direct naar inhoud van Regels
Plan: Emmen Centrum Noord, Facetbestemmingsplan Cultuurhistorie
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2020021-B702

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen Centrum Noord, Facetbestemmingsplan Cultuurhistorie met identificatienummer NL.IMRO.0114.2020021-B702 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bestaand:
  • a. het beeld, de karakteristiek, het gebruik en/of (onderdelen van) bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanweaig zijn en bouwwerken die op dat tijdstip in uitvoering zijn, dan wel kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
1.6 boom;

een houtachtig, opgaand en overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 30 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

1.7 delen van gebouwen;

delen van gebouwen zoals schoorstenen, balkons, toegangsportalen, en gevelindeling; hieronder zijn niet begrepen dakgoten, kozijnen en plinten en dergelijke;

1.8 gewoon onderhoud en herstel;

activiteiten die gericht zijn op het behoud van een bouwwerk waarbij vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen;

1.9 herplantplicht;

de plicht tot het planten van een houtopstand teneinde het verlies van een al dan niet met ontheffing gevelde houtopstand te compenseren;

1.10 kappen;

het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

1.11 karakteristieke gebouwen;

gebouwen of delen van gebouwen die kunnen worden beschouwd als een onderdeel van het cultureel erfgoed vanwege hun architectonische- en/of kunsthistorische waarde, stedenbouwkundige of ensemble waarde, cultuurhistorische waarde, gaafheid en/of herkenbaarheid of zeldzaamheid;

1.12 monumentale boom;

bijzondere beschermwaardige boom met een relatief hoge leeftijd (ongeveer 80 jaar) met een bijzondere waarde of een bijzondere functie voor de omgeving, met een verwachte levensduur van tenminste 15 jaren;

1.13 rooien;

het geheel verwijderen van het boven- en ondergrondse deel van de houtopstand;

1.14 vellen;

rooien, kappen; verplanten; het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ernstige ontsiering van de houtopstand ten gevolge kan hebben.

1.15 waardevolle boom;

een boom die minimaal 50 jaar oud is, die in goede conditie verkeert, karakteristiek is voor zijn soort en waarbij de boom medebepalend is voor het karakter en/of beeld van zijn omgeving. Een herdenkingsboom wordt ook als waardevolle boom aangemerkt;

1.16 slopen;

het afbreken of weghalen van gebouwen of onderdelen van gebouwen.

Artikel 2 Van toepassingverklaring

Dit bestemmingsplan is een aanvulling op de bestemmingsplannen die gelden in binnen het in de verbeelding opgenomen gebied. Het bepaalde in deze bestemmingsplannen blijft van toepassing, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van bepalingen de bepalingen van voorliggend bestemmingsplan voorgaan op de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

Dit bestemmingsplan is niet van toepassing op rijksmonumenten zoals bedoeld in de Erfgoedwet en op gemeentelijke monumenten, zoals aangewezen op grond van de gemeentelijke Monumentenverordening. Voor zover reeds een sloopvergunning noodzakelijk is op grond van de Wabo (artikel 2.1, lid 1, sub h of 2.2, lid b) geeft dit plan slechts een aanvulling van toetsingseisen ter verlening van een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Waarde - Ruimtelijke kwaliteit

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:

  • het aanwezige straat-, bebouwings- en/of landschapsbeeld ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke ensemble';
  • de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • de monumentale waarde van gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke vorm van waarde - gemeentelijk monument';
  • monumentale en waardevolle bomen ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Karakteristieke panden en ensembles

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' voor het bouwen van hoofdgebouwen en in Bijlage 1 Catalogus objecten genoemde andere bouwwerken, dat de karakteristieke hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogten, de kapvorm, nokrichting, gevelindeling en oppervlakte van gebouwen en van andere bouwwerken, dient te worden gehandhaafd alsmede de bestaande ligging. Deze plicht geldt niet als het gebouwen of bouwwerken betreft waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele gebouw is verleend en de sloop is uitgevoerd.

3.2.2 Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten

Ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' en 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument' zijn de bouwwerken wettelijk beschermd op grond van de Erfgoedwet en Monumentenverordening.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm, nokrichting, de gevelindeling, oppervlakte, of andere karakteristiek en/of de ligging van de bouwwerken wordt gewijzigd, mits: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk, waarbij de verbouwingen of nieuwbouw in ieder geval moeten passen bij de architectuur en vormgeving van het bestaande bouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande bouwwerk.

3.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde
3.4.1 Verbod op slopen zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakterstiek' hoofdgebouwen of delen daarvan en de in Bijlage 1 Catalogus objecten genoemde andere gebouwen en bouwwerken, of delen daarvan te slopen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ensemble' hoofgebouwen te slopen.
3.4.2 Voorwaarden vergunningverlening

Karakteristiek

  • a. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 voor het slopen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' van (delen van) hoofdgebouwen en andere bouwwerken zoals genoemd in Bijlage 1 Catalogus objecten, wordt slechts verleend indien:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm van het bouwwerk niet langer aanwezig is en alleen met ingrijpende wijzigingen aan het gebouw of ander bouwwerk, kan worden hersteld; en/of
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet is te handhaven; en/of
    • 3. het delen van een gebouw of ander bouwwerk, betreffen die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop van deze delen geen onevenredige aantasting van de kararakteristieke hoofdvorm plaatsvindt; en/of
    • 4. het delen van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, betreffen die wel als karakteristiek zijn aan te merken, maar dele delen worden vervangen door gelijkwaardige karakteristieke delen.
  • b. In het geval dat sloop van volledige gebouwen of andere bouwwerken mogelijk is, dient de aanvraag om sloopvergunning tevens te worden voorzien van:
    • 1. een door burgemeester en wethouders goedgekeurd plan voor de herinrichting van de locatie ten behoeve van het behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
    • 2. een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering waarmee de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie is vastgelegd.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 wordt uitsluitend verleend als er garantie bestaat voor een goede herinvulling binnen redelijke termijn na de sloop van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt hersteld.

Ensemble

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 wordt voor hoofdgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ensemble' slechts verleend indien:

  • a. de sloop niet leidt tot achteruitgang van de kenmerkende waarden van een gebied, zodanig dat het stedenbouwkundig beeld onevenredig wordt aangetast;
  • b. de aanvraag om vergunning is voorzien van:
    • 1. een door burgemeester en wethouders goedgekeurd plan voor herinrichting van de locatie waaruit blijkt dat het kenmerkende stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast;
    • 2. een schriftelijke verklaring en planning van de uitvoering waarmee de uitvoering van de sloop en herinrichting van de locatie is vastgelegd.
3.4.3 Uitzondering

Het gestelde onder 3.4.1 is niet van toepassing op:

  • a. gewoon onderhoud en herstel;
  • b. de noodzakelijke sloop van gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of delen daarvan, ter voorkoming van instortingsgevaar in geval er sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing of percelen;
  • c. gebouwen of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of delen daarvan, waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het volledige bouwwerk is verleend;
  • d. inpandige delen van een gebouw.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een waardevolle of monumentale boom ter plaatse van de aanduiding 'monumentale boom' te vellen of te doen vellen.
  • b. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:
    • 1. een beschermde boom die moet worden geveld krachtens de Planteziektenwet of krachtens een aanschrijving van het college;
    • 2. het periodiek knotten of kandelaberen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;
    • 3. dunning van een houtopstand als uitvoering van het regulier onderhoud, waarbij de stamtalreductie maximaal 30% bedraagt.
  • c. De aanvraag van de sub a genoemde omgevingsvergunning moet gemotiveerd gebeuren en onder bijvoeging van een situatieschets, met daarop een locatieaanduiding van de te kappen boom/bomen of houtopstand, worden aangevraagd door of namens, dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
  • d. Een omgevingsvergunning voor het vellen van een monumentale en/of waardevolle boom kan uitsluitend worden verleend, indien:
    • 1. een zwaar maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van de monumentale boom, en alternatieven voldoende zijn onderzocht, of
    • 2. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduidingen 'karakteristiek', 'specifieke bouwaanduiding - ensemble' of 'monumentale boom' verwijderen indien voldoende duidelijk is dat een bouwwerk of deel van een bouwwerk of gebied niet of niet meer als karakteristiek dan wel een boom niet meer als monumentaal of waardevol kan worden beschouwd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen Centrum Noord, Facetbestemmingsplan Cultuurhistorie.

Bijlagen bij de regels