|
Op een perceel aan de Nieuw-Amsterdamsestraat, aan de rand van de wijk Bargeres, op een steenworp van de woonwijk Delftlanden en bedrijventerrein Waanderveld, hebben initiatiefnemers plannen om een modern kleinschalig, groen melkveebedrijf met een natuurlijke uitstraling te realiseren. Tevens zal een bezoekersruimte/educatiecentrum worden gerealiseerd en worden er mogelijkheden geboden voor de verhuur van vergaderruimten. Ook wordt voorzien in het kunnen aanbieden van kinderopvang. De plannen zijn aangepast aan de bijzondere omgeving waarin het is gesitueerd; tussen woonwijk en bospercelen, tussen weilanden en authentieke Drentse houtwallen.
Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat (’t Nije Hoff) is globaal gelegen ten westen van de wijk Bargeres en ten noorden van de wijk Delftlanden en de rondweg N391. Aan de westkant van het plangebied is het Noordbargerbos gelegen. Ten noorden van het plangebied een volkstuinencomplex met bijbehorende parkeerplaatsen. De toekomstige ontsluiting van het plangebied op de Nieuw Amsterdamsestraat en de nieuw te graven afwateringssloot zijn tevens onderdeel van dit bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat (’t Nije Hoff) vervangt gedeeltelijk het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen". Dit bestemmingsplan is op 30 oktober 2014 vastgesteld door de raad van Emmen en heeft plannummer NL.IMRO.0114.2009072-0710 In dit bestemmingsplan hebben de gronden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Esdorpenlandschap’ zonder bouwvlak of bouwmogelijkheden voor een grondgebonden agrarisch bedrijf, zodoende is de realisatie van het melkveebedrijf op basis van het geldende bestemmingsplan niet bij recht toegestaan. Onderstaand een weergave van het vigerende bestemmingsplan en de gronden die als zodanig zijn bestemd.
Figuur 1-3: Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied Emmen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de verbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.
Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat (’t Nije Hoff) zijn diverse onderzoeken verricht en adviezen gegeven:
De conclusies uit de onderzoeken en adviezen zijn verwerkt in de toelichting.
De Structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid troef, is 24 september 2009 vastgesteld. De structuurvisie is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020 (vastgesteld 2001). De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid.
Aangegeven wordt dat de belangrijkste uitgangspunten en ontwikkelingsprincipes voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen bestaan uit:
De Structuurvisie gaat uit van een lagenbenadering. Het grondgebied van Emmen is daarbij onderverdeeld in 4 deelgebieden;
Het gebied van dit bestemmingsplan valt in deelgebied B. Het project heeft aantoonbare ruimtelijke- en economische meerwaarde voor de gemeente. Er is bij dit project geen sprake van een grootschalige landbouwontwikkeling.
De Ruimtelijke Waardenkaart (Bosch & Slabbers, 2008) belicht de aardkundige, archeologische, ecologische, hydrologische, cultuurhistorische en de landschappelijke waarden, evenals de monumenten van het buitengebied van de gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het bestemmingsplan buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de onderliggende waarden in de kernen ook aan bod. Daarnaast reikt de ruimtelijke waardenkaart concrete handvatten voor de ontwikkeling van het landschap aan. Het rapport geeft aan met welke aspecten in de planvorming rekening dient te worden gehouden. De gemeente ziet de ruimtelijke waardenkaart als een aanzet tot een nader te bepalen ontwikkelingskader. De ruimtelijke waardenkaart is een intern beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de RWK zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet "opnieuw" vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.
Op basis van de Ruimtelijke Waardenkaart bevindt het plangebied zich in het ‘Esdorpenlandschap’.
Figuur 2-1: Uitsnede ruimtelijke waardenkaart
In het beleidsdocument "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap - Analyse in het kader van het bestemmingsplan buitengebied" is dit nog nader uitgewerkt en bevindt het plangebied zich in gebied 4 – Sleenerstroom.
Figuur 2-2: Uitsnede Gemeente Emmen in perspectief van het landschap
Kenmerken Gebied 4 - Sleenerstroom
De houtwallen c.q. singels die voorheen vooral op de overgang naar de wat hoger gelegen gronden stonden, zijn in dezelfde periode veelal verwijderd. Deze houtopstanden waren vooral te vinden in het zuidelijke gedeelte, namelijk bij Noordbarger Stroeten, De Slagen, De Zuidbarger Stroeten en de Noord- en Zuid-Barger weilanden en in mindere mate de Noordbroekmaden. De lager gebieden die voorheen onbeplant waren zijn dat tot op de dag van vandaag nog steeds. Bijzonder detail zijn enkele bosjes die nog steeds in het gebiedje bij de Slenerweg tussen N34 en Sleenerstroom staan. Deze maakten voorheen uit van bosjes van Boschmaden.
Tenslotte hebben stadsuitbreidingen grote delen van het beekdal opgeslokt. Bargeres, een gedeelte van de Rietlanden en de in aanleg zijnde Delftlanden zijn hier voorbeelden van. Bijzonder detail bij Bargeres is dat de voormalige houtopstanden uitgangspunt zijn geweest in het stedenbouwkundig ontwerp en tot op de dag van vandaag nog aanwezig zijn. Dit terwijl in het beekdal zelfs het merendeel van de houtopstanden zijn verdwenen. Deze stadsuitbreidingen worden begrijpelijkerwijs niet tot het buitengebied gerekend en daarmee ook niet meer tot het onderhavige gebied.
De huidige nog overgebleven beekdalgronden zijn daarentegen nog steeds vrijwel geheel onbebouwd. Alleen langs de Zandzoom staat één boerderij en hiermee is de bebouwingstructuur, te weten een onbebouwd beekdal, nog zeer gaaf aanwezig. In een overig getransformeerd landschap een uniek gegeven.
Door de metamorfose uit de periode 1965 – 1975 kan worden gesteld dat een nieuw, jong, landschap is ontstaan waarin infrastructurele werken (wegen, op- en afritten) het beeld grotendeels domineren. Met name in het zuidelijke deel herinneren enkele restanten (verkaveling, bosjes en onbebouwd gebied) nog aan vervlogen tijd.
Middels dit bestemmingsplan wordt ingezet op het behoud en de verdergaande ontwikkeling van de nog aanwezige houtwallen in het gebied.
Op basis van de erfgoednota is er sprake van essen daar waar gebouwd gaat worden. De essen zijn een bepalende en onderscheidende factor voor de kern Emmen en in het bijzonder voor het centrum en de wijk Emmermeer. Redenen voor een zorgvuldige omgang met de essen zijn de bijzondere landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit en de potentie van het gebied als uitloopgebied voor de kern Emmen. De inzet richt zich op verbetering van de verbinding tussen stad en essen. Zichtbaarheid, toegankelijkheid en gebruiksmogelijkheden worden vergroot.
De inzet richt zich op behoud en versterking van de essen. Hierbij blijft de agrarische functie zoveel mogelijk gehandhaafd en wordt het recreatief medegebruik versterkt.
Daar waar de landbouw niet meer mogelijk is, wordt gezocht naar vormen van agrarische verbreding. Een enkel en kleinschalig initiatief, bijvoorbeeld een theehuis annex infocentrum, is hierbij denkbaar mits:
Het bestemmingsplan Buitengebied Emmen heeft als uitgangspunt dat een vitaal platteland van groot belang is voor de ontwikkeling van het omvangrijke buitengebied van Emmen. Het bestemmingsplan kan in ruimtelijke zin ontwikkelingen ondersteunen, die het karakter en de leefbaarheid van het buitengebied versterken. Zo draagt een ontwikkelingsgericht bestemmingsplan optimaal bij aan een vitale toekomst voor het platteland in Emmen.
Landbouw en landschap (inclusief natuur- en bosgebieden) bepalen het gezicht van het Emmense platteland. Ze worden daarom aangemerkt als 'basisfuncties'. Landbouw en landschap (inclusief cultuurhistorie en archeologie) zijn onlosmakelijk verbonden met het buitengebied en er (letterlijk) in geworteld. Bodem en water zijn de randvoorwaarden om de landbouw en het landschap goed te laten ontwikkelen en vanuit die rol ook essentieel. In het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de lagenbenadering die in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, Veelzijdigheid troef wordt gehanteerd. De onderste lagen van landschap, natuur en bodem zijn in de Structuurvisie bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden in de netwerk- en occupatie laag. Landschap is ook in de Structuurvisie de onderlegger voor het ruimtelijke, economische beleid.
Het bestemmingsplan kiest landschap als randvoorwaarde voor ontwikkelingsmogelijkheden van de aanwezige functies. Begrip en inzicht in de landschappelijke opbouw kan als inspiratiebron werken bij landschappelijke ingrepen. Het rapport "De Gemeente Emmen in het perspectief van het landschap", als bijlage bij de regels van het bestemmingsplan, biedt een handvat voor het uitwerken van nieuwe ontwikkelingen. De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten tot een oplossing worden gebracht, nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd en dat alles zodanig dat het landschap 'zijn verhaal' kan blijven vertellen.
Het plangebied wordt gerekend tot het landschap van het esdorpenlandschap. Het is een ‘enclave’ tussen het Noordbargerbos en de Nieuw-Amsterdamsestraat en de Rondweg N391.
In het bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als ‘Agrarisch met waarden – Esdorpenlandschap’. Daarnaast is voor het gebied de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 4’ van toepassing (gebied met een middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde). Het zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. In hoofdstuk 3.1 wordt nader ingegaan op het aspect Archeologie.
De welstandsnota 2016, gemeente Emmen is opgesteld uitgaande van het motto: "Loslaten wat kan, regelen wat ertoe doet".
De gemeente hecht waarde aan de omgevingskwaliteit, en ziet daarbij onderscheid tussen de verschillende gebieden die de gemeente rijk is. Niet ieder gebied vraagt om dezelfde benadering. De welstandsnota 2016 kent drie welstandsniveaus: welstandsvrij, welstandsluw en welstandsniveau hoog. Voor een aantal gebieden is de ambitie naar beneden bijgesteld ,waardoor welstandsvrije gebieden zijn toegenomen. Het niveau welstandsluw is geïntroduceerd. In de luwe gebieden wordt op een aantal basale aspecten van welstand gestuurd en wordt afstand genomen van gedetailleerde beoordelingen. Daarnaast moeten gebieden die van meer waarde zijn - niveau hoog – goed beschermd blijven. Deze gebieden leveren een belangrijke bijdrage aan de identiteit van Emmen. Voornamelijk zijn dit de centra van dorpen, wijken en de beschermde dorpsgezichten. Voor deze gebieden geldt een hoog ambitieniveau. Het gemeentebestuur beoogt met deze nota een dynamische welstand in Emmen, waarbinnen ruimte is voor dialoog en "kwalitatief herstel" met de samenleving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving.
Het plangebied valt binnen het gebied met welstandsniveau ‘welstandsluw’. Het welstandsluwe niveau is van toepassing voor grote delen van de gemeente. Deze gebieden ondersteunen het beeld van de belangrijke plekken en structuren in de gemeente. Het betreft grote delen van de dorpen, het buitengebied, woonwijken en belangrijke randen van bedrijventerreinen en recreatiegebieden.
In het buitengebied staan incidenteel in het open landschap los geplaatste woningen en agrarische bedrijven. De woningen zijn van oudsher eenvoudig van vorm op basis van een rechthoekige plattegrond met zadelkap, soms met wolfseinden. Bij de moderne boerenbedrijven hebben agrarische ontwikkelingen geleid tot grootschalige schuren, waarbij deze bijgebouwen de woningen in grootte fors overtreffen. Ze staan deels in het open, vlakke land en zijn al van verre zichtbaar. De schuren bezitten veelal een eenvoudige hoofdvorm met enkelvoudige zadeldaken of vergelijkbare eenvoudige dakvormen.
Het materiaalgebruik van zowel de woningen als de overige bebouwing is divers maar met een duidelijk onderscheid in gevel- en dakmateriaal. Het kleurgebruik is ingetogen (donkergroen, donkergrijs etc.) en gevels zijn eenvoudig vormgegeven. De detaillering is eenvoudig. De ambitie in dit gebied is gericht op het behoud van de bestaande kwaliteit. De inpassing van bebouwing op het erf, aansluitend op de bestaande structuur van het landschap is van belang om te zorgen dat nieuwe bebouwing zich voegt in het landschap.
Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan (GVVP) (december 2013) gaat uit van de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. De wegen in de gemeente Emmen zijn gecategoriseerd conform Duurzaam Veilig met als doel een optimale afstemming te bereiken tussen de functie van de weg, de vormgeving en het gebruik ervan door de weggebruiker. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de weg, conflicten met hoge snelheids- en richtingsverschillen, alsmede onzeker gedrag te voorkomen. De wegen zijn verdeeld in drie categorieën, stroomwegen, gebiedsontsluitingsweg en erftoegangswegen.
Verder zet het GVVP in op een multimodale benadering van verkeer. Dit houdt in dat niet enkel naar de bereikbaarheid per auto wordt gekeken maar nadrukkelijk ook naar andere vervoersmodaliteiten, zoals het openbaar vervoer of de fiets.
Naast het GVVP is in 2017 de Integrale Parkeervisie vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen.
In hoofdstuk 3.5 wordt nader ingegaan op het aspect Verkeer, vervoer en parkeren.
De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. De missie van de provincie is het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Omdat niet alle kernkwaliteiten goed te duiden zijn in het fysiek-ruimtelijk domein zijn deze vertaald naar indicatoren.
Naast de kernkwaliteiten van Drenthe is er de dynamiek van bedrijvigheid. Bedrijvigheid in Drenthe is van grote maatschappelijke en economische betekenis vanwege de werkgelegenheid en de vitaliteit van het platteland en de steden. De provincie acht bedrijvigheid van provinciaal belang en benoemt dit tot een kernwaarde.
Aspecten van de kernwaarde bedrijvigheid zijn vooral terug te vinden in het sociaaleconomische systeem en in het landbouwsysteem, maar ook bij natuur als het om de vrijetijdseconomie gaat.
Specifiek voor het landelijk gebied wil de provincie voldoende ontwikkelingsmogelijkheden bieden voor landbouw, recreatie en toerisme en andere niet-agrarische bedrijvigheid. Het regionale economische vestigingsklimaat is van provinciaal belang.
De landbouw moet in de provincie voldoende mogelijkheden hebben voor schaalvergroting en voor de productie van energie. Ook dit is een provinciaal belang.
Toerisme is een belangrijke economische pijler voor Drenthe. Drenthe moet aantrekkelijk blijven voor recreanten en toeristen. Van provinciaal belang is daarom het verbeteren en vernieuwen van het bestaande aanbod van verblijfs- en dagrecreatie en van de toeristisch-recreatieve infrastructuur. Door middel van dit bestemmingsplan wordt een positieve bijdrage geleverd aan het agrotoerisme, bezoekers kunnen de veehouderij bezichtigen en beleven.
Zowel de landbouw als de toeristisch/recreatieve sector speelt een belangrijke rol bij het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten.
Vanuit natuur en landschap zijn de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen van provinciaal belang.
Op veel plekken in de provincie komen verschillende gebruiksfuncties samen. Een goede verweving van deze functies is van provinciaal belang. Het gaat ons hierbij om het verbinden van stad en land, het verweven van landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie.
De realisatie van het melkveebedrijf met diverse nevenactiviteiten op deze locatie draagt bij aan de sociaaleconomische structuur van het landelijk gebied, is goed voor de plattelandseconomie en kan een wezenlijk onderdeel gaan vormen voor de recreatie en toerisme vanuit het gewenste educatieve karakter van het bedrijf.
In de Provinciale Omgevingsverordening vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar een verordening voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De provincie is verplicht vanuit de AMVB Ruimte een verordening voor erin opgesomde thema's te hanteren.
De AMVB Ruimte bevat geen nieuw rijksbeleid, het is een 'beleidsneutrale' vertaling van de Nota Ruimte. Naast de vertaling van het rijksbelang beschrijft de POV de provinciale belangen waarover de provincie duidelijkheid wil geven en of wil verankeren in op gemeentelijk niveau, middels overleg of anderszins.
De ruimtelijke kwaliteit van Drenthe wordt in de verordening op drie manieren gefundeerd: kernkwaliteiten, SER ladder en milieu- en leefomgeving. Elk van de drie elementen is terug te vinden in de bepalingen van de verordening. Waarbij deze elementen een rol spelen voor het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit (Bruisend Drenthe). Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de kernkwaliteiten ook moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plannen. Ze zijn daarbij gebonden aan de kaders van het provinciaal beleid welke is neergelegd in de Omgevingsvisie en uitwerkingen zoals het Cultuurhistorisch Kompas en de beleidsnota Aardkundige waarden. Bij het opstellen van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven in het Cultuurhistorisch Kompas is gezocht naar een samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden. Aan de hand van deze structuren is de provincie opgedeeld in 10 deelgebieden. Emmen behoord tot deelgebied Emmen en haar Venen. De ambities behorende bij dit deelgebied richten zich op het behouden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap. Deze karakteristiek uit zich in een zichtbare ruimtelijke samenhang tussen esdorp en es, waarbij de esdorpen en essen als een keten op de Hondsrug liggen, afgewisseld met scherp begrensde boswachterijen. Het benadrukken van het lineair patroon van hunebedden, grafheuvels en andere zichtbare en onzichtbare prehistorische relicten die samenhangen met de prehistorische route over de Hondsrug. Het vasthouden en zorgvuldig doorzetten van de ruimtelijke opzet van de esdorpen. De belangrijkste opgave voor de Hondsrug is het ontwikkelen van een integraal gebiedsperspectief om de aantrekkelijkheid van het gebied als woon- en werkplek en toeristische trekker te waarborgen voor de toekomst.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maar 2012 van kracht geworden. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.
Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Voor dit bestemmingsplan kan geconcludeerd worden dat het plan niet in strijd is met het geldende provinciale- en gemeentelijke beleid, wanneer rekening wordt gehouden met bepaalde aspecten zoals ruimtelijke, landschappelijke en milieutechnische inpassing, waaronder ook specifiek toetsing aan de Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet aan de orde is.
In de volgende hoofdstukken worden de ruimtelijke- en landschappelijke inpassing van het plan en de milieubeoordeling met bijbehorende onderzoeken beschreven.
De gemeente Emmen heeft archeologie beleid vastgesteld, d.d. 30 mei 2013. Hiervoor is een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt met daarbij een rapport, dit rapport dient als toelichting op de kaart. Het doel van deze documenten is om aan te geven wat de kern vormt van het archeologie beleid en waar de beleidskeuzes zijn gemaakt. De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie" in het bestemmingsplan.
Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Onderstaande tabel geeft de onderverdeling van de vier gemaakte categorieën weer.
Deze beleidskeuzes zijn vertaald in een dubbelbestemmingen. Per archeologische kwaliteit zijn planregels opgenomen voor de te bebouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor afwijking is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en de uitkomsten van archeologisch onderzoek.
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 4" (middelhoge of hoge archeologische verwachtingswaarde). Voor bodemingrepen groter dan 1000 m2 dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Door bureau Salisbury Archeologie b.v. is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd.
Door Salisbury Archeologie b.v. is een bureauonderzoek, gevolgd door een inventariserend veldonderzoek, verkennende fase (IVO-O), uitgevoerd.
De bodemopbouw van het gebied bestaat uit morene afzettingen met hierop een pakket dekzand direct gevolgd door de bouwvoor. In boring 1 zijn aanwijzingen gevonden voor een verstoorde podzol die in de overige boringen niet herkenbaar was. Tijdens het verkennend booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van het booronderzoek kan dan ook geconcludeerd wordend dat in het plangebied geen aanwijzingen aanwezig zijn voor een archeologische vindplaats. De verwachting kan dan ook naar laag worden bijgesteld.
Op basis van de resultaten van het zowel het bureau- als veldonderzoek, kan worden geconcludeerd dat de hoge verwachtingswaarde van het plangebied naar beneden kan worden bijgesteld. Het veldonderzoek heeft geen archeologische indicatoren of andere aanwijzingen voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats opgeleverd. De kans op het aantreffen van een (intacte) archeologische vindplaats in het plangebied, wordt klein ingeschat. Met het oog op voorgaande planontwikkeling adviseert Salisbury het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ingrepen. Met betrekking tot de aanbevelingen/bevindingen uit onderhavig onderzoek dient contact opgenomen te worden met het bevoegd gezag. In dit geval betreft dit de gemeente Emmen.
Het complete archeologisch vooronderzoek en vervolgonderzoek zijn toegevoegd als bijlage 2. De gemeente Emmen heeft de rapportage beoordeeld en kan instemmen met de resultaten en aanbevelingen van het rapport en onderschrijven het advies om geen vervolgonderzoek uit te voeren.
Binnen het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten.
Op de Cultuurhistorische Waardenkaart is het geïnventariseerde en gewaardeerde erfgoed weergegeven. Erfgoed dient conform wetgeving te worden meegewogen bij uitvoering van ruimtelijke plannen zijnde het opstellen van bestemmingsplannen en het verlenen van vergunningen. De kaart is op de volgende bladzijde weergegeven. De cultuurhistorische waardenkaart geeft aan dat er een aantal waardevolle houtwallen in en nabij het gebied aanwezig zijn.
Het inpassingsplan zoals dat is opgesteld gaat ook uit van het behoud en waar mogelijk verdergaande ontwikkeling van de waardevolle houtwallen, zodat deze niet verloren gaan.
Figuur 3-1: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart
Beschermde monumenten worden gekenmerkt door een samenhangend en gaaf geheel van architectonische stijlkenmerken. Een monument kan representatief zijn voor een bepaalde bouwstijl, maar kan ook een rijke bouwgeschiedenis hebben met verwijzingen naar verschillende bouwstijlen. Voor zover de bouwgeschiedenis niet duidelijk afleesbaar is, kan zij door bouwhistorisch onderzoek aan het licht komen. Monumenten worden in hoge mate gewaardeerd om hun architectuurhistorische kwaliteit, waardoor zij belangrijk bijdragen aan de kwaliteit en de identiteit van hun omgeving. Een bouwplan voor een monument wordt getoetst aan het monumentenbeleid.
Het plangebied kent op basis van de Erfgoednota geen monumenten.
Vanuit archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor uitvoering van het gewenste plannen. Wel blijft de meldingsplicht conform artikel 53 van de Monumentenwet van kracht. Dit houdt in dat mochten er tijdens de graafwerkzaamheden toch archeologische resten worden gevonden, de initiatiefnemer dit onmiddellijk dient te melden bij de gemeentelijke archeoloog.
De Wet natuurbescherming (Wnb) is in werking getreden op 1 januari 2017. Deze wet vervangt de volgende drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (houtopstanden). De provincie is bij de Wnb het bevoegd gezag voor de toetsing van werkzaamheden en handelingen bij Natura 2000-gebieden en dier- en plantensoorten. Het Rijk blijft bevoegd gezag bij ruimtelijke ingrepen met grote nationale belangen. Voor gemeenten geldt dat zij het bevoegd gezag zijn voor omgevingsvergunningen.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelen voor soorten en vegetatietypen opgesteld.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) - voorheen Ecologische Hoofdstructuur - is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Ten aanzien van ontwikkelingen binnen het NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Drenthe uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie en de bijbehorende Provinciale Omgevingsverordening.
Soortenbescherming
Het uitgangspunt van de Wnb is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van te beschermen dier- en plantensoorten.
Er dient een ontheffing op grond van artikel 3.3, 3.8 en/of 3.10 Wnb te worden aangevraagd voor een (bouw)werkzaamheid of activiteit indien het volgende van toepassing is:
Conclusie
Door Alcedo Natuurprojecten is een Ecologisch Quickscan uitgevoerd. Tijdens het veldbezoek d.d. 31 augustus 2017 is voor zover mogelijk een inventarisatie uitgevoerd van de beschermde soorten binnen de Wnb met de nadruk op de niet vrijgestelde beschermde soorten. In tabel 2 van de rapportage zijn de tijdstippen en de waarnemings-condities van het uitgevoerde veldbezoek weergegeven.
Op basis van deze QuickScan kan het volgende worden geconcludeerd:
Op basis van deze QuickScan wordt het volgende geadviseerd:
Met de gedane adviezen gaat rekening worden gehouden. In het landschapsplan is zichtbaar dat gebruik wordt gemaakt van voor de streek passende beplanting. Ook zal een retentiesloot worden aangelegd die geschikt is voor de genoemde amfibieënsoorten en zal de boerderij en het bijbehorende erf worden ingericht op ‘natuurinclusieve’ wijze. De gemeente zal dat als voorwaarde koppelen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen.
De complete Ecologische Quickscan is toegevoegd als bijlage 3 .
De Rijksoverheid stelt risiconormen op het gebied van veiligheid aan inrichtingen, ter bescherming van de omgeving. Naast de wet- en regelgeving mogen gemeenten invulling geven aan een eigen veiligheidsvisie. In de Beleidsnota externe veiligheid gemeente Emmen (april 2013) geeft de gemeente Emmen invulling aan deze beleidsruimte. In de gemeentelijke beleidsnota Externe Veiligheid zijn de ruimtelijke uitgangspunten van de structuurvisie verder uitgewerkt.
In de Beleidsnota externe veiligheid heeft de gemeente Emmen gekozen voor een gebiedsgerichte benadering voor de vestiging van risicovolle activiteiten.
Tevens is in het beleid een afwegingskader bij concrete ruimtelijke beslissingen en voor de inzet van bestuurlijke uitvoeringsinstrumenten om de kwetsbaarheid van een object of activiteit die niet rechtstreeks onder de begripsbepaling van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) valt bepaald te beoordelen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze nota externe veiligheid.
Het plangebied is geïnventariseerd op de zogenoemde Bevi-bedrijven (vergunde situatie en feitelijke situatie). Hieruit blijkt dat in het plangebied geen Bevi-bedrijven gelegen zijn. Ook is het realiseren van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied niet toegestaan. Op de kaart hierna is dit visueel verduidelijkt. Het plangebied bevindt zich bij de blauwe ster.
Nabij het plangebied bevinden zich geen Bevi-bedrijven die invloed hebben op de planlocatie.
Op ruim 200 meter van het plangebied is in zuidelijke richting een hogedrukgasleiding van de Gasunie gelegen. Het betreft een buisleiding met een diameter van bijna 16 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Onderstaand de technische gegevens van de leiding.
Een hogedrukgasleiding met een diameter van 16 inch en werkdruk van 40 bar heeft een zogeheten invloedsgebied van 170 meter, zoals ook blijkt uit onderstaande tabel.
Vastgesteld kan worden dat het plangebied (op ruim 200 meter) zich buiten dit invloedsgebied van de hogedrukgasleiding bevindt, zodat een nadere verantwoording van een eventuele toename van het groepsrisico niet verantwoord hoeft te worden. Nader onderzoek naar externe veiligheid is niet nodig.
Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen Bevi-inrichtingen, geen hoogspanningsleidingen en ook geen transportroutes van gevaarlijke stoffen.
In deze paragraaf worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines.
In voorliggend bestemmingsplan komen geen activiteiten voor die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r., bijlage D, onder artikel 11 (Woningbouw, Stedelijke ontwikkeling, Industrieterreinen) staat onder artikel 11.3 genoemd dat een m.e.r-beoordeling moet plaatsvinden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op de aanleg, wijziging of uitbreiding van woningbouw, stedelijke ontwikkeling of industrieterrein indien het oppervlakte groter is dan 100 hectare of meer als 2000 woningen omvat. Vanwege de afwezigheid van die activiteit(en) qua omvang hoeft geen vormvrije m.e.r. -beoordeling plaats te vinden.
Op 7 juli 2017 is een wetswijziging van het Besluit milieueffectrapportage inwerking getreden. Eén van de belangrijkste gevolgen van deze wetswijziging is dat vanaf 16 mei 2017 een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden aangevraagd door middel van een aanmeldnotitie. Dit is een extra stap in de procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het nut van deze notitie is dat al in een vroeg stadium beoordeeld wordt of de activiteit belangrijke nadelige milieugevolgen heeft. De beslissing van het bevoegd gezag of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld, vindt plaats op basis van deze notitie.
Een aanmeldnotitie moet alleen worden opgesteld indien een particulier of een ondernemer de initiatiefnemer is van de voorgenomen activiteit. De notitie moet ingediend worden bij het bevoegd gezag. Deze aanmeldnotitie is vormvrij, maar heeft wel een aantal inhoudelijke voorwaarden. De aanmeldnotitie moet in ieder geval informatie bevatten over de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten van de activiteit. Binnen zes weken nadat de initiatiefnemer deze informatie heeft verstrekt, moet het bevoegd gezag beslissen of een milieueffectrapportage moet worden opgesteld.
In tabelvorm wordt een kwalitatief oordeel geveld over de effecten op diverse milieufactoren. Aan de hand van deze beoordeling wordt aangegeven of het opstellen van een milieueffectrapportage voor de genoemde plannen (toch) noodzakelijk geacht wordt.
Middels voorliggende m.e.r.-beoordeling zijn de verwachte milieueffecten van de voorgenomen activiteit overeenkomstig de beoordelingscriteria van bijlage III bij de Europese Richtlijn ‘betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten’ in beeld gebracht.
Uit deze effectbeoordeling blijkt dat er geen significant negatieve milieueffecten te verwachten zijn bij uitvoering van de voorgenomen activiteit. De algehele conclusie is dan ook dat voor de gekozen bestemmingsplanprocedure er geen m.e.r.-plicht geldt en er dus geen MER hoeft te worden opgesteld.
De Wet geurhinder en veehouderij (hierna Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen.
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient tussen een emissiepunt van een dierenverblijf waarin melkkoeien en/of vrouwelijk jongvee worden gehouden en een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom een afstand van 100 meter en buiten de bebouwde kom een afstand van 50 meter te worden aangehouden. Voor de overige dieren welke binnen de inrichting worden gehouden, is in de Wet geurhinder en veehouderij een geurnorm opgenomen. Deze bedraagt voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom 14 odour units per kubieke meter lucht. Voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom bedraagt deze 3 odour units per kubieke meter lucht.
Voor een melkveehouderij geldt op basis van de Wet geurhinder en veehouderijen in beginsel vaste afstanden. In voorliggend geval betreft het meest nabijgelegen geurgevoelig object een woning (Hesselterbrink 100) op circa 143 meter.
Op basis van artikel 4 lid 1 van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geldt dat de afstand tussen een veehouderij waar dieren worden gehouden en een geurgevoelig object ten minste 50 meter dient te bedragen indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
In voorliggend geval bedraagt de afstand tussen het plangebied de woningen gelegen in de wijk Bargeres om ruim 140 meter. Hiermee wordt voldaan aan het bepaalde in de Wgv.
Geurbeleid gemeente Emmen
De gemeente Emmen heeft in december 2017 de geurverordening vastgesteld, dit is 22 december 2017 in werking getreden. In dit geurbeleid geldt dat een afstand van 100 meter ten opzichte van een geurgevoelig object aangehouden dient te worden. Het plan voldoet aan dit geurbeleid.
Vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt het inpassen van nieuwe functies in het plangebied een goede afstemming met de andere, in de omgeving aanwezige functies. Binnen het plangebied is sprake van nieuw te realiseren melkveehouderij met een bedrijfswoning waarin twee bedrijfswooneenheden zijn toegestaan. Tevens wordt voorzien in het ondergeschikt verkopen van eigen voortgebrachte producten en streekeigen producten. Ook wordt voorzien in de bouw van een educatiecentrum waarin ook mogelijkheden worden geboden voor ondergeschikte en aan het bedrijf gelieerde horeca en tevens dagopvang. Van belang is na te gaan welke functies/bedrijven zich in de nabijheid van het plangebied bevinden.
Voor de bedrijfswoningen gelden geen normafstanden op basis van de VNG-lijst en deze zijn niet van invloed op de milieuhinder voor de omgeving en (naastgelegen) bedrijven.
In oostelijke en zuidelijke richting van het plangebied bevinden zich woningen. De dichtstbijzijnde woning bevindt zich op 140 meter van het plangebied. Op basis van de VNG-lijst valt een melkveehouderij onder de categorie ‘Fokken en houden van rundvee’. Deze categorie kennen volgens de VNG-reeks voor bedrijven- en milieuzonering normafstanden op het gebied van geur, geluid, stof en gevaar van respectievelijk 100, 30, 30 en 0 meter (bij een omgevingstype ‘rustige woonwijk’ en ‘rustig buitengebied’ en daarmee wordt voldaan aan de genoemde normafstanden en is er geen sprake van te verwachten milieuhinder.
Voor de overige functies (educatie en ondergeschikte horeca als ook de aan het bedrijf gelieerde detailhandel) gelden afstandsnormen die ondergeschikt zijn ten opzichte van de melkveehouderij en leiden daarmee niet tot hinder voor de omringende woningen.
Er bevinden zich in de nabijheid van het plangebied geen in werking zijnde bedrijven of instellingen die gehinderd worden door de beoogde plannen. Er is geen hinder te verwachten vanuit het bedrijf naar omringende woningen en ook niet vanuit de woningen naar het bedrijf. Hierdoor is ook voor dit aspect geen verder onderzoek naar milieuhinder nodig.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 5 maart 2013 de Beleidsregel Bodemkwaliteit vastgesteld. Om de kwaliteit te waarborgen, moet grondverzet worden gemeld bij het landelijk meldpunt. Om het verplaatsen van grond te vereenvoudigen, heeft de gemeente Emmen een aantal kaarten ontwikkeld. Deze bodemkwaliteitskaarten zijn als bijlage in de Nota Bodembeheer opgenomen. Aan de hand van deze kaarten is het mogelijk om zonder voorgaand onderzoek grond te ontgraven en toe te passen.
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.
Er is door Sigma Bouw & Milieu verkennend bodemonderzoek uitgevoerd naar mogelijk bodemverontreinigingen in het plangebied.
Onderstaand een weergave van de aanbevelingen van het uitgevoerde onderzoek, welke is opgenomen in bijlage 4.
Voor de volledige onderzoeksrapportage wordt verwezen naar bijlage 3 ‘Verkennend milieukundig bodemonderzoek volgens NEN-5740+A1 Nieuw-Amsterdamsestraat percelen sectie V nrs. 573 (ged.), 574 (ged.) en 821 (ged.) te Emmen".
Beoordeling RudD
Vanuit de Regionale uitvoeringsdienst Drenthe is het opgestelde bodemonderzoekrapport beoordeeld. De RUD is tot de volgende beoordeling gekomen:
Het aangetoonde verhoogde gehalte aan barium en koper in het grondwater geven geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging en/of bouw van de stadsboerderij. Indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit geeft aan de eventuele vrijkomende grond in klasse "vrij toepasbaar" valt.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen.
De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde. Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Uitzondering hierop zijn wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt en wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied.
Binnen een afstand van 200 meter bevinden zich wegen waarover 50 km/uur gereden mag worden. Het plangebied bevindt zich in de geluidszone van deze wegen.
De Wet geluidhinder is van toepassing op wegen met een geluidzone. In de directe omgeving van de ontwikkelingslocatie betreft dit de "Nieuw Amsterdamsestraat" en de "Rondweg N391". In het rapport is door GeluidMeesters BV de geluidbelasting ten gevolge van wegverkeerslawaai vastgesteld en getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder.
Onderstaand een weergave van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek:
Voor het akoestisch onderzoek wordt verwezen naar bijlage 5 ‘Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai realiseren bedrijfswoningen ’t Nije Hoff te Emmen‘.
Het akoestisch onderzoek is door de RUD beoordeeld. De RUD komt tot de conclusie dat er in het kader van wegverkeerslawaai vanuit de Wet geluidhinder geen akoestische belemmeringen zijn geconstateerd.
De afstand tussen de bestaande woningen en de inrichting is dermate dat ruim aan de gestelde richtafstanden uit de VNG richtlijn wordt voldaan. De aan te houden grootste afstand bedraagt voor een inrichting bedraagt 30 meter tot aan woningen. Zie ook paragraaf 3.4.2.2.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De wet is enerzijds bedoelt om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Projecten die ‘niet in betekende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de AMvB-nibm zijn de criteria vastgelegd om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm. Zo is een project waarbij in totaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg worden gebouwd nog aangemerkt als een Nibm-project. De realisatie van een melkveehouderij met bedrijfswoningen blijft ruimschoots onder de drempelnorm.
Om te beoordelen of het plan negatieve effecten kan hebben op de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden, wordt aangesloten bij de instructie "Kader Programma Aanpak Stikstof (PAS)" van Rijkswaterstaat. Hierin wordt een methode voor de afbakening van het onderzoeksgebied beschreven waarbinnen de effecten op stikstofdepositie worden verwacht.
De afbakening start met het beschouwen van de emissiebronnen binnen het zogenoemde ‘projectgebied’. Het projectgebied is bijvoorbeeld het eigen terrein van de inrichting. Emissiebronnen binnen het projectgebied zijn bijvoorbeeld stallen of installaties, of de mobiele werktuigen en voertuigen op het terrein van een inrichting.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (Bargerveen), ligt ten zuiden van het plangebied op meer dan 11 kilometer. In gebieden gelegen op meer dan 5 kilometer afstand van Natura 2000-gebieden wordt de groei van de veehouderij minder belemmerd doordat er wel wat ruimte is voor extra uitstoot van stikstof.
Huisvesting ’t Nije Hoff en ammoniak
Voor de locatie is op 11 juli 2015 een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet verleend door Gedeputeerde Staten van Drenthe. Deze vergunning geldt voor een bedrijf met een ammoniakemissie van maximaal elfhonderd vierenzeventig kilo per jaar. Dit komt overeen met de ammoniakemissie van zeventig melk- en kalfkoeien (A 1.100 overige huisvestingssystemen) en zestig stuks jongvee (A 3.100 overige huisvestingssystemen).
Ten behoeve van dit project hebben initiatiefnemers op 11-07-2015 een PAS-melding gedaan met behulp van de Aerius Calculator (Aerius kenmerk: 12EaA21XvZ). Op 26 november 2015 hebben de initiatiefnemers een bevestiging, van de Provincie Drenthe, van de verrichte melding ontvangen.
De Wet ammoniak en veehouderij (8 mei 2002) heeft tot doel om de zeer kwetsbare gebieden extra te beschermen tegen de nadelige gevolgen van de emissie van ammoniak uit de veehouderijen. Dit gebeurt middels een bufferzone van 250 m rond deze gebieden. Het plangebied is niet gelegen in de genoemde bufferzone, zoals hierna is weergegeven.
Figuur 3-5: Uitsnede bufferzone ammoniak
Nieuwe functies betekenen meestal ook dat er sprake is of zal zijn van een toename van verkeersbewegingen, alsmede ontstaat er een parkeerbehoefte. Uitgangspunt is dat nieuwe functies geen onevenredige extra hinder veroorzaken voor reeds aanwezige functies in de omgeving.
Het uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte volledig op eigen terrein wordt opgevangen. Om de parkeerbehoefte van een initiatief te kunnen bepalen heeft de gemeente de Integrale Parkeervisie Gemeente Emmen opgesteld.
In het geval van een nieuw initiatief wordt de parkeereis bepaald op basis van de landelijke kencijfers parkeren van het CROW.
De bedrijfswoningen zijn gelegen in ‘buitengebied’. Op basis van de functie ‘woning, duur’ geldt minimaal 4,0 en maximaal 6,0 parkeerplaats benodigd zijn voor 2 woningen.
In de parkeernormennota zijn de functies ‘melkveehouderij’, ‘ambachtelijke kaas- en zuivelmakerij’’ en theeschenkerij’ niet specifiek opgenomen.
De werknemers van het bedrijf zijn initiatiefnemers. Zij wonen bij het bedrijf in de bedrijfswoningen. Het parkeren voor hen is voorzien bij de bedrijfswoningen. Er is geen sprake van andere werknemers. Anderzijds trekken bezoekers van de zuivelboerderij en horeca wel bezoekers.
Er wordt uitgegaan van het realiseren van circa 20 parkeerplaatsen.
In geval de aard en omvang van het bezoekersaantallen erom gaan vragen zal uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein geen problemen geven. Ook eventuele (incidentiele) pieken zoals bij een open dag kan worden opgevangen door weilanden geschikt te maken voor incidenteel parkeerdrukte. Het parkeren op de parkeerplaats van het Noordbargerbos en volktuinencomplex is uitgesloten.
In 2003 is het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) gesloten tussen het Rijk, de provincies, de Unie van Waterschappen, het interprovinciaal overleg en de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met dit akkoord hebben de overheden vastgelegd op welke wijze, met welke middelen en langs welk tijdpad zij gezamenlijk de grote wateropgave voor Nederland in de 21e eeuw willen aanpakken.
In 2007 is het NBW geactualiseerd. Nieuwe klimaatscenario's, stedelijke wateropgaven, ruimtelijke doorvertaling, financiering en uitvoering vragen nadere afspraken. Bovendien is het accent in de loop van de jaren verschoven van planvorming naar uitvoering.
Het vertrekpunt voor het NBW-actueel is dat als Nederland leeft met water, het water ook meer ruimte moet krijgen. Nederland zal dus moeten investeren in de waterhuishouding. Het akkoord benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het op orde krijgen en houden van het totale watersysteem. Het geeft aan welke instrumenten worden ingezet om de wateropgave te realiseren, welke taken en verantwoordelijkheden iedere partij daarbij heeft en hoe de partijen elkaar in staat willen stellen hun taken uit te voeren.
Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, zodat problemen met wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit zoveel mogelijk worden voorkomen.
Specifiek betekent dat voor regionale watersystemen dat in 2015 de wateroverlast uit oppervlaktewater door de waterschappen is aangepakt met een adequaat maatregelenpakket, uitgaande van het principe vasthouden, bergen en afvoeren. Daarnaast is voor de waterkwaliteit het NBW-doel om het watersysteem ecologisch en chemisch op orde te hebben en daarna op orde te houden.
Initiatiefnemers hebben een watertoets ingediend, een waterparagraaf opgesteld en besproken met het waterschap Vechtstromen.
Hierdoor heeft het waterschap initiatiefnemers goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.
Het waterschap is op de hoogte gesteld van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat (’t Nije Hoff)’. Het plan is digitaal voorgelegd aan het waterschap via de website www.dewatertoets.nl op 3 oktober 2016. Op basis hiervan is gebleken dat het plangebied zich bevindt in het beheersgebied van het waterschap Vechtstromen. Naar aanleiding van de uitgevoerde watertoets dient contact gelegd te worden met het waterschap om de details van het plan in relatie tot water/riolering door te nemen.
Het contact heeft plaatsgevonden tussen de initiatiefnemers van het plan en het waterschap Vechtstromen. Naar aanleiding van dat overleg heeft het waterschap per mail van 18 september 2017 te kennen gegeven akkoord te zijn met de waterparagraaf van het bestemmingsplan. De mail met daarin het akkoord van het waterschap is als bijlage 6 bij dit bestemmingsplan gevoegd.
Op onderstaande kaartbeelden van 1950 en dan naar anno 2017 is te zien dat de gronden altijd onbebouwd zijn geweest en dat de bestaande houtwal-structuren nog steeds (grotendeels) aanwezig zijn.
Figuur 4-1: Kaarbeelden 1950 en 2017
Met voorliggend bestemmingsplan wil men deze bestaande en karakteristieke houtwalstructuren gaan handhaven en belangrijk onderdeel laten vormen van het inrichtingsplan.
Het plangebied is globaal gelegen ten westen van de wijk Bargeres en ten noorden van de wijk Delftlanden en de rondweg N391. Aan de westkant van het plangebied is het Noordbargerbos gelegen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een volkstuinencomplex met bijbehorende parkeerplaatsen.
Aan de oostkant loopt de Nieuw-Amsterdamsestraat en ligt een fietsroute van Noordbarge naar Nieuw-Amsterdam, langs Bargeres, de Delftlanden, Waanderveld, station Emmen-Zuid en de wijk Rietlanden.
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van een modern kleinschalig melkveebedrijf met een natuurlijke uitstraling. Het vertrekpunt voor de inrichting van het plangebied zijn de bijzondere beeldbepalende componenten die het aanwezige landschap herkenbaar hebben gemaakt.
Het bedrijf gaat gebruik maken van duurzaam ontworpen gebouwen waarbij veel natuurlijke materialen worden gebruikt en waarbij tal van groene technieken gaan worden toegepast, zowel in de dagelijkse bedrijfsvoering van de veehouderij als ook in de bouwwijze.
Bij het ontwerpproces zijn de volgende ontwerpsuitgangspunten gehanteerd:
In onderstaande figuur zijn de bedrijfsgebouwen weergegeven, het grootste gebouw fungeert als veestal. In het ander gebouw is de horecagelegenheid, melkverwerkingsruimte en een klaslokaal gesitueerd. Het noordelijke gebouw betreft de bedrijfswoning. De daken worden voorzien van een sedumdak waardoor het hemelwater vertraagd afstroomt richting de infiltratievoorziening, hierdoor kan het regenwater beter in de grond infiltreren.
Figuur 4-3: plattegrond en 3-d perspectief nieuwbouw
Het bedrijf krijgt binnen het plangebied een bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden. Voor dit specifieke bestemmingsplan zijn op maat gemaakte bestemmingsplanregels opgesteld en zijn op de verbeelding diverse aanduidingen weergegeven die de inrichting binnen het bouwvlak deels reguleren en zo duidelijkheid verschaffen waar de verschillende functies zijn toegestaan, tot welke oppervlakte en tot welke bouw- en goothoogtes.
Ten behoeve van het plan is een inpassingsplan opgesteld. Het gehele inpassingsplan is als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Door middel van een voorwaardelijke verplichting is uitvoering van het inrichtingsplan en bijbehorende beplantingsplan ook direct gekoppeld aan de bestemmingsregels en daarmee gericht op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.
Figuur 4-4:Beplantingsplan
Er is een beplantingsplan opgesteld om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren en het initiatief op een correcte wijze te implanteren. In het plan is rekening gehouden met de toepassing van streekeigen beplanting. Het agrarisch erf wordt dusdanig ingericht dat het past in de omgeving, waarin het is gesitueerd, maar ook dat het functioneert en gericht is op de dagelijkse werkzaamheden. Het erf wordt op een ingetogen manier ingericht de inpassing dient te passen bij de maat en schaal van het gebied. Onderhoudsvriendelijkheid en een lange levensduur van de toegepaste materialen en beplanting staan centraal.
De bestaande houtwallen vormen de basis van het ruimtelijke inpassingsplan. Ten behoeve van de visuele scheiding én het versterken van de landschappelijke structuur worden deze bestaande houtwallen voorzien van streekeigen soorten, zowel boom- als struikvormers. Tevens wordt er een bestaande houtwal verlengd ten behoeve van het visuele beeld. De volgende beplanting wordt toegepast in zowel de verlengde- als de bestaande houtwal:
Het terrein wordt verhard met onopvallende materialen, er wordt niet meer verhard dan voor een goede bedrijfsvoering noodzakelijk is. Het erf wordt verhard met oud gebakken klinkers, dit past bij de karakteristieke stijl wat de oudere boerenerven kenmerkt. De soberheid, harmonie, tijdloosheid en functionaliteit komen in de verharding terug.
Ter plaatse van de parkeergelegenheid wordt gebruik gemaakt van grasbetonklinkers, dit om de rustieke werking en het landelijke karakter.
Er wordt onopvallende sierbestrating toegepast ter hoogte van het terras van de theeschenkerij. Het terras wordt omkaderd door middel van authentieke Drentse veldkeien.
Het perceel is direct gelegen aan Nieuw-Amsterdamsestraat. Op deze weg geldt een maximum snelheid van 50 km/uur. De gemeente heeft onlangs plannen opgesteld om een rotonde op het kruispunt Brinkenweg te realiseren. Deze plannen zijn vanuit de werkgroep Noordbarge gepresenteerd tijdens de inloopbijeenkomst voor de Ermerweg. De plannen bevinden zich nog in een schetsfase en moeten nog worden besproken met direct omwonenden en belanghebbenden, maar de eerste reacties tijdens de inloopbijeenkomst Ermerweg op het voorstel zijn positief. Het is dan ook zeer waarschijnlijk dat er op termijn aanpassingen worden gedaan aan de aansluiting Brinkenweg-Nieuw Amsterdamsestraat.
Aanpassingen op het kruispunt hebben ook gevolgen voor de bereikbaarheid van het huidige parkeerterrein. Door de aanpassingen is het terrein niet/minder goed bereikbaar voor vrachtverkeer. Daarnaast is de huidige inrichting van de weg langs het parkeerterrein niet berekend op vrachtverkeer. Vanuit dit perspectief is het dan ook niet wenselijk om het plan te ontsluiten via deze weg.
Het perceel wordt rechtstreeks ontsloten op de Nieuw-Amsterdamsestraat om de volgende redenen:
Deze wijze van ontsluiting zal via een anterieure overeenkomst worden vastgelegd. Onderstaand een detailweergave van de beoogde ontsluiting.
Figuur 4-5: Ontsluiting en parkeren
Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De verbeelding en de regels moeten altijd in samenhang worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzes te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden voor het plangebied. Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op landelijk geldende standaarden, onder meer Informatiemodel Ruimtelijke Ordening (IMRO2012) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In de planregels wordt bepaald welke doeleinden binnen de bestemmingen zijn toegelaten. Tevens worden regels gesteld ten aanzien van het bouwen op en het gebruiken van de betreffende gronden en opstallen. Bouwaanvragen worden aan deze planregels (in combinatie met de verbeelding) getoetst.
De planregels zijn systematisch ingedeeld in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels bestaande uit de begripsbepalingen en de wijze van meten. De bestemmingsregels staan in hoofdstuk 2 en maken een onderscheid in zogenaamde enkel- en dubbelbestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels die gelden voor alle bestemmingen. Het betreffen algemene planregels ten aanzien van bouwen, aanduidingen, afwijkingen en wijzigingen. Het laatste hoofdstuk bestaat uit de overgang- en slotregels.
Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn.
De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.
De regels zijn een juridische vertaling van het planologische -en ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen over de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is.
Gebruiksregels
Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.
Bouwregels
In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.
Flexibiliteit
Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan zijn diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:
De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het inwerkingtreden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.
Bij toepassing van een ontheffing en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:
De bevoegdheid ex. Artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.
Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:
De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:
In hoofdstuk 1 worden diverse begrippen welke in de planregels worden gehanteerd nader verklaard. Dit om mogelijke interpretatieproblemen te voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
Artikel 1 : Begrippen
De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Met uitzondering van de eerste twee begrippen (plan en bestemmingsplan) zijn de begrippen alfabetisch gerangschikt. De begrippen zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt.
Artikel 2: Wijze van meten
De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
Artikel 3 Agrarisch – Grondgebonden stadsboerderij
Met de bestemming "Agrarisch – Grondgebonden stadsboerderij" is een maatwerk bestemming gemaakt voor dit specifieke bestemmingsplan. De planregels maken de realisatie van het melkveebedrijf ten dienste van de bestemming mogelijk. Hiervoor is een passende aanduiding op de verbeelding toegevoegd. Gebouwd dient te worden binnen het bouwvlak waarbij bouwregels gelden voor dakhelling, bouw- en goothoogte. De realisatie van het gebouw voor informatievoorziening en daaraan gelieerde ondergeschikte horeca en detailhandel is tevens specifiek aangeduid op de verbeelding. De parkeervoorziening is tot slot ook nader aangeduid op de verbeelding.
Hoofdstuk 3 van de regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.
Artikel 4: Anti-dubbeltelregel
Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerder bouwplan. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning te verkrijgen.
Artikel 5: Algemene bouwregels
In artikel 5 zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.
Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.
Artikel 6: Algemene gebruiksregels
In dit artikel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval in strijd met dit bestemmingsplan zijn.
Artikel 7: Algemene afwijkingsregels
Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning. Het college van burgemeester en wethouders kan bijvoorbeeld een omgevingsvergunning verlenen voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10 %. De omgevingsvergunningen mogen alleen gebruikt worden indien niet op grond van een andere bepaling in deze regels omgevingsvergunning kan worden verleend. Dit betekent dat niet 2 keer omgevingsvergunning kan worden verleend van eenzelfde bepalingen of dat bepalingen die extra bouwmogelijkheden geven niet cumulatief gebruikt mogen worden.
Artikel 8: Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is verwoord hoe met geringe wijzigingen omgegaan kan worden.
In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.
Artikel 9: Overgangsrecht
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling.
Artikel 10: Slotregel
In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat ('t Nije Hoff)".
In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.
Voor de initiatiefnemers is het van belang te weten dat haar directe omgeving positief uitziet naar de komst van het bedrijf. Zij zullen in de toekomst een deel van de markt moeten vormen waarvoor de initiatiefnemers willen gaan produceren. Diezelfde omgeving maakt ook deel uit van de stad-platteland-relatie die met dit initiatief geprobeerd wordt te herstellen. Voor de provincie en andere betrokken partijen, is het van belang te weten dat er geen (grote) weerstand bestaat tegen het plan. Om dit te peilen is een openbare informatiebijeenkomst georganiseerd door de initiatiefnemers. Van deze bijeenkomst is een verslag opgesteld waar alle betrokken partijen zich in kunnen vinden. Gebrek aan draagvlak bij de directe omgeving kan voor de provincie Drenthe betekenen dat er geen proces gestart wordt om te komen tot aanpassing van de kaart Wet ammoniak en veehouderij.
Op dinsdag 4 april 2017 is er een inloopavond voor de buurtbewoners van de wijken Bargeres, Waanderveld, Delftlanden en Noordbarge geweest. Hierbij zijn de plannen besproken en toegelicht en zijn initiatiefnemers in gesprek gegaan met buurtbewoners. Zo’n 200 wijkbewoners lieten zich informeren. De plannen zijn positief ontvangen, er is draagvlak voor het plan.
Het college heeft op 19 februari 2018 het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat ('t Nije Hoff) vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. Er zijn drie reacties ontvangen.
De provincie is van mening dat de eigentijdse en opvallende vormgeving een fraai geheel vormt met de landschappelijke inpassing van de stadsrandzone. Ook de landschappelijke inpassing kan op instemming rekenen.
Hoewel het bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke veiligheidsnormen wijst de brandweer op de mogelijke brandrisico's van de aanwezige aardgastransportleiding langs de rondweg en wijst op een aantal maatregelen die het bedrijf zou kunnen nemen de al zeer kleine kans verder kan worden verkleint. De gemeente kan geen bovenwettelijke normen opleggen.
De reactie van natuur en milieufederatie bevreemt omdat zij vanaf beginaf aan nadrukkelijk betrokken is bij de plan ontwikkeling van de stadsboerderij 't Nije hof. Voor de landschappelijk inpassing is een landschapsplan ontwikkeld dat als Bijlage 7 in de plantoelichting is opgenomen. De visie dat het landschappelijke inpassing ruimer moet zijn dan het bouwvlak wordt door de gemeente niet gedeeld.
Het bestemmingsplan heeft vanaf 13 juli 2018 voor een ieder gedurende een termijn van zes weken ter inzage gelegen. Tegen het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat ('t Nije Hoff) zijn wel zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn beantwoord in de Nota van beantwoording zienswijzen dat onderdeel is van het raadsvoorstel en -besluit. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot het aanpassen van het ontwerpbestemmingsplan.
het bestemmingsplan Buitengebied Emmen, Emmen, Nieuw-Amsterdamsestraat ('t Nije Hoff) met identificatienummer NL.IMRO.0114.2017021-B701 van de gemeente Emmen;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
een beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten of bedrijfvoering dat op administratief, lichaamsverzorgend , juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een van de weg afgekeerde zijde van een bouwperceel, met dien verstande, dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als achtererfscheiding dient te worden aangemerkt;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
gronden welke gebruikt worden voor het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
een op de verbeelding aangegeven grens die, door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze voorschriften zijn toegestaan;
een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) personen, wier huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
bebouwing aanwezig op de eerste dag van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een (hoek- of rondvormig) uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, waaronder ook een entreeportaal, bouwkundig bestaand uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling, waarbij het entreeportaal een meer besloten karakter mag hebben;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak;
de fysieke, danwel doorgetrokken denkbeeldige lijn die, behoudens toegelaten afwijkingen, bij het bouwen aan de wegzijde met het vooraanzicht vanaf de weg, niet mag worden overschreden;
een (openbaar)gebied, dat is ingericht als berm, park, groenstrook, beplantingsstrook, grasveld, plantsoen, sport- en speelveldjes en dergelijke, welke voor het gehele jaar of een groot deel van het jaar voor het publiek algemeen toegankelijk moet zijn;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst;
een voorziening ten dienste van de stadsboerderij gericht op het verstrekken van al dan niet voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken, waaronder inbegrepen educatie en dagopvang.
een andere bouwwerk, bevestigd aan een wand zonder in contact te komen met de grond, vaak boven een raam of deur;
veehouderij die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het bedrijfsmatig houden van melkrundvee;
voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut, zoals transformatorgebouwen, telefooncentrales, telecommunicatie, alarmeringsystemen, riolering, rioolgemalen, waterzuivering, de levering van elektriciteit, gas, water en warmte, voorzieningen voor de waterhuishouding en naar aard van nutsvoorzieningen of daarmee gelijk te stellen overige voorzieningen;
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, caravans en tenten;
een bouwkundige conctructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
de lijn, welke de scheiding vormt tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een aangrenzend terrein;
De stadsboerderij is binnen dit bestemmingsplan een veehouderij die uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor het bedrijfsmatig houden van melkrundvee waarbij tevens sprake is van grondgebonden agrarische activiteiten en waar een ieder kan komen om zodoende te kunnen zien wat er dagelijks op een boerderij allemaal gebeurt en waar tevens ter plaatse geproduceerde producten worden verkocht en waar ruimte is voor horeca en educatie.
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin, die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte, een goede hoogte- en breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en de samenhang in bouwvorm en ligging tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding waaronder wadi's, waterlopen, waterpartijen, watergangen, dammen, sluizen, duikers, retentiebekkens, vijvers;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
een scheiding tussen twee bouwpercelen of tussen een bouwperceel en een daarop aansluitende bestemming, met dien verstande dat wanneer daarvoor volgens het plan meerdere zijden in aanmerking kunnen komen, burgemeester en wethouders bepalen welke zijde als zijerfscheiding dient te worden aangehouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand gemeten tussen een bouwwerk en de zij- c.q. achtererfscheiding;
de op de verbeelding aangegeven (kadastrale) bebouwing wordt als illustratief beschouwd;
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
De voor Agrarisch - Grondgebonden stadsboerderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bedrijfswooneenheden gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd een gebruik van gronden en/of water:
Als een verboden gebruik wordt in ieder geval beschouwd het gebruik:
van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting, een escortbedrijf of (het laten uitoefenen van) (raam)prostitutie
Indien niet op grond van een andere bepalingen in deze regels kan worden afgeweken, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de regels voor:
het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar per locatie en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
De toepassing van de in artikel 7.1 genoemde afwijkingen zijn beperkt tot die gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om af te wijken van het bestemmingsplan worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Tevens dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de leidingbeheerder, indien daartoe noodzaak is. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad of bij negatief advies van de leidingbeheerder kan de functiewijziging niet plaatsvinden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De wijziging dient het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.6 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, milieusituatie, archeologie en cultuurhistorie, ecologie, water, verkeer(sveiligheid), agrarische belangen, ruimtelijke en landschappelijke inpassing, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de wijziging niet plaatsvinden.