direct naar inhoud van Regels
Plan: Emmen, aardgas- en waterstofleiding GZI - Emmtec
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2019012-B701

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Emmen, aardgas- en waterstofleiding GZI - Emmtec met identificatienummer NL.IMRO.0114.2019012-B701 van de gemeente Emmen;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bestaand:

bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.6 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.7 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.8 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.9 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.10 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.11 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.12 escortbedrijf:

het bedrijfsmatig aanbieden van prostitutiediensten die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte van het escortbedrijf worden uitgeoefend;

1.13 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.14 groenvoorziening:

een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;

1.15 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 het peil:

het peil overeenkomstig de bouwverordening, danwel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de hoogte van het afgewerkte bouwterrein, indien in of op het water wordt gebouwd, dan het Normaal Amsterdams Peil of een ander plaatselijk waterpeil aan te houden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Esdorpenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. agrarische doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. behoud en herstel van watergangen;

met bijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden opgericht.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. mestopslagen en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • b. spoel- en wasinstallaties ten behoeve van bollenteelt zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1, sub a, en toestaan dat stallen en schuilgelegenheden ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 2. er is niet minder dan één hectare aaneengesloten grond in gebruik ten behoeve van de activiteiten;
    • 3. de oppervlakte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 50 m2;
    • 4. de hoogte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 3,50 m;
  • b. sublid 3.2.2, sub a, en toestaan dat een mestopslag ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 3. de inhoud bedraagt niet meer dan 2.500 m3;
    • 4. voorzover aangemerkt als bouwwerk (silo) bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 6,00 m;
    • 5. voorzover niet aangemerkt als bouwwerk (foliebassin) bedraagt de bouwhoogte van de grondwal en bijbehorend hekwerk niet meer dan 2,00 m;
  • c. sublid 3.2.2, sub a, en toestaan dat sleufsilo's ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,00 m.
  • d. sublid 3.2.2, sub b, en toestaan dat een spoel- en wasinstallatie ten behoeve van bollenteelt wordt gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 3. de bouwhoogte van de aan te leggen grondwal en bijbehorend hekwerk bedraagt niet meer dan 2,00 m.
3.3.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 3.3.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking dient in ieder geval rekening worden gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren van teeltondersteunende voorzieningen;
  • b. het aanleggen van paardenbakken;
  • c. het bebossen van gronden, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • d. het realiseren van een terrein voor boomteelt, fruitteelt op verhoogde stellingen of fruit op laagstam of hoogstam, met een oppervlakte van meer dan één hectare.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4, sub b, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, waarbij de volgende bepalingen gelden;
    • 1. de afmeting bedraagt niet meer dan 20 m bij 40 m;
    • 2. de paardenbak niet minder dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. lichtmasten mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van 6,00 m;
    • 4. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het').
3.5.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 3.5.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking dient in ieder geval rekening worden gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • c. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • g. het realiseren van een terrein voor boomteelt, fruitteelt op verhoogde stellingen of fruit op laagstam of hoogstam, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • h. het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel.
3.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 3.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
3.6.3 Combinaties

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunning worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

3.6.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de omgevingsvergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het') betrokken.

3.6.5 Voorwaarden

De sublid 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

3.6.6 Weigering

De in sublid 3.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouder is bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor het wijzigen van de bestemming naar de bestemming 'Natuur - Bos', 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen' of' Water' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' (met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710), waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de ontwikkeling bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van de Natuurnetwerk Nederland (NNN);
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de landschappelijke structuur;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. voor de nieuwvestiging van gas- of oliewinlocaties met de bestemming 'Bedrijf - Mijnbouw 2' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' (met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710), waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de landschappelijke structuur;
    • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 4. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. voor de realisatie van leidingen met de bestemming 'Leiding - Gas', waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.7.2 Afwegingen
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 3.7.2 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Kleinschalige Veenontginningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. agrarische doeleinden;
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. behoud en herstel van watergangen;

met bijbehorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. fiets- en voetpaden;
  • g. toegangswegen in- en uitritten;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden worden geen gebouwen of overkappingen opgericht.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. mestopslagen en sleufsilo's zijn niet toegestaan;
  • b. spoel- en wasinstallaties ten behoeve van bollenteelt zijn niet toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 4.2.1, sub a, en toestaan dat stallen en schuilgelegenheden ten behoeve van het hobbymatig houden van dieren worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 2. er is niet minder dan één hectare aaneengesloten grond in gebruik ten behoeve van de activiteiten;
    • 3. de oppervlakte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 50 m2;
    • 4. de bouwhoogte van de bebouwing bedraagt niet meer dan 3,50 m.
  • b. sublid 4.2.1, sub a, en toestaan dat niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen ten behoeve van de seizoensteelt worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de voorzieningen worden niet langer gebruikt dan zes maanden per jaar;
    • 2. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 3. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,00 m;
  • c. sublid 4.2.2, sub a, en toestaan dat een mestopslag ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 3. de inhoud bedraagt niet meer dan 2.500 m3;
    • 4. voorzover aangemerkt als bouwwerk (silo) bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 6,00 m;
    • 5. voorzover niet aangemerkt als bouwwerk (foliebassin) bedraagt de bouwhoogte van de grondwal en bijbehorend hekwerk niet meer dan 2,00 m;
  • d. sublid 4.2.2, sub c, en toestaan dat sleufsilo's ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2,00 m;
  • e. sublid 4.2.2, sub c, en toestaan dat een spoel- en wasinstallatie ten behoeve van bollenteelt wordt gerealiseerd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het');
    • 2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 3. de bouwhoogte van de aan te leggen grondwal en bijbehorend hekwerk bedraagt niet meer dan 2,00 m.
4.3.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 4.3.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren van permanente teeltondersteunende voorzieningen (gebruik langer dan zes maanden per jaar);
  • b. het aanleggen van paardenbakken;
  • c. de aanleg van bufferzones ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • d. het bebossen van gronden, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • e. het realiseren van een terrein voor boomteelt, fruitteelt op verhoogde stellingen of fruit op laagstam of hoogstam, met een oppervlakte van meer dan één hectare.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.1 en toestaan dat een terrein wordt ingericht voor boomteelt, waarbij de volgende regels gelden:
  • b. lid 4.4, sub b, en toestaan dat gronden gebruikt worden ten behoeve van een paardenbak, waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de afmeting niet meer dan 20 m bij 40 m bedraagt;
    • 2. de paardenbak niet minder dan 50 m verwijderd is van woningen van derden;
    • 3. lichtmasten mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van 6,00 m;
    • 4. essen en beekdalen zijn uitgesloten (zie Bijlage 2 bij deze regels: Kaart essen en, fragment uit Bijlage 3 bij de regels: 'De Gemeente Emmen in het').
4.5.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 4.5.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem;
  • b. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • c. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen, met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • d. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  • f. het bebossen van gronden, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • g. het realiseren van een terrein voor boomteelt, fruitteelt op verhoogde stellingen of fruit op laagstam of hoogstam, met een oppervlakte van meer dan één hectare;
  • h. het rooien van bos, bomen, boomgaard, houtwal of singel.
4.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 4.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
4.6.3 Combinaties

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunning worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

4.6.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de omgevingsvergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het') betrokken.

4.6.5 Voorwaarden

De sublid 4.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.

4.6.6 Weigering

De in sublid 4.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouder is bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor het wijzigen van de bestemming naar de bestemming 'Natuur - Bos', 'Natuur - Veengebieden en Beekdalen' of 'Water' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' (met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710), waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de ontwikkeling bijdraagt aan de verdere ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland (NNN);
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de landschappelijke structuur;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
  • b. voor de nieuwvestiging van gas- of oliewinlocaties met de bestemming 'Bedrijf - Mijnbouw 2' van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' (met identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0710), waarbij de volgende regels gelden;
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. de uitbreiding is passend binnen de landschappelijke structuur;
    • 3. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 4. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
4.7.2 Afwegingen
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 4.7.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 5 Bedrijventerrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bestaand gebruik van de gronden en bouwwerken, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan plaatsvindt op basis van een rechtsgeldig planologisch besluit.
5.2 Bouwregels
  • a. Bestaande bouwwerken, waarvoor op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingplan een geldend planologisch besluit is genomen, mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen.

Artikel 6 Verkeer - Weg

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, fietspaden, voetpaden en straten met hoofdzakelijk een functie voor het doorgaande verkeer;
  • b. informatiesystemen/signaleringsborden;

met bijbehorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. bermen, bermsloten en groenvoorzieningen;
  • e. op- en afritten;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. overige kunstwerken en waterwerken;
  • h. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • i. het aantal rijstroken van wegen niet mag worden vergroot indien dit een verhoging van het aantal gehinderden tot gevolg heeft, dan wel de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder hierdoor wordt overschreden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden worden geen gebouwen gebouwd.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 6,00 m en de vloeroppervlakte bedraagt niet meer dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten, en informatiesystemen/signaleringsborden bedraagt niet meer dan 6,00 m;
  • c. de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het realiseren van reclamezuilen;
  • b. het veranderen van het wegprofiel, dan wel het veranderen van bestaande geluidsreducerende maatregelen waardoor de voorkeurgrenswaarde of een hogere verkregen grenswaarde op grond van de Wet geluidhinder wordt overschreden.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het gebruiken en in stand houden van ondergrondse (hoofd)gastransportleidingen en overige aardgastransportleidingen, met de daarbij behorende belemmeringsstroken;
  • b. leidingen ten behoeve van de aardgaswinning;

met bijbehorende:

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een op de verbeelding aangegeven afstand van de ondergrondse aardgastransportleiding wordt, in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, niet gebouwd, uitgezonderd gebouwen ten dienste van de leiding;
  • b. de oppervlakte van de bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 25 m2 per gebouw;
  • c. de bouwhoogte van de bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden alleen ten dienste van de bestemming gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m.
7.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 7.2.1, sub a, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de veiligheid van de betrokken leiding wordt niet geschaad;
    • 2. vooraf is schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
    • 3. er worden geen kwetsbare objecten toegelaten.
7.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 7.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet wordt aangetast.
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • h. drainage van de gronden;
  • i. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem.
7.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 7.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
  • d. die verband houden met de aanleg van de betreffende leiding.
7.5.3 Combinaties

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

7.5.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de omgevingsvergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het').

7.5.5 Voorwaarden
  • a. De in sublid 7.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
  • b. De in sublid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leiding.
  • c. De in sublid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
7.5.6 Weigering

De in sublid 7.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid
7.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor de vergroting, verkleining of verwijdering van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 4. er is schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
7.6.2 Afwegingen
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 7.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 8 Leiding - Gas 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding, met een diameter van niet meer dan 168 mm en een druk van niet meer dan 80 bar, inclusief voorzieningen, en de daarbij behorende belemmeringsstrook.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
  • b. op of in de in lid 8.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, als blijkt dat de veiligheid van de leiding en leidingstrook niet worden geschaad en het geen omgevingsvergunning voor het realiseren van een kwetsbare object betreft. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

8.4.2 Afweging

Voordat een omgevingsvergunning als bedoeld in sublid 8.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies van de beheersinstantie van de bedoelde leiding ingewonnen. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen wordt in ieder geval de veilligheid van de gasleiding, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen worden geschaad, wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
  • b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de leiding.
8.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • h. drainage van de gronden;
  • i. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem.
8.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 8.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, betreffen;
  • b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
8.6.3 Combinaties

Voorzover voor verscheidene werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

8.6.4 Voorwaarden
  • a. De in sublid 8.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk en/of de werkzaamheid schade veroorzaakt of kan veroorzaken aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
  • b. De in sublid 8.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
8.6.5 Weigering

De in sublid 8.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, en/of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

Artikel 9 Leiding - Gas 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van ondergrondse hogedruk waterstoftransportleiding, met een diameter van niet meer dan 152 mm en een druk van niet meer dan 80 bar, inclusief voorzieningen, en de daarbij behorende belemmeringsstrook.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden zijn geen gebouwen toegestaan, met uitzondering van bestaande (vergunde) gebouwen;
  • b. op of in de in lid 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden gebouwd;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en wordt gebruikgemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 ten behoeve van bebouwing als toegestaan ingevolge de andere bestemmingen, als blijkt dat de veiligheid van de leiding en leidingstrook niet worden geschaad en het geen omgevingsvergunning voor het realiseren van een kwetsbare object betreft. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.

9.4.2 Afweging

Voordat een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies van de beheersinstantie van de bedoelde leiding ingewonnen. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen wordt in ieder geval de veilligheid van de gasleiding, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen worden geschaad, wordt de omgevingsvergunning niet verleend.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor kwetsbare objecten, met uitzondering van het bestaande (vergunde) gebruik;
  • b. het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van de inspectie en het onderhoud van de leiding.
9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.6.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • d. het aanbrengen, vellen en/of rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • h. drainage van de gronden;
  • i. het ophogen, ontgronden, egaliseren, ontginnen van de bodem.
9.6.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 9.6.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, betreffen;
  • b. het rooien of vellen van bestaand houtgewas in het kader van normale verzorging en onderhoud betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
9.6.3 Combinaties

Voorzover voor verscheidene werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit plan in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

9.6.4 Voorwaarden
  • a. De in sublid 9.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk en/of de werkzaamheid schade veroorzaakt of kan veroorzaken aan de bedrijfsveiligheid van de betreffende leiding.
  • b. De in sublid 9.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, nadat ter zake advies is ingewonnen van de beheersinstantie van de leiding. De beslissing met betrekking tot de omgevingsvergunning, wordt aan de beheersinstantie medegedeeld.
9.6.5 Weigering

De in sublid 9.6.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, en/of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het gebruiken en in stand houden van beheer van ondergrondse hoogspanningsleidingen van 110 kV;

met bijbehorende:

  • b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. bestaande opstijgpunten.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een op de verbeelding aangegeven afstand van 2,50 m aan weerszijden van de hoogspanningsleiding van 110 kV wordt, in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, niet gebouwd, uitgezonderd gebouwen ten dienste van de leiding;
  • b. de oppervlakte van bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 25 m2 per gebouw;
  • c. de bouwhoogte van bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden alleen ten dienste van de bestemming gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m.
10.3 Nadere eisen
10.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 10.2.1, sub a, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de veiligheid van de betrokken leiding wordt niet geschaad;
    • 2. vooraf is schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
    • 3. er worden geen kwetsbare objecten toegelaten.
10.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 10.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast;
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van diep wortelende beplanting en bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen.
10.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 10.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
  • d. die verband houden met de aanleg van de betreffende leiding.
10.5.3 Combinaties

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

10.5.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de omgevingsvergunningen wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het') betrokken.

10.5.5 Voorwaarden
  • a. De in sublid 10.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
  • b. De in sublid 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leiding.
  • c. De in sublid 10.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
10.5.6 Weigering

De in sublid 10.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

10.6 Wijzigingsbevoegdheid
10.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouder is bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor de vergroting, verkleining of verwijdering van de dubbelbestemming 'Leiding -' waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.6.2 Afwegingen
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 10.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Artikel 11 Leiding - Hoogspanningsverbinding 2

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg, het gebruiken en in stand houden van beheer van bovengrondse hoogspanningsverbindingen;
  • b. een hoogspanningsverbinding van 110 kV;

met bijbehorende:

  • c. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. binnen een op de verbeelding aangegeven afstand van 25,00 m ter weerszijden van de hoogspanningsverbinding van 110 kV wordt, in afwijking van het bepaalde elders in deze regels, niet gebouwd, uitgezonderd gebouwen ten dienste van de leiding;
  • b. de bouwhoogte van 110 kV-masten bedraagt niet meer dan 33,00 m;
  • c. de oppervlakte van bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 25 m2 per gebouw;
  • d. de bouwhoogte van bebouwing ten dienste van de leiding bedraagt niet meer dan 3,00 m;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden alleen ten dienste van de bestemming gebouwd;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3,00 m.
11.3 Nadere eisen
11.3.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 11.2.1, sub a, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de veiligheid van de betrokken leiding wordt niet geschaad;
    • 2. vooraf is schriftelijk advies ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant;
    • 3. er worden geen kwetsbare objecten toegelaten.
11.4.2 Afweging
  • a. De toepassing van de in sublid 11.4.1 genoemde afwijkingen is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast;
  • b. In de afweging omtrent verlening van afwijking wordt in ieder geval rekening gehouden met belangen uit agrarisch-, ruimtelijk-, landschappelijk-, cultuurhistorisch, verkeerstechnisch-, milieuhygiënisch, archeologisch- en ecologisch oogpunt, het functioneren van het watersysteem, de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, mogelijke onevenredige aantasting van de leefbaarheid en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • d. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de afwijking niet verleend.
  • e. Voorzover voor meerdere activiteiten een afwijking benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verboden werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het college van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden, of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
  • b. het aanbrengen van overige oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verbreden, verdiepen, en dempen van sloten, wijken en andere wateren;
  • d. het aanbrengen van diep wortelende beplanting en bomen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen.
11.5.2 Toegestane werkzaamheden

Het verbod als bedoeld in sublid 11.5.1 is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer of gebruik van de grond;
  • b. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
  • d. die verband houden met de aanleg van de betreffende leiding.
11.5.3 Combinaties

Voorzover voor meerdere werken en/of werkzaamheden omgevingsvergunningen worden gevraagd en deze in één (inrichtings)plan zijn ondergebracht, wordt dit in zijn geheel in de beoordeling betrokken.

11.5.4 Toetsingscriteria

Bij de afweging omtrent verlening van de omgevingsvergunning wordt de landschappelijke waarde, als weergegeven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het') betrokken.

11.5.5 Voorwaarden
  • a. De in sublid 11.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt niet verleend indien het werk of de werkzaamheid plaatsvindt met het oog op het ontwikkelen of versterken van natuurwaarden in een nieuw natuurgebied en door de uitvoering op directe of indirecte wijze aantoonbare afbreuk wordt of zou worden gedaan aan de agrarische bedrijfsvoering op aangrenzende of nabijgelegen percelen, dan wel aantoonbare schade of nadeel aan nabijgelegen agrarische bedrijven en/of de landbouwfunctie wordt of zou worden gedaan.
  • b. De in sublid 11.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de leiding.
  • c. De in sublid 11.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder schriftelijk advies heeft uitgebracht.
11.5.6 Weigering

De in sublid 11.5.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval geweigerd wanneer de voorgenomen werken, of werkzaamheden de waarden van een gebied zodanig zullen aantasten of de mogelijkheden tot herstel daarvan zodanig zullen verkleinen, dat dit niet door het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

11.6 Wijzigingsbevoegdheid
11.6.1 Bevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouder is bevoegd op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen:

  • a. voor de vergroting, verkleining of verwijdering van de dubbelbestemming 'Leiding -' waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    • 2. voldaan wordt aan milieu- en externe veiligheidswetgeving;
    • 3. er is geen sprake van onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.6.2 Afwegingen
  • a. De wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan.
  • b. In de afweging omtrent toepassing van de in sublid 11.6.1 opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
  • c. De aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de onder sub b genoemde afweging wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie.
  • d. Voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken.
  • e. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Parkeerregeling
13.1.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk, waarvan een parkeerbehoefte en/of laad- en losplaatsen wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelenheiden en/of laad- en losplaatsen is voorzien.
  • b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de meeste recente parkeervisie van de gemeente Emmen op het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of laad- en losplaatsen voor hetgeen is aangevraagd.
  • c. Krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunnng dient in voldoende mate verzekerd te zijn dat voldoende parkeergelegenheiden en/of laad- losplaaten zoals bedoeld in sub b wordt gerealiseerd en instand wordt gehouden.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder parkeergelegenheid en/of laad- losplaatsen wordt voorzien en instandgehouden, mits ter plaatse geen onevenredige afbreuk aan de parkeersituatie plaatsvindt.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:

  • a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover het betreft parkeren en overigens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. als opslagplaats van materialen en voertuigen, behoudens voorzover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een prostitutiebedrijf, seksinrichting en of tippelzone; voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie en of tippelzone.
14.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:

  • a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    • 1. goederen, waarvan de verkoop ondergeschikt deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    • 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  • b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen, voor permanente bewoning;
  • c. het plaatsen van of geplaatst houden van onderkomens;
  • d. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie.
14.3 Parkeerregeling
14.3.1 Gebruik
  • a. Gronden en bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van het veranderen en/of wijzigen van het gebruik van bouwwerken waardoor op het bijbehorende bouwperceel of in de directe omgeving niet in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losplaatsen kan worden voorzien.
  • b. Deze regeling geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van het plan.
14.3.2 Afwijken
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaald in sublid 14.3.1, sub a, voor het toestaan van het veranderen van het gebruik van gronden en bouwwerken indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving in voldoende parkeergelegenheid en laad en losplaatsen wordt voorzien.
  • b. Voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de meeste recente parkeervisie van de gemeente Emmen op het moment van de aanvraag om een omgevingsvergunning bepaald of is voorzien in voldoende parkeergelegenheid en/of voldoende laad- en losplaatsen voor hetgeen is aangevraagd.
  • c. krachtens een voorschrift verbonden aan de omgevingsvergunning moet in voldoende mate verzekerd zijn dat voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in sub b wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
  • d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b en worden toegestaan dat in minder parkeergelengheid en/of laad- en losplaatsen wordt voorzien en instandgehouden, mits ter plaatse geen oneveredige afbreuk aan de parkeersituatie plaatsvindt.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Geluidzone - industrie
15.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op geluidsgevoelige bestemmingen.

15.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van: ver-/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw, in generlei opzicht wordt vergroot of veranderd.

15.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object;
  • b. de nieuwvestiging van geluidsgevoelige gebouwen en terreinen.
15.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het college van burgemeester en wethouders kan overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:

  • a. het bepaalde in sublid 15.1.2, sub a, buiten toepassing blijft, zodat geluidsgevoelige objecten overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen gebouwd en gebruikt kunnen mits:
    • 1. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van deze woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde;
    • 2. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, dan wel een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. de aanduiding 'Geluidzone - industrie' wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat;
  • c. de aanduiding 'Geluidzone - industrie' wordt verwijderd indien de bron van de geluidszone is opgehouden te bestaan.
  • d. de wijziging tast het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan;
  • e. in de afweging omtrent toepassing van de in sublid 15.1.4, sub a, b en c, opgenomen wijzigingsbevoegdheden worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken: de woonsituatie, de stedenbouwkundige structuur, het landschap, archeologie, cultuurhistorie, verkeersveiligheid, (sociale) veiligheid, brandveiligheid/externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, natuur, het functioneren van het watersysteem en de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen;
  • f. de aspecten stedenbouwkundige structuur, landschap en cultuurhistorie worden beschreven in Bijlage 3 bij de regels ('De Gemeente Emmen in het perspectief van het'). Deze bijlage wordt betrokken bij de in sublid 15.1.4, sub e, genoemde afweging voor wat betreft de aspecten stedenbouw, landschap en cultuurhistorie;
  • g. voorzover voor meerdere activiteiten een wijziging benodigd is en deze in één plan zijn ondergebracht, worden deze in zijn geheel in de beoordeling betrokken;
  • h. indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Emmen, aardgas- en waterstofleiding GZI - Emmtec .