direct naar inhoud van Artikel 9 Cultuur en Ontspanning - Dierentuin
Plan: Emmen, Centrum-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010040-0703

Artikel 9 Cultuur en Ontspanning - Dierentuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Cultuur en Ontspanning- Dierentuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dierentuin,
  • b. horeca-1 en horeca 2 ten dienste van de bestemming;
  • c. educatieve doeleinden;
  • d. bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning;

met bijbehorende:

  • e. andere bouwwerken;
  • f. sport- en speelgelegenheden;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. toegangswegen in- en uitritten;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. kunstwerken en waterwerken;
  • k. nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bebouwing

Voor het realiseren van bebouwing geldt de volgende bepaling:

  • a. binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning - Dierentuin dient de bestaande bedrijfsbebouwing op de bestaande locatie gehandhaafd te blijven;
  • b. de bestaande gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsbebouwing binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning - Dierentuin mag met maximaal 10% worden uitgebreid;
  • c. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding bouwhoogte mag de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen bouwhoogte is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringaanduiding goothoogte mag de goothoogte van de bebouwing niet meer bedragen dan is aangegeven, danwel de bestaande bouwhoogte indien geen bouwhoogte is aangegeven;
  • e. bebouwing met een goothoogte van meer dan 3 meter moet 5 meter uit de erfscheiding worden op gericht;
9.2.2 ter plaatse van de functieaanduiding bedrijfswoning
  • a. ter plaatse van de aanduiding bedrijfswoning is per aanduiding 1 bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning aangeduid als bedrijfswoning mag maximaal 75m² bedragen;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen minimaal 3 meter achter de gevellijn van de woning te worden opgericht, danwel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • d. bij twee naar de weg gekeerde gevels (hoeksituatie) van het hoofdgebouw dienen vrijstaande bijbehorende bouwwerken achter de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken binnen 3 meter afstand van de perceelsgrens mag maximaal 3,5 meter bedragen;
  • f. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 3 meter bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag maximaal 6 meter bedragen;
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de gebouwen, wat betreft:

  • a. de woonsituatie;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. cultuurhistorie;
  • d. verkeersveiligheid;
  • e. sociale veiligheid;
  • f. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • g. milieusituatie;
  • h. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Bevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 9.2.1 lid a en toestaan dat bebouwing binnen de bestemming Cultuur en Ontspanning - Dierentuin verplaatst mag worden mits,
    • 1. het oppervlakte in m² gelijk blijft;
    • 2. de bestaande bouwhoogte gelijk blijft;
    • 3. de bebouwing 10 meter uit de erfscheiding blijft;
  • b. bouwhoogte van een gebouw 2 meter meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • c. artikel 9.2.1 lid c en toestaan dat de bouwhoogte van een gebouw 2 meter meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. artikel 9.2.1 lid d en toestaan dat de goothoogte van een gebouw 2 meter meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
9.4.2 Beperking

De toepassing van de in artikel 9.4 genoemde afwijking is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij het functioneren van de bestemming begrepen doeleinden en omliggende bestemmingen niet mag worden aangetast. In de afweging om omgevingsvergunning te verlenen worden in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad wordt de omgevingsvergunning niet verleend;