Erica, Havenstraat 56-58 (gezondheidscentrum)    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Inleidend hoofdstuk     

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan     

Op de locatie van het plangebied staat bebouwing van een voormalig autogaragebedrijf. Het bedrijf is gestopt en initiatiefnemers hebben plannen voor een herontwikkeling op deze locatie. Het pand en perceel is aan verpaupering onderhevig en gezien de ingezette centrumontwikkeling een doorn in het oog in het verder opgeknapte centrumgebied van Erica. Het terrein wordt ontwikkeld door initiatiefnemer zodat het gebied een meer representatieve invulling geeft aan het centrumgebied van Erica.

De planontwikkeling omvat de bouw van een medisch gezondheidscentrum in twee bouwlagen. In het gebouw komen functie voor fysiotherapie, apotheek en huisartsenpraktijk. Dit bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum)’ heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan eenvoudiger en beter handhaafbaar moet zijn.

1.2 Ligging plangebied     

Het plangebied van het bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum)’ ligt ten noorden van het centrum van Erica (zie figuur 1-1).

verplicht

Het plangebied bevindt zich op de locatie van de voormalige autogaragebedrijf Harry Hendriks. Het plangebied grenst op de hoek aan de Havenstraat en Duikerstraat.

Rondom het plangebied zijn overwegend woningen aanwezig. Op grotere schaal zijn scholen, een zwembad en ten zuiden van het plangebied overige centrumfuncties, zoals winkels, café en maatschappelijke functies gelegen.

verplicht

1.3 Huidige planologische regelingen     

Het voorliggende bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 -58 (gezondheidszorgcentrum)’ vervangt gedeeltelijk het vastgestelde bestemmingsplan ‘Erica’. Binnen het huidige bestemmingsplan zijn de gronden niet bestemd voor gezondheidscentrum en aanverwante (maatschappelijke) functies, maar voor Bedrijfsdoeleinden (B-2), met daarbij een aanduiding ten behoeve van een bedrijfswoning.

De planontwikkeling omvat het bouwen en gebruiken van een gezondheidszorgcentrum. De planontwikkeling past niet binnen de voorschriften van het geldende bestemmingsplan en is daarom in strijd met het bestemmingsplan. Medewerking is mogelijk via een herziening van het bestemmingsplan om het gewenste project mogelijk te maken.

verplicht

Ook zijn op de gronden de bestemmingplannen "Parapluplan Standplaatsen" en "Paraplu Parkeernormen gemeente Emmen" van toepassing. In de laatstgenoemde bestemmingsplan zijn regels opgenomen die bepalen dat rekening moet worden gehouden met de actule parkeernormen en normen voor laad- en losplaatsen zoals vastgelegd in het gemeentelijke beleid hoeft bij een beleidswijzging het bestemmingsplan niet opnieuw te worden aangepast. Paragraaf 2.1.3 en 4.5 gaat hier nader op in.

1.4 Opzet bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek     

Ten behoeve van het opstellen van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven. De conclusies uit de verschillende onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan zijn de volgende onderzoeken verricht:

  • AERIUS-berekening (opgenomen als Bijlage 1);
  • Ecologisch QuickScan (opgenomen als Bijlage 2);
  • Verkennend bodemonderzoek EcoReest (opgenomen als Bijlage 3);
  • Verkennend bodemonderzoek Sigma Bouw en Milieu (opgenomen als Bijlage 4);
  • Reactie RUD op verkennend bodemonderzoek (opgenomen als Bijlage 5);
  • Aanvullend milieukundig bodemonderzoek door Sigma Bouw en Milieu (opgenomen als Bijlage 6);
  • Nadere reactie RUD op aanvullend bodemonderzoek (opgenomen als Bijlage 7);
  • Akoestisch onderzoek (opgenomen als Bijlage 8);
  • Watertoets (opgenomen als Bijlage 9);
  • Reactie waterschap (opgenomen als Bijlage 10);
  • Nadere reactie waterschap (opgenomen als Bijlage 11)
  • Vormvrije m.e.r.-aanmeldnotitie (opgenomen als Bijlage 12)
  • Besluit geen m.e.r. nodig (opgenomen als Bijlage 13);
  • Reactie vooroverleg provincie Drenthe (opgenomen als Bijlage 14);
  • Reactie vooroverleg VRD (opgenomen als Bijlage 15).

Hoofdstuk 2 Beleid     

Binnen het ruimtelijk werkveld is door de verschillende overheidslagen veel beleid opgesteld. Middels dit beleid is getracht richting te geven aan de inrichting en het beheer van de openbare ruimte.

Getoetst wordt of het plan past binnen het vigerende planologisch kader en binnen het ruimtelijk beleid van de verschillende overheidslagen. In dit hoofdstuk staat een overzicht van het van toepassing zijnde beleid in relatie tot de gewenste ontwikkelingen van de initiatiefnemer.

2.1 Gemeentelijk beleid     

2.1.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef     

De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld door de raad. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld in de raadsvergadering van september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald. Voor het bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum)’ is vooral het thema Werken van belang.

2.1.2 Actieplan Zorglandschap 2019 - 2022     

In het collegeprogramma 2018-2022 is bij paragraaf 6.2.5 ‘Gezondheidszorg dichtbij en nabij’ opgenomen: ‘Vanuit onze rol als verbinder tussen inwoners en zorgaanbieders ontwikkelen we een programma-aanpak om de verandering /transformatie in het zorglandschap samen met aanbieders en partners vorm te geven’.

In dit ‘Actieplan Zorglandschap 2019-2022’ wordt deze programma aanpak beschreven. De doelstelling van het Actieplan Zorglandschap 2019-2022 is: Goede en bereikbare gezondheidszorg voor onze inwoners.

Relatie met het project

In Erica gaan partijen in de zorg samen een centraal gelegen Medisch Centrum Erica bouwen op de hoek van Havenstraat en Duikerstaat. Het gaat om Huisartsenpraktijk Eisenga & Poorts, Fysiotherapie Hemel en Apotheek Erica. Momenteel zijn deze zorgpartijen verspreid in het dorp gevestigd.

  1. Door de realisering van een medisch centrum wordt huisartsenzorg in volle omvang, apotheek en fysiotherapie samengevoegd waardoor betere vormen van samenwerking ontstaan. Dit biedt kansen die nodig zijn om huisartsenzorg te kunnen blijven behouden en om noodzakelijk wijzigingen in vormgeving van zorg en invulling daarvan te kunnen doorvoeren.
  2. Door de centralisering, uitstraling en grootte van het gebouw zullen ook partijen als thuiszorg, GGD (b.v. consultatiebureau), logopedie, podotherapie, diëtiste, maatschappelijk werk etc. in het pand zorgactiviteiten gaan ontplooien.
  3. Door bundeling zal er aantrekkingskracht zijn voor werkgelegenheid. Hiermee is behoud en uitbreiding van huisartsenzorg en andere zorg (ook naar de toekomst) beter gegarandeerd.

Met een medisch centrum denken we ook een aantrekkelijke partij te zijn en ruimte te hebben voor (fysieke) samenwerking met de 2e lijn (ziekenhuiszorg). Gedacht wordt bijv. aan gezamenlijke spreekuren met specialisten (zoals orthopedie, dermatologie). Wellicht is in een 2e fase verdergaande verplaatsing van ziekenhuiszorg mogelijk.

Door gezamenlijke spreekuren (o.a. huisarts/fysiotherapeut) kan de kwaliteit van zorg en expertise verhoogd worden waardoor naar verwachting minder (cq gerichter) verwijzingen naar ziekenhuizen zullen ontstaan. Ook farmaceutische zorg is beter af te stemmen doordat de apotheek in het medisch centrum participeert.

Door (het organiseren van) gezamenlijke (preventieve) activiteiten samen met partijen in het sociale domein / welzijn kan de ervaren ziektelast verlaagd worden waardoor de behoefte aan zorgconsumptie naar verwachting af kan nemen. Hierdoor ontstaat ruimte voor kunnen continueren van huisartsenzorg en in te spelen op ontwikkelingen zoals substituties uit de 2e lijn.

Zoals bekend is het in gebieden als ZO-Drenthe momenteel (en de komende jaren zal dat niet anders zijn) moeilijk om huisartsen en ondersteunend personeel (o.a. assistentes, praktijkondersteuners) te vinden. In Erica zijn in 2019 en 2020 2 van de 4 werkzame huisartsen vertrokken. Dit zal naar ook gebeuren in de omliggende dorpen.

Het is niet meer de ambitie van ‘nieuwe’ huisartsen om zelf praktijkhouder te zijn. Naar verwachting zal door taakherschikking in een groot medisch centrum een andere invulling gegeven kunnen worden aan de (huisartsen)zorg. Bijvoorbeeld door inzet van physician assistants die niet complexe zorg van huisartsen kunnen overnemen. Daarnaast kent de huisartsenpraktijk naaste een team doktersassistentes o.a. praktijkondersteuners somatiek (o.a. diabeteszorg, COPD-zorg en zorg rond hart- en vaatziekten) en praktijkondersteuners GGZ (o.a. psychosociale problematiek als angst, depressie en overspannenheid/burn-out).

De verwachting is dat met de realisering van het Medisch Centrum Erica er een aantrekkelijke partij komt voor (parttime) huisartsen. In dat geval zou ook huisartsenzorg in de directe omgeving tot de mogelijkheden kunnen behoren als er in omliggende dorpen uitval van huisartsenpraktijken zou ontstaan.

  1. Mogelijk zijn er voor de verdere vormgeving van bovenstaande veranderingen/verschuivingen nodig. In het ontwerp van het gebouw is er rekening mee gehouden dat er nog een uitbreiding als 2e verdieping op de vleugel kan worden gerealiseerd (zie impressie fase 2). Deze bouwkundige flexibiliteit vergroot de toekomstbestendigheid van het gebouw.
  2. Gelet op de ervaringen tijdens de huidige pandemie wordt bij de inrichting rekening gehouden met de scheiding van toegang, ruimtes (o.a. m2), gescheiden publiek / gebruikers / patiëntenstromen en vormgeving van zorgactiviteiten (fysiek als het moet, zorg op afstand als het kan). De verwachting is dat er minder mensen naar de huisartsenpraktijk komen. Er zal een (geleidelijke) toename zijn van zorg op afstand. Tevens is het te verwachten dat een belangrijk deel van de bezoekers door de locatie in het centrum van Erica per fiets of lopend zullen komen (en niet iedereen met de auto zal komen).
  3. Het ligt niet in de bedoeling (zorg)woningen of 24-uurs bedden in dit medisch centrum te gaan realiseren.

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan bij genoemde doelstelling ‘Goede en bereikbare gezondheidszorg voor onze inwoners’. Het project is niet in strijd met het Actieplan Zorglandschap 2019-2022.

2.1.3 Integrale parkeervisie     

In oktober 2017 heeft de gemeenteraad van Emmen de "Integrale parkeervisie gemeente Emmen" vastgesteld. Deze visie vervangt de parkeernota van 2010. De visie is het kader voor het bepalen van de parkeeropgave bij fysieke ontwikkelingen op alle niveaus. Het is een leidraad voor het beoordelen van de parkeeropgave van stedenbouwkundige visies & plannen voor (her-)ontwikkeling van de fysieke leefomgeving en is ook het kader dat invulling geeft aan het begrip "voldoende parkeer- of stallingsruimte dan wel voldoende laad- of losruimte in bestaande en op ontwikkeling gerichte nieuwe bestemmingsplannen. De visie bevat ten aanzien van de hoeveelheid parkvoorzieningen en het aantal los- en laadplaatsen het beoordelingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en- of wijzigen gebruik.

In het nieuwe parkeerbeleid zijn, bij het invullen van de parkeerbehoefte bij ontwikkelingen, de kengetallen zoals deze zijn vervat in de landelijke kencijfers parkeren van het CROW-leidraad, waarbij in principe wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Deze parkeerkencijfers hebben een bandbreedte: in overleg met de initiatiefnemer wordt de parkeernorm bepaald. Ook biedt het beleid ruimte om in bepaalde gevallen gemotiveerd af te wijken van de CROW-normen, om zo maatwerk te kunnen leveren, bijvoorbeeld in gevallen waarbij het autobezit lager ligt dan de norm. Voor woningbouw is daarbij aangegeven dat de parkeercapaciteit gebaseerd moet zijn op autobezit.

Met deze aanpak wil de gemeente voorkomen dat een te strak gehanteerde parkeernorm een belemmerende factor vormt bij nieuwbouw of de transformatieopgave van leegstaande winkelpanden. De gemeente doet hierbij een beroep op de initiatiefnemers van verbouw en nieuwbouwprojecten om het invullen van de parkeerbehoefte te zien als een gezamenlijke opgave.

2.1.4 Welstandsbeleid     

De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: "Loslaten wat kan, regelen wat ertoe doet".

De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld, waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd.

In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en "kwalitatief herstel" met de samenleving.

Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden.

Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw eruit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.

Het plangebied valt binnen het gebied met welstandsniveau hoog. Dit welstandsniveau geldt voor die gebieden die waardevol zijn voor de gemeente Emmen. Deze gebieden dragen in ruimtelijk opzicht in grote mate bij aan de identiteit. Criteria zijn gericht op behoud en versterking van de aanwezige hoge kwaliteiten. Bouwplannen worden beoordeeld in verhouding tot de aangrenzende bebouwing en de stedenbouwkundige impact voor de omgeving. Architectonisch relevante details, materiaal en kleur worden in samenhang met de omgeving en het bouwplan beoordeeld.

Ruimtelijke randvoorwaarden

De gemeente Emmen heeft de ruimtelijke randvoorwaarden voor de ontwikkeling van het plangebied opgesteld. Het betreft de navolgende kaders/randvoorwaarden:

  • Grotere maatschappelijke functies als deze hebben een zodanig sociaal belang en bouwkundige omvang dat zij zowel fysiek ruimtelijk als qua belevingswaarde (structuur)bepalend zijn in het weefsel van de woonkern.
  • Aanhechting aan belangrijke routes of functieclusters is daarom noodzakelijk.
  • Op deze plek houdt dit in dat het gezondheidscentrum op de hoek van de Havenstraat en de Duikerstraat geplaatst moet worden met een alzijdige verschijningsvorm/ geveluitwerking de belangrijkste gevel gekeerd naar de Havenstraat.

In paragrafen 3.5 en 3.6 wordt hier nader op ingegaan.

2.2 Provinciaal beleid     

2.2.1 Omgevingsvisie Drenthe 2018     

In oktober 2018 is de Omgevingsvisie Drenthe 2018 vastgesteld. De Omgevingsvisie Drenthe is een strategisch plan: het geeft de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing weer voor de provincie Drenthe. Het geeft het wenselijke beeld van hoe de provincie er in 2030 uit moet zien.

In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

Missie

De missie van de omgevingsvisie is de volgende:

De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Ruimtelijke ontwikkelingen

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Hieronder volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief.

Zorgvuldig ruimtegebruik

De provincie wil zorgvuldig omgaan met de beschikbare ruimte in Drenthe. Grootschalige bouwplannen en uitbreidingen in het landelijk gebied, los van bestaande bebouwingslocaties, zijn niet vanzelfsprekend. De provincie vindt dat gemeenten bij nieuwbouwplannen een werkwijze moeten hanteren die leidt tot zorgvuldig ruimtegebruik en verwijst naar de Ladder voor Duurzame verstedelijking zoals opgenomen in art. 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening.

Voorliggend plan betreft het bouwen en gebruiken van een gezondheidscentrum in het bestaand stedelijk gebied op een te herontwikkelen locatie. Het verzoek voldoet aan het provinciaal beleid. Zie voor het onderzoek naar de Ladder duurzame verstedelijking, paragraaf 2.3.2.

Verder streeft de provincie op het aantrekken van bedrijvigheid, want vestiging en uitbreiding leiden tot versterking van de economische structuur en zorgen voor directe en indirecte werkgelegenheid in Drenthe. En verder draagt de bouw van een gezondheidscentrum bij aan het behoud van het voorzieningenniveau.

2.2.2 Kernkwaliteiten     

Er is beoordeeld of er sprake is van zogeheten provinciale Kernkwaliteiten waarmee rekening dient te worden gehouden. Daartoe is gebruik gemaakt van de kaartenviewer behorend bij de Omgevingsvisie. In totaal zijn er 6 kernkwaliteiten aanwezig die van belang kunnen zijn, te weten Aardkundige waarden, Rust, Natuur, Landschap, Cultuurhistorie en als laatste Archeologie.

Vanuit de toets is gebleken dat alleen voor de kernkwaliteit Landschap geldt dat er een provinciale doorwerking is. De overige kernkwaliteiten zijn van een dermate lage waarde of hebben helemaal geen waarde dat deze verder niet relevant zijn.

Kernkwaliteit Landschap

Er is sprake van een kernkwaliteit landschap, te weten ‘Veenkoloniën’. Op onderstaande figuur is dat zichtbaar gemaakt.

verplicht

Kenmerken van het landschap

Het meest voorkomende landschapstype in de provincie is het hoogveenontginningslandschap. Dit landschapstype beslaat in totaal ongeveer een kwart van het gehele grondgebied van de provincie. Tot dit landschapstype behoren behalve de Drents-Groningse Veenkoloniën ook het Odoornerveen, Hoogeveen-Hollandscheveld, Smilde en enkele kleinere gebieden bij Dalen en Roden. De meeste veenontginningen in Drenthe zijn onderling verbonden doorkanalenstelsels.

Kenmerkend voor deze hoogveengebieden is de strakke verkaveling, de bebouwingslinten langs kanalen en monden en de grote, weidse ruimtes met wijken. Elke ontginning heeft bovendien zijn eigen specifieke kenmerken, waaraan de tijd en de manier van ontginning is af te lezen.

Provinciaal belang

Van provinciaal belang is de samenhang tussen enerzijds het systematische ontginningspatroon van grootschalige openheid met kenmerkende wijkenstructuur en anderzijds de bebouwingslinten met daaruit opgaande percelen.

Beleid

Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de samenhang en de openheid met de wijken.

Middels voorliggend bestemmingsplan wordt, binnen het bestaand bebouwd gebied, een voormalige garagelocatie getransformeerd naar een locatie voor een gezondheidscentrum. Van het originele veenkoloniale landschap is op deze locatie in de bestaande situatie al geen sprake meer. Het gebouw zal zo goed als mogelijk worden ingepast in het aanwezige landschapsbeeld.

Het verzoek vormt geen belemmering met de kernkwaliteit landschap.

2.2.3 Provinciale Omgevingsverordening     

In de omgevingsverordening wordt niet specifiek ingegaan op een voorziening zoals een gezondheidscentrum. Wel kan worden gesteld dat er wordt gebouwd in bestaand stedelijk gebied, er sprake is van een herontwikkelingslocatie en er sprake is van inbreiding voor uitbreiding.

Het verzoek is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

2.3 Rijksbeleid     

2.3.1 Ruimtelijk - Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.3.2 Ladder duurzame verstedelijking     

De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt.

De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Infrastructuur en Milieu voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister ervoor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van over programmering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio’s.

Stedelijke ontwikkeling

Op het perceel staat momenteel een bedrijfswoning, een garagebedrijf en andere bebouwing met een oppervlakte van ca. 597 m2 aan bebouwing op het perceel. Aanwezige bebouwing op het perceel wordt gesloopt. Binnen het geldend bestemmingsplan heeft de bedrijvenbestemming een bouwvlak waarin een bebouwingpercentage van 80% is voorgeschreven. Dat komt neer op ca. 640 m2 aan planologisch ruimtebeslag. Het geldend bestemmingsplan maakt bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk.

Omdat het initiatief betrekking heeft op het ontwikkelen van een gezondheidscentrum met een toename aan bebouwing van meer dan 500 m2 aan bruto vloeroppervlakte, wordt het onderhavige plan gezien als een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 Bro).

Door de groei van Erica is er in het kader van de eerstelijnszorg in de kern behoefte ontstaan aan een volwaardig gezondheidscentrum. Daarin gaan onder meer de bestaande huisartsen en apotheek van Erica zich vestigen. De huidige huisartsenpraktijken zijn namelijk te klein geworden. De expertise wordt zo gebundeld en de zorg kan door samen te werken, blijvend gegarandeerd worden. De actuele lokale behoefte als bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro van de voorgenomen stedelijke ontwikkelingen is daarmee aangetoond. De stedelijke ontwikkeling vindt plaats binnen het stedelijk gebied. Het bepaalde onder c is vervolgens dan ook niet relevant. Het project voldoet daarmee aan de vereisten van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het project voldoet aan de ladder van duurzame verstedelijking. Het plan voorziet in een kwalitatieve behoefte (actiezorgplan gemeente Emmen) en zal na herontwikkeling op het perceel ook voorzien in een kwantitatieve behoefte voor de kern Erica. Deze behoefte wordt opgevangen in bestaand stedelijk gebied op een locatie die al jaren als bedrijfslocatie (garagebedrijf) in gebruik is geweest.

2.4 Conclusie     

De conclusie van de in dit plan beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct doorwerkt in het plangebied. Hierdoor is het plan niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid.

Voor het voorliggende plan kan geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Het plan is in overeenstemming met het realiseren van een ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied, er is sprake van inbreiding voor uitbreiding en voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat het in overeenstemming is met de relevante structuurvisies en beleidsnota’s.

Hoofdstuk 3 Locatie- en planbeschrijving     

3.1 Ontstaansgeschiedenis     

Het gebied rondom Erica kent een rijke geschiedenis. Het landschap deed als ondoordringbaar element dienst als natuurlijke verdedigingslinie. De specifieke landschappelijke kenmerken van het gebied zijn ontstaan ten tijde van de ontginning van het veen. De winning van "het zwarte goud" (turf) in het gebied wat tot die tijd onder andere bekend stond als ‘een grootte moerassige heyde’ begon circa 400 jaar geleden. De kanalen, de bebouwingslinten en de grote openheid zijn de landschappelijke gevolgen van dit proces. Na de ontginning van het veen werden de gronden in gebruik genomen als landbouwgrond. De laatste decennia verandert het landschap in snel tempo door nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en recreatiegebieden. Geschiedenis van het gebied Om de stedenbouwkundige structuur van Erica te kunnen verklaren is kennis van de ontstaansgeschiedenis nodig. De ontstaansgeschiedenis komt daarom als eerste aan de orde. Daarna volgen de stedenbouwkundige en functionele kenmerken van Erica.

Uit de kaart van 1850 blijkt dat ter plaatse van het huidige Erica een veenweg over de hogere delen in het landschap van Zuidbarge naar Schoonebeek loopt. De Hondsrug, die van Groningen naar Emmen loopt, splitst zich daar en zet zich verder voort onder het veen. Het zandgedeelte van Erica strekte zich uit tot ongeveer waar nu de R.K.-kerk staat en vormde een strook, ongeveer 5 km lang en 1 km breed, en werd het Zuidbargerveld genoemd. En daar ontstond Erica, op de plaats waar drie "dijken" bij elkaar kwamen, namelijk de Pannekoekendijk, de Strengdijk en de Beekdijk.

Tussen Zuidbarge en Schoonebeek en hoogstwaarschijnlijk voorbij het huidige dorp Erica is de Bergerschans gesitueerd. In 1857 startte de Drentsche Landontginningsmaatschappij met het verlengen van de Hoogeveensche Vaart. De vaart was in 1863 doorgetrokken tot het gebied waar nu Erica ligt.

Omdat de eerste bewoners zich niet vestigden langs het kanaal maar aan de rand van het veen was Erica oorspronkelijk geen veenkolonie. De kans bestond dus dat Erica een komdorp zou worden, waarvan de kern zou komen te liggen rondom de latere R.K. kerk. Later is het centrum niet verlegd naar de brug, maar is er een tweede kern bijgekomen.

Op de kaart uit 1900 is te zien dat een aantal wegen is aangelegd, die een driehoek vormen. Dit zijn de wegen Havenstraat, Verlengde Hoogeveensche Vaart en Kerkweg (hoofdstructuur). Deze drie wegen bepalen de hoofdstructuur van Erica. Erica kreeg meer het aanzien van een echte veenkolonie omdat langzamerhand er overal langs de Pannekoekendijk en langs het kanaal bebouwing verrees.

Vanaf circa 1960 is Erica uitgebreid tussen de "hoofdstructuur" alsmede aan de noordoostzijde van de Havenstraat-Verlengde Vaart NZ. Tussen 1964 en 1975 is het zuidelijk gedeelte van de "hoofdstructuur" volgebouwd en is de kern verder gaan groeien richting de reeds bestaande uitbreiding aan de westelijke zijde van de Havenstraat. Het dorp is niet alleen met woonbebouwing aan deze zijde uitgebreid, het zwembad en de sportvelden zijn ook hier aangelegd. De uitbreidingen van de jaren 80 vinden plaats aan de noordwest zijde van het dorp. De uitbreidingen die plaats vinden vanaf circa 2000 sluiten middels een doorsnijding van de Veenschapswijk aan op deze wijk en aan de sportvelden.

3.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur     

Stedenbouwkundig is Erica te typeren als deels een kanaaldorp (enkellint) van de Veenkoloniën en deels als een streekdorp. De hoofdlijn van de stedenbouwkundige structuur wordt gekenmerkt door de lijnen van de Verlengde Hoogeveensche Vaart en de hier haaks op liggende Pannekoekendijk-Havenstraat. Deze stedenbouwkundige structuur is nog steeds herkenbaar. De structuur heeft de vorm van een driehoek en het betreft de ruimtelijke drager van de kern. De eerste planmatige uitbreidingen hebben in het verleden plaatsgevonden in of langs deze driehoek.

De oostzijde is open en landelijk. Ook de zuidzijde is open en landelijk afgewisseld met lintbebouwing. Kenmerkend is het kanaal en het veenkoloniale profiel. Het meest in het oog springend is de brug met de vier hoekpanden met op de achtergrond de molen. Op diverse plaatsen in het dorp zijn speelplaatsen en plantsoenen. Langs een aantal straten zorgen oude bomen voor een groene uitstraling.

Kenmerken Havenstraat:

Het profiel bestaat uit een voetpad, fietspad, langsparkeren, weg, berm, fietspad en gedeeltelijk een parallelstraat met een tussenberm. Doordat er dwarsstraten ontsluiten op de Havenstraat is er sprake van voor- en zijgevels. De bebouwing bestaat uit 1 tot 2 bouwlagen, uitgevoerd met kap of platte daken en staat haaks of evenwijdig op de straat gesitueerd. Er is een onregelmatige voorgevelrooilijn.

verplicht

3.3 Verkeerstructuur     

De verkeerstructuur is onder te verdelen in drie categorieën:

  • Gebiedsontsluitingswegen (verbindingsweg);
  • Erfontsluitingswegen met een verkeersfunctie;
  • Erfontsluitingswegen met een verblijfsfunctie.

De gebiedsontsluitingswegen zijn de Pannekoekendijk-Havenstraat-Ericasestraat en de Verlengde Vaart NZ – Verlengde Vaart ZZ. Deze wegen hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie. Langs deze wegen liggen vrijliggende fietspaden. De Kerkweg behoort tot de erfontsluitingswegen met een verkeersfunctie. De overige straten binnen het plangebied zijn erfontsluitingswegen met een verblijfsfunctie. Alle wegen in de bebouwde kom hebben een 30 km/u regime met uitzondering van de Pannekoekendijk – Havenstraat buiten het centrumgebied en het oostelijk deel van de Vaart NZ, hier geldt een 50 km/u regime.

3.4 Huidige situatie omgeving     

Op de locatie van het plangebied is een (voormalig) autogaragebedrijf Harry Hendriks gevestigd. Het bedrijf is gestopt en initiatiefnemer hebben plannen om het perceel te her ontwikkelen. Het pand en perceel is aan verpaupering onderhevig en gezien de ingezette centrumontwikkeling een doorn in het oog in het verder opgeknapte centrumgebied van Erica. Het terrein wordt ontwikkeld door initiatiefnemer zodat het gebied een meer representatieve invulling geeft aan het centrumgebied van Erica.

Het plangebied bevindt zich aan de Havenstraat 58 te Erica. Op het perceel staan een aantal opstallen, zoals een voormalig woonhuis (1), een autobedrijf (2) en een parkeerplaats met stallingen (3). In onderstaande figuur een weergave van aanwezige bebouwing op het perceel.

verplicht

Het woonhuis is een vrijstaand huis van circa 45 jaar oud. Het bestaat uit twee verdiepingen plus een zolderverdieping. Het dak is belegd met zwarte pannen.

Het woonhuis is al twee jaar niet bewoond. Voor en achter het huis is een kleine besloten tuin aanwezig. Deze tuin is omsloten door een schutting met pergola en nogal verwilderd. Er staat een kronkelhazelaar. Een weelderige klimopstruik groeit aan één zijde van het huis omhoog en bedekt ook een deel van het dak. Het autobedrijf betreft laagbouw met één verdieping. De bakstenen muren zijn niet voorzien van een spouw en is sprake van een plat dak. Het geheel bestaat uit een grote werkplaats en autowasserij en een kantoorgedeelte.

De parkeerplaats (aan voorzijde en achterzijde) is bestraat met betonklinkers. Rond de parkeerplaats aan de achterzijde is een stalling die vrijwel de gehele parkeerplaats omsluit. Deze stalling is opgebouwd van stalen staanders met een golfplaten dak op een houtconstructie. Op het terrein bevinden zich verder geen bomen of struiken. Voor een impressie van de onderzochte locatie zie onderstaande foto’s.

verplicht

verplicht

verplicht

Het voornemen is om alle bebouwing te verwijderen en ter plekke nieuwbouw te realiseren. Er zal een gezondheidscentrum worden opgericht. Voor de uitvoer van deze plannen zullen geen bomen worden gekapt en geen vijvers of sloten worden gedempt.

3.5 Stedenbouwkundige uitgangspunten     

De planontwikkeling omvat een medisch gezondheidscentrum in twee bouwlagen. In het gebouw komen functies voor fysiotherapie, apotheek en huisartsenpraktijk. Door de gemeente Emmen zijn de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gegeven.

Positie / plaatsing 

“Binnen Erica is de vestiging van een gezondheidscentrum op deze hoek stedenbouwkundig goed voorstelbaar. In aanmerking komen hoeklocaties aan de oostzijde van de Havenstraat en gebied oostelijk van het winkelcentrum; grofweg oude plek bibliotheek. Voorliggend initiatief past hierin. Grotere maatschappelijke functies als deze hebben een zodanig sociaal belang en bouwkundige omvang dat zij zowel fysiek ruimtelijk als qua belevingswaarde (structuur)bepalend zijn in het weefsel van de woonkern. Aanhechting aan belangrijke routes of functieclusters is daarom noodzakelijk. Op deze plek houdt dit in dat het gezondheidscentrum op de hoek van de Havenstraat en de Duikerstraat geplaatst moet worden met een alzijdige verschijningsvorm / geveluitwerking, maar met de belangrijkste gevel gekeerd naar de Havenstraat. Aan de Havenstraat dient ook de hoofdingang te zijn gelegen. Het parkeren dient plaats te vinden achter het gebouw en uit het directe zicht, in een ingeplante setting. Het gezondheidscentrum is ook vanaf deze kant toegankelijk en passend bij gesuggereerde gebouwconcept.”

Gebouw 

“De omvang van het gebouw moet niet worden ontkend, haar maatschappelijke importantie vraagt om een goede en treffende architectuur. De dorpse setting wordt het meest recht gedaan wanneer de gebouwuitwerking getuigt van een verfijning en sober raffinement.”

3.6 Stedenbouwkundige visie / planbeschrijving     

Vanuit de stedenbouwkundige visie is de gevel aan de Havenstraat de voorgevel, waaraan de hoofdingang is gelegen. Parkeren zal plaatsvinden aan de achterzijde van de kavel, waardoor een tweede entree aan deze gevel een logisch gevolg is. Door de beide ingangen recht tegenover elkaar te situeren ontstaat er een 'straat' die ook binnen het gebouw doorloopt. Door de glaspui van (beide) entree(s) naar boven door te trekken, word het volume doorbroken.

verplicht

De rooilijn aan de Havenstraat verspringt. Komende vanaf richting Emmen is het nieuw te bouwen bouwvolume zeer laat zichtbaar. Komend vanuit het centrum Erica is het volume goed zichtbaar. De hoek Havenstraat / Duikerstraat vraagt daarom om extra profilering. Gekozen is om 2 contrasterende kleuren te gebruiken om te accentueren en het volume te breken.

Door het naar buiten draaien van de luifel functioneert deze niet alleen als geleiding naar de entree, maar is de entree ook beter zichtbaar vanaf de hoek Havenstraat, Duikerstraat.

Onderstaande weergaven van het gebouw

verplicht

verplicht

Het gebouw heeft een centrale toegang die zowel voor als achter bereikbaar is. Op de begane grond is o.a. de apotheek en fysiotherapie met oefenzalen gevestigd. De bovenverdieping is de huisartsenpraktijk gelegen. De verdieping is via trappen, tevens via een lift bereikbaar. Hierdoor is het gebouw voor mindervaliden toegankelijk.

Onderstaand een weergave van het programma en verdeling van het bruto-vloeroppervlakte in het gebouw.

verplicht

Het gebouw heeft twee bouwlagen met plat dak en een hoogte van 7,6 meter. Aan de achterzijde heeft het gebouw één bouwlaag. Zowel in horizontale als verticale zin is geleding ‘strak’ aangebracht waardoor een duidelijke vierzijden gebouw ontstaat waardoor de toegang van het gebouw is gedefinieerd.

In het ontwerp van het gebouw is er rekening mee gehouden dat nog een uitbreiding als 2e verdieping op de vleugel kan worden gerealiseerd (zie impressie fase 2). Deze bouwkundige flexibiliteit is ingebracht omdat de toekomst van de zorg sterk in beweging is en enige flexibiliteit qua indeling en functie(s) de toekomstbestendigheid vergroot.

verplicht

Parkeerplaatsen en fietsenstalling 

Het parkeren geschiedt op eigen terrein. Achter het gebouw is het parkeren aanwezig. De ontsluiting van de parkeerplaatsen is rechtstreeks op de Duikerstraat.

In totaal worden er 43 parkeerplaatsen gerealiseerd en is er ruimte voor stallingsruimte voor fietsen. Paragraaf 4.5 gaat hier nader op in.

verplicht

Duurzaamheid

Het plan zal ook inspelen op het toepassen van duurzaamheidsmaatregelen. Het gebouw wordt zonder gasaansluiting uitgevoerd. De verwarming van het gebouw geschiedt middels een VRF-systeem gevoed door een warmtepomp. Het dak wordt dichtgelegd met zonnepanelen, overig benodigde stroom wordt duurzaam ingekocht via eventueel postcoderoos in de omgeving en wordt lokaal opgewekt

Hoofdstuk 4 Onderzoeken     

4.1 Archeologie en monumenten     

4.1.1 Algemeen     

De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.

Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.

verplicht

Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.

4.1.2 Archeologische waarden in het plangebied     

Het plangebied ‘bestemmingsplan Erica, havenstraat 56 -58 (gezondheidscentrum)’ is volgens de beleidskaart gelegen in een gebied met archeologische waarde 4.

verplicht

Onder Waarde - Archeologie 4 vallen terreinen van middelhoge of hoge archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Voor Waarde - archeologie 4 is een minimumoppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 (+10) cm onder maaiveld.

In het bestemmingsplan zal deze waarde leiden tot specifieke regels. De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van archeologische waarden.

Het bestemmingsplan schrijft o.a. voor dat een archeologisch onderzoek niet vereist is als sprake is van "een of meer bouwwerken waarvan de totale te bebouwen oppervlakte kleiner is dan 1000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied (…)"

Het project heeft een oppervlakte kleiner dan 1.000 m², waardoor archeologisch onderzoek niet is vereist. Daarbij komt ook dat het bestande terrein al voor een groot deel is voorzien van bebouwing en het gehele terrein verder ook is verhard met klinkers. Er is reeds sprake van een bestaande verstoring.

4.1.3 Archeologische monumenten     

Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten.

4.1.4 Cultuurhistorie     

Op basis van de Cultuurhistorische waardenkaart geldt het navolgende kaartbeeld. Er is sprake van een cultuurhistorische stedenbouwkundige structuur uit de periode na 1940 van een hoge cultuurhistorische waarde. Het beleid is gericht op het herkenbaar houden van de historische en ruimtelijke structuur en samenhang van stedenbouwkundige gebieden en structuren van hoge cultuurhistorische waarden en de groenstructuren van hoge cultuurhistorische waarde.

De bebouwing aan de overzijde van de straat is daarbij zelfs aangemerkt als provinciaal monument.

verplicht

Ook laat onderstaande kaart zien dat er sprake is van een ‘waardevolle boomstructuur’ waarvoor de maatregel ‘Beschermen’ geldt. Dat zijn de rode stippen op de kaart. Dezelfde maatregel geldt voor de bebouwing (woningbouw) dat er tegenover ligt.

verplicht

Op de hierna weergegeven foto is de als ‘provinciaal monument’ aangewezen bebouwing zichtbaar gemaakt en is ook de waardevolle bomenstructuur zichtbaar gemaakt. Deze dienen te worden beschermd. Met voorliggend plan worden deze te beschermen structuren ook niet aangetast omdat het plangebied aan de andere kant van de Havenstraat is gelegen.

verplicht

De Havenstraat is vanuit de historie altijd een belangrijke weg geweest tussen de kernen Emmen en Schoonebeek. (Kleine) woningen met een waardevolle boomstructuur kenmerkte en nog steeds deze weg. Het betreft een oud lint.

Op de hierna volgende kaarten vanuit

www.topotijdreis.nl is deze oude weg al goed zichtbaar, waarbij is begonnen vanuit recent naar terug in de tijd.

verplicht

verplicht

verplicht

Wellicht dat het garagebedrijf niet kenmerkend is (geweest) voor dit cultuurhistorische lint. Maar met deze ontwikkeling en de nieuwbouw dat gepleegd wordt en de situering van de nieuwbouw wordt deze waarde gerespecteerd waardoor de oude structuur weer meer herkenbaar wordt gemaakt. Ten behoeve van het plan wordt een aanzienlijk deel van de aanwezige verharding weggehaald, waarbij ook de aanblik op de vele auto’s verdwijnt. Er komt bebouwing voor terug dat past in de ter plaatse aanwezige en gegroeide stedenbouwkundige structuur. De aanwezige cultuurhistorische waarde wordt geen geweld aangedaan.

4.1.5 Conclusie     

Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste gezondheidscentrum. Wel blijft de meldingsplicht conform de Erfgoedwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.

4.2 Ecologie     

De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.

Gebiedsbescherming 

In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) -voorheen Ecologische Hoofdstructuur- is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.

Stikstofdepositie

De herontwikkeling voorziet in het slopen, het bouwen en het gebruiken van gezondheidscentrum. Door Bouwkundig Ontwerp- en Adviesburo Heijnen is voor dit project is een AERIUS-berekening uitgevoerd, voor de sloop- en bouwwerkzaamheden evenals de gebruiksfase (projectnummer 19075, d.d. 26 mei 2020, gew. 07 oktober 2020). Uit de berekening volgt dat geen depositieresultaten wordt opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr.

Voor de toelichting en volledige berekening wordt gewezen naar bijgevoegde berekeningen in Bijlage 1.

Soortenbescherming 

Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.

Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:

  • uit gegevens of onderzoek blijkt dat er sprake is van verstoring of doden van (een) beschermde soort(en);
  • het bouwwerk en/of de activiteit veroorzaakt beschadiging of vernieling van voortplanting- of rustplaatsen van dieren, danwel ontworteling of vernieling van plantensoorten;
  • er kan geen gebruik gemaakt worden van een vrijstelling op grond van de Wet natuurbescherming;
  • er kan niet gewerkt worden volgens een goedgekeurde gedragscode.

Houtopstanden 

In de Wnb is de bescherming van houtopstanden buiten de, door de gemeenteraad vastgestelde, bebouwde kom geregeld. Doel is de instandhouding van het bosareaal. In de Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Drenthe is geregeld hoe een kapmelding moet worden ingediend, waaraan herbeplanting moet voldoen en wanneer ontheffing van de herbeplantingsplicht kan worden verleend.

Voor houtopstanden binnen de bebouwde kom geldt de Bomenverordening gemeente Emmen 2011. In het bijbehorende bomenregister zijn de monumentale en waardevolle bomen en waardevolle houtopstanden vastgelegd. Zonder ontheffing is het verboden deze te kappen. In het plangebied zijn geen bodem aanwezig waarvoor een omgevingsvergunning voor het kappen wordt verleend.

4.2.1 Natuurwaarden in het terrein     

Initiatiefnemer is van plan om aan de Havenstraat 58 te Erica bestaande bebouwing te slopen, om vervolgens ter plaatse nieuwbouw van een gezondheidscentrum te realiseren.

Ter voorbereiding op de sloopwerkzaamheden van aanwezige bebouwing in het plangebied is d.d. 29 januari 2020 door Alcedo Natuurprojecten een ‘Ecologische QuickScan, Havenstraat 58 Erica’ opgeleverd. Het rapport is als Bijlage 2 aan dit bestemmingsplan gevoegd.

4.2.2 Conclusie en aanbeveling     

Op basis van deze QuickScan wordt het volgende geconcludeerd:

  • Er zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen;
  • Het woonhuis is mogelijk geschikt als broedlocatie voor gierzwaluwen;
  • Het is niet uit te sluiten dat er geen vaste verblijfplaatsen (kraamkolonies) voor vleermuizen aanwezig zijn;
  • Met de voorgenomen plannen gaan er geen foerageerplaatsen van vleermuizen verloren;
  • Met de voorgenomen plannen worden er geen migratiecorridors van vleermuizen doorsneden;
  • De onderzochte locatie ligt op meer dan 3 kilometer afstand van N2000 gebied.

Op basis van deze QuickScan wordt het volgende geadviseerd:

  • Voer de werkzaamheden bij voorkeur uit buiten het broedseizoen (15 maart – 15 juli);
  • Maak zo spoedig mogelijk, liefst voor medio april, het woonhuis ongeschikt voor vestiging van vleermuizen. Dit kan door middel van het creëren van grote gaten in de spouwmuren waardoor flinke tocht ontstaat. Verder is het van belang een groot aantal dakpannen te verwijderen waardoor tocht ontstaat op de panlatten;
  • Een andere optie is om het woonhuis direct te slopen of de sloop uit te stellen tot najaar 2020;
  • Voer de sloop niet uit in de periode april – oktober 2020 zonder alvorens zoals hierboven vermeld de woning ongeschikt te maken voor vestiging van vleermuizen;
  • Richt de nieuwbouw in op een natuur-inclusieve wijze. Bij voorkeur door het plaatsen van nestkasten voor vleermuizen, huismussen, huiszwaluwen en gierzwaluwen. Zodoende kan de biodiversiteit ter plaatse verder worden vergroot. Met uitzondering voor huiszwaluwkasten kunnen deze kasten ook worden ingebouwd in de spouwmuur;
  • Voor meer informatie hierover, zie www.vivaropro.nl;
  • Voor advies over plaatsing van deze voorzieningen is Alcedo Natuurprojecten bereid te adviseren en te assisteren bij de uitvoering daarvan.

4.3 Fysieke veiligheid     

De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.

In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten. Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.

4.3.1 Externe veiligheid     

4.3.1.1 Bevi-inrichtingen binnen het plangebied     

Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Ook is het realiseren van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet toegestaan. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de blauwe ster.

verplicht

4.3.1.2 Bevi-inrichtingen buiten het plangebied     

Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie. In oostelijke richting is het zwembad gelegen.

4.3.1.3 Buisleidingen, route gevaarlijke stoffen en hoogspanningsleidingen     

Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen buisleidingen, geen hoogspanningsleidingen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.

4.3.2 Inrichting en ontwikkeling     

Vanuit de Brandweer Drenthe is aangegeven onderstaande aspecten aangaande ‘inrichting’ en ‘ontwikkeling’ op te nemen in het bestemmingsplan.

1. Bluswatervoorzieningen

In het kader van brandbestrijding door de brandweer dient voorzien te zijn in voldoende en adequate bluswatervoorzieningen. Hierin is t.b.v. het gezondheidscentrum voorzien, doordat de brandweer met Tankwagens pendelt welke het benodigde bluswater aanvoeren ter bestrijding van een eventuele brand.

2. Waarschuwings- en alarmeringssysteem

De locatie / plangebied valt binnen de dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel.

3. Bereikbaarheid

Het gebied heeft 2 normale toeritten vanaf de Havenstraat. Tevens is er een secundaire route te gebruiken in geval van obstructie van deze 2 toeritten via Duikerstraat. Hiermee voldoet het gebied goed aan de uitgangspunten van bereikbaarheid.

4. Opkomsttijd

Wij adviseren u de initiatiefnemer te informeren over de brandveiligheidsmaatregelen. Denk hierbij aan de BIObiz factoren:

  • bouwkundige voorzieningen, bijv. anticiperen op de komende wijziging Bouwbesluit 2012 per juni/juli 2021;
  • installatietechnische voorzieningen, bijv. jaarlijkse inspectie van de elektrische installatie
  • organisatorische voorzieningen, bijv. goede BHV organisatie
  • brandweeropkomsttijd, vrij houden van wegen / zo min mogelijk verkeersbelemmerende maatregelen;
  • inventaris, toepassen van moeilijk brandbaar materiaal
  • zelfredzaamheid van de aanwezigen bevorderen door het toepassen van veilige vluchtroutes

4.3.3 Conclusie     

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen met een risicocontour waartoe een nadere verantwoording van het plaatsgebonden dan wel groepsrisico dient plaats te vinden. Een nader onderzoek of berekening naar het groepsrisico is dan ook niet nodig.

4.4 Milieu     

In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.

4.4.1 Besluit m.e.r.     

Voor besluiten en plannen die ontwikkelingen bevatten, die (mogelijk) belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen hebben, geldt de plicht voor het opstellen van een milieueffectrapportage. Op die manier krijgt milieu een volwaardige rol in de afweging van belangen. De drempelwaarden voor projecten waarbij deze verplichting aan de orde is, zijn vastgelegd in het Besluit m.e.r. Bij deze ruimtelijke onderbouwing hoeft geen milieueffectrapportage opgesteld te worden.

De ontwikkeling die met deze ruimtelijke onderbouwing mogelijk wordt gemaakt, ligt onder de drempelwaarden zoals die genoemd zijn in het Besluit m.e.r. (onderdeel D, kolom 2). In onderdeel D, D.11.2 wordt aangegeven dat voor ‘de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’ een vormvrij M.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden.

In dit concrete geval komen we tot de conclusie dat bij voorliggend project geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. De redenen daarvoor zijn, dat:

  • het project is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied;
  • er geen sprake is van een functiewijziging (het bestemmingsplan maakt ter plaatse ruimtebeslag mogelijk en er staat reeds aanwezige bedrijfsbebouwing);
  • er ten opzichte hiervan geen of nauwelijks sprake is van een uitbreiding van de bebouwde oppervlakte;
  • uit de hiernavolgende paragrafen blijkt dat er geen sprake is van ‘belangrijke nadelige’ milieueffecten.

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een gezondheidscentrum blijft ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan Bijlage 12 worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Dat document is als bijgevoegd en het besluit van het college om verder af te zien van het moeten doorlopen van een m.e.r-procedure als Bijlage 13.

4.4.2 Bedrijven en milieuzonering     

Vanuit milieu hygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is geen sprake van nieuw te realiseren woningen, maar een nieuw gezondheidscentrum. Van belang is na te gaan welke functies/bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied bevinden.

4.4.2.1 Verspreid liggende bedrijven (niet-agrarisch)     

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten van solitair gelegen inrichtingen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Ter plaatse zijn de omliggende bedrijven in beeld gebracht.

Voor het toetsingskader is aansluiting gezocht bij de "VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009). Milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen op een verantwoorde afstand van elkaar worden gesitueerd.

Bij ‘artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven’ is sprake van ten hoogste milieucategorie 1. Voor geluid geldt daarbij een normafstand, in een rustige woonwijk, van 10 meter. Ten opzichte van het aanwezige autogaragebedrijf (milieucategorie 2) is een gezondheidscentrum minder milieubelastend voor de omgeving.

Rondom het plangebied zijn overwegend woonbestemmingen en woonfuncties gelegen. De afstand tussen de omliggende woonfuncties en het nieuwe gezondheidscentrum voldoet aan de voornoemde normafstanden. Er zijn met betrekking tot het aspect geluid (en overige milieuaspecten) geen belemmeringen te verwachten.

4.4.3 Bodem     

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen. Partijen grond en baggerspecie die niet voldoen aan de bodemkwaliteitskaart en de Nota Bodembeheer van de gemeente Emmen mogen alleen worden toegepast als er sprake is van een nuttige toepassing. Is het werk niet ‘nuttig’, dan is er sprake van het zich ontdoen van ‘nuttig’ gebruik. Tijdelijke uitname zijn werkzaamheden waarbij de grond na korte tijd weer teruggebracht wordt. Een voorbeeld is het graven van een sleuf voor kabels en leidingen. In dat geval hoeft de kwaliteit van de te ontgraven bodem niet onderzocht te worden, tenzij er sprake is van (een verdenking van) bodemverontreiniging.

4.4.3.1 Verkennend bodemonderzoek EcoReest uit 2019     

In het plangebied is er sprake van het bouwen en gebruiken van een gezondheidscentrum. Omdat in het gebouw voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (kunnen) verblijven is een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

Uitkomsten verkennend bodemonderzoek

Het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd door onderzoeksbureau EcoReest. Voor de volledige onderzoeksrapportage ‘Verkennend bodemonderzoek, Havenstraat 56 en 58 te Erica, projectnummer 182468’ wordt verwezen naar Bijlage 3.

verplicht

Vanuit het uitgevoerde onderzoek zijn de volgende adviezen gegeven door het onderzoeksbureau:

  • Het (nadat de werkplaats buiten gebruik is gesteld) nader vaststellen van de milieu hygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de huidige werkplaats;
  • Hierbij dient tevens de westelijke begrenzing van de restverontreiniging ter plaatse van de bebouwing in beeld te worden gebracht.
  • Het saneren van de, bij het rond 1995 uitgevoerde bodemsanering in de bodem aan de westzijde van de werkplaats achtergebleven restverontreiniging.
  • Het verwijderen van de voormalige ondergrondse mengsmering-tank ten noorden van het huidige garagepand.
4.4.3.2 Verkennend bodemonderzoek Sigma Bouw en Milieu d.d. 10 juli 2020     

Door onderzoeksbureau Sigma Bouw en Milieu is vervolgens een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd voor het westelijke deel van het plangebied. Het verkennend bodemonderzoek van Sigma Bouw en Milieu is als Bijlage 4 bij het bestemmingsplan gevoegd.

Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de onderzochte grond- en grondwatermonsters geen van de onderzochte stoffen boven de toetsingswaarden bevatten. De onderzoeksresultaten stemmen overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese "onverdacht" wordt aanvaard. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er geen beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden.

4.4.3.3 Beoordeling gemeente / RudD     

Door de RUD zijn de uitgevoerde onderzoeken van zowel EcoReest als Sigma Bouw en Milieu beoordeeld. Het adviesdocument van de RUD is als Bijlage 5 bij het bestemmingsplan gevoegd.

Op basis van het verkennend bodemonderzoek van EcoReest adviseert de RUD een nader bodemonderzoek uit te voeren naar de omvang van de aangetoonde bodemverontreiniging. Voorafgaand aan de realisatie van de bouwwerkzaamheden moet een bodemsanering worden uitgevoerd. Hiervoor is instemming van het bevoegd gezag (gemeente Emmen) nodig.

4.4.3.4 Aanvullend milieukundig bodemonderzoek     

Dit nader aanvullend milieukundig bodemonderzoek naar de restverontreiniging aan de Havenstraat 56-58 is door onderzoeksbureau Sigma Bouw en Milieu uitgevoerd. Het bij dit onderzoek behorende rapport is als Bijlage 6 bij het bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen de resultaten van het uitgevoerde aanvullende onderzoek.

Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt. Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de onderzochte grond- en grondwatermonsters geen van de onderzochte stoffen boven de toetsingswaarden bevatten. De onderzoeksresultaten stemmen overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese "onverdacht" wordt aanvaard. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er geen beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden.

4.4.3.5 Beoordeling RUD op bodem     

Op 17 september 2021 is vanuit de RUD Drenthe een beoordeling opgesteld over het aanvullende onderzoek. Dit adviesdocument van de RUD is als Bijlage 7 bij het bestemmingsplan gevoegd. De RUD heeft als volgt geadviseerd.

De bodemkwaliteit op de locatie Havenstraat 56-58 te Erica is geschikt voor de geplande realisatie van een gezondheidscentrum. Wel is in de ondergrond van de locatie sprake van een lichte rest-verontreiniging. Daarvoor geldt het volgende:

  • Als het gezondheidscentrum en de terreininrichting gerealiseerd kunnen worden zonder te graven in de restverontreiniging en/of zonder de isolerende voorziening aan te tasten, is hier geen bezwaar tegen en zijn er geen procedures die doorlopen moeten worden. Het heien of boren van funderingspalen wordt niet gezien als een sanerende handeling en kan dus ook zonder bezwaar en zonder procedures worden uitgevoerd.
  • Als er wel handelingen in de restverontreiniging en/of aan de isolerende voorziening worden verricht, dan is sprake van sanerende handelingen in de restverontreiniging behorend tot het in 1996 gesaneerde geval van bodemverontreiniging. De sanering vindt dan plaats onder het regime van de Wet bodembescherming (Wbb) en kan worden uitgevoerd onder de BUS-regeling (Besluit Uniforme Saneringen). Bevoegd gezag Wbb is de gemeente Emmen.

4.4.4 Geluid     

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

4.4.4.1 Wegverkeerslawaai     

Op basis van de Wet geluidhinder zijn de functies in een gezondheidscentrum niet aan te merken als een geluidsgevoelig objecten, zodat een akoestisch onderzoek in principe niet nodig is ten aanzien van bestaande industrie- en wegverkeerslawaai.

Door Geluidmeesters BV is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het bij het onderzoek behorende rapport is als Bijlage 8 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Hierna volgen de resultaten van het uitgevoerde onderzoek.

Het bevoegd gezag verlangt in het kader van een goede ruimtelijke ordening inzicht in de geluidbelasting van het omliggend wegennet. Het gezondheidscentrum is op basis van de Wet geluidhinder geen geluidgevoelig object. Er zijn met betrekking tot wegverkeerslawaai dan ook geen eisen uit de Wet geluidhinder van toepassing.

De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 58 dB Lden (excl. aftrek artikel 110g Wgh) en 53 dB Lden (incl. aftrek artikel 110g Wgh). Indien aansluiting zou worden gezocht bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder dan is de geluidbelasting slechts 5 dB hoger dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening, en om de gebruikers enige mate van bescherming te bieden tegen geluidoverlast van wegverkeer, adviseren wij de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie gelijk te stellen aan het verschil tussen de geluidbelasting op de uitwendige scheidingsconstructie en de binnengrenswaarde van 33 dB (eis nieuwbouw Bouwbesluit) of minimaal 38 dB (eis sanering). Dit betekent een benodigde geluidwering van (58-38= of 58-33 =) 20 á 25 dB. De verwachting is dat de nieuwbouw, zonder aanvullende maatregelen, hieraan kan voldoen.

4.4.5 Luchtkwaliteit     

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling.

Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIMB) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of binnen een regionaal programma van maatregelen.
4.4.5.1 Luchtkwaliteit plangebied     

Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van gezondheidscentrum blijft daarmee ruimschoots onder de drempelnorm. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet nodig.

Omdat ook verder geen significante ontwikkelingen rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de NOX en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent de luchtkwaliteit geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

4.5 Verkeer en Vervoer     

4.5.1 Aanleiding en doel     

Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.

De integrale parkeervisie van de gemeente Emmen geeft aan dat ten aanzien van (nieuwbouw)ontwikkelingen de landelijke richtlijnen van het CROW leidraad is, maar dat daarvan gemotiveerd afgeweken kan worden.

De hoogte van de parkeernormen is afhankelijk van een aantal uitgangspunten die door het CROW in de publicatie ASVV 2012 zijn vastgelegd. Het gaat hierbij om de stedelijkheidsgraad, gebiedskenmerken en dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Daarnaast is het belangrijk om rekening te houden met de loopafstanden die de verschillende doelgroepen acceptabel vinden. Deze uitgangspunten zijn elders in deze nota al aan de orde gekomen.

In het onderstaande overzicht zijn de normen per functie opgenomen. Het gaat hierbij niet om een volledige opsomming van alle mogelijke functies. Voor het totaal van functies wordt verwezen naar de ASVV 2012. Hierbij wordt dan gekozen voor de maximale norm, voor een niet-stedelijke omgeving en rest binnen de bebouwde kom of buiten de bebouwde kom.

4.5.2 Doorwerking naar het plan     

Op het bestaande perceel is een autogaragebedrijf gelegen waarbij het volledige terrein is verhard ten behoeve van het parkeren, bedrijvigheid zoals het uitstallen van auto’s op het perceel.

Het bestaande perceel krijgt een nieuwe functie. In het nieuwe gezondheidscentrum worden verschillende functies ondergebracht, zoals een fysiotherapeut, een apotheek en een huisartsenpraktijk.

verplicht

Het project voorziet in de volgende verdeling van functies met aantal behandelkamers:

  • 8 spreek/behandelkamers voor de huisarts : 8x 3,5 = 28 parkeerplaatsen
  • 4 behandelkamers voor de fysiotherapeut: 3x 2,2 = 7 parkeerplaatsen
  • een apotheek: 4 parkeerplaatsen

Volgens de CROW zijn voor het nieuwe gezondheidscentrum gemiddeld 39 parkeerplaatsen vereist. Op het perceel worden achter het gebouw 43 parkeerplaatsen aangelegd. Daarnaast is nog voldoende ruimte aanwezig voor eventueel toekomstige uitbreiding (bijv. ten behoeve van fase 2).

Bovenstaande gaat uit van een volledige bezetting van (spreek)behandelkamers. In de praktijk is de bezetting lager (80% regel toepassen) want als de huisarts werkt in spreekkamer 1, kan de arts niet spreekkamer 2 werken.

Vorenstaande gaat uit van een bezetting en bezoekersaantal die met auto naar het gezondheidscentrum komen. Overigens is het zeer aannemelijk dat vooral vanuit het dorp Erica ook veel bezoekers op de fiets komen. Het plan voorziet in het realiseren van een fietsenstalling.

Het aspect verkeer en parkeren geeft geen belemmering ten aanzien van de planontwikkeling. Onderstaand een weergave van de terreininrichting waaruit blijkt het parkeren en de fietsenstalling.

verplicht

4.6 Waterparagraaf     

4.6.1 Algemeen     

Voor de recente sloop van aanwezige bebouwing was voor het gehele plangebied verharding aanwezig (gebouwen + bestrating), exclusief enkele kleine ondergeschikte groenstroken. Bestaande bebouwing op het perceel bedraagt: 90 + 314 + 193 = 597 m2 aan bebouwing. Het perceel is volledig verhard (2956 m2) met bestrating ten behoeve van parkeren, stalling van auto’s etc. In de bestaande situatie is er 3553 m2 verharding aanwezig.

In de nieuwe situatie heeft het gebouw een oppervlakte van 760 m2. Aan de achterzijde van het gebouw wordt 1150 m2 aan verharding ten behoeve van parkeerplaatsen, erfverharding en fietsenstalling gerealiseerd. In de nieuwe situatie is de verharding 1910 m2. In de bestaande situatie is het gehele perceel voorzien van verharding (bebouwing en erfverharding). Per saldo voorziet het plan in een afname van ruim 1600 m2 aan verharding op het perceel.

4.6.2 Nationaal bestuursakkoord Water     

In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, de Unie van Waterschappen, het interprovinciaal overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met dit akkoord hebben de overheden vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken.

In 2007 is het NBW geactualiseerd. Nieuwe klimaatscenario's, stedelijke wateropgaven, ruimtelijke doorvertaling, financiering en uitvoering vragen nadere afspraken. Bovendien is het accent in de loop van de jaren verschoven van planvorming naar uitvoering.

Het vertrekpunt voor het NBW-actueel is dat als Nederland leeft met water, het water ook meer ruimte moet krijgen. Nederland zal dus moeten investeren in de waterhuishouding. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten worden ingezet om de wateropgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe de partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren.

Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen.

Specifiek betekent dat voor regionale watersystemen dat in 2015 de wateroverlast uit oppervlaktewater door de waterschappen is aangepakt met een adequaat maatregelenpakket, uitgaande van het principe vasthouden, bergen en afvoeren. Daarnaast is voor de waterkwaliteit het NBW-doel om het watersysteem ecologisch en chemisch op orde te hebben en daarna op orde te houden.

4.6.3 Lokaal bestuursakkoord Water     

De uitgangspunten van het Nationaal bestuursakkoord Water zijn door het Waterschap Vechtstromen en de gemeente Emmen bekrachtigd in het Lokaal bestuursakkoord Water. In dit akkoord is vastgelegd op welke wijze de wateropgave van het Waterschap Vechtstromen zal worden opgelost en worden verdeeld over de gemeenten.

De wateropgave voor het Waterschap Vechtstromen is bepaald op 12.000.000 m3 water. Ongeveer 1.000.000 m3 van deze opgave is de stedelijke wateropgave, voor het overige deel moeten bergingsmogelijkheden worden gevonden in het landelijk gebied.

Er is gekozen om de waterberging in het landelijk gebied op vier manieren vorm te geven:

  1. Vasthouden in sloten en kanalen; door het verbreden en minder diep maken van sloten wordt water minder snel afgevoerd.
  2. Vasthouden in lagergelegen gebieden; doordat deze gebieden van nature natter zijn, lenen deze gebieden zich beter voor natuur dan landbouw. Dergelijke gebieden kunnen worden ingezet om water vast te houden.
  3. Vasthouden in beekdalen; de tegenwoordig veelvuldig gekanaliseerde beeklopen krijgen hun natuurlijke, meanderende verloop terug in een bredere bedding, zodat meer water kan worden vastgehouden in het beekdal.
  4. Noodberging; omdat het verbeterde watersysteem niet op alle noodsituaties in kan spelen, wordt ruimte gereserveerd voor noodberging, die wordt benut om te hoge waterpeilen te laten zakken.

4.6.4 Wateraspecten plangebied     

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500m2. Het plangebied bevindt zich niet binnen een beschermingszone of herinrichtingszone langs een waterloop, primair watergebied, invloedszone zuiveringstechnisch werk of een retentiecompensatiegebied.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. Tijdens perioden met meer neerslag kan het voorkomen dat de rioolberging geheel gevuld raakt en zal rioolwater via de riooloverstorten naar het oppervlaktewater stromen. Een gescheiden rioolstelsel houdt afvalwater en regenwater gescheiden. Afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuivering, regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd.

Er is contact geweest met Team BOR over de riolering en aansluitmogelijkheden ter plaatse. Er is een gescheiden aansluiting op het riool gepland in de Duikerstraat.

De gemeente heeft bij aanpassingen van bestratingen al reeds 2x dubbele uitleggers nieuw aangelegd aan de duikerstraat voor toekomstige aansluitingen van het Medisch Centrum. We kunnen beide gebruiken. Aan de overkant van de Duikerstraat was vroeger een sloot. Die is gedempt en daar is de Regenwaterriool neergelegd.

In de Havenstraat ligt een regenwaterrioolbuis rond 800 mm, die een verbinding maakt met de Hoogeveense Vaart en het kanaal achter de voetbalvelden, de Veenschapswijk.

Dit is om water uit de Hoogeveense Vaart te kunnen overhevelen naar de wijken in het achterliggende gebied om de waterpeil daar hoger te krijgen voor de boeren. Deze verbinding is in eigendom van het waterschap. Al het regenwater in de Havenstraat en Duikerstraat ed. wordt op deze verbinding aangesloten. Regen water wordt dus geloosd op de openbare wijken, c.q. openbaar water. (kanalenstelsel).

De infiltratiemogelijkheden op de parkeerplaats op eigen perceel, waarover het Waterschap spreekt, lijkt derhalve overbodig daar er een goed alternatief van het waterschap zelf aanwezig is.

Aan de Havenstraat liggen nog inspectie aansluitingen. De gemeente weet niet precies wat daarop is aangesloten. Bij de uitvoering van het project wordt de bestaande afgekoppeld. De nieuwe aansluiting wordt op de uitleggers aan de Duikerstraat aangesloten.

Aanleghoogte van de bebouwing 

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG).

Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Kelders dienen waterdicht te zijn.

Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen.

4.6.5 Watertoetsproces     

De initiatiefnemer heeft 15 mei 2020 het waterschap Vechtstromen geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast (Bijlage 9).

Op 16 september 2020 is het bestemmingsplan qua waterparagraaf voorgelegd aan het waterschap Vechtstromen met het verzoek aan te geven of ingestemd kan worden met de waterparagraaf.

Per mail van 30 september 2020 heeft het waterschap gereageerd en onderstaand advies afgegeven (zie ook Bijlage 10). Onderstaande weergave komt daarmee 1 op 1 uit de mail van het waterschap.

In de Bijlage 4 lees ik dat hemelwater wordt aangesloten op de hemelwaterafvoer van een verbeterd gescheiden stelsel. Heb je daar naar geïnformeerd bij Emmen? Ik vermoed dat daar een gescheiden stelsel ligt en geen verbeterd gescheiden of het moet de aansluiting bij de garage betreffen. Als er een zorgcentrum komt is gescheiden rioleren het beleid.

Let ook goed op de aanleghoogte van de begane grond vloer. Minimaal 30 cm boven de as van de weg. Volgens mij is dit bij de huidige garage wel het geval.

En kijk of je infiltratiemogelijkheden op het parkeerterrein kunt realiseren. Bv door afstromend water van de parkeerplaats naar en groenstrook/border te leiden.

De adviezen zijn voorgelegd aan de initiatiefnemers. Vanuit nader overleg met de gemeente is gebleken dat er in de Havenstraat een gemengd-stelsel ligt en in de Duikerstraat een gescheiden-stelsel. Aangezien bij een gezondheidscentrum gescheiden afvoeren het beleid is zal er qua riolering worden aangesloten op het gescheiden stelsel langs de Duikerstraat.

Over de waterparagraaf heeft vervolgens nog weer overleg plaatsgevonden met het waterschap. Onderstaand zijn de belangrijkste adviezen daarover opgenomen.

Het is in het belang van het bouwplan en de omwonenden om verdroging van de ondergrond te verminderen. Als de toename van het verhard oppervlak onder de 1500m2 blijft is compenserende waterberging niet verplicht. Infiltratie is wenselijk met het oog op klimaatverandering met meer extremen in droogte en neerslag.

Overtollig hemelwater kan afgevoerd worden via het regenwaterriool. Nadelig effect daarvan is dat verdroging van de ondergrond kan optreden met kans op klink en zetting in de omgeving. Vooral gebieden waar veenrestanten aanwezig zijn daar gevoelig voor.

In de droge zomers van 2018 en 2019 hebben we deze effecten gezien. Mijn advies is om de mogelijkheden voor infiltratie te benutten vooral uit oogpunt van verdrogingsbestrijding.

Aangezien er geen toename is van het verharde oppervlakte (juist eerder een afname) is er geen watercompensatie nodig. In de bestaande situatie is het gehele terrein verhard. In de nieuwe situatie is er aanzienlijk meer groen in het plangebied. In deze groene gebieden zal hemelwater ter plaatse kunnen infitreren in de ondergrond, zodat op deze wijze ten opzichte van de bestaande situatie al meer hemelwater wordt geïnfiltreerd hetgeen een positieve bijdrage levert aan de verdroging.

Een weergave van de aanvullende mail van het waterschap is opgenomen als Bijlage 11.

De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding. De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen. Het waterschap Vechtstromen geeft een positief wateradvies.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de planregels en verbeelding     

5.1 Algemeen     

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum)’ dient rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker. Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" van het ministerie van VROM.

5.2 Toelichting op de verbeelding     

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de Basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

5.3 Toelichting op de regels     

De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.

Gebruiksregels 

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.

Bouwregels 

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel. Dit betekent dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning

Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.

Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:

verplicht

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Opzet regels 

De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

5.3.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

Artikel 1 : Begrippen

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.

Artikel 2 : Wijze van meten

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

Artikel 3 : Maatschappelijk - Gezondheidscentrum

De tot ‘Maatschappelijk - Gezondheidscentrum’ bestemde gronden zijn onder andere bedoeld voor een gezondheidscentrum, met de daarbij behorende wegen, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen. Op de verbeelding is een bouwvlak aangegeven, waarbinnen de gebouwen moeten worden gerealiseerd en tevens is een gevellijn opgenomen die bepaald dat de voorgevel van het hoofdgebouw in de gevellijn dient te worden opgericht.

Artikel 4 : Waarde – Archeologie 4

Dit artikel regelt de bescherming van archeologische waarden in het plangebied en geeft weer wanneer en bij welke bodemkundige ingreep onderzoek naar archeologie noodzakelijk is.

5.3.3 Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 5 : Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder bouwplan. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.

Artikel 6 : Algemene bouwregels

In artikel 6 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 7 : Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.

Artikel 8 : Algemene afwijkingsregels

Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.

Artikel 9 : Algemene wijzigingsregels

Het bestemmingsplan bevat in een aantal gevallen een mogelijkheid tot het wijzigen van het plan op basis van de wijzigingsbevoegdheid op grond van artikel 3.6 Wro. De procedure van de wijzigingsbevoegdheid is geregeld in de Wro.

Artikel 10 : Overige regels

In dit artikel is verwoord hoe de koppeling is met het Parapluplan Parkeerplaatsen en het Parapluplan Standplaatsen.

5.3.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Het laatste hoofdstuk "Overgangs en slotregels" bevat in artikel 10 het overgangsrecht, zoals beschreven in het besluit Ruimtelijke Ordening. Artikel 11 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum)’.

5.4 Handhaving     

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden. Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

Het college van de gemeente Emmen heeft het beleidsplan Vergunningverlening Toezicht en Handhaving (VTH) vastgesteld. Dit beleidsplan VTH beschrijft de visie en ambitie op het terrein van de gemeentelijke VTH-taken, waaronder ook valt het toepassen en naleven van de regels in het bestemmingsplan. Daarnaast geeft het beleidsplan VTH invulling aan de wettelijke plicht om vastgesteld VTH-beleid te hebben.

Voor wat betreft handhaving kan de gemeente onmogelijk continu alles controleren. De gemeente vertrouwt erop dat inwoners en bedrijven de regels naleven en zij er alles aan doen om risico’s en nadelige effecten voor de maatschappij te voorkomen. Risico's bepalen de inzet van de beschikbare capaciteit. Op basis van kennis en ervaring is vastgesteld welke bedrijfscategorieën en activiteiten het grootste risico vormen voor fysieke veiligheid, leefbaarheid, volksgezondheid, milieu en imago.

Deze uitgangspunten zijn gebruikt bij het opstellen van dit bestemmingsplan en worden ook toegepast bij de naleving van de regels van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke betrokkenheid     

6.1 Overleg ex. Artikel 3.1.1 Bro     

Het college heeft het bestemmingsplan ‘Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum)’ vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Vanuit de Veiligheidsregio Drenthe is per brief van 3 februari 2021 gereageerd op het voorontwerp-bestemmingsplan. Op basis van deze vooroverlegreactie is een paragraaf 4.3.2 ‘Inrichting en ontwikkeling’ toegevoegd. De brief van de Veiligheidsregio is als Bijlage 15 bij het bestemmingsplan gevoegd.

De provincie Drenthe heeft per brief van 5 februari 2021 gereageerd op het voorontwerp-bestemmingsplan. Vanuit de provincie is aangegeven dat ingestemd kan worden met de inhoud van het voorontwerp-bestemmingsplan. De brief van de provincie Drenthe is als Bijlage 14 bij het bestemmingsplan gevoegd.

6.2 Ter inzage legging Ontwerp Bestemmingsplan     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 5 november tot en met 16 december 2021 voor een ieder ter inzage gelegen. Er was één zienswijze ingediend. Na afstemming met de indiener is de zienswijze ingetrokken. Daardoor zijn er geen zienswijzen ingediend.

De gemeenteraad van Emmen heeft op 3 maart 2022 het besemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Het besluit is als Bijlage 16 bijgevoegd.

 

Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid     

Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie van een exploitatieplan, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd. De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De gemeentelijke kosten, waaronder leges, planschadekosten en andere plan gerelateerde kosten, komen voor rekening van de aanvrager. Hiervoor is een exploitatieovereenkomst afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en kan de raad op grond van artikel 6.12, lid 2 onder a besluiten geen exploitatieplan vast te stellen. De betreffende overeenkomst zal op termijn worden afgesloten.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

het Bestemmingsplan Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum), met identificatienummer NL.IMRO.0114.2020015-B501 van de gemeente Emmen;

1.2 Bestemmingsplan     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanduiding     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 Aanduidingsgrens     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 Achtererfgebied     

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw;

1.6 Achtererfscheiding     

een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;

1.7 Achtergevel     

gevel aan de achterzijde van een (hoofd)gebouw;

1.8 Ander(e) bouwwerk(en)     

een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.9 Andere geluidsgevoelige gebouwen     

andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

1.10 Andere werk(en)     

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.11 Archeologische verwachting     

verwachting van middelhoge of hoge archeologische waarden, welke nader onderzocht dienen te worden;

1.12 Archeologische waarde     

vastgestelde archeologische waarde zoals weergegeven op de Archeologisch Monumenten Kaart (AMK);

1.13 Archeologisch waardevol gebied     

een door het rijk aangewezen gebied en of element (AMK) waarvan geconstateerd is dat zich in en of op de bodem, met het oog op de bewoningsgeschiedenis, beschermingswaardige en door mensen gemaakte voorwerpen en of sporen van de vroegere samenlevingen bevinden;

1.14 Bebouwing     

één of meer gebouwen en/ of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 Bebouwingsgrens     

een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;

1.16 Bedrijf     

Een bedrijf of onderneming is een organisatie van arbeid en kapitaal actief in de productie en/of het aanbieden van goederen en diensten.

1.17 Bedrijfsgebouw     

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 Begane grond     

de bouwlaag of verdiepingsvloer van een gebouw ter hoogte van het peil;

1.19 Bestaand     

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.20 Bestaande bebouwing     

bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;

1.21 Bestemmingsgrens     

de grens van een bestemmingsvlak;

1.22 Bestemmingsvlak     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.23 Bijbehorend bouwwerk     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.24 Bodemingreep     

werken of werkzaamheden die een bodemverstorende werking kunnen hebben op het aanwezige (archeologische) bodemarchief;

1.25 Bijgebouw     

een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals een bijbehorend bouwwerk, aan- of uitbouw en aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw;

1.26 Bouwen     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.27 Bouwgrens     

de grens van een bouwvlak;

1.28 Bouwlaag     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren en of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van de onderbouw en zolder: voor de onderscheidenlijke bouwlagen geldt de volgende maximale bouwhoogte:

  • 1 bouwlaag, 5 meter;
  • 2 bouwlagen, 8 meter;
  • 3 bouwlagen, 12 meter;
  • 4 bouwlagen, 15 meter;
  • 5 bouwlagen, 18 meter;
  • 6 bouwlagen, 21 meter;

1.29 Bouwperceel     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.30 Bouwperceelgrens     

de grens van een bouwperceel;

1.31 Bouwvlak     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.32 Bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.33 Bovenverdieping     

verdieping hoger dan gelijkvloers;

1.34 Dakopbouw     

de bovenste bouwlaag van een hoofdgebouw waarbij de oppervlakte maximaal 25% van de basisoppervlak van het hoofdgebouw bedraagt;

1.35 Eerstelijnszorg     

eerstelijnszorg is de zorg waarvan iedereen gebruik kan maken zonder verwijzing. Hieronder vallen zorg van huisartsen (en praktijkondersteuners), zorg van tandartsen (en andere mondzorgverleners zoals mondhygiënisten, orthodontisten en tandprothetici), fysiotherapie, apothekerszorg, thuisverpleging (geen verwijzing nodig, maar wel een indicatie), maatschappelijk werk, psychologische zorg bij een consultatiebureau.

1.36 Erf     

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.37 Erker     

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;

1.38 Gebouw     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 Geluidswerende voorzieningen     

geluidsreducerende constructie/ bouwwerk in de vorm van voorzieningen zoals geluidsschermen, geluidswallen of aan deze constructies gelijk te stellen bouwwerk/ constructie;

1.40 Geometrische plaatsbepaling     

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.41 Geurgevoelige objecten     

onder geurgevoelige objecten wordt o.a verstaan (bedrijfs)woningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleeghuizen, asielzoekerscentra, dagverblijven, scholen, kantoren, winkels, recreatiegebieden voor dagrecreatie, hierbij is de verblijfsduur, omvang van de groep, functie van de omgeving, aanwezigheid van gevoelige groepen en bijzondere bestemmingen van belang;

1.42 Gevel     

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;

1.43 Gevellijn     

de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;

1.44 Gezondheidscentrum     

verzamelgebouw waarin voorzieningen gevestigd zijn voor het uitoefenen van activiteiten gericht op de nul tot en met tweedelijns zorgverlening en maatschappelijke dienstverlening, waaronder: een apotheek, huisartsen, fysiotherapie, psychologie en andere soortgelijke zorgvoorzieningen met bijbehorende zorgfaciliteiten en (para)medische dienstverlening eventueel met bijbehorende ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van de voorzieningen gevestigd in het gezondheidscentrum;

1.45 Hoofdgebouw     

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;

1.46 Luifel     

een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;

1.47 Overkapping     

een ander bouwwerk, dat een overdekte ruimte vormt met ten hoogste één wand (dak op pootjes);

1.48 Overig bouwwerk     

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.49 Overstek     

bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel;

1.50 Perceelsgrens     

de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;

1.51 Serre     

een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaand uit een lichte constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.52 Straat- en bebouwingsbeeld     

de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;

1.53 Tweedelijnszorg     

tweedelijnszorg is zorg van alle hulpverleners waarvoor je een verwijzing nodig hebt. Dit zijn bijvoorbeeld alle specialisten in het ziekenhuis of de kliniek. Maar ook revalidatie en psychische hulp vallen onder tweedelijnszorg.

1.54 Voorerf     

gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw gelegen is;

1.55 Voorerfgebied     

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied

1.56 Waterhuishoudkundige voorzieningen     

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;

1.57 Waterlopen     

een sloot, goot of greppel t.b.v. opvang en afvoer van gebiedseigen water en mede bedoeld als verbinding tussen de voor water bestemde gronden;

1.58 Zijerf     

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het (hoofd)gebouw gelegen is;

1.59 Zijerfscheiding     

een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tot de zij- c.q. achtererfscheiding     

de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;

2.2 De bebouwing op de verbeelding     

de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;

2.3 Bebouwingspercentage     

een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De dakhelling     

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 De goothoogte van een bouwwerk     

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 De inhoud van een bouwwerk     

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk     

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Het peil     

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Maatschappelijk - Gezondheidscentrum     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk - Gezondheidscentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gezondheidscentrum;
  2. bijbehorende bouwwerken;

met bijbehorende:

  1. andere bouwwerken;
  2. horeca -1 en 2 ten dienste van de bestemming;
  3. sport- en speelgelegenheden ten dienste van de bestemming;
  4. fiets- en voetpaden;
  5. toegangswegen, in- en uitritten;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Gebouwen     

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel van het hoofdgebouw dient in de gevellijn te worden opgericht;
  3. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  4. de maximale bouw- en goothoogte van de gebouwen bedraagt niet meer dan zoals ter plaatse van de maatvoeringaanduiding 'maximale bouwhoogte' is aangegeven.
3.2.2 Andere bouwwerken     

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende bepaling:

  1. de bouwhoogte van een ander bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen met dien verstande dat de maximale bouwhoogte van een erf- en terreinafscheiding voor de gevellijn maximaal 1 meter bedraagt en achter de gevellijn maximaal 2 meter en de maximale bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten maximaal 5 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  1. de woonsituatie;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  3. cultuurhistorie;
  4. verkeersveiligheid;
  5. sociale veiligheid;
  6. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  7. de milieusituatie;
  8. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

3.4 Afwijken van de bouwregels     

3.4.1 Bevoegdheid     

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. artikel 3.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak mogen worden gerealiseerd met een maximum vloeroppervlak van 50 m2;
  2. artikel 3.2.1 onder b in die zin dat de goot- en/of bouwhoogte van een gebouw mag worden verhoogd met maximaal 1 meter.
3.4.2 Beperking     

De toepassing van de in artikel 3.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen, worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad, wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. terreinen van middelhoge of hoge archeologische verwachtingen;
  2. bescherming en veiligstelling van de middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarden.

4.2 Bouwregels     

4.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken     

Voor het bebouwen van de in artikel 4.1 genoemde gronden gelden de volgende bepalingen:

  1. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd;
  2. het gestelde in artikel 4.2.1 onder a geldt niet voor:
    1. het verbouwen van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, gelegen op minder dan 1 meter boven peil, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd;
    2. het bouwen van een gebouw of ander bouwwerk tot maximaal 1000 m², waarbij het gaat om een totaal aan te verstoren bodemoppervlak binnen een plangebied of bouwvlak van een samenhangend project dat niet opgedeeld kan worden in deeluitwerkingen en waarbij de bodemingreep niet meer dan 30 centimeter cm diepte mag bedragen.

4.3 Afwijken van de bouwregels     

4.3.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. artikel 4.2.1 onder a voor herbouw met dezelfde maatvoering als het oorspronkelijke bouwwerk, dat wil zeggen dat de funderingen dezelfde horizontale en verticale afmetingen hebben of wanneer werkzaamheden vergunningsvrij kunnen worden uitgevoerd;
  2. artikel 4.2.1 onder b voor het oprichten van een gebouw of ander bouwwerk groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm; mits de aanvrager, van een omgevingsvergunning, een archeologisch (inventariserend) onderzoek heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld, waarbij, in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden kunnen worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de omgevingsvergunning van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.2 Vervallen onderzoeksverplichting     

Alvorens tot onderzoek over te gaan kan een archeoloog in dienst van de gemeente, een provinciaal archeoloog, of hiermee gelijk te stellen archeologische deskundige advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk heeft verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek zoals gesteld in artikel 4.3.1 onder b.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

4.4.1 Verboden werkzaamheden     

Ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, een werk geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. bodemingrepen vanaf 1000 m2 en op een grotere diepte dan 30 centimeter, ter plaatse van de bestemming Waarde - Archeologie 4.
4.4.2 Toegestande werkzaamheden     

Het verbod als bedoeld in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en / of werkzaamheden die:

  1. normaal onderhoud en beheer betreffen;
  2. plaatsvinden in relatie tot archeologisch onderzoek;
  3. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende vergunning.
4.4.3 Combinaties     

Voor zover voor meerdere werken en / of werkzaamheden vergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

4.4.4 Voorwaarden     

De in artikel 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend als:

  1. de aanvrager een rapport/advies heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld en de archeologische deskundige Burgemeester en Wethouders positief heeft geadviseerd omtrent het uitvoeren van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
4.4.5 Verbinding voorschriften     

Voor zover de in artikel 4.4.1 genoemde bodemingrepen dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze bodemingrepen kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden alleen worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende voorschriften worden verbonden:

  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4.6 Vervallen onderzoeksverplichting     

Alvorens tot onderzoek over te gaan kan aan een archeoloog namens de gemeente advies worden gevraagd omtrent de noodzaak tot onderzoek, indien deze schriftelijk verklaard dat een onderzoek niet noodzakelijk is vervalt de verplichting tot onderzoek als bedoeld in artikel 4.4.4

4.4.7 Verlening     

De in artikel 4.4.1 bedoelde vergunning wordt verleend wanneer:

  1. de voorgenomen bodemingrepen, dan wel de directe of indirect gevolgen van deze bodemingrepen niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal danwel dat de verstoring ervan redelijk is in relatie tot het belang van de te verrichten werken en het archeologische belang daarbij voldoende is gewaarborgd.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid     

4.5.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening:

  1. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 te doen vervallen, indien op basis van een archeologisch onderzoek is aangetoond dat in de desbetreffende gronden geen archeologische waarden meer aanwezig zijn;
  2. aan gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1,2,3,5 of 6 toe te kennen, indien een archeologisch onderzoek dit, gelet op de ter plaatse aanwezige waarden, rechtvaardigt;
  3. de oppervlaktes en/ en of dieptes als genoemd in artikel 5 te veranderen en / of desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/ of mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels     

6.1 Ondergeschikte bouwonderdelen     

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen, gevelversieringen, meeontworpen sierende elementen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouwgrens dan wel de maximale bouwhoogte niet meer dan maximaal 1 meter wordt overschreden;
  2. Vlaggenmasten en antennemasten, voorzover deze direct ten dienste staan van -en onderdeel uitmaken van een gebouw, mogen de toegestane maximale bouwhoogte met maximaal 1,5 meter overschrijden;
  3. Dakopbouwen, noodtrappen, luchtbehandeling- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 1,5 meter ten opzichte van de bouwhoogte van een gebouw, en mogen geen groter oppervlakte beslaan dan 15% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels     

7.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)     

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  1. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en overigens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone.

7.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)     

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  1. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    1. goederen, waarvan de verkoop ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  2. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  3. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  4. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels     

8.1 Bevoegdheid     

Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van:

  1. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. het toestaan van erf- en terreinafscheiding langs de openbare weg met een maximaal bouwhoogte tot 1,5 meter;
  4. de regels voor het overschrijden van de gevellijn door:
    1. erkers, balkons, luifels en bordessen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken tot maximaal 1 meter over de gehele breedte van de oorspronkelijke voorgevel;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

8.2 Afweging     

De toepassing van de in artikel 8.1 eerste lid genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels     

9.1 Bevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

9.2 Afweging     

De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen dienen in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en/of belangen onevenredig worden geschaad, dan kan de wijziging niet plaatsvinden.

Artikel 10 Overige regels     

10.1 Van toepassingsverklaring Parapluplan Parkeernormen     

  1. Het Parapluplan Parkeernormen met planIdn: NL.IMRO.0114.2017025-P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
  2. indien het 'Integrale parkeervisie gemeente Emmen' als bedoeld onder sub a gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.

10.2 Van toepassingsverklaring Parapluplan Standplaatsen     

  1. het Parapluplan Emmen Standplaatsen met planIdn: NL.IMRO.0114.2017011.017- P701 gemeente Emmen, blijft van toepassing op het plangebied;
  2. indien het 'standplaatsen beleid' als bedoeld onder sub c gedurende de planperiode van dit bestemmingsplan wordt gewijzigd, wordt bij de verlening van de omgevingsvergunning rekening gehouden met die wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 11 Overgangsrecht     

11.1 Overgangsrecht bouwwerken     

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik     

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Erica, Havenstraat 56 – 58 (gezondheidscentrum).