijn de toekomstige brandaandachtsgebied is onder de Omgevingswet (BKL).

4.3.5.4 Hoogspanningslijnen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen gesitueerd die nadelig op het plangebied kunnen werken.

4.3.5.5 Gegevens ten behoeve van nadere inrichting en ontwikkeling in het plangebied

Binnen en nabij het plangebied zijn geen bedrijven, transportroutes en buisleidingen gelegen waarbij rekening moet worden gehouden met het aspect externe veiligheid. Zodra plannen ontwikkeld worden dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen op de inrichting en ontwikkeling van het gebied. Hiervoor zijn de volgende zaken van belang:

1. Voor het bestrijden van een brand is de brandweer afhankelijk van een goede bluswatervoorziening. Conform de Wet op de Veiligheidsregio's moet een gemeente zorgen voor een openbare bluswatervoorziening. Bij locaties waar geen toereikende openbare bluswatervoorziening kan worden aangelegd, zal de eigenaar moeten zorgen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening in overleg met de brandweer. Vanaf 1 januari 2014 maakt de brandweer gebruik van tankautospuiten en tankwagens, aangevuld met vulpunten voor de tankwagens als primaire bluswatervoorziening. Er hoeven ten behoeve van deze ontwikkeling geen vulpunten bijgeplaatst te worden.

2. Het plangebied valt binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringstelsel. Dit is conform de handleiding voor het WAS systeem (HAVOS) dat het buiten de dekking valt. Op grond van de Wet op de veiligheidsregio's (okt. 2010) is de Veiligheidsregio Drenthe, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Met betrekking tot het Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS) is het voornemen van de minister van Veiligheid en Justitie dat deze per 2022 worden uitgefaseerd. In de toekomst wordt bij grote rampen alarm geslagen via onder meer calamiteitenzenders, geluidswagens, NL-Alert en sociale media. Het voordeel van deze communicatiemiddelen is dat ze veel gerichter kunnen worden ingezet.

3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdiensten direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet aan deze vereisten. De locatie is via de Noordbargerstraat of via de Bargermeerweg bereikbaar.

4. Het dekkingsplan van Veiligheidsregio Drenthe is vastgesteld in december 2013. Hierin staat beschreven dat het brandverloop tegenwoordig zo snel verloopt, dat drie zaken zeer belangrijk zijn om slachtoffers te voorkomen: het voorkomen van brand, het ontdekken van brand en het vluchten bij brand. Bij het vluchten bij brand heeft men een eigen verantwoordelijkheid of is men aangewezen op de BHV-organisatie. De brandweer heeft in beginsel als taak het houden van een brandscheiding ter voorkoming van branduitbreiding en het beschermen van (niet-zelfredzame) personen achter die scheiding. Desondanks dat een woning bij een brand als verloren kan worden beschouwd, wordt geadviseerd de brandveiligheidsmaatregelen op elkaar af te stemmen:

  • bouwkundige voorzieningen, bijv. een extra brandwerende scheiding tussen woning en garage. Er dient extra aandacht te worden besteed aan het voorkomen van brandoverslag vawege de kleine percelen en het dicht op elkaar bouwen;
  • installatietechnische voorzieningen, bijv. woningrookmelders - woningsprinklers;
  • organisatorische voorzieningen, bijv. vluchtplan voor de bewoners;
  • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen;
  • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal;
  • zelfredzaamheid van de aanwezigen, toepassen veilige vluchtroutes.

4.3.5.6 Conclusie

In het kader van regelgeving in relatie tot Externe Veiligheid zijn er geen belemmeringen voor het realiseren van de twee-onder-één-kapwoningen op deze locatie.Het invloedsgebied van deze spoorlijn, waarbinnen het groepsrisico dient te worden verantwoord, ligt op circa 35 meter vanaf de spoorlijn. De grootte van het invloedsgebied is gebaseerd op het transport van maximaal 500 ketelwagons met brandbare vloeistoffen per jaar. De projectie van de 4 woningen op locatie Winkelakkers 4 ligt ruimschoots buiten het invloedsgebied van het spoor, waardoor het plan geen gevolgen heeft voor het groepsrisico. Een verdere verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet nodig. In de omgeving van het ruimtelijk plan zijn geen andere risicobronnen aanwezig die invloed hebben op het plangebied.

4.4 Waterparagraaf

4.4.1 Inleiding

Uitgangspunt bij een watertoets is dat bij een bouwplan moet worden voorkomen dat grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat en de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater niet negatief wordt beïnvloed.
In deze waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling aan De Winkelakkers is ingericht en of fysieke omstandigheden voor het gebied gelden en of speciale functies voor het plangebied gelden. Naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan en de stedelijke wateropgave heeft het het wateradvies van het waterschap een duidelijke plaats gekregen.

4.4.2 Ligging plangebied

Het perceel De winkelakkers 4 te Emmen is gelegen in de woonwijk Noordbarge. Het bouwplan betreft het omzetten van een gymzaal (sporthal) naar 2 dubbele woningen. Het bouwplan betreft nagenoeg geen toename van verhard oppervlakte. Vooraf is contact gezocht met het waterschap.

4.4.3 Waterhuishouding

Het perceel ligt in het stroomgebied Rijn- Oost en valt onder het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Waterbeheerplan van waterschap Velt en Vecht en in het waterplan van de gemeente Emmen.

Het verharde oppervlak neemt door de realisatie van het plan nagenoeg niet toe. De te realiseren woningen kunnen aangesloten worden op het bestaande vuilwaterstelsel (dwa) en dit stelsel kan de eventueel extra hoeveelheden wel aan in de nieuwe situatie. Het regenwater wordt apart afgevoerd.

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

4.4.4 Afvoer van water

Het beleid van de gemeente Emmen en het waterschap is gericht op afkoppelen van hemelwater van de riolering en te lozen op oppervlaktewater of zo mogelijk te laten infiltreren in de bodem. Op deze manier wordt waar mogelijk geprobeerd extra ruimte voor water te maken. Ook wordt om wateroverlast te voorkomen naar extra afvoermogelijkheden gezocht. Probleem wat optreedt bij diverse initiatieven, is dat een deel van het gebied in een grondwaterbeschermingsgebied ligt. Infiltreren is daarom niet altijd toegestaan. Vanwege de grote hoeveelheid verharding in het centrum en de beperkte mogelijkheden om water in het plangebied te bergen wordt een robuuste bergingsvoorziening als het meest kansrijk gezien voor Kern Emmen te samen met waterafvoer voor de wijken Angelslo, Bargermeer Noord, Nieuw-Dordrecht, een deel van Barger-Oosterveld en de gehele Werkas Emmen.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt het hemelwater gescheiden gehouden van afvalwater en ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem en/of (vertraagd) afgevoerd naar naar oppervlaktewater.

4.4.5 Wateradvies waterschap

Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding. Voor dit plan is de korte watertoetsprocedure van toepassing. Hierover is contact geweest met het Waterschap. In het plan wordt ernaar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

4.4.5.1 Watertoets

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en opeen evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteitn(veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

Waterbeleid

De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Aan alle oppervlaktewateren in een stroomgebied worden kwaliteitsdoelen gesteld die in 2015 moeten worden bereikt. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen).

Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen. Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2016-2021. De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn waterveiligheid, klimaatbestendigheid omgeving en ruimte voor waterberging. Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.Op gemeentelijk niveau zijn het in overleg met Waterschap Vechtstromen opgestelde gemeentelijk Waterplan en het gemeentelijk Rioleringsplan van belang bij het afwegen van waterbelangen in ruimtelijke plannen.

Watersysteem

In het waterbeheer van de 21e eeuw worden duurzame, veerkrachtige watersystemen nagestreefd. Dit betekent concreet dat droge perioden worden doorstaan zonder droogteschade, vissterfte en stank, en dat in natte perioden geen overlast optreedt door hoge grondwaterstanden of inundaties vanuit oppervlaktewateren. Problemen worden niet afgewenteld op andere gebieden of latere generaties. Het principe "eerst vasthouden, dan bergen, dan pas afvoeren" is hierbij leidend. Rijk, provincies en gemeenten hebben in het Nationaal Bestuursakkoord Water doelen vastgelegd voor het op orde brengen van het watersysteem.

Afvalwaterketen

Het zoveel mogelijk scheiden van vuil en schoon water is belangrijk voor het bereiken van een goede waterkwaliteit. Door te voorkomen dat grote hoeveelheden relatief schoon hemelwater door rioolstelsels worden afgevoerd, neemt het aantal overstorten van verontreinigd rioolwater op oppervlaktewater af en neemt de doelmatigheid van de rioolwaterzuivering toe. Hierdoor verbetert zowel de kwaliteit van oppervlaktewateren waarop overstorten plaatsvinden als de kwaliteit van het effluent ontvangende oppervlaktewater. Indien het schone hemelwater door middel van infiltratie in het gebied wordt vastgehouden alvorens het wordt afgevoerd naar oppervlaktewater, draagt dit bovendien bij aan de duurzaamheid van het watersysteem. Vandaar dat het principe "eerst schoonhouden, dan scheiden, dan pas zuiveren" een belangrijk uitgangspunt is bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst.

Wateraspecten plangebied

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienenwaterdicht te zijn. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

 

Hoofdstuk 5 Maatschappelijke betrokkenheid

Op de gevraagde vergunning is de uitgebreide procedure van toepassing.

De terinzagelegging van de ontwerpbesluiten (bouw en hogere grenswaarden) met deze ruimtelijke onderbouwing is op dinsdag 8 maart 2022 gepubliceerd op de gemeentelijke pagina, in de plaatselijke krant en het Gemeenteblad. De stukken zijn ook geplaatst op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Met ingang van woensdag 9 maart 2022 heeft het ontwerp van de vergunning Bijlage 2 met het ontwerpvesluit hogere grenswaarden Bijlage 1 voor zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend. De Provincie Drenthe Bijlage 11 en de Veiligheidsregio Drenthe Bijlage 12 hebben gereageerd en aangegeven dat zij akkoord zijn met deze ontwikkeling en zich kunnen vinden in de inhoud van deze ruimtelijke onderbouwing. De Verleende vergunning voor dit project is als bijlage toegevoegd. De stukken zijn na verlening van de vergunning ter inzage gelegd en bekend gemaakt. Deze ruimtelijke onderbouwing is tevens digitaal geplaatst op www.ruimtelijkeplannen.nl.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De planonwikkelingskosten komen geheel voor rekening van de aanvrager van de omgevingsvergunning. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid voldoende geborgd. Er is een planschadeovereenkomst gesloten met initiatiefnemer, de kosten van de ruimtelijke procedure worden in rekening gebracht door middel van de inning van leges.