direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2010006-B701

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot nieuw bestemmingsplan

Vanwege de wettelijke plicht om bestemmingsplannen iedere 10 jaar te herzien, is voor het bedrijventerrein De Vierslagen te Schoonebeek een nieuw bestemmingsplan opgesteld.

Dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen heeft in de eerste plaats als doel de bestaande planologische situatie opnieuw vast te leggen. Ten tweede moet het bestemmingsplan de bestaande situatie voorzien van een adequaat en actueel ruimtelijk- en juridisch kader. Hierbij is gelet op de wensen en bebouwingseisen van deze tijd. Een derde doelstelling van het bestemmingsplan is dat het plan helder, eenduidig interpreteerbaar, handhaafbaar en toetsbaar moet zijn.

Doordat nieuwe bestemmingsplannen eenvoudiger en eenduidiger worden opgesteld, sluiten zij aan bij de doelstellingen van deregulering die het college zich heeft gesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen ligt tussen de woonkernen Schoonebeek en Zandpol. Het wordt globaal begrensd door een afwateringskanaal in het westen en de oude NAM-oliespoorlijn in het zuiden. Aan de noordzijde van het bedrijventerrein liggen een bospark en sportvelden die tevens dienstdoen als bufferzone voor de nabijgelegen woonkern Zandpol (zie figuur). Het bedrijventerrein is rechtstreeks verbonden met de A37.

Op het terrein van circa 50 hectare is een groot aantal bedrijven geconcentreerd op het gebied van aardolie-aardgaswinning en dienstverlening aan deze industrie. DSM heeft er een ultra-modern complex voor de productie van harsen voor coatings. Het terrein biedt verder ruimte aan enkele zeer gespecialiseerde apparatenbouwers, transport- en kraanverhuurbedrijven. Ook is er ruimte voor kleinere en startende ondernemers in een bedrijven-verzamelgebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0001.png"

Figuur: De globale ligging van het plangebied Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen  in de gemeente Emmen

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0002.jpg"

Figuur: Indicatie begrenzing plangebied

1.3 Huidige planologische regelingen

Het voorliggende bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen vervangt de onderstaande bestemmingsplannen geheel, dit zijn:

  • 98.006 De Vierslagen, vastgesteld op 17 december 1987 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 5 april 1988;
  • 98.012 Schoonebeek De Vierslagen II, vastgesteld op 28 oktober 1993 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 19 april 1994;
    • 1. Wijzigingsplan ex artikel 11 WRO artikel 5 van bestemmingsplan Schoonebeek De Vierslagen II, vastgesteld 7 januari 1997 (en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 28 januari 1997;

en de volgende bestemmingsplannen gedeeltelijk:

  • "Partiële herziening van de regels van diverse bestemmingsplannen van de gemeente Emmen ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven", vastgesteld op 29 maart 2001 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 12 juni 2001;
  • 07.026A "Facet bestemmingsplan Kleinschalig kamperen gemeente Emmen", vastgesteld op 21 februari 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij besluit van 24 juni 2008;
  • Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Schoonebeek, vastgesteld op 22 augustus 1996 en goedgekeurd door Geduputeerde Staten bij besluit van 15 april 1997.

Daarnaast zijn in het verleden diverse bouwinitiatieven met een buitenplanse (ex art. 19 WRO) en binnenplanse (ex art. 15 WRO) vrijstellingsprocedures mogelijk gemaakt. Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen zullen de genoemde bestemmingsplannen en de vrijstellingen, voor zover zij vallen binnen het plangebied, rechtskracht verliezen en door het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen worden vervangen.

1.4 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Op de bestemmingsverbeelding worden de percelen in het gebied aangegeven met bestemming dan wel een aanduiding. In de regels worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het plangebied geregeld. Tot slot wordt in de plantoelichting een verantwoording gegeven van de in het plan gemaakte keuzes.

1.5 Overzicht verricht onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen zijn diverse onderzoeken verricht. De conclusies uit de onderzoeken zijn verwerkt in de toelichting.

  • Onderzoek naar externe veiligheid
  • Archeologisch historisch onderzoek
  • Watertoets

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet de gemeente rekening houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid.

In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsuitgangspunten van het rijk, de provincie, de regio en de gemeente die betrekking hebben op de inhoud van het plan toegelicht.

Gezien de aard en omvang van het bestemmingsplan, wordt alleen het provinciale en gemeentelijke beleid van belang geacht. Het rijksbeleid is gezien de kleinschaligheid van de beoogde ontwikkeling niet relevant en is daarom niet in deze paragraaf opgenomen.

2.2 Gemeentelijk beleid

2.2.1 Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef

De structuurvisie Emmen 2020, Veelzijdigheid Troef, is 24 september 2009 vastgesteld. Het document is opgesteld als ruimtelijke vertaling van de ambities gesteld in de Strategienota Emmen 2020, vastgesteld Raad, september 2001. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Emmen weer. Tevens dient de structuurvisie om bedrijven, instellingen en andere overheden uit te nodigen tot en te stimuleren om passende, gewenste activiteiten en investeringen te doen die aansluiten op de weergegeven ambities en ruimtelijke mogelijkheden. In de structuurvisie wordt de ruimtelijke structuur van 2020 geschetst aan de hand van een aantal thema's, te weten landschap, duurzaamheid, verkeer, werken, wonen, voorzieningen en veiligheid. Voor ieder thema is een hoofdkoers bepaald, deze zijn als volgt:

Landschap:
Versterken van het landschap door in te zetten op bebossing van de Hondsrug, het vrijwaren van de steilrand, het koesteren van de openheid, de herkenbaarheid van de kanalenstructuur te vergroten, de beekdalen te herstellen en het gebruik van de essen te vergroten.

Duurzaamheid:
Het benoemen van het uitgebreide kanalenstelsel en de beekdalen voor de berging van water. Specifiek betreft het hier de Buma Marchienawijk/ Sleenerstroom en het Schoonebeekerdiep. Het herstel van de beekdalen combineert de verbetering van de waterkwaliteit met noodberging, alsmede versterking van het landschap. Een tweetal gebieden is benoemd als mogelijk zoekgebied. De term 'mogelijk zoekgebied' betekent dat deze relatief onbebouwde gebieden een mogelijke toekomstige geschiktheid kennen voor de berging van water. Deze geschiktheid dient behouden te blijven, maar is alleen nodig indien scenario's met een verdergaande klimaatverandering hiertoe aanleiding geven.

Verkeer:
Voor de externe bereikbaarheid wordt ingezet op verdubbeling van de N34 (Emmen-Zuid tot Emmen-centrum) en de N862 en optimalisering van het spoor naar Zwolle en Twente.
Interne bereikbaarheid: opwaarderen van de Rondweg door de stroomfunctie te verbeteren en onderzoek doen naar de verbeteropties van de Hondsrugweg.

Werken:
Naast de geplande uitbreidingen tot 2015 zijn geen nieuwe uitbreidingen van bedrijventerreinen beoogd. Voor woonwerkcombinaties is behalve op de Meerdijk op termijn ruimte langs de as naar Nieuw Amsterdam, op Pollux IV en in Emmer-Compascuum (mits passend binnen de milieucontouren). Voor kantoren en zorg ('cure') wordt aangesloten op bestaande plannen en locaties. Ingezet wordt op een verknoping van nieuwe en aanwezige leisurevoorzieningen. Voor wat betreft glastuinbouw vindt inzet plaats op herstructurering van oudere delen. Omstreeks 2012 wordt de ruimtevraag naar glastuinbouw opnieuw in beeld gebracht. Daarbij past ook bezinning op mogelijk andere functies in het Rundedal. Tenslotte de koers voor de landbouw: schaalvergroting in landbouwgebieden (zone 1 en 2 uit het POP) mogelijk maken in aansluiting op het landschap. Daar waar de landbouw in de knel komt wordt ingezet op alternatieven.

Wonen:
Vanuit de structuurvisie vindt aansluiting plaats op het bestaande bouwprogramma (zie ook woonplan). Voor fase 2 en 3 van de Delftlanden vindt een verbijzondering plaats en wordt gericht op meer landelijke en dorpse woonmilieus. Naast een kwaliteitsimpuls van de bestaande woningen wordt ingezet op wervende woonmilieus, te weten: water/lintwonen tussen Barger- en Emmer Compascuum, boswonen op de Hondsrug en erfwonen in het zuidelijk deel van de gemeente.

Voorzieningen:
Inzet op versterking van de centrumfunctie van Emmen en behoud bestaande ruimtelijke structuur niet-commerciële voorzieningen. Bij natuurlijke wijzigingsmomenten inzetten op versterking van de kwaliteit en efficiënte bundeling.

Veiligheid:
Emmen wenst een gemeente te zijn waarin een ieder veilig woont. Hier tegenover staat dat Emmen dé industriestad van het Noorden is en in de toekomst een gemeente wil blijven waarin economie, bedrijvigheid en werkgelegenheid hoog in het vaandel staan. Voor risicovolle activiteiten is ruimte op bedrijventerreinen Bargermeer, de Vierslagen en A37. Buiten de zoekgebieden op de industrieterreinen Bargermeer, A37 en De Vierslagen mag geen nieuwvestiging BEVI inrichtingen plaatsvinden. Met uitzondering van LPG-tankstations hiervoor wordt per locatie een beoordeling gemaakt in het kader van de daarvoor te voeren planologische procedure conform het BEVI. Buiten de industrieterreinen staat de ambitie Veilig Wonen voorop. Hier heeft wonen de prioriteit boven (risicovolle) bedrijvigheid. Nieuwe ontwikkelingen in de vorm van (beperkt) kwetsbare objecten worden nadrukkelijk getoetst aan het aspect fysieke veiligheid. De vestiging van niet BEVI-inrichtingen (beperkt kwetsbare inrichtingen) vindt in principe buiten locatie 1 en 2 en buiten de PR=10-6 contouren plaats (uitzonderingen kunnen worden gevormd door branche gerelateerde inrichtingen), zie onderstaande figuur. In Hoofdstuk 3 Onderzoeken wordt in de paragraaf Fysieke veiligheid nader ingegaan op de effecten van dit beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0003.jpg"
Figuur: Zoekgebied BEVI-inrichtingen

rode contou r= Zoekgebied te vestigen BEVI- inrichtingen. De PR=10-6 contour dient binnen eigen inrichtings-grens te blijven en dient binnen de PR=10-6 contour van het zoekgebied te blijven. Indien PR=10-6 contour niet binnen de eigen inrichtingsgrens te houden is mag hier op de locaties 1 en 2 (op industrieterrein Bargermeer) onder voorwaarden van worden afgeweken, mits rekening gehouden wordt met de beperking die dit oplevert voor de gevestigde niet-BEVI inrichtingen.

2.2.2 Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020

De Raad van de gemeente Emmen heeft de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 op 26 mei 2011 vastgesteld. In deze structuurvisie staat hoe de gemeente Emmen tot 2020 om wil gaan met de bedrijventerreinen en winkelcentra. Het vormt de sectorale/facetmatige uitwerking van de structuurvisie gemeente Emmen 2020 “Veelzijdigheid troef”.

De doelen van de Structuurvisie Werklocaties Emmen 2020 zijn onder meer het vergroten van de werkgelegenheid en het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. De locaties worden aantrekkelijker gemaakt, waardoor nieuwe ondernemers aangetrokken. Ook wordt hiermee de regiofunctie van Emmen als winkelstad verder versterkt.

De uitgangspunten uit deze visie komen terug in bestemmingsplannen. Daarnaast krijgen deze uitgangspunten verder vorm in projecten voor het herstructureren en aanleggen van bedrijventerreinen en het verbeteren van winkelcentra en andere winkellocaties.

Bedrijventerreinen
De gemeente Emmen versterkt de al ingezette segmentering van bedrijventerreinen. Bedrijven kunnen zo een heldere locatiekeuze maken die het beste aansluit bij hun activiteiten. Economische activiteiten komen daar terecht waar deze het minste hinder opleveren (indien dit het geval is) en zich daardoor het best kunnen ontplooien. Deze segmentering vindt naast de traditionele segmentering op functie vooral plaats op basis van de verschijningsvorm. Juist de verschijningsvorm geeft goede aangrijpingspunten bij de (her)inrichting.

Voor Emmen betekent segmentering in hoofdlijnen:

  • 1. De terreinen gericht op de productie-industrie, dus de segmenten zware industrie, logistiek en modern gemengde industrie: in de werkas Emmen-Klazienaveen (Bargermeer, Emmtec, Bargerpoort, Bedrijvenpark A37, en deels Pollux) en daarnaast op De Vierslagen en De Tweeling.
  • 2. De terreinen gericht op hoogwaardige werklocaties (o.a. kantoren en woon-werk combinaties): in de Westflank van de gemeente de terreinen Waanderveld, Eigenhaard, en de kantoorparken Hooggoorns/Bukakkers en Westenesch en daarnaast het Business Park Meerdijk.
  • 3. Overige gemengde terreinen (o.a. bij de dorpen).

Ten aanzien van het segment modern gemengde bedrijventerrein kan er (beperkte) ruimtewinst worden behaald met herstructurering en intensivering van bestaande terreinen zoals Bargermeer, De Tweeling, Vierslagen en Klazienaveen. Toch levert dit onvoldoende ruimte op om ook op termijn te kunnen voorzien in de behoefte aan gemengde bedrijventerreinen. Daarom is het nodig dat de terreinen Tweeling II en Bargerpoort en de uitbreiding van Emmer-Compascuum doorgang vinden.

De Vierslagen
De gemeente constateert in haar Werklocatievisie dat De Vierslagen door de hernieuwde ingebruikstelling van de oliewinning door de NAM ook een nieuwe opleving meemaakt. Terreinen die vooral nog voor opslag werden gebruikt, krijgen weer een meer dynamisch karakter evenals de bedrijven. Er is nauwelijks nog grond uitgeefbaar.

In 2008 waren er nog 938 arbeidsplaatsen te vinden en dat is 5% van de werkgelegenheid op bedrijventerreinen in Emmen. Door de enorme activiteiten en investeringen van de NAM in deze omgeving verwacht de gemeente dat dit aantal zeker niet zal afnemen.

Het is daarom zaak dat ook dit terrein weer aan de eisen van de tijd wordt aangepast. Dat vergt ingrepen en aanpassingen van de wegenstructuur en maatregelen om de beeldkwaliteit te verbeteren. Veel hangt af van de bereidheid van de bedrijven om aan dat laatste mee te werken, omdat zij een belangrijk stempel drukken op de huidige beeldkwaliteit. Bovendien is een deel van het terrein privaat ontwikkeld.

De Werklocatievisie stelt dat overleg met de bedrijven moet uitwijzen of gemeentelijke investeringen in dit terrein samen zullen gaan met verbeteringen bij de bedrijven zelf. Dit overleg moet met hulp van de Vereniging Parkmanagement Bargermeer nader gestalte gaan krijgen. De Werklocatievisie stelt dat revitalisering van De Vierslagen, na revitalisering van De Tweeling, In principe de hoogste prioriteit heeft.

Perifere detailhandel
De structuurvisie stelt gemeentelijke kaders voor de perifere detailhandel. De locatie Nijbracht in Emmen is aangemerkt als dé locatie voor grootschalige winkels in volumineuze artikelen en voor doelgerichte aankopen. Omdat nabijheid tot consumenten voor de tuin en doe-het-zelf branches ook van groot belang is en vanwege de uitgestrektheid van de gemeente en de spreiding van de bevolking over verschillende dorpen, is enige mate van spreiding over de gemeente is voor tuincentra en doe-het-zelf zaken het uitgangspunt.

2.2.3 Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen

De raad heeft op 25 april 2013 de Beleidsnota "Externe veiligheid gemeente Emmen" vastgesteld.

Hierin wordt aandacht besteed aan de volgende zaken ten aanzien van externe veiligheid:

  • Gemeentelijke ambities;
  • Toetsingskader;
  • Beschrijving externe veiligheidsgebieden;
  • LPG tankstations;
  • Nieuwe locaties Bevi-bedrijven;
  • Transport gevaarlijke stoffen (weg, spoor, buisleidingen);
  • Vuurwerkopslag;
  • Co-vergisters.

Doel van deze gemeentelijke visie op externe veiligheid is het realiseren van dat niveau van veiligheid, dat voldoende bescherming biedt aan de inwoners én de economische en ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig belemmert. Het veiligheidsniveau hoeft niet overal hetzelfde te zijn. De nota stelt dat de afweging tussen veiligheid en ruimte in woongebieden anders is dan op de industrieterreinen. Hierbij is gekozen voor een gebiedsgerichte benadering waarbij per gebied naar een passend niveau van veiligheid wordt gestreefd.

De gemeente Emmen hanteert daarbij de volgende gebiedsindeling:

  • 1. Voorkeursgebieden
    Dit zijn de gebieden waar als eerste wordt gekeken of er ruimte is voor een nieuwe risicovolle activiteit. De regels in dit gebied zijn afgestemd op de aanwezige functies en gebruik: geen (beperkt) kwetsbare objecten, wel risicovolle activiteiten. De aard van de aanwezige bedrijvigheid levert geen belemmeringen op voor de risicovolle activiteiten;
  • 2. Zoekgebieden
    Als er geen ruimte meer in het voorkeursgebied is of een bepaalde risicovolle activiteit niet past binnen het voorkeursgebied dan wordt naar een geschikte locatie binnen het zoekgebied gekeken. In relatie tot gebruik geldt in dit gebied dat risicovolle en niet-risicovolle bedrijven gemengd voorkomen en geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Deze situatie vraagt dat de mogelijke effecten van risicovolle bedrijven op de andere niet-risicovolle activiteiten beperkt moet blijven. De regels die in dit gebied gelden zijn op dit uitgangspunt afgestemd. Binnen bedrijventerrein De Vierslagen is het DSM-terrein aangewezen als Zoekgebied (zie afbeelding)
  • 3. Overgangszone
    Deze zone is bedoeld als een bufferzone tussen de gebieden met risicovolle activiteiten en de woonkernen. Hiermee is beoogd om een duidelijke ruimtelijke scheiding te realiseren tussen deze functies. Om deze redenen worden in de bufferzone geen nieuwe risicovolle activiteiten toegelaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0004.png"

Figuur: zoekgebied en overgangszone bij bedrijventerrein De Vierslagen als aangemerkt in beleidsnota "externe veiligheid gemeente Emmen"

De Beleidsnota externe veiligheid benoemt expliciet wat in de overgangszones wel en niet mag en welke EV-regels er gelden. Zie onderstaande tabellen uit de nota. Voor bedrijventerrein De Vierslagen is in dit verband relevant dat bedrijfswoningen zijn aangemerkt als beperkt kwetsbaar object. Verder zijn bedrijfswoningen van invloed op de omvang van het groepsrisico.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0006.png"

Uitsnede Beleidsnota (pagina 26)

LPG Tankstations en buisleidingen
Voor nieuwe LPG-tankstations is het niet mogelijk op voorhand locaties aan te wijzen, maar deze zijn in elk geval binnen of aan de rand van een woonwijk niet gewenst. Verder stelt de nota als voorwaarde aan nieuwe LPG-stations dat de doorzet wordt gelimiteerd op 1000m3 per jaar.

Buisleidingen met een plaatsgebonden risicocontour (vooral gastransportleidingen) dienen op de bestemmingsplankaart te ingetekend, voorzien van een bouwverbod binnen de plaatsgebonden risicocontour van de leiding.

Zowel bij LPG-tankstations als de genoemde buisleidingen mag op grond van de gemeentelijke beleidsnota de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet overschreden worden.

Opslag vuurwerk
Bedrijventerreinen zijn in de nota aangewezen als meest geschikte locatie voor de opslag van consumentenvuurwerk. De gemeente Emmen is kent geen ruimtelijke of planologische mogelijkheden voor de opslag van professioneel vuurwerk vanwege de grote aan te houden veiligheidsafstanden.

Afwegingen: kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geeft voor veel objecten aan of deze kwetsbaar of beperkt kwetsbaar zijn. Dit is onder meer relevant in relatie tot de beoordeling van het groepsrisico en plaatsgebonden risico. Maar in een aantal gevallen geeft het Bevi aan onder nadere de gemeente als bevoegd gezag de vrijheid om zelf een afweging te maken. De beleidsnota bevat daartoe gemeentelijke uitgangspunten om te beoordelen of de kwetsbaarheid van een object of activiteit wel of niet rechtstreeks onder het Bevi valt:

  • 1. Is de activiteit of het object bestemd voor 50 personen voor minimaal 40 uur per week? (Het gaat er dus om of dit kan en niet of dit in de feitelijke situatie ook zo is)
    Ja=kwetsbaar
  • 2. Is de activiteit of het object bestemd voor niet-zelfredzame personen (o.a. minderjarigen, bejaarden, zieken)?
    Ja=kwetsbaar
  • 3. Is het object bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten (geen kantoren) waar doorgaans dezelfde personen aanwezig zijn (o.a. industriële panden)?
    Ja=beperkt kwetsbaar (uitgangspunt 1 komt te vervallen, uitgangspunt 2 blijft gelden)*

    * Hier is voor gekozen, omdat ervan uit mag worden gegaan dat deze personen goed zijn voorbereid op eventuele ongevallen en daarmee een hoge mate van zelfredzaamheid hebben.

Plaatsgebonden risicocontour
De voorwaarden en eisen worden strenger naarmate het bedrijf dichter bij de woonomgeving komt te staan. In een bufferzone rondom de voorkeurs- en zoekgebieden zijn deze activiteiten zelfs uitgesloten. In het voorgenomen beleid wordt niet alleen aan de veiligheid van de woonomgeving gedacht, maar ook aan de veiligheid van de bedrijven die niet risicovol zijn en in de nabijheid van een risico-activiteit zijn gevestigd. Zo moet bijvoorbeeld in het zoekgebied de zone waarbinnen de gevaren het grootst zijn, binnen het perceel van het risicovolle bedrijf zelf vallen. Deze zone heet in het beleidsstuk de plaatsgebonden risicocontour’.

Groepsrisico
Ook wil de gemeente voorkomen dat grote groepen mensen in de directe nabijheid van een risicovolle bedrijf een te groot risico lopen op ongevallen. Daarom is er een grens gesteld aan het aantal mensen in de omgeving van een dergelijk bedrijf. In het beleid heet dit het Groepsrisico. Eén van de voorwaarden uit het beleid is ook dat er rondom risicovolle bedrijven geen activiteiten mogen worden uitgevoerd waarbij veel mensen langere tijd aanwezig zijn. Aansluitend op deze lijn wordt aandacht besteed aan de situaties waarbij een bedrijf met een relatief hoog aantal werknemers zich naast een risicovolle activiteit wil vestigen. De effecten van de ongelukken op een groep mensen wordt uitgedrukt in de waarde van het groepsrisico.


Technische maatregelen
Daarnaast worden in de omgevingsvergunning ook technische maatregelen voor bedrijven voorgeschreven die bedoeld zijn om de kans op ongelukken te verkleinen. Dit gaat bijvoorbeeld om bouwtechnische maatregelen of het compartimenteren van de opslag van de gevaarlijke stoffen. Per gebied is ook aangegeven welke eisen gelden voor de bereikbaarheid door de hulpdiensten en de aanwezigheid van bluswater. Deze zaken zijn door de brandweer op een groot detailniveau uitgewerkt.

2.2.4 Ruimtelijke Waardenkaart Emmen

De ruimtelijke waardenkaart belicht de cultuurhistorische en de landschappelijke waarden van het grondgebied van de Gemeente Emmen. De kaart is opgesteld ten behoeve van het buitengebied, hierdoor ligt het accent op de waarden in buitengebied, maar komen de in het onderliggende waarden in de kernen ook aanbod. De ruimtelijke waardenkaart biedt een beleidskader voor landschap en cultuurhistorie en vormt met de beleidsnota “Ruimtelijke Waardenkaart Emmen” de basis of 'onderlegger' voor het ruimtelijk beleid en beheer van de Gemeente Emmen. Andere waarden zoals de aardkundige, archeologische, ecologische en hydrologische waarden evenals monumenten worden in dit document beschreven waar zij samenhang vertonen met het cultuurhistorisch gevormde landschap.
De ruimtelijke waardenkaart is een interne beleidskader, welke richting geeft aan de inrichting van een gebied. De ruimtelijke waardenkaart hangt samen met regelingen op de gebieden als flora- en faunabescherming, archeologie, monumenten. Vastgestelde waarden binnen deze gebieden vinden hun juridische bescherming binnen de specifieke wettelijke kaders. In de Ruimtelijke Waardenkaart zijn de waarden op deze gebieden dan ook niet “opnieuw” vastgesteld maar in woord en beeld met elkaar in verband gebracht.”

Bedrijventerrein De Vierslagen bevindt zich in een gebied dat als "Grootschalige veenontginningen" is aangeduid. Direct ten zuiden van De Vierslagen gaat het over in de typering "Randveenontginning Schoonebeek". De Turffabriek wordt als industrieel erfgoed aangeduid.

De Ruimtelijke Waardenkaart Emmen benoemt de volgende voor De Vierslagen relevante punten ten aanzien van behoud, versterking, (her)ontwikkeling en (andere) aandachtspunten:

Behouden

  • Archeologische waarden/vindplaatsen.
  • Stelsel van kanalen en wijken.
  • Robuuste, krachtig omzoomde ruimten.
  • Verscheidenheid aan details (bruggen, sluizen, industrieel erfgoed)


Versterken

  • De afleesbaarheid van de gelaagdheid van het landschap. Onder andere door elementen uit de periode van voor de grootschalige vervening nadrukkelijker ‘uit te lichten’.
  • Herkenbaarheid industrieel verleden door herbestemming en een actieve herontwikkeling industrieel erfgoed.


Aandachtspunten

  • Situering van bebouwing/objecten (waaronder mest- en foliebassins) in de open ruimten.
  • Tegengaan van de verrommeling langs toegangswegen.

2.2.5 Woonbeleid

Het gemeentelijk woonbeleid is vastgelegd in het 'Woonplan Emmen - Actualisatie 2005' dat in mei 2007 door de raad is vastgesteld. Het inzetten op een bevolkingsgroei tot 120.000 inwoners in 2020 plus de realisatie van de bijbehorende woningvoorraad zijn belangrijke uitgangspunten. Het woonplan bevat richtinggevende woningbouwkaders voor de verschillende kernen in de gemeente. De kern Emmen heeft de grootste bouwopgave voor zowel uitbreiding, inbreiding als herstructurering. Senioren zijn een belangrijke en groeiende doelgroep, die zo lang mogelijk zelfstandig in de eigen omgeving moet kunnen wonen. Naast nieuwbouw en geschikt maken van bestaande woningen draagt de ontwikkeling van zorgsteunpunten op strategische plekken in wijken en dorpen bij aan de realisatie van deze doelstelling.
Dit gemeentelijk woonbeleid wordt in 2012 herzien. De ontwikkelingen op de woningmarkt en de verwachte toekomstige bevolkingsontwikkeling (krimp en vergrijzing) maken dat bijstelling van het beleid, inclusief de richtinggevende woningbouwkaders, nodig is. Er komt een groter accent te liggen op behoud en versterking van de kwaliteit van bestaande wijken en dorpen (inbreiding en herstructurering).

2.2.6 Verkeersbeleid

Op 19 december 2013 heeft de raad het 'Gemeentelijk Verkeer en Vervoer Plan, 2012-2020. Oog voor Mobiliteit ' vastgesteld.

Uitgangspunt van het GVVP is de inrichting van wegen volgens de Duurzaam veilig-principes. Concreet betekent dit dat in de wijken een 30 km/u-regiem voor auto's geldt, en op de zogenoemde stroomwegen 50 km/u. Daarnaast is in 2010 de Parkeernota vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid en de parkeernormen opgenomen. In het centrum van Emmen is het parkeren voornamelijk ondergronds, in twee bouwlagen. Daarnaast zijn er grote parkeerterreinen ten noord- en zuidwesten van het centrum. Voor toekomstige (nieuwbouw)ontwikkelingen zijn parkeernormen vastgesteld conform de landelijke richtlijnen van het CROW. Verder wordt uitgegaan dat initiatiefnemers en ontwikkelaars zelf voor voldoende parkeerruimte zorgen. Het openbaar vervoer - zowel bus als trein - valt onder verantwoordelijkheid van de provincie, c.q. het OV-Bureau Groningen-Drenthe. De gemeente draagt als belangrijke gesprekspartner bij aan een goede openbaar vervoer-bereikbaarheid van de stad, de wijken en dorpen. Het beleid is erop gericht het huidige bedieningsniveau te handhaven (bus) danwel te verbeteren (trein). De concessies met de busvervoerders QBuzz en Arriva loopt af in december 2015, met mogelijk 2 jaar verlenging. Arriva neemt de treindienst over van NS in 2012; deze concessie loopt dan tot 2027.

2.2.7 Recreatiebeleid

In juni 2007 is de kadernota Kampeerbeleid gemeente Emmen vastgesteld. Deze kadernota geeft aan hoe de gemeente Emmen aan zijn eigen kampeerbeleid invulling geeft na intrekking van de Wet op de Openluchtrecreatie (WOR). De kadernota vormt de basis voor het formuleren van voorwaarden en regels binnen relevante bestemmingsplannen en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).
Als uitwerking op de kadernota Kampeerbeleid heeft de gemeente Emmen het facetbestemmingsplan "Kleinschalig kamperen gemeente Emmen" opgesteld. In dit facetbestemmingsplan zijn bepalingen opgenomen ten gunste van kleinschalig kamperen. Het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen bevat echter geen mogelijkheden voor kleinschalig kamperen.

2.2.8 Welstandsbeleid

Bouwwerken moeten voldoen aan "redelijke eisen van welstand". Een zogenaamde Welstandscommissie beoordeelt bouwplannen aan de vooraf vastgestelde welstandscriteria opgenomen in de Welstandsnota. Donderdag 16 december 2010 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. In deze nota wordt vooraf bepaald wat de redelijke eisen van welstand zijn. Dit betekent dat gekeken wordt of een bouwplan qua uitstraling wel past bij de omgeving.
Het bestemmingsplan en de welstandsnota zorgen samen voor het behoud van de ruimtelijke kwaliteit. Het bestemmingsplan geeft aan wat, hoeveel, in welke vorm en waar er gebouwd mag worden. Het welstandsbeleid geeft aan hoe het gebouw er uit mag komen te zien. Dit wil zeggen dat het welstandsbeleid moet voorkomen dat er gebouwen gebouwd worden die afbreuk doen aan de omgeving. Het nieuwe welstandsbeleid heeft zo min mogelijk regels. Voor de meeste gebieden geldt de zogenaamde basis welstand. Alleen voor gevels die te zien zijn vanaf de openbare weg of het openbaar gebied is een welstandstoets nodig. Voor winkelcentra, het centrum van Emmen, monumenten, bijzondere gebouwen en locaties geldt uitgebreide welstand. Dit wil zeggen dat alle zijden van het gebouw moeten voldoen aan de welstandseisen.

Betekenis voor bedrijventerrein De Vierslagen

De gemeenteraad heeft enkele gebieden en categorieën van bouwwerken aangewezen waarvoor bij de oprichting en aanpassing van het bouwwerk geen redelijke eisen van welstand gelden. Er zijn onder meer geen welstandscriteria van toepassing voor binnenterreinen van werk- en bedrijventerreinen. Dit is ook van toepassing op De Vierslagen.

Het welstandsbeleid beperkt zich tot de randen van deze terreinen grenzend aan de openbare weg. De ambitie is om de ambitie voor deze gebieden ligt in het ontwikkelen van kwalitatief sterke randen. Terughoudende reclameuitingen en sober kleur- en materiaalgebruik moeten hieraan bijdragen.

Criteria aanvullend op de beperkte welstandscriteria voor bovengenoemde bedrijventerreinen:

  • De gevelopbouw aan de openbare weg heeft een sterke uitstraling door een duidelijke afstemming van gevelopeningen, materiaalkeuze en detaillering
  • Kleurgebruik: beperkte accenten in een contrasterende kleur toegestaan. Het overwegende kleurbeeld is rustig en terughoudend zowel in het aantal kleuren als ook de kleurintensiteit
  • Materiaalgebruik: geen grote reflecterende gevelvlakken
  • Erfafscheidingen hebben een hoge esthetische kwaliteit`

2.2.9 Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen

In het kader van de Monumentenwet en de Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de raad op 30 mei 2013 de "Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen" vastgesteld. De bijbehorende Archeologische Beleidskaart Emmen is toegevoegd aan Bijlage 4, samen met een toelichtend rapport in Bijlage 5.

De aanleiding voor het opnemen van de archeologische waarden en verwachtingen in bestemmingsplannen vloeit voort uit het Verdrag van Valletta, de Monumentenwet 1988, de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht 2010. In de Monumentenwet is vastgelegd dat bij het opstellen van een bestemmingsplan nadrukkelijk rekening gehouden moet worden met de archeologische waarden in de bodem en dat deze beschermd moeten worden. Daarbij gaat het zowel om aanwezige als mogelijk te verwachten archeologische waarden. Uit de verbeelding en de planregels van het bestemmingsplan dient de zorg voor de genoemde archeologische waarden te blijken.

2.3 Provinciaal beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Drenthe

Tijdens de vergadering van Provinciale Staten op 2 juni 2010 is het nieuwe omgevingsbeleid voor de komende tien jaar vastgesteld. Het omgevingsbeleid is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document waarin de voor de provincie vier wettelijke planvormen zijn samengenomen:

  • 1. de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening;
  • 2. het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer;
  • 3. het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • 4. het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk- economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is. Daarnaast zijn er zaken uitgelicht die van provinciaal belang worden geacht. Deze zijn:

  • 1. het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten rust, ruimte, natuur, landschap, oorspronkelijkheid, veiligheid, naoberschap, menselijke maat, kleinschaligheid (Drentse schaal);
  • 2. het behouden en versterken van de biodiversiteit door het realiseren van de Ecologische hoofdstructuur (EHS);
  • 3. het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid;
  • 4. het streven naar voldoende, gevarieerde, aantrekkelijke en vitale vestigingsmogelijkheden op regionale bedrijventerreinen en andere stedelijke werklocaties en het bieden van voldoende ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied voor landbouw, recreatie en toerisme en bedrijvigheid;
  • 5. het ontwikkelen van een adequate strategie voor krimpgebieden, met aandacht voor wonen, leefbaarheid, bereikbaarheid en arbeid;
  • 6. het maken van bovenlokale afspraken over aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag;
  • 7. het streven naar steden met een onderscheidende identiteit, gebaseerd op historische of gebiedskenmerken waardoor de stedelijke centra gedifferentieerde blijven;
  • 8. het ontwikkelen en behouden van robuuste stedelijke netwerken, waardoor de steden samenhangen, samenwerken en complementair zijn;
  • 9. de kwaliteit en kwantiteit van (grond)water;
  • 10. het benutten van de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking en -distributie en tevens het besparen van energie, het zorgvuldige gebruik van de ondergrond voor de energiewinning, de opslag van CO2, groen gas en aardgas en de energie-infrastructuur;
  • 11. het creëren van voorwaarden voor een duurzame ontwikkeling van de mobiliteit in samenhang met het creëren van betrouwbaarheid van (inter)regionale netwerken voor auto, openbaar vervoer, fiets en goederen door de lucht en over weg, spoor en water evenals de verknoping met de (inter)nationale netwerken;
  • 12. de Ecologische Hoofdstructuur, de verschillende Drentse landschapstypen en de diversiteit in landschapstypen;
  • 13. het verbinden van stad en land door het verweven van de gebruiksfuncties, landbouw, natuur en water in het landelijk gebied en het benutten van de kernkwaliteiten voor de plattelandseconomie;
  • 14. sport- en cultuurparticipatie en de infrastructuur die hiervoor nodig is;

Voor al deze zaken geldt dat de provincie van mening is dat het ruimtelijke belang het gemeentelijk niveau overstijgt en de provincie hier haar verantwoordelijk voor heeft. De provincie zal dan ook een standpunt innemen over het gemeentelijke ruimtelijke plan indien een van de genoemde onderwerpen in het ruimtelijke plan voorkomt.

Uit de Visiekaart 2020 van de Omgevingsvisie Drenthe valt op te maken dat bedrijventerrein de Vierslagen qua ambitie wordt gerekend tot "Stad" en bovendien deel uitmaakt van de Stadsrandzone (visie op overgang Stad en buitengebied). Verder ligt De Vierslagen in een 'uitwerkingsgebied', waarvoor de volgende provinciale inzet geldt:

  • Ontwikkeling dierenpark Emmen
  • Energie (wind, zon, biomassa, bodem)
  • Versterken van recreatie en toerisme, waaronder grootschalige dagrecreatie en de vaarverbinding Erica-Ter Apel
  • Kansen voor krimp

De Omgevingsvisie Drenthe handhaaft de ambitie om tot een ecologische verbindingszone te komen tussen het Bargerveen en het noordwestelijk gelegen Dalerveenscheveen. Deze ecologische verbindingszone ligt ten zuiden van De Vierslagen.

De directe omgeving van De Vierslagen krijgt in de Omgevingsvisie Drenthe de hoofdfunctie 'Landbouw" toebedeeld. Binnen deze gebieden staat de uitoefening van grondgebonden landbouw op bedrijfseconomische grondslag voorop.

De provincie wil de Drentse agribusiness in staat stellen haar positie op de Europese en wereldmarkt te versterken. Ook voor de landbouw streeft zij om die reden naar een robuust systeem. Dit doet de provincie onder andere door gebieden aan te wijzen waar de landbouw de ruimte krijgt om zich te ontwikkelen, door innovatie in de landbouw te stimuleren en door minder beperkingen op te leggen.

 

2.4 Regionaal beleid

Agenda voor de Veenkoloniën

Op verzoek van de minister van LNV onderzocht de commissie Structuurversterking Veenkoloniën (commissie-Hoekstra) in 2001 de problemen in de Veenkoloniën. Dat waren er drie: eenzijdigheid, afhankelijkheid en een negatief imago.

Als antwoord op het advies van de Commissie Hoekstra heeft de regio De Agenda voor de Veenkoloniën opgesteld. Deze is in april 2002 verschenen. Negen Drentse (waaronder Emmen) en Groningse gemeenten, twee waterschappen en twee provincies werken samen in de stuurgroep Agenda voor de Veenkoloniën. De Agenda voor de Veenkoloniën hanteert de volgende missie: Het profileren en positioneren van de Veenkoloniën als innovatief landbouwgebied met kansen voor water en energie als onderdeel van de biobased economy in Noord-Nederland.

De partners besloten in april 2012 hun samenwerking in 2012 en 2013 voort te zetten. In deze periode ligt de prioriteit bij het thema landbouw, in nauwe samenhang met de thema's water en energie.

2.5 Rijksbeleid

2.5.1 Ruimtelijk beleid

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en 13 maart 2012 vastgesteld. Onderdeel van deze structuurvisie is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met de structuurvisie kiest het rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
De structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Delen van de structuurvisie die de nationale ruimtelijke belangen borgen en die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur, de AMvB Ruimte (Barro). Ook is een planmilieueffectrapport (plan-MER) opgesteld.

Het Rijk gaat er vanuit dat de nationale ruimtelijke belangen die via wet- en regelgeving opgedragen worden aan de andere overheden goed door hen worden behartigd. Het nieuwe Rijkstoezicht in de ruimtelijke ordening richt zich op het toezicht achteraf. Wanneer rijksdoelen en nationale belangen raken aan regionale opgaven, vraagt dit om heldere taakverdeling en samenwerkingsafspraken tussen de betrokken overheden.
Waar het Barro bepalingen bevat gericht op gemeentelijke bestemmingsplannen gaat het Rijk er vanuit dat deze doorwerking krijgen. Het Rijk zal tijdens het opstellen en vaststellen van bestemmingsplannen dan ook niet toetsen op een correcte doorwerking van nationale belangen. Daarnaast blijft het Rijk opkomen voor zijn directe belangen bij gemeentelijke en provinciale plannen vanuit de rol van weg- en waterbeheerder (Rijkswaterstaat), eigenaar van defensieterreinen (ministerie van Defensie) en voor projecten in het kader van de rijkscoördinatieregeling rond rijksinpassingsplannen op het terrein van de energie-infrastructuur (het ministerie van EL&I).
Voor Emmen zijn in de SVIR geen onderwerpen opgenomen die aangemerkt worden als nationaal belang. Wel maakt de spoorlijn ten zuiden van het plangebied (het voormalige oliespoorlijntje) onderdeel uit van het (inter)nationale hoofdspoorwegennet. In de Barro zijn alleen de zaken betreffende defensie en kernkwaliteiten van toepassing. Echter deze zaken hebben geen directe invloed op de inrichting van het plangebied.

2.6 Conclusie

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient de gemeente rekening te houden met het rijksbeleid, het beleid van de provincie Drenthe, regionaal beleid en het opgestelde eigen beleid. De conclusie van de in dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen beschreven beleidsuitgangspunten is dat het rijksbeleid niet direct door werkt in het plangebied. Hierdoor is het bestemmingsplan in niet in strijd met het rijksbeleid. Het rijksbeleid werkt indirect door via het provinciaal beleid. Het provinciaal beleid vormt op zijn beurt weer de input voor het gemeentelijk beleid. Voor het voorliggende bestemmingsplan kan eveneens geconcludeerd worden dat het plan passend is in het provinciale beleid. Wat betreft het gemeentelijk beleid kan gesteld worden dat enkele visies kaderstellende en richtinggevende criteria bevatten die een basis vormen voor dit bestemmingsplan en voor de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen waar dit actualiseringsplan niet in voorziet.

Hoofdstuk 3 Onderzoeken

3.1 Archeologie en monumenten

3.1.1 Archeologie

De beleidskeuzes als verwoord in de Beleidsnota Archeologie 2013-2018 gemeente Emmen zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. De verbeelding en de planregels bevatten een dubbelbestemming Waarde - archeologie. Met deze vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan.

In bestemmingsplannen wordt binnen "Waarde - Archeologie" een onderverdeling in vier dubbelbestemmingen gehanteerd. Per dubbelbestemming zijn planregels geformuleerd voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. De maatvoering voor ontheffing is afhankelijk van de te verwachten waarden of verwachtingen en is vertaald naar oppervlakten en dieptes. Bij overschrijding van de gestelde vrijstellingseisen bij ruimtelijke ontwikkelingen betekent dit dat de aanwezige waarde of verwachting moet worden onderzocht.

In dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen komt echter alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voor. Dit zijn gebieden waar op basis van de geologische en bodemkundige opbouw en reeds aangetroffen archeologische resten een (middel)hoge kans op het aantreffen van (intacte) archeologische vindplaatsen bestaat. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden. Voor deze categorieën is een minimum oppervlak voor bodemverstoringen opgenomen van 1000 m² en een diepte van 30 cm onder maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0007.png"

Tabel: Onderscheid categorieën archeologische waarden en verwachtingen

Verder is op een groot deel van het plangebied geen dubbelbestemming gelegd, omdat deze gebieden geen archeologische waarde hebben of naar verwachting zullen kunnen krijgen. Deze gebieden zijn voor archeologisch onderzoek vrijgesteld.

3.1.1.1 Archeologische monumenten

Binnen en nabij het plangebied liggen geen (beschermde) archeologisch monumenten.

3.1.1.2 Landschapsgenese

De onderzoekslocatie is gesitueerd in het noordelijk zandgebied, dat Drenthe en delen van Friesland, Groningen en Overijssel omvat (Berendsen 2005). De ondergrond van dit gebied wordt gevormd door pleistocene afzettingen (De Mulder et al. 2003). Tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien, is onder het landijs een grondmorene afgezet met daarin stenen en keien. Deze afzetting behoort tot de Formatie van Drenthe (Laagpakket van Gieten) en staat beter bekend als keileem. De bovenlaag van dit keileem bestaat uit grof grind houdend zand (verweerd keileem) van de Laag van Gasselte, het keizand. Op afzettingen uit de Formatie van Drenthe is onder periglaciale omstandigheden een dik pakket eolisch (door de wind vervoerd) zand afgezet, aangeduid als dekzand (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). In dit dekzand hebben zich in de jongste geologische periode, het Holoceen, bodems gevormd (zie bijlage Bodemkaart). Op de hogere Pleistocene zandgronden is de hoogveenvorming vooral vanaf het Midden-Atlanticum (ongeveer 6500 jaar geleden) op gang gekomen, in de tijd dat het zeeniveau ongeveer zijn huidige niveau bereikte. Ter plaatse en in de omgeving van het plangebied heeft (hoog)veenvorming vermoedelijk pas in het Laat-Atlanticum (ongeveer 5.100 jaar geleden) plaatsgevonden. Het hoogveen behoort tot de Formatie van Nieuwkoop, Laagpakket van Griendtsveen. Dit veen is vooral vanaf het begin van de 20ste eeuw grotendeels verdwenen door turfwinning en zijn onbruikbare restanten (bolster) vaak opgemengd met het onderliggende dekzand. De ondergrond bij Vierslagen I bestaat uit een veenkoloniaal dek op pleistoceen dekzand. Bij Vierslagen II is sprake van moerige gronden.

Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt Vierslagen II voor een groot deel op een dekzandwelving (3L10), mogelijk door tectonische bewegingen ontstaan en waarschijnlijk door landijs beïnvloed, bedekt met dekzand. Hernieuwde inzichten in de genese beschouwen dergelijke terreinvormen in zijn geheel zijn gevormd (en vervormd) door landijs. Vierslagen I ligt in een dekzandvlakte (2M45). Dit zijn gebieden met een gemiddeld lagere archeologische verwachting.

Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal bestond de omgeving van het plangebied tot in het begin van de 20ste eeuw uit veen. Het Stieltjeskanaal, ten westen van het plangebied, is een kanaal dat loopt vanaf de stadsgracht van Coevorden naar de Verlengde Hoogeveensche Vaart in Nieuw Amsterdam. Het kanaal is aangelegd tussen 1880 en 1884, ten tijden van de ontginning (turfwinning) van het Dalerveen, en dankt zijn naam aan Thomas Johannes Stieltjes, die zich inzette voor de aanleg ervan. Rond deze tijd is het plaatsje Zandpol ontstaan, gelegen op een zandhoogte te midden van het veen, en werd vroeger aangeduid als “La Paix”.

De omgeving van het plangebied is eind jaren '20 en begin jaren '30 van de 20ste eeuw ontgonnen. De activiteit van turfwinning (veen) was duidelijk zichtbaar door de aanwezigheid van trek- of petgaten, kanalen en wijken. Trek- of petgaten zijn binnen het plangebied niet aanwezig, waardoor mogelijk geen hoogveen aanwezig was, of het hoogveen dermate dun (uitwiggend richting het hoger gelegen Zandpol) dat het in de eerste fase van de turfwinning gewonnen is om vervolgens in gebruik genomen te worden als landbouwgrond. De turfwinning zal waarschijnlijk aan de randen van het hoogveen begonnen zijn en verder uitgebreid naar daar waar sprake was van dikkere pakketten hoogveen.

3.1.1.3 Archeologische verwachtingswaarde

Volgens de Archeologische Monumentenkaart en de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden heeft het plangebied een middelhoge archeologische trefkans. In Archis staan geen vondstmeldingen in plangebied Vierslagen geregistreerd (zie bijlage Archiskaartje). In de omgeving van Zandpol zijn wel diverse onderzoeksmeldingen geregistreerd (zie onderstaande tabel).

Onderzoeksmelding nr.   Uitvoerder   Aard en resultaten van het onderzoek  
9.021   RAAP   Geen archeologische indicatoren aangetroffen, geen vervolgonderzoek geadviseerd  
17.475   Grontmij   Niet vermeld in ARCHIS  
29.523   Oranjewoud   Niet vermeld in ARCHIS  
32.742   De Steekproef   Bodem grotendeels redelijk intact maar karterend booronderzoek hebben geen archeologische indicatoren opgeleverd, geen vervolgonderzoek geadviseerd  
38.271   RAAP   Geen archeologische indicatoren aangetroffen, geen vervolgonderzoek geadviseerd  

Tabel: Overzicht onderzoeksmeldingen omgeving Zandpol

Ten noorden van het plangebied is recentelijk archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het gaat om Bureauonderzoek met meldingsnr. 42.932 en Verkennend booronderzoek met meldingsnr. 42.933. Het onderzoek is in 2010 door Econsultancy en ARC b.v. verricht in het kader van de geplande uitbreiding van recreatiecentrum Zandpol in Zandpol. Tijdens het onderzoek zijn intacte bodemprofielen aangetroffen. Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat er zich in de diepere ondergrond keileem bevind, behorende tot de Formatie van Drenthe, welke binnen het centrale deel van het plangebied binnen 2 m –mv voorkomt en in noordelijke en zuidelijke richting dieper wegduikt. Onder de vrij dunne keileemlaag bevinden zich afzettingen van de Formatie van Peelo. Boven de keileemlaag bevinden zich dekzandafzettingen, waarin een veldpodzolgrond tot ontwikkeling is gekomen. Hoogveen is binnen het plangebied niet meer aanwezig als gevolg van de grootschalige turfwinning. Alleen in de westelijke helft van het plangebied is sprake van een dun veenkoloniaal dat nog enkele restanten (brokken) veraard veen bevat (Ten Broeke, 2010). De resultaten van het onderzoek geven aanleiding tot nader karterend bodemonderzoek dat nog moet worden uitgevoerd.

3.1.1.4 Archeologische vondstmeldingen

In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn echter geen waarnemingen geregistreerd. Op circa 150 meter ten westen van de Vierslagen is 1 waarneming geregistreerd. Het betreft nr. 300.242, een mammoetkies die gevonden is bij de aanleg van de sluisput voor sluisnummer 2 van het Stieltjeskanaal. Een mammoetkies hoeft echter geen aanwijzing te zijn voor menselijke bewoning, zodat er geen conclusies aan mogen worden verbonden.

Waarnemingsnr.   Datering   Aard van de melding  
238.589   Niet gedateerd! onbekend   Betreft een scheenbeen van een mammoet in de bedding van een oud stroomdal, op een diepte rond 4,5 meter -mv. Aangetroffen door particulier naar aanleiding van het graven van een watergang!wijk.  
300.239   Bronstijd of Ijzertijd   Betreft 2 maalstenen, aangetroffen in 1972 of 1 973 door een particulier tijdens aardappelrooien, bovenop een zandkop.  
300.241   Niet gedateerd! onbekend   Betreft een stenen bijl  
300.242   1884   Betreft een deel van een kaak van een mammoet op een diepte tussen 4,5 en 5 meter -mv. Aangetroffen door particulier naar aanleiding van het ontgraven van de sluisput voor sluisnummer 2 van het Stieltjeskanaal.  

Tabel: Overzicht ARCHIS-waarnemingen

Het archeologische verwachtingsmodel voor Zandpol en De Vierslagen is als volgt:

Archeologische periode   Te verwachten resten en/of sporen   Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld  
Romeinse tijd   Akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen   - In de top van de dekzandafzettingen

- In het voormalige hoogveen, dus waarschijnlijk niet meer aanwezig of in verstoorde context  
Middeleeuwen   Bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen   - In de top van de dekzandafzettingen

- In het voormalige hoogveen, dus waarschijnlijk niet meer aanwezig of in verstoorde context  
Nieuwe tijd   Bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen   - In de top van de dekzandafzettingen

- In het voormalige hoogveen, dus waarschijnlijk niet meer aanwezig of in verstoorde context  

Bron: Ten Broeke, 2010

3.1.2 Monumenten

Er bevindt zich binnen het plangebied één provinciaal monument, echter geen rijks- of gemeentemonumenten.

Het provinciale monument betreft de Turfstrooiselfabriek Schoonebeek 1926 (monumentnummer PM1-0096) dat zich bevindt aan de Kanaalweg 14 en 18 te Schoonebeek. Momenteel heeft een deel van het gebouw een horeca bestemming gekregen en is hier het zogenaamde 'Turfcafe' in gevestigd. Vanwege diverse verbouwingen en aanpassingen zullen alleen de hoofdvorm van het gebouw en de fabriekspijp onder de provinciale bescherming vallen.

De fabriek is gelegen aan Kanaal A, die een belangrijke rol speelde in de bedrijfsvoering van de turfstrooiselfabriek in relatie tot de bevoorrading en de distributie. De hiertoe aangelegde kademuur met houten beschoeiing is nog aanwezig.

Het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp is van algemeen belang voor de provincie Drenthe op grond van de volgende criteria:

Cultuurhistorische waarde:

  • vanwege de waarde van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp als bijzondere uitdrukking van de industriële vervening in Zuidoost Drenthe

Civieltechnische waarde:

  • als representant van een complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp in een sobere, functionele bouwtrant in Drenthe

Stedenbouwkundige/ensemble waarde:

  • vanwege de zeer beeldbepalende ligging van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp aan het Kanaal A te Schoonebeek
  • vanwege de betekenis van de turfstrooiselfabriek en de vrijstaande fabriekspijp als essentiële onderdelen van een complex dat als representant van de industriële vervening in Drenthe in cultuurhistorisch, civieltechnisch en stedenbouwkundig opzicht van belang is

Gaafheid:

  • vanwege de hoge mate van gaafheid van de fabriekspijp en de redelijke mate van gaafheid van de hoofdvorm van de turfstrooiselfabriek
  • vanwege de waarde van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp in relatie tot de hoge mate van gaafheid van de stedenbouwkundige structuur aan het Kanaal A

Zeldzaamheid:

  • vanwege de hoge mate van zeldzaamheid van het complex met turfstrooiselfabriek en fabriekspijp in de provincie Drenthe in relatie tot de voornoemde cultuurhistorische, civieltechnische en stedenbouwkundige kenmerken
3.1.3 Geraadpleegde bronnen
  • Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen.
  • Broeke, E.M. ten, 2010: Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Recreatiegebied "Zandpol" te Zandpol in de gemeente Emmen. Econsultancy/ARC. Doetinchem/Groningen.
  • Locher, W.P. & Bakker, H. de (red.), 1990: Bodemkunde van Nederland. Den Bosch.
  • Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E. & Wong, T.E., 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.
  • Stichting voor Bodemkartering, 1989: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 22 Oost/Coevorden.
  • Websites: www.archis.nl; www.provincie.drenthe.nl; www.watwaswaar.nl; www.historisch-emmen.nl,www.provincialemonumentendrenthe.nl

3.2 Ecologie

Sinds april 2002 regelt de Flora- en faunawet (Ffw) de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. Met de inwerkingtreding van de Ffw is een belangrijk deel van de doorwerking van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn geregeld. Samen met de Natuurbeschermingswet heeft de Ffw tot doel de Nederlandse natuur te beschermen. De Ffw heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk van de minister van Landbouw, Natuur en Visserij (LNV) ontheffing te krijgen. Ontheffingen kunnen alleen worden verleend als aan bepaalde voorwaarden van zorgvuldigheid wordt voldaan. Aanvragen kunnen worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV. In de Natuurbeschermingswet zijn de gebiedsbeschermende bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. In deze wet zijn natuurgebieden beschermd die:

  • van Europees belang zijn (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden),
  • van nationaal belang zijn (Beschermde Natuurmonumenten),
  • van mondiaal belang zijn voor (water)vogels (Wetlands).

De door de wet beschermde gebieden worden Natura 2000-gebieden genoemd. Voor activiteiten of projecten die negatieve effecten kunnen hebben op de Natura 2000-gebieden, geldt een vergunningplicht. Hierdoor is een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor deze natuurgebieden. Een bestemmingsplan mag zonder zorgvuldige toetsing geen activiteiten mogelijk maken die negatieve effecten kunnen hebben op deze beschermde natuurgebieden. Dit kunnen ook activiteiten zijn die buiten het gebied plaatsvinden. Deze kunnen namelijk ook een negatief effect hebben op een gebied, bijvoorbeeld door vermesting, verzuring, verdroging, geluids- of lichtoverlast.

Omdat dit plan een beheersplan betreft en geen deel uit maakt van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is er bij de totstandkoming geen "quickscan" uitgevoerd. Wanneer er toch plannen worden ontwikkeld voor ruimtelijke ingrepen of voornemens ontstaan om werkzaamheden uit te voeren, dient vooraf goed te worden beoordeeld of er mogelijke nadelige consequenties voor beschermde inheemse soorten zijn. De initiatiefnemer is daarvoor zelf verantwoordelijk.

Indien uit gegevens dan wel onderzoek blijkt dat er sprake is van (een) beschermde soort(en) en het bouwwerk en/of de activiteit beschadiging of vernieling van voortplantings- of rustplaatsen dan wel ontworteling of vernieling veroorzaakt, zal de (bouw)werkzaamheid c.q. activiteit pas kunnen plaatsvinden nadat verlening van ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora en faunawet (FFW). Overigens geldt voor alle bouwactiviteiten er voorzorgsmaatregelen genomen dienen te worden waardoor:

  • Planning aanvang werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot begin augustus) dient plaats te vinden;
  • Een week voor de werkzaamheden beginnen, het plangebied kort gemaaid dient te worden, zodat het plangebied ongeschikt wordt voor kleine zoogdieren en ze de kans krijgen om te vluchten;
  • (wortel)schade aan de (oude) bomen wordt voorkomen en geen graafwerkzaamheden binnen de kroonprojectie van deze oude bomen kan plaatsvinden.

3.3 Fysieke veiligheid

3.3.1 Algemeen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI), dat in oktober 2004 van kracht werd, en eveneens de wijziging van dit besluit op onderdelen, dat op februari 2009 van kracht werd verplicht het bevoegd gezag de externe veiligheid mee te wegen in het beleid. Het Bevi stelt grenzen aan het risico dat bedrijven mogen veroorzaken voor hun omgeving (het 'plaatsgebonden risico'). Zo moet er tussen risicovolle bedrijven en risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen, scholen) een bepaalde afstand blijven, om mensen in de omgeving te beschermen. Daarnaast gaat het besluit in op de kans op een ramp waarbij een groep mensen betrokken is (het 'groepsrisico'). Voor het groepsrisico geldt dat onderbouwing van het risico plaats dient te vinden als er besluiten genomen moeten worden die vermeld zijn in de artikelen 4 en 5 van het BEVI. Voor het vaststellen van het besluit dient het bestuur van de Hulpverleningsdienst Drenthe in de gelegenheid gesteld te worden advies uit te brengen over het groepsrisico en de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval. Het Bevi dient te worden toegepast voorafgaande aan de vaststelling van een bestemmingsplan. Beoordeeld dient te worden of voor burgers het minimum beschermingsniveau gehandhaafd wordt. Een nadere concretisering van het besluit is opgenomen in de (ministeriële) "Regeling externe veiligheid inrichtingen" (Revi) Hierin zijn onder andere de LPG-afstanden (Plaatsgebonden Risicocontouren) opgenomen.
Naast het BEVI is er ook de "Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, 2006." Deze Nota geeft de beleidsuitgangspunten weer voor het op te stellen Basisnet welk wettelijk verankerd wordt om veiligheidszones om weg, vaarwegen en spoor uit te zetten. De nota sluit aan op het BEVI waarin het beleid over de afweging van de veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving uiteengezet wordt.

De veiligheidsnormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn vooralsnog niet wettelijk verankerd op dezelfde manier als de veiligheidsnormen die gelden voor inrichtingen in het BEVI. Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is op dit moment gebaseerd op de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen welke het bestaande beleid verder operationaliseert en verduidelijkt.

Vanuit de brandweer is richting gegeven aan het beoogde veiligheidsniveau van (de gebouwen in) het plangebied van het bestemmingsplan . Hierbij is getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

3.3.2 Fysieke veilligheidssituatie

Ten behoeve van de beoordeling van het aspect externe veiligheid heeft de RUD Drenthe in februari 2014 een veiligheidsstudie uitgevoerd voor dit bestemmingsplan. Het onderzoek vindt u in Bijlage 6 Onderzoek Externe Veiligheid - RUD, 17 februari 2014. De onderzoeksresultaten en adviezen van de RUD Drenthe zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.

Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Inventarisatie van de risicobronnen in en nabij het plangebied;
  • Analyse van de invloed van risicobronnen op de veiligheid;
  • Toetsing van de veiligheidssituatie aan de geldende veiligheidsnormen;
  • Uitvoering van een kwantitatieve risicoanalyse;
  • Beoordeling van de noodzaak voor een verantwoording van het groepsrisico

De volgende risicobronnen zijn binnen dit plangebied van belang:

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0008.png"

Met de N853 wordt de Nieuw-Amsterdamseweg bedoeld. Het LPG-tankstation van Kruit Handelsonderneming Zandpol bevindt zich aan de Nieuw-Amsterdamseweg 15 te Schoonebeek. DSM Resins en het gasontvangststation (G.O.S. N-183 van N.V. Nederlandse Gasunie) zijn eveneens gevestigd aan de Nieuw-Amsterdamseweg. De buisleiding betreft Gastransportleiding N-540-61 van N.V. Nederlandse Gasunie.

De RUD Drenthe concludeert het volgende:

Plaatsgebonden risico

"Binnen het plangebied zijn een aantal PR10-6 risicocontouren aanwezig. Met name gelden er PR10-6 contouren bij het LPG-tankstation en DSM Resins. Uit de toetsing is gebleken dat de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor het onderzochte plan niet wordt overschreden (geen kwetsbare objecten binnen de contour). De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico wordt op één locatie wel overschreden in verband met de geprojecteerde bedrijfsbestemming, maar levert voor het bestemmingsplan geen belemmeringen op. Het betreft hier namelijk een reeds bestaande situatie, waarbij het is toegestaan dat de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico mag worden overschreden. Voor de nieuwe situatie wordt in het bestemmingsplan vastgelegd dat binnen de plaatsgebonden risico 10-6 contour geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan. Hierdoor kan de richtwaarde voor nieuwe situaties niet meer worden overschreden."

Het advies om het terrein van de inrichting van het LPG-tankstation aan de Nieuw-Amsterdamseweg in zijn geheel de aanduiding veiligheidszone LPG mee te geven is overgenomen.

Groepsrisico

"Het bestemmingsplan Schoonebeek Bedrijventerrein leidt niet tot een verandering of toename van het groepsrisico. Vanwege het conserverende karakter worden binnen het invloedsgebied van de risicobronnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt. Het vastleggen van het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen kan worden aangemerkt als het vastleggen van de zogenaamde nulsituatie van de risicosituatie. Er is dus sprake van een acceptabele situatie qua hoogte van het groepsrisico."

3.3.3 Hoogspanningsleidingen

Binnen en in de directe nabijheid van het plangebied zijn geen hoogspanningslijnen gesitueerd die nadelig op het plangebied zijn.

3.3.4 Vuurwerkopslag

Op grond van de Wet milieubeheer moeten vuurwerkbedrijven een milieuvergunning aanvragen als:

  • 1. ze meer dan 1.000 kg consumentenvuurwerk hebben opgeslagen. Bij minder dan 1.000 kg is geen vergunning nodig. Het bedrijf moet de opslag wel melden bij de gemeente;
  • 2. ze professioneel vuurwerk opslaan;
  • 3. ze vuurwerk bewerken en vervaardigen;

Binnen het plangebied bevinden zich geen vuurwerkbedrijven die vergunningsplichtig zijn onder de Wet milieubeheer.

3.3.5 Verantwoording groepsrisico

Onderzoek RUD

Het onderzoek van de RUD Drenthe concludeert in paragraaf 6.3.1. dat het groepsrisico binnen het plangebied acceptabel is en door de actualisatie van het plan niet toeneemt. De huidige situatie wordt [in dit bestemmingsplan] in het algemeen positief herbestemd en er zijn geen onaanvaardbare situaties in het plangebied aanwezig.

Er is een bepaald extern veiligheidsrisico aanwezig in het gebied. Dit komt door de aanwezigheid van een aantal risicobronnen (stationaire risicobronnen en transport via buisleidingen). Deze risico's moeten bij het gemeentebestuur en bij de hulpdiensten (brandweer) bekend zijn. De RUD Drenthe concludeert dat de aanwezige risico's bestuurlijk aanvaardbaar geacht kunnen worden.

Het bestemmingsplan houdt rekening met het groepsrisico en de verantwoording daarvan bij wijzigende situaties.

Een gedetailleerde onderbouwing van het groepsrisico is terug te vinden in paragraaf 6.3.1. van het rapport. De onderzoeksresultaten hebben geleid tot de volgende aanpassingen in het bestemmingsplan:

  • Het perceel waarop het gasontvangststation staat, heeft een aparte bestemming gekregen: Bedrijf - Gasontvangststation. Binnen deze bestemming is het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar object niet toegestaan. De aanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied die over de bestemming en de omliggende gronden heen ligt, sluit eveneens kwetsbare objecten uit. Op deze manier worden ook beperkt kwetsbare objecten binnen 4 meter van het gasontvangststation uitgesloten.

Advies Brandweer Drenthe

Op grond van artikel 13, derde lid van het Bevi en artikel 12, tweede lid van het Bevb, en de Crnvgs dient voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan advies te worden gevraagd aan het bestuur van de Veiligheidsregio Drenthe (VRD). De VRD adviseert over de zelfredzaamheid en de mogelijkheid voor de bestrijding van een ramp alsmede over de bereikbaarheid van het gebied waar zich een ramp kan voordoen.

De VRD (Brandweer Drenthe) heeft in dit licht een advies afgegeven. Dit advies is opgenomen in Bijlage 7 Advies Externe veiligheid - Veiligheidsregio Drenthe, 10 maart 2014.

De VRD adviseert de volgende maatregel:

"Informeer burgers en ondernemers die zich in het invloedsgebied van een risicobron bevinden door middel van actieve risicocommunicatie. Deze risicocommunicatie kan het best bestaan uit informatie over de specifieke risico's en informatie over het handelingsperspectief bij ernstige incidenten."

Daarnaast plaatst de VRD de volgende algemene opmerkingen:

"Het is raadzaam binnen het invloedsgebied van risicobronnen, geen kwetsbare objecten en geen objecten of recreatiegebieden waar grote of kwetsbare groepen personen aanwezig kunnen zijn mogelijk te maken. Het bestemmingsplan maakt op dit moment de vestiging van kwetsbare objecten en recreatieterreinen niet mogelijk.

Het groepsrisico in het plangebied neemt geen significante waarden aan. Over het algemeen is het plangebied een dun bevolkt gebied. Dat maakt het aantal te verwachten slachtoffers laag. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn over het algemeen voldoende. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de hulpdiensten voor alle maatgevende scenario's voldoende zijn toegerust om veilig en voldoende handelend op te treden.

Voor de N853 geldt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden en als gevolg van de actualisatie van het bestemmingsplan ook niet toeneemt. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet aan de orde."

Bestuurlijke verantwoording groepsrisico

De aanwezigheid van een aantal risicobronnenbrengt een bepaald extern veiligheidsrisico met zich mee. De aanwezige risico's worden bestuurlijk aanvaardbaar geacht.

Het groepsrisico is onderzocht ten aanzien van het LPG-tankstation aan de Nieuw-Amsterdameweg, DSM Resins, het aardgasontvangststation en de gastransportleiding van Gasunie en het vervoer gevaarlijke stoffen,

Hieruit blijkt dat het groepsrisico binnen het plangebied acceptabel is en door de actualisatie van het bestemmingsplan niet toeneemt. In het algemeen geldt dat de huidige situatie positief wordt herbestemd en er geen onaanvaardbare situaties in het plangebied aanwezig zijn.

3.3.6 Conclusie

Een deel van het terrein de Vierslagen I (aan westzijde Nieuw-Amsterdamseweg) is aangemerkt als zoekgebied voor inrichtingen met risico-contouren. Het dient dan ook, zoals de structuurvisie reeds aangeeft, uitgesloten te worden dat zich hier (beperkt) kwetsbare objecten kunnen vestigen. Tevens dient rekening te worden gehouden met de situering van bedrijven t.o.v. de BEVI inrichtingen en de hogedrukaardgastransportleiding.

De Veiligheidsregio Drenthe adviseert om burgers en ondernemers die zich binnen het invloedsgebied van een risicobron bevinden nader te informeren over de specifieke risico's en hoe te handelen bij ernstige incidenten. De gemeente zal deze communicatie in de loop van 2014 gestalte gaan geven.

3.4 Milieu

In deze paragraaf worden vanuit een duurzame ruimtelijke ordening de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. Aangegeven wordt wat de beperkingen en mogelijkheden in het plangebied zijn, bezien vanuit verschillende milieudisciplines. Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van de (technische) onderzoeken met conclusies.

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (maart 2009), ook wel het "Groene Boekje" genoemd..

Ten behoeve van dit bestemmingsplan is in het plangebied een inventarisatie geweest van de aanwezige bedrijven en is nagedacht over de bedrijfsactiviteiten die toelaatbaar zijn in het plangebied. Op dit moment bestaan de bedrijfsactiviteiten op het bedrijventerrein voornamelijk uit industriële en dienstverlenende bedrijven. De bedrijven zijn voornamelijk categorie 3 en 4 bedrijven volgens het Groene boekje. Daarnaast is een deel van het bedrijventerrein in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef geduid als zoekgebied voor de risicovolle activiteiten.

Op het bedrijventerrein de Vierslagen bevinden zich enkele bedrijfswoningen. Vanwege de aanwezigheid en vestigingsmogelijkheden voor zwaardere bedrijfsactiviteiten (in het bijzonder milieucategorie 3.2 en hoger) en de aanwezigheid van Bevi-activiteiten, dient terughoudend te worden omgegaan met een uitbreiding van het aantal bedrijfswoningen op de Vierslagen.

Ten zuiden van het plangebied bevindt zich een zestal woningen, aan de Kanaalweg. In het bestemmingsplan Schoonebeek De Vierslagen II (vastgesteld door de raad op 29 oktober 1993) zijn zones aangegeven om voldoende afstand te borgen tussen zwaardere bedrijvigheid op de Vierslagen en deze woningen. Verder bevat dit plan een Staat van Inrichtingen. Dit bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen borduurt voort op deze zones, waarbij een vertaalslag wordt gemaakt naar de milieuindeling volgens het nieuwe Groene Boekje.

3.4.2 Bodem
3.4.2.1 Algemeen

Het wettelijk kader voor het bodembeleid is in de Wet bodembescherming (Wbb). Daarnaast zijn nog andere regels, circulaires en beleidsnotities van toepassing. Uitgangspunt bij bodemverontreiniging is dat eerst onderzocht wordt hoe ernstig de verontreiniging is. Vervolgens dient met behulp van het saneringscriterium te worden vastgesteld of sprake is van een bodemverontreiniging die met spoed moet worden gesaneerd. Wanneer deze situatie zich voordoet, zijn saneringsmaatregelen verplicht. Wanneer een sanering niet met spoed hoeft plaats te vinden kan voor de aanpak van de verontreiniging worden aangesloten bij maatschappelijk gewenste ontwikkelingen. Deze saneringen vinden plaats op initiatief van de eigenaar of andere belanghebbende met het oog op gewenst gebruik van de bodem. Uiteindelijk moet het resultaat van de sanering zijn dat de locatie geschikt is voor het (toekomstig) gebruik. Vrijwel alle gebruiksvormen kennen in meerdere of mindere mate interactie met de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Daarmee is het aspect bodemkwaliteit ook van invloed op de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt relevant is en daarom onderzocht, beoordeeld en beschreven moet worden. De mate waarin beoordeling van de bodemkwaliteit aan de orde is, is met name afhankelijk van aard en omvang van de functiewijziging. De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming/functiewijziging van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen. De saneringsinspanning is afhankelijk van het toekomstige gebruik van het perceel.

Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Het uitgangspunt hierbij is dat bij de melding een milieuhygiënische verklaring wordt overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Om grondverzet makkelijker te maken zonder milieuhygiënische verklaring heeft de gemeente Emmen hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld met een geldigheid van 5 jaar.

Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. Dit geldt alleen voor grond binnen de gemeente Emmen. Indien men grond van buiten de gemeentegrens wil toepassen dan dient bij de grond bodemkwaliteitsgegevens op basis van een AP-04 onderzoek aanwezig te zijn.

Om zorg te dragen dat de bodemkwaliteit in het gebied niet verslechterd heeft de bodemkwaliteitskaart verschillende bodemkwaliteitszones. De bodemkwaliteitskaart kent acht verschillende bodemkwaliteitszones, namelijk Wonen voor 1967, Wonen 1967-1985, Wonen na 1985, Industrie, Glastuinbouw, Natuur, Buitengebied en Gemeentelijke wegbermen. Het is niet zo maar mogelijk om grond van de ene bodemkwaliteitszone op een andere bodemkwaliteitszone toe te passen. Om de afzetmogelijkheden van de grond van de verschillende zones inzichtelijk te maken is de tabel 'Mogelijkheden hergebruik van grond als bodem tussen bodemkwaliteitszones' opgesteld. De bodemkwaliteitskaart en de tabel 'Mogelijkheden hergebruik van grond als bodem tussen de bodemkwaliteitszones' zijn te vinden op de internetsite van de gemeente Emmen.

Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen. In het Besluit bodemkwaliteit zijn landelijke referentiewaarden voor bodembeheer en grondverzet opgenomen, dit wordt het generieke beleid genoemd. Voor sommige gemeenten zal het generieke beleid kunnen leiden tot minder grondverzet als gevolg van te hoge lokale waarden in de bodem. Voor deze gemeenten is, in het gebiedspecifieke beleid, mogelijk om de verhoogde lokale waarden te gebruiken om grondverzet mogelijk te maken in de daarvoor aangewezen gebieden. Verder kent het Besluit bodemkwaliteit speciale kaders voor het verspreiden van baggerspecie en het toepassen van grote hoeveelheden verontreinigde grond (grootschalige toepassing).

In het Besluit bodemkwaliteit wordt een overgangsregeling benoemd, wat inhoudt dat gemeenten die hun bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet hebben vastgesteld gebruik kunnen maken van de overgangsregeling. De gemeente Emmen is één van deze gemeenten en kan tot medio 2011 gebruik maken van deze regeling. Hiervoor gebruikt de gemeente het bodembeheerplan en bodemkwaliteitskaart die is ontstaan op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet. De gemeente Emmen is thans bezig haar grondstromenbeleid te actualiseren. Voor de actuele stand van zaken betreffende grondstromen kunt u inlichtingen vragen bij de gemeente Emmen afdeling Toezicht team Gebruik.

3.4.2.2 Historisch bodemonderzoek en grondgebruik

Op de bodemkaart (kaartblad 22 Coevorden Oost boven ) is het plangebied gekarteerd

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0009.jpg"

In het zuidwesten van dit plangebied zijn de gronden aangeduid met kaarteenheid iVc; Veengronden met een veenkoloniaal dek op zeggeveen, rietzeggeveen of moerasbosveen, met een grondwatertrap IIIb.

In het noordoosten zijn de gronden aangeduid met kaarteenheid iVp; Veengronden met een veenkoloniaal dek op zand met humuspodzol, beginnend ondieper dan 120 cm, grondwatertrap IIIb. Zuidoostelijk van het plangebied ligt een strook met kaarteenheid iWp; Moerige podzolgronden met een veenkoloniaal dek en een moerige tussenlaag, grondwatertrap VI.

3.4.2.3 Algemeen beeld bodemkwaliteit plangebied

In het kader van het landsdekkend 'Beeld van de bodemkwaliteit' zijn potentieel verdachte locaties in beeld gebracht. Dit zijn locaties waar op grond van de activiteit uit het verleden wordt vermoed dat mogelijk sprake is van bodemverontreiniging.

Gelet op de diversiteit aan bodemverontreiniging en de mogelijke functies van een perceel, is het niet mogelijk een complete lijst met locaties en beperkingen op te nemen bij dit bestemmingsplan. Elk geval dient afzonderlijk te worden beoordeeld. Bij locaties waarvan de bodemkwaliteitsgegevens niet meer actueel zijn (ouder dan vijf jaar) of niet bekend zijn, zal bij verdere nieuw- en/of verbouwplannen door middel van een verkennend bodemonderzoek (conform NEN 5740) de actuele bodemkwaliteit opnieuw moeten worden vastgesteld. Aan de hand van het voorgenomen gebruik en de resultaten van het onderzoek kan worden bezien of maatregelen noodzakelijk zijn.

3.4.2.4 Saneringsplan DSM

Er loopt een saneringsplan voor de DSM-verontreinigingen. Indien er sprake is van een eventuele benutting van de diepe ondergrond, dan dient met de invloed van deze verontreiniging en het saneringsplan rekening gehouden te worden.

3.4.2.5 Saneringsmaatregelen en kosten

Voor wat betreft de verdachte en vervuilde locaties geldt dat deze voordat hierop gebouwd mag worden de gronden gesaneerd dienen te worden. Kosten voor sanering dienen door de aanvrager te worden bekostigd.

3.4.3 Geluid

Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wet geluidhinder is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen.

Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.

Ontheffing van de voorkeursgrenswaarde is toegestaan indien maatregelen om de geluidsbelasting op de buitengevels te beperken niet mogelijk zijn of onvoldoende helpen en indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.

3.4.3.1 Algemeen

Bij het aspect geluid in het bestemmingsplan gaat het om het ruimtelijk mogelijk maken van aan de ene kant bronnen van geluid (zoals industrie, spoor- en wegverkeer) en aan de andere kant bestemmingen die een zekere mate van rust behoeven (zoals woningen en ziekenhuizen). Binnen het plangebied zijn de volgende (mogelijke) geluidsbronnen aanwezig

  • 1. Wegverkeerslawaai
  • 2. Spoorweglawaai
  • 3. Industrielawaai
3.4.3.2 Wegverkeerslawaai

Het bedrijventerrein De Vierslagen ligt buiten de bebouwde kom. Binnen het plangebied geldt voor alle wegen een maximumsnelheid van 80 km/h, met uitzondering van de Kanaalweg : hier is de maximumsnelheid 60 km/uur.

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een (geluids)zone heeft (art.74 Wgh), met uitzondering van de wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Dus wegen met een (geluids)zone zijn wegen met een maximumsnelheid van 50 km/u en hoger. Binnen deze zone, die op te vatten is als de mogelijke invloedssfeer van de weg, mag de geluidbelasting aan woningen en andere geluidsgevoelige objecten, die door die weg veroorzaakt wordt, de in de Wgh vastgelegde voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) niet te boven gaan. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de in de Wgh vastgelegde voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) wordt overschreden dan is het mogelijk om ontheffing van de voorkeursgrenswaarden aan te vragen bij het college van burgemeester en wethouders.

3.4.3.3 Spoorweglawaai

Een traject van +/- 1 km van de spoorweg ligt aan de zuidzijde van het plangebied en daarvan valt circa 600 meter binnen het plangebied. De spoorlijn diende in het verleden voor het transport van in Schoonebeek gewonnen olie, maar de lijn is al sinds het einde van de vorige eeuw niet meer in gebruik. De spoorlijn maakt nog wel onderdeel uit van het nationale spoorwegnetwerk (zie ook paragraaf 2.5.1).

3.4.3.4 Industrielawaai

Het industrieterrein Vierslagen is geen gezoneerd industrieterrein in de zin van de Wet Geluidhinder. Op het bedrijventerrein zijn wel geluidgevoelige objecten aanwezig in de vorm van bedrijfswoningen. En aan de Kanaalweg staan verder enkele woningen. Als gevolg hiervan dient elk bedrijf op de Vierslagen rekening te houden met wettelijke bepalingen in de Wgh ten aanzien van de maximale geluidsbelasting op de gevels van de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige objecten.

3.4.4 Lucht
3.4.4.1 Algemeen

De Wet luchtkwaliteit heeft als doel om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging tegen te gaan. Anderzijds geeft de wet mogelijkheden voor het creëren van ruimtelijke ontwikkelingen.

De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekende mate' (NIBM) bij aan de luchtkwaliteit. Grote projecten zoals bedrijventerreinen of infrastructuur dragen juist wel bij 'in betekende mate' aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het begrip 'in betekende mate' doelt op een bepaalde norm van stikstofdioxide en fijn stof welke bij overschrijding een negatief effect hebben op de luchtkwaliteit.

Eveneens een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

In de Wet Milieubeheer is indirect een koppeling gelegd met ruimtelijke plannen. Deze koppeling houdt in dat bij het voorbereiden van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, de luchtkwaliteit moet worden betrokken in de afwegingen. In de Wet Milieubeheer zijn grenswaarden opgenomen welke het niveau aangeven van de buitenluchtkwaliteit dat op een bepaald moment zoveel mogelijk moet zijn bereikt of in stand moet worden gehouden.

Om te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarin grenswaarden worden overschreden of bestaande overschrijdingen toenemen, moet bij het opstellen van ruimtelijke plannen getoetst worden aan de grenswaarden. Een eventuele toename of overschrijding van deze waarden kan als consequentie hebben dat bepaalde nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk zijn.

3.4.4.2 Algemeen beeld luchtkwaliteit plangebied

Omdat er geen significante ontwikkelingen in het plangebied of rondom het plangebied gepland zijn, zal de concentratie van de stikstofdioxide en fijnstof niet veranderen. Hierdoor betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering is voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.4.5 Conclusie

De luchtkwaliteit zal geen belemmering opleveren voor het vaststellen van het bestemmingsplan.

3.5 Waterparagraaf

3.5.1 Inleiding

In de waterparagraaf wordt beschreven hoe het huidige waterhuishoudkundig systeem van bedrijventerrein De Vierslagen is ingericht, welke fysieke omstandigheden voor het gebied gelden (bodemopbouw, grondgebruik, maaiveldhoogte, grondwatersituatie, rioolstelsel etc.) en of speciale functies voor het plangebied gelden. In de beschrijving wordt ook ingegaan op de zogenaamde stedelijke wateropgave. De waterparagraaf is een verplicht onderdeel van een ruimtelijk plan of besluit en beschrijft de uitwerking hiervan op het watersysteem en geeft aan welke eisen het watersysteem aan het besluit of plan oplegt. De waterparagraaf is de plek waar, naast een beschrijving van de waterhuishoudkundige consequenties van het plan of besluit, het wateradvies en de gemaakte afwegingen expliciet en toetsbaar een plaats krijgen. De waterparagraaf sluit daarom af met richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/ nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.

3.5.2 Beleidskader

Het waterbeheer in Nederland is op verschillend niveau georganiseerd. Het rijk formuleert het landelijk beleid op het gebied van het waterbeheer en maakt afspraken met andere Europese landen over grensoverschrijdende thema's. Het landelijk beleid is verwoord in de Vierde nota op de waterhuishouding en de Nota waterbeleid in de 21ste eeuw. Eind 2009 wordt de Vierde Nota op de waterhuishouding opgevolgd door het Nationaal Waterplan. Belangrijk beleidsuitgangspunt is het gegeven dat er meer ruimte voor water moet zijn, met als gedachteleidraad de drietrapsstrategie: vasthouden, bergen en afvoeren. Met de overige overheden zijn vervolgens afspraken gemaakt welke maatregelen genomen moeten worden om het watersysteem in de periode tot 2015 te verbeteren en op orde te houden. Deze maatregelen zijn samengevat in het Nationaal Bestuursakkoord Water. Genoemde maatregelen hebben betrekking op het aanpakken van de gevolgen van bodemdaling, klimaatverandering en zeespiegelstijging. Op lokaal bestuurlijk niveau zijn vervolgens deze afspraken verder uitgewerkt in de Regionale en Lokale bestuursakkoorden water.

Eind 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet stelt integraal waterbeheer op basis van watersysteembenadering centraal en schept een kader voor de modernisering van het Nederlandse waterbeheer. De Waterwet sluit goed aan op de nieuwe Wet ruimtelijke ordening, waardoor de relatie met het ruimtelijke omgevingsbeleid wordt versterkt. Door de nieuwe wetgeving kan niet alleen makkelijker worden ingespeeld op Europese waterrichtlijnen, zoals de Europese Kaderrichtlijn Water, maar ook op projecten waar de waterfuncties ook vanuit andere beleidsvelden worden beïnvloed. Denk hierbij bijvoorbeeld aan natuurbeheer en ruimtelijke ordening. Aanwijzing van Natura 2000 gebieden en het realiseren van de ecologische hoofdstructuur geven belangrijke randvoorwaarden voor de waterfuncties.

De nieuwe Waterwet kent formeel slechts twee waterbeheerders voor het oppervlaktewater: het Rijk voor de rijkswateren en de waterschappen voor de overige wateren. De gemeente is geen waterbeheerder, maar heeft wel waterstaatkundige taken: de hemel- en grondwaterzorgplicht. Deze zorgplichten zijn sinds januari 2008 vastgelegd via de Wet gemeentelijke watertaken in de Wet op de waterhuishouding.

De waterschappen hebben, naast hun beheertaak, een belangrijke rol in het beoordelen van waterhuishoudkundige initiatieven die door gemeenten en/of projectontwikkelaars worden genomen. Via de zogenaamde Watertoetsprocedure beoordelen zij de initiatieven op hun waterhuishoudkundige consequenties en verwoorden dit in het wateradvies. De waterschappen hebben specifieke kennis over hun beheergebied en stemmen hun beleid af op de deze gebiedseigenschappen. Via de eerder genoemde Nationale- , Regionale- en lokale gebiedsakkoorden wordt het voorgestelde waterschapsbeleid met de overige belanghebbenden in het gebied bestuurlijk geborgd.

Als gemeente zullen we ervoor zorgen dat het watersysteem tijdig op orde is, duurzaam is ingericht, voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast, bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden, we gaan verdroging tegen en houden rekening met de eisen vanuit de KRW. In de volgende paragrafen wordt dit voor De Vierslagen uitgewerkt.

3.5.3 Grondgebruik

De Vierslagen is een industrie- en bedrijventerrein. Activiteiten op het bedrijventerrein hebben en hadden een sterke relatie met oliewinning rond Schoonebeek. Gezien de veranderende omstandigheden worden delen van het terrein momenteel heringericht of nieuw ontwikkeld. Rond het bedrijventerrein is het gebied voornamelijk in gebruik als weide- en akkerbouwgebied. In de onderstaande figuur is een overzicht opgenomen van het grondgebruik rond De Vierslagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0010.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0011.png"

Figuur: Grondgebruik rond De Vierslagen (bron:website provincie Drenthe)

3.5.4 Bodemopbouw

De bodem ter plaatse van De Vierslagen bestaat overwegend uit veen- en moerige gronden. Plaatselijk zijn hoger gelegen zandige gronden aanwezig; deze liggen als het ware als kopjes in het gebied. De onderstaande figuur geeft een overzicht van de bodemopbouw rond De Vierslagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0013.png"

Figuur: Bodemopbouw in De Vierslagen en omgeving (bron: website provincie Drenthe).

3.5.5 Hoogteligging

De onderstaande figuur geeft een beeld van de hoogteligging van het plangebied. Binnen het plangebied varieert de maaiveldhoogte tussen ca. NAP + 12,50 m en NAP + 15,00 m. Binnen het gebied zijn geen ingesloten laagtes aan te wijzen. Rond De Vierslagen liggen gebieden met een aanzienlijk lager maaiveldniveau: de venige gebieden ten oosten en westen, met maaiveldhoogtes < NAP 11,50 m. In het noorden sluit het hoger gelegen dorp Zandpol aan op de hoger liggende plaatsen in het plangebied. Door deze situatie is het gebied weinig gevoelig voor wateroverlast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0014.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0015.png"

Figuur: Hoogtekaart in De Vierslagen en omgeving (bron: AHN Nederland)

3.5.6 Grondwater

In de onderstaande figuur is de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied aangegeven. De GHG in het gebied varieert tussen waarden van 60 – 80 cm beneden maaiveld tot waarden dieper dan 2,5 m beneden maaiveld. In de omgeving liggen de grondwaterstanden op ca, 80 cm beneden maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0016.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0017.png"

Figuur: Overzicht Gemiddeld hoogste Grondwaterstand (GHG) in De Vierslagen en omgeving (bron: website waterschap Velt en Vecht)

De onderstaande figuur laat de kwel en infiltratie situatie zien. De grote verschillen in de optredende grondwaterstanden blijken ook uit de kwel en infiltratiesituatie. De hogere delen van het plangebied worden als infiltratiegebied gekarakteriseerd. De wat lagere, venige delen zijn intermediair. Dat wil zeggen dat zowel kwel als infiltratie in delen van het jaar voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0018.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0019.png"

Figuur: Overzicht voorkomen kwel en infiltratie (bron: website provincie Drenthe)

3.5.7 Waterhuishouding

Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Velt en Vecht en valt binnen het stroomgebied Rijn-Oost. De onderstaande figuur geeft een overzicht van het stroomgebied van waterschap Velt en Vecht in De Vierslagen en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0020.png"

Figuur: Overzicht afwatering in De Vierslagen en omgeving. (bron: waterschap Velt en Vecht)

Ten zuiden van het bedrijventerrein, langs de Kanaalweg, loopt de hoofdwatergang van het waterschap. De watergang vormt aan de oostzijde van het gebied, de begrenzing van het plangebied. De Vierslagen watert via het rioolstelsel en enkele kleinere sloten af naar deze hoofdwatergang. De hoofdwatergang heeft een belangrijke functie in de afwatering van het bovenstroomse gebied. Overtollige neerslag van o.a. het glastuinbouwcentrum Erica wordt via deze watergang afgevoerd naar het westelijk gelegen Stieltjeskanaal.

Middels enkele stuwen wordt het waterpeil in de sloten van De Vierslagen verder geregeld. Deze stuwen bepalen de aanwezige drooglegging. De drooglegging (het niveau tussen maaiveld en oppervlaktewaterpeil) moet afgestemd zijn aan de gebruiksfunctie. Voor een bedrijventerrein geldt een norm van minimaal 1,00 m beneden maaiveld. Voor de hogere delen van De Vierslagen is ruim voldoende drooglegging aanwezig. Op de lagere delen zijn locaties aanwezig waar de drooglegging minimaal is (< 1,00 m beneden maaiveld).

3.5.7.1 Stedelijke wateropgave

In het kader van het verkennend onderzoek naar de stedelijke wateropgave is voor Schoonebeek+Zandpol de conclusie dat de wateropgaaf ca. 9.000 m3 is. Bedrijventerrein De Vierslagen valt in dit gebied. Deze wateropgaaf is bedoeld om de verwachtte extra neerslag door veranderende klimatologische omstandigheden te kunnen bergen in het eigen watersysteem van het gebied. Hierdoor wordt extra belasting van het hoofdafvoersysteem voorkomen (vasthouden-bergen-afvoeren). De wateropgaaf is berekend voor de situatie met een overschrijdingsfrequentie van 1 keer per 100 jaar, waarbij rekening is gehouden met 10 % extra neerslag, om de gevolgen van klimaatverandering in beeld te brengen. In het kader van het Lokaal Bestuursakkoord Waterbeheer zijn afspraken gemaakt om zowel de huidige als de toekomstige waterbergingsbehoefte gezamenlijk uit te werken.

3.5.8 Riolering

Naast het inzamelen en afvoeren van afvalwater heeft het rioolstelsel een belangrijke functie in de afwatering van de verharde oppervlakken in het plangebied. In een verbeterd gescheiden rioolstelsel worden afvalwater en regenwater 'gescheiden' van elkaar afgevoerd. Afvalwater en regenwater van mogelijk vervuilde terreindelen gaat naar de rioolwaterzuivering. Tevens wordt het eerste deel van het regenwater, dat tijdens een regenbui valt naar de RWZI afgevoerd. Het overige regenwater wordt rechtstreeks naar het oppervlaktewaterstelsel afgevoerd.

Het rioolstelsel van De Vierslagen bestaat overwegend uit een verbeterd gescheiden rioolstelsel. Via vijf riooloverstorten wordt het overtollig regenwater afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het rioolstelsel voldoet aan de eisen en er zijn geen knelpunten bekend ('water op straat').

3.5.9 (grond) Waterkwantiteit - en kwaliteit

Het plangebied De Vierslagen maakt geen deel uit van een door de provincie aangewezen grondwaterbeschermingsgebied. Er zijn daarom geen beperkende eisen aan het grondgebruik gesteld. De Vierslagen is echter in gebruik als bedrijven- en industrieterrein. Gezien de aard van de bedrijvigheid kan het voorkomen dat voor het milieu schadelijke stoffen op de bedrijfsterreinen aanwezig zijn. Het moet worden voorkomen dat deze stoffen naar het grond- en oppervlaktewater worden afgevoerd.

Het gebied heeft als hoofdfunctie bedrijventerrein. Voor deze functie is de drooglegging van belang. Minimaal is het nodig dat 1,00 m drooglegging aanwezig is (de drooglegging is de afstand tussen het oppervlaktewaterpeil en het bouwpeil). Bij deze drooglegging kan een goede grondwaterstand voor de functie in het gebied worden bereikt.

Het moet voorkomen worden dat er tijdens perioden van neerslag overlast, schade of gevaar ontstaat. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook goed moeten worden nagedacht over hoe er moet worden omgegaan met afvoer en berging van regenwater. Afgewogen moet worden of het verstandig is het regenwater in het eigen gebied te bergen of dat het juist beter is het water af te voeren naar een andere locatie. Afhankelijk van de locatie binnen het plangebied of functie van het gebied kan de keuze anders uitvallen. Verder is het van belang om bij de afweging te laten meewegen of het gaat om maatregelen die nodig zijn om water dat vrijkomt tijdens een kortdurende hevige hoosbui te verwerken, of dat het gaat om maatregelen om water dat vrijkomt tijdens een langdurige natte periode te verwerken.

Als gekozen wordt om (een deel van) het regenwater tijdelijk in het gebied te bergen, dan moet dit op zo'n manier worden gedaan dat hiervoor een robuuste, goed te onderhouden voorziening wordt aangelegd, die past binnen de gebruiksfunctie van het gebied en deel uit maakt van het bestaande waterhuishoudkundige systeem.

Voorkomen moet worden dat overgegaan wordt tot de aanleg van solitaire vijvers, zeer diepe watergangen of waterpartijen met een kwetsbaar, instabiel ecosysteem. Raakt de bergingsvoorziening vol, dan moet een zodanige escape worden aangelegd dat vervolgens het water snel en doelmatig kan worden afgevoerd naar een locatie waar het geen overlast veroorzaakt. Voor De Vierslagen lijkt de beste mogelijkheid om te kiezen voor een systeem dat is ingericht om water te bergen in lokale watergangen. Voor de zwaardere buien moet naast deze bergingsmogelijkheid een zodanige afvoermogelijkheid aanwezig zijn, dat bij dreigende overlast, overtollig water snel en efficiënt naar een bergingsmogelijkheid in de omgeving kan worden afgevoerd.

3.5.10 Richtlijnen voor de nadere inrichting of nieuwe ontwikkelingen

Water is belangrijk voor het welzijn van mens en dier. In bebouwd gebied vormt het tevens een belangrijk ordenend en esthetisch element. Om aan dit doel te voldoen is het belangrijk dat het water van goede kwaliteit is en voldoende zuurstof bevat. Voor het plangebied betekent dit dat bij nieuwe ontwikkelingen er op moet worden gelet dat:

  • alleen water wordt aangelegd op plaatsen waar dit op natuurlijke wijze kan;
  • water verbonden is met de rest van het watersysteem;
  • er voldoende oeverbegroeiing is;
  • afstromend regenwater schoon is en blijft;
  • voorkomen wordt dat milieugevaarlijke stoffen naar het grond- of oppervlaktewater stromen.

De diepte van de grondwaterstand in het plangebied maakt het mogelijk dat zonder zeer diepe ontgravingen watervoerende sloten en vijvers kunnen worden gerealiseerd. Bij nieuwe ontwikkelingen kan daarom gekozen worden voor de aanleg van nieuwe waterpartijen.

Regenwater heeft van nature een goede kwaliteit. Door allerlei oorzaken kan het verontreinigd worden en hiermee bodem en oppervlaktewater belasten. Het is daarom van belang om er in eerste instantie voor te waken dat regenwater verder wordt verontreinigd. Dat kan worden bereikt door de oppervlaktes waarop regenwater valt schoon te houden (bijv. wegen en parkeerterreinen) door geen bestrijdingsmiddelen te gebruiken en rekening te houden met het gebruik van strooizout of het gebruik van uitlogende materialen.

Bij nieuwe ontwikkelingen moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat regenwater wordt gemengd met andere waterstromen. Denk bijvoorbeeld aan het mengen met huishoudelijk afvalwater in het gemengde rioolstelsel.

Regenwater van mogelijk verontreinigde oppervlakken mag in dit gebied niet worden geïnfiltreerd in de bodem of direct geloosd op het oppervlaktewater. Voor sommige stoffen geldt bovendien dat ze ook niet (gedoseerd) mogen worden geloosd op het rioolstelsel. Voor de afvoer van stoffen gelden aparte regels, zoals onder meer in het "Activiteitenbesluit" is beschreven. Op basis van deze regels en in afstemming met de betrokken waterbeheerder dient een passende oplossing voor opslag en afvoer gevonden te worden.

Door verdere ontwikkeling van het gebied, zullen meer delen van het terrein worden verhard. Er moet voldoende ruimte worden gereserveerd om neerslag dat op deze terreinen valt tijdelijk te bergen. Als vuistregel geldt de 10 % norm. Dat wil zeggen dat ten opzichte van het verharde oppervlak 10 % ruimte voor waterberging wordt gerealiseerd.

3.5.11 Wateradvies waterschap Velt en Vecht

De gemeente Emmen heeft het waterschap Velt en Vecht op 11 juli 2012 ingelicht over de planvorming en verzocht om een wateradvies (Bijlage 1 en Bijlage 2) . Hierdoor heeft het waterschap de gemeente goed op de hoogte kunnen stellen van de waterhuishoudkundige aspecten binnen het plan. Er wordt rekening gehouden met bestaande wetten en regels op het gebied van de waterhuishouding.

Het waterschap heeft op 30 oktober 2012 haar Wateradvies uitgebracht (Bijlage 3). Daarin geeft zij aan geen bezwaar tegen het plan te hebben, als de plantekst in paragraaf 3.5.10 op één onderdeel wordt aangepast. In [paragraaf 3.5.10] ‘Richtlijnen ten behoeve van de nadere inrichting/nieuwe ontwikkeling’ staat beschreven dat ‘regenwater van verontreinigde oppervlakken op eigen terrein geborgen wordt en gedoseerd afgevoerd wordt via het rioolstelsel naar de RWZI’. Het waterschap vindt deze tekst te algemeen. Niet alle stoffen mogen namelijk geloosd worden op het rioolstelsel. Hier zijn regels voor opgesteld. Zoals bijvoorbeeld het “Activiteitenbesluit".

De plantekst is ter plaatse op dit punt aangepast.

Hoofdstuk 4 Stedenbouwkundige structuur

4.1 Ontstaansgeschiedenis

De Vierslagen is historisch sterk verbonden met de olie- en gaswinning in de regio. Rond 1950 zorgde de opkomende olie-industrie voor een economische impuls in de toenmalige gemeente Schoonebeek. Na het aanleggen van de basisvoorzieningen volgden er ook andere projecten, waaronder de aanleg van industrieterrein De Vierslagen. De oliespoorlijn van Nieuw-Amsterdam naar Schoonebeek waar De Vierslagen aan grenst, werd ook in deze periode werd aangelegd.

De olie-industrie was aanvankelijk aan de gemeente Schoonebeek een bijzondere ondernemingsbelasting verschuldigd. De hoogte van dit bedrag varieerde per jaar, maar was zo hoog dat de gemeente in staat was haar opgelopen achterstand op allerlei terreinen in te halen. De ontsluiting verbeterde door de aanleg van nieuwe wegen en de vernieuwing van bestaande wegen. Ook werden openbare voorzieningen als elektriciteit en waterleidingen uitgebreid. Dit was in het sterk achtergebleven gebied rond Zandpol (destijds nog altijd het Oud-Schoonebekerveld genoemd) van groot belang.

De wijze waarop het industrieterrein tot de huidige omvang is gegroeid heeft een stempel gedrukt op de ruimtelijke opbouw en de ruimtelijke karakteristiek. De groei heeft in eerste instantie plaatsgevonden vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg, waarlangs zich in 1960 de eerste bedrijven hebben gevestigd.

Kort daarna vestigden zich bedrijven langs de Industrieweg, welke in 1961 aangelegd werd om het meer naar binnen gelegen gebied te ontsluiten. De bedrijven werden vervolgens ontsloten via doodlopende zijwegen van de Industrieweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0021.jpg"

Tot 1988 bepaalden min of meer toevallige omstandigheden het groeiproces, hetgeen ten koste is gegaan van de ruimtelijke structuur van het gebied. Dit effect werd versterkt door de sobere inrichting van de openbare ruimte en de geringe hoeveelheid groen en kavelgrensbeplanting. Op enkele uitzonderingen na is tot 1988 aan een representatief uiterlijk van de bedrijfsterreinen en de bedrijfsomgeving weinig gedaan. Wel heeft men de zone tussen het industriegebied en de woonkern Zandpol ingevuld met bosplantsoen om zo een buffer te creëren.

Rond 1985 maakt De Vierslagen een nieuwe groei door. De wijze waarop deze groei tot stand kwam, heeft een stempel gedrukt op de ruimtelijke opbouw en de ruimtelijke karakteristiek van het industrieterrein. De uitgroei vond in eerste instantie plaats vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg, waarlangs zich in 1960 de eerste bedrijven vestigden. Kort daarna vestigden zich bedrijven langs de Industrieweg, die in 1961 aangelegd werd om het meer naar binnen gelegen gebied te ontsluiten. Enkele bedrijven weden vervolgens ontsloten via een drietal (doorlopende) zijwegen van de Industrieweg.

In 1988 besloot de raad van de gemeente Schoonebeek om het bestaande industrieterrein tussen Schoonebeek en Zandpol uit te breiden met wat genoemd werd “de derde en de vierde slag” (zie arceringen op kaart). Daarbij kreeg het industrieterrein ook de huidige naam “De Vierslagen”. Een en ander werd geregeld in bestemmingsplan De Vierslagen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0022.png"

Kaart: Uitbreidingsrichting De Vierslagen in 1988

De wijze waarop het industrieterrein tot de huidige omvang is gegroeid heeft een stempel gedrukt op de ruimtelijke opbouw en de ruimtelijke karakteristiek. De groei heeft in eerste instantie plaatsgevonden vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg, waarlangs zich in 1960 de eerste bedrijven hebben gevestigd.

Kort daarna vestigden zich bedrijven langs de Industrieweg, welke in 1961 aangelegd werd om het meer naar binnen gelegen gebied te ontsluiten. De bedrijven werden vervolgens ontsloten via doodlopende zijwegen van de Industrieweg.

4.2 Stedenbouwkundige hoofdstructuur

4.2.1 Zichtbaarheid

Door het open profiel van de Nieuw-Amsterdamseweg is het bedrijventerrein goed zichtbaar. Slechts enkele fragmenten van de bedrijven binnen het gebied zijn zichtbaar doordat de bebouwing langs de Nieuw-Amsterdamseweg het zicht op het achter gelegen gebied ontneemt. Oostelijk van de Nieuw-Amsterdamseweg is door de verkaveling, bebouwing en bedrijfsactiviteiten een opener beeld ontstaan.

4.2.2 Ruimtelijke opbouw

De aanwezige infrastructuur en de oriëntatie van de aanwezige bedrijven weerspiegelt enigszins het door min of meer toevallige omstandigheden bepaalde groeiproces, hetgeen ten koste is gegaan van de ruimtelijke structuur/straatbeeld van het gebied. Dit effect wordt versterkt door de sobere inrichting van de openbare ruimte en de geringe hoeveelheid groen (met name aan de westzijde) en kavelgrensbeplanting.

Op enkele uitzonderingen na is aan een representatief uiterlijk van het bedrijventerrein en bedrijfsomgeving weinig gedaan. Het gevolg is dat de ruimtelijke karakteristiek en de belevingswaarde in het gebied zwak zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0023.jpg"

De aanwezige infrastructuur en de oriëntatie van de aanwezige bedrijven weerspiegelt enigszins het door min of meer toevallige omstandigheden bepaalde groeiproces, hetgeen ten koste is gegaan van de ruimtelijke structuur/straatbeeld van het gebied.

Dit effect wordt versterkt door de sobere inrichting van de openbare ruimte en de geringe hoeveelheid groen (met name aan de westzijde) en kavelgrensbeplanting.

Op enkele uitzonderingen na is aan een representatief uiterlijk van het bedrijventerrein en bedrijfsomgeving weinig gedaan. Het gevolg is dat de ruimtelijke karakteristiek en de belevingswaarde in het gebied zwak zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0024.jpg"

De bebouwingsgraad van het industrieterrein is laag. De hoogste bebouwing komt voor langs de Nieuw- Amsterdamseweg waar op enkele plekken bouwhoogtes van ca 12 á 15 m zijn gerealiseerd. De overige industriebebouwing is voor het grootste deel 5 á 6 meter hoog.

De bebouwing bestaat uit verschillende typen gebouwen zoals loodsen, bedrijven met een industrieel karakter, bedrijfsverzamelgebouwen, bedrijfswoningen en zorgvuldig ontworpen bebouwing. Kenmerkend is de aanwezigheid van diverse bedrijfswoningen op het terrein. Met name aan de noord-west zijde hebben de bedrijfswoningen in combinatie met de bedrijfsbebouwing niet de uitstraling van een bedrijventerrein. Dit gedeelte is qua maat en schaal geheel afwijkend van de rest.

Van buiten af gezien geven met name de zuid- en de oostrand een enigszins “groene” indruk, dankzij aanwezigheid van opgaande randbeplanting. Deze randbeplanting is op diverse plaatsen verdwenen. De beplanting aan de westzijde is onvoldoende/niet overal aanwezig om een structurerende werking te hebben en het zicht op de bedrijfsgebouwen te ontnemen. Het gebied tussen het noordelijk deel van het industrieterrein en de kern Zandpol is ingevuld met bosplantsoen ten behoeve van een bufferfunctie. Binnen het gebied zijn weinig groenvoorzieningen te vinden. Het enige groen dat herkenbaar is, is het groen aan de rand van het bedrijventerrein en de kleine groenelementen/bermen langs de straten. Aan de oostzijde is de uitstraling representatiever. Dit mede door het wegprofiel.

In de private ruimte is te zien dat er door de meeste bedrijven relatief weinig aandacht wordt geschonken aan de uitstraling van de kavel en de daarbij behorende bebouwing. Veel kavels zien er door de buitenopslag onaantrekkelijk uit. Dit geldt ook voor de bebouwing en de erfafscheidingen die vaak al verouderd zijn en geen samenhang vertonen met de omgeving. Er zijn slechts enkele die hierop een uitzondering vormen en wel degelijk aandacht besteden aan de uitstraling van hun kavel en bijbehorende bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0025.jpg"

4.2.3 Landschappelijke aspecten, inpassing in de omgeving

Het industrieterrein ligt niet in landschappelijk bijzonder kwetsbare gebieden. De waarde van de aangrenzende gebieden, en dan vooral de visuele beleving, kan niettemin negatief beïnvloed worden door een te sterke visuele impact van bedrijfsgebouwen en bouwwerken op de “skyline'. Het is dan ook gewenst om met behulp van beplanting voor een visuele afscherming te zorgen, met name aan die zijden van het industrieterrein die in dit opzicht nog van weinig opgaande danwel reeds verwijderde opgaande beplanting zijn voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0026.jpg"

4.2.4 Inrichting plangebied

Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat te creëren, is het van belang dat er aandacht wordt gelegd op de openbare ruimte en de uitstraling van het terrein. Door de openbare ruimte te vergroenen komt de buitenopslag minder direct in het zicht

Aan de noordzijde van het industrieterrein dient ruimte gereserveerd te worden voor een tweede ontsluitingsweg vanaf de Nieuw-Amsterdamseweg die aangesloten wordt op de bestaande interne wegenstructuur. Daarbij moet rekening gehouden worden met de huidige eigendomsgrenzen van DSM.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0027.jpg"

De exacte tracering van de wegenstructuur is echter afhankelijk van de omvang van de uit te geven bedrijfspercelen.

Een goede wegenstructuur hangt samen met de hoeveelheid en de omvang van de (nog) uit te geven percelen. Uitgangspunt moet zijn dat de nieuw aan te leggen wegen een zodanige differentiatie hebben, dat onderscheid tussen interne hoofdontsluiting en de overige wegen duidelijk is. Dit kan tot uiting komen in de profielen. Daarbij moeten maten gehanteerd worden dat voldoende brede bermen ontstaan voor het aanbrengen van beplanting.

4.3 Verkeersstructuur

Het bedrijventerrein is redelijk eenvoudig vindbaar door middel van een goede bewegwijzering en zijn ligging aan de N 853.

De Vierslagen ligt geheel buiten de bebouwde kom. De wettelijk toegestane snelheid op het bedrijventerrein en de toegangswegen is 80 km/uur. Op de Kanaalweg bedraagt de maximumsnelheid 60 km/uur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0028.png"

In 2008 is de Vierslagenweg aangelegd, een rechtstreekse verbindingsweg tussen de A37 en Zandpol. Deze nieuwe weg neemt voor bedrijventerrein De Vierslagen de ontsluitingsfunctie over van de Nieuw-Amsterdamseweg verbinding tussen Nieuw-Amsterdam en Schoonebeek. Hierdoor is het vrachtverkeer door Nieuw-Amsterdam sterk afgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0029.png"

De ontsluiting van de westzijde van de Vierslagen vindt nu vrijwel geheel plaats via de rotonde op de kruising Nieuw-Amsterdamseweg met de Industrieweg. De DSM beschikt verder over een extra directe ontsluiting op de Nieuw-Amsterdamseweg, circa 400 meter ten noorden van de rotonde.

Een alternatieve ontsluiting voor alle bedrijven in het westelijke deel is gewenst vanuit het oogpunt van veiligheid en bereikbaarheid in geval van calamiteiten of incidenten, maar vooralsnog niet voorhanden. Vanwege de eigendomsposities en de te verwachten kosten, is een tweede ontsluiting op dit moment niet realiseerbaar (zie ook paragraaf 5.4).

De ontsluiting van de oostzijde vindt eveneens hoofdzakelijk plaats via de genoemde rotonde. Verder is een deel van de bedrijven ook aan de zuidzijde ontsloten op de Kanaalweg, ter hoogte van het Turfcafé en in de zuidoostelijke hoek.

4.3.1 Fietsverkeer

De Vierslagen is per fiets goed bereikbaar. Langs de gehele Nieuw-Amsterdamseweg tussen Nieuw-Amsterdam en Schoonebeek ligt een vrijliggend fietspad. De Kanaalweg heeft roodgemarkeerde fietsstroken.

4.3.2 Openbaar Vervoer

De Vierslagen is per openbaar vervoer niet goed bereikbaar; er lopen geen buslijnen naartoe. De dichtstbijzijnde bushalte ligt op 2 kilometer afstand (NAM nabij Schoonebeek). De afstand tot treinstation Nieuw-Amsterdam bedraagt 5 kilometer.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Hoofdlijnen

Het plan voorziet hoofdzakelijk in een actualisering van het planologische toetsingskader. Belangrijkste uitgangspunten daarbij zijn:

  • Primair karakter is een werkgebied dat waar mogelijk blijvend ruimte biedt aan zwaardere bedrijven (tot en met milieucategorie 4.1) en de aanwezige procesindustrie (DSM, milieucategorie 4.2);
  • Rekening houden met consequenties externe veiligheid door statussen "zoekgebieden" en overgangsgebieden" toe te passen in het licht van Bevi (zie ook paragraaf 2.2.3 Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen);
  • Een transitie van het bedrijventerrein De Vierslagen naar een werk-woongebied dient te worden vermeden. Terughoudendheid ten aanzien van nieuwe bedrijfswoningen is noodzakelijk om nu en in de toekomst voldoende gebruiksruimte te borgen voor zwaardere bedrijfsactiviteiten (boven milieucategorie 3.1). Hier speelt ook mee dat bedrijventerrein De Vierslagen veel zwaardere bedrijven huisvest die de olie- en gaswinning in de regio mogelijk maken.
  • Verder speelt mee dat bedrijfswoningen op dit bedrijventerrein juridisch (moeten) worden aangemerkt als geluidgevoelig object. Dit kan de gebruiksmogelijkheden voor omliggende bedrijven die industrielawaai veroorzaken sterk beïnvloeden of tot saneringskosten leiden.
  • Het werk-woonproject in de noordwesthoek van het plangebied kan op basis van dit bestemmingsplan wel worden doorontwikkeld. Naast juridische continuïteit speelt hier mee dat de al gerealiseerde bedrijfswoningen al hun effect hebben op de feitelijke gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.
  • Maatwerk is in het licht van de actualisering geleverd ten aanzien van twee verzoeken om een bedrijfswoning nabij de Wendakker (zie Bijlage 8 Nota van Beantwoording, hoofdstuk 2). In de ruimtelijke overweging speelt mee dat in dit gebied al een paar bedrijfswoningen staan waar omliggende bedrijven in hun bedrijfsvoering al rekening mee hebben te houden. De hinder voor omliggende bedrijven zal daardoor naar verwachting beperkt zijn;
  • Doorvertaling van de aangepaste omgevingsvergunning (milieuvergunning) voor DSM Resins, in het bijzonder ten aanzien van wijzigingen in de PR-contour en het groepsrisico;
  • Voortzetten van bestaande hinderafstanden tot woningen aan de Kanaalweg, ten zuidoosten van het plangebied;
  • Handhaving of verbetering van de gebruiksmogelijkheden en belevingswaarde van het monumentencomplex De Turfstrooiselfabiek".

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in vier categorieën. Zie onderstaande tabel en toelichting.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Binnen het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen komt (vooralsnog) alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voor, in het oostelijke deel van het plangebied. Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden een andere archeologische dubbelbestemming toe kunnen kennen (in lijn met de hier vermelde systematiek).

De categorieën 1 tot en met 4 worden in bestemmingsplannen als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. De maatregelen zijn in planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt het bestemmingsplan als toetsingskader gebruikt.

Indien voorgenomen plannen binnen categorie 1 of 2 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden zal met de gemeente overleg moeten plaats vinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden.

Indien voorgenomen plannen binnen categorie 3 of 4 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden is archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Het onderzoekstraject kan verschillende fasen omvatten waarbij per fase de afweging wordt gemaakt of er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat er behoudenswaardige archeologie aanwezig is om een vervolgonderzoek uit te voeren.

Rijksmonumenten (beschermd) worden in principe niet binnen een gemeentelijk bestemmingsplan op de plankaart/verbeelding getoond. Desondanks zijn deze objecten wel weergegeven, aangezien het voor Emmen zeer belangrijke en in het oog springende objecten betreft, zoals grafheuvels en hunebedden. Bovendien heeft de gemeente een zone van 50m rondom het wettelijk beschermde gebied, bestempeld tot gebied met 'archeologische waarden' Indien het principe van het niet tonen van beschermde terreinen wordt nageleefd, zou enkel de 50m zone (archeologische waarde) op de plankaart getoond worden en niet het daar binnen gelegen wettelijk beschermde terrein.

Drainage is toegestaan buiten de aangewezen essen, bekende archeologische vindplaatsen en de AMK-terreinen, zoals in de overeenkomst tussen LTO en de provincie is opgenomen. Concreet geldt het drainageverbod voor alle terreinen van (zeer) (hoge) archeologische waarde. Vanzelfsprekend geldt het verbod ook voor alle beschermde terreinen.

Onder Waarde - Archeologie 1 zijn terreinen geschaard met een - uit eerder onderzoek - bekende archeologische waarde. Het betreft terreinen die door het Rijk en de provincie zijn gekwalificeerd als (zeer) hoog archeologisch waardevol: vele grafheuvels, een enkele nederzetting en één veenweg. Met name de grafheuvels zijn door hun geringe omvang – meestal minder dan 100m2 - zeer kwetsbaar voor bodemingrepen. Daarom geldt een vrijstellingsoppervlakte en -diepte van 0m2 respectievelijk 30cm.

Om deze belangwekkende en zeer gezichtsbepalende objecten te beschermen, is een zone van 50m rondom deze terreinen bestempeld tot gebied van archeologische waarde, waarvoor 2 van toepassing is.

Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Het plan hanteert hier een vrijstellingsgrens van 100m2 en 30 cm diepte.

Waarde - Archeologie 3 heeft specifiek betrekking op essen. Dezelfde maatregelen als genoemd in Waarde - Archeologie 4 gelden voor 3, met één uitzondering: voor zones vallend onder 4 geldt een drainageverbod.

Tot het ook in dit bestemmingsplan voorkomende dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.

De vrijstelling geldt voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie.

De archeologische inventarisatiekaart van de gemeente Emmen dient, voorafgaand aan het uitvoeren van een archeologisch onderzoek, geraadpleegd te worden om een indruk te krijgen van de te verwachten archeologische resten.

Archeologie

In het kader van een Culturele Alliantie tussen de gemeente Emmen en de provincie Drenthe heeft de gemeente Emmen een inventarisatie en een daarop gebaseerde beleidsadvieskaart Archeologie laten opstellen. In het kader van de beleidsadvieskaart Archeologie is door adviesbureau Arcadis uitgebreid onderzoek gedaan naar de specifieke Emmense archeologische waarden. De bevindingen zijn opgenomen in het Basisrapport archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Emmen (Arcadis). In Bijlage 5 Samenvatting van het basisrapport archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (Arcadis) is een samenvatting van dit rapport opgenomen. De beleidsadvieskaart zal voor vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad zijn vastgesteld.

De door Arcadis verzamelde data is in dit bestemmingsplan vertaald in de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Dit plan borduurt daarbij voort op de bestemmingsmethodiek zoals die recent in het bestemmingsplan "Buitengebied Emmen" is gehanteerd (identificatienummer NL.IMRO.0114.2009072-0701)

Binnen de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" is een onderverdeling gemaakt in bekende archeologische waarden respectievelijk de verwachte archeologische waarden. Er is een onderverdeling gemaakt in vijf dubbelbestemmingen, waarvan er een direct van toepassing is op dit bestemmingsplan, namelijk Waarde - Archeologie 4.

Artikelnr   Archeologische waarden   Bestemmingsplan categorie   Oppervlakte   Diepte  
Geen   Beschermd   Rijksmonument   -   -  
  Zeer hoge archeologische waarde   Waarde - Archeologie 1   0 m2   30 cm + 10 cm.  
  (zeer) (hoge) archeologische waarde   Waarde - Archeologie 2   100 m2   30 cm + 10 cm.  
  Middelhoge of hoge verwachting A   Waarde - Archeologie 3   1000 m2   30 cm + 10 cm.  
  Middelhoge of hoge verwachting B   Waarde - Archeologie 4   1000 m2   40 cm  
  Middelhoge of hoge verwachting A   Waarde - Archeologie 5   1000 m2   30 cm + 10 cm.  
  Lage verwachting   Waarde - Archeologie 6     30 cm + 10 cm.  

Tabel: Onderscheid dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie"

Per dubbelbestemming zijn planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Dit betekent dat bij een eventuele ontwikkeling het aanwezige monument op zijn waarde moet worden onderzocht. Omdat de Rijksmonumenten al uitputtend zijn beschermd via het wettelijke stelsel van de Monumentenwet (zie artikel 11 MW) zijn in dit ontwerpbestemmingsplan geen aanvullende regels opgenomen.

De maatvoering voor de vrijstelling is afhankelijk van de aanwezige dan wel de te verwachten waarden. Bij de indeling is deelgebieden is ook rekening gehouden met de wijze van vervening. In de kolom oppervlakte is aangegeven tot welke oppervlakte er zonder meer gebouwd mag worden. Voor een groter oppervlakte zal eerst nader onderzoek moet plaatsvinden naar de archeologische waarden. In de kolom diepte is aangeven tot welke diepte de bodem geroerd mag worden zonder nader de archeologische waarden te bekijken.

De gemeenteraad heeft een wettelijke bevoegdheid tot het vaststellen van een afwijkende (lees: lagere norm) oppervlakte. Uit het onderzoek van adviesbureau Arcadis is niet gebleken van feiten en omstandigheden die een afwijking van de wettelijke norm rechtvaardigen. In dit ontwerpbestemmingsplan is dan ook aangesloten bij deze wettelijke norm van 100 m2.

Cultuurhistorie
De ontsluiting van de oostzijde van de Vierslagen ter hoogte van het Turfcafé is op dit moment weinig representatief. Dit verdient aandacht met het oog op een versterking van de historische waarde van deze voormalige Turffabriek met een monumentale status en haar gebruikswaarde. Een verbetering van het straatbeeld zal ook de representativiteit van de omliggende percelen ten goede komen. Zie ook paragraaf 5.4.

5.3 Externe veiligheid

Algemeen

De doelen en uitgangspunten als vermeld in het Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen (vastgesteld door de raad op 25 april 2013) en de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef (vastgesteld door de raad op 24 september 2009) vormen de grondslag voor het bestemmingsplan.

Zodra plannen ontwikkeld worden, dient de brandweer in een vroeg stadium bij de plannen betrokken te worden om op basis van het beoogde veiligheidsniveau een advies te kunnen uitbrengen. De "Handreiking toetsing Ruimtelijke Ontwikkelings- en bestemmingsplannen, eisen m.b.t. veiligheid" opgesteld door brandweer Emmen is hierbij een hulpmiddel dat bij het toetsen van nieuwe ruimtelijke plannen gehanteerd dient te worden. Daarnaast mogen binnen de effectafstanden van risicovolle bedrijven geen danwel minder zelfredzame personen aanwezig kunnen zijn. Denk hierbij aan verstandelijk of lichamelijk beperkte personen en minderjarigen.

Voor de inrichting van het gebied zijn de volgende zaken van belang:

  • 1. Bluswatervoorziening dient in principe zo geregeld te worden dat binnen 40 meter van de toegang van een object een toereikende openbare bluswatervoorziening met in principe een capaciteit van 60 m³/h aanwezig is, dit in overleg met de brandweer van Emmen. Tot op heden voldoet het plangebied daar redelijk aan. Daarnaast is het zo dat er een tertiaire bluswatervoorziening in de vorm van het Kanaal A aanwezig is.
  • 2. Op grond van de Brandweerwet 1985 is de regionale brandweer, in geval van calamiteit, verantwoordelijk voor het waarschuwen en alarmeren van de bevolking door middel van het Waarschuwings- en alarmeringssysteem. Als gevolg van deze taak zijn binnen de gemeente sirenes geplaatst op een zodanige wijze dat een optimale dekking gerealiseerd is binnen de gemeente. Er kan gesteld worden dat het plangebied deels buiten de dekking van het WAS-stelsel gelegen is. Bij nadere inrichting van het gebied dient ter dekking van het Waarschuwingsalarmeringsstelsel in overleg met de AOV-er van de Gemeente Emmen en de Hulpverleningsdienst Drenthe bepaald te worden of een extra sirenelocatie gerealiseerd dient te worden.
  • 3. Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het gebied voldoet niet aan deze vereisten. In het westelijke deel van het plangebied (Vierslagen I) wordt geadviseerd een tweede (nood)route te realiseren ten behoeve van een goede bereikbaarheid voor de hulpdiensten. Indien de Vierslagen II verder ontwikkelt wordt, dient de bereikbaarheid van dit gebied uitgebreid te worden met een 2e ontsluiting. Momenteel kan dit nog via 1 adequate toegangsweg. Zie ook paragraaf 5.4.
  • 4. Op 18 maart 2008 heeft het college het basisbrandweerzorg niveau vastgesteld. Besloten is dat een eerste brandweereenheid in 80% van de gevallen binnen 15 minuten na alarmering op het hulpverleningsadres aanwezig dient te zijn. In de uitwerking van het collegebesluit is tevens aangegeven dat indien bij toekomstige situaties de landelijk geldende normtijden worden overschreden er in overleg met de brandweer besproken dient te worden welke compenserende maatregelen getroffen dienen te worden. Gezien de ligging van het plangebied is de verwachting dat binnen 15 minuten het eerste uitrukvoertuig ter plaatse zal zijn. Echter, het wijkt af van de landelijke normtijden. Vanwege deze afwijking zal tussen een initiatiefnemer en de brandweer een overleg plaats dienen te vinden om compenserende maatregelen te treffen bij nieuwe ontwikkelingen.

Risicovolle activiteiten, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Het DSM-terrein ten westen van de Nieuw-Amsterdamseweg is in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef en het Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen aangemerkt als Zoekgebied voor inrichtingen met risico-contouren. Daaromheen is een Overgangszone ingesteld. Verder lopen er aardgastransportleidingen in het plangebied en is een LPG-verkooppunt gevestigd aan de Nieuw-Amsterdamseweg.

Daarmee verdient externe veiligheid in en rondom dit plangebied extra aandacht. Hoe dient om te worden gegaan met Risicovolle activiteiten, kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten?

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0030.png"

Figuur: zoekgebied en overgangszone bij bedrijventerrein De Vierslagen als aangemerkt in de "Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen"

De uitgangspunten uit de Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen zijn vertaald naar de verbeelding en de planregels.

Zoekgebied

Het in de Beleidsnota benoemde Zoekgebied is in de verbeelding en in de planregels als veiligheidszone - bevi zoekgebied aangeduid (gebiedsaanduiding) In lijn met de nota worden kwetsbare objecten niet toegestaan. Verder zijn hier zowel risicovolle als niet-risicovolle bedrijfsactiviteiten toegestaan. De mogelijke effecten van risicovolle bedrijven op de andere niet-risicovolle activiteiten moet beperkt blijven. Dit wordt in de eerste plaats geborgd door de gebiedsaanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied waarmee (ruimte voor) plaatsgebonden risicocontouren (10-6) juridisch worden vastgelegd.

De beleidsnota stelt dat als er geen ruimte meer is voor risicovolle activiteiten in de Voorkeursgebieden (op industrieterrein De Werkas/ Bargermeer) dat dan naar een geschikte locatie binnen Zoekgebieden gekeken kan worden; en dan komt bedrijventerrein De Vierslagen ook in beeld. Een dergelijke inplaatsing vereist echter maatwerk ten aanzien van plaatsgebonden risico en groepsrisico, verkeersontsluiting, etc. Dit actualiseringsplan sorteert daarom niet voor op een dergelijke inpassing, deze dient via een aparte ruimtelijke procedure te worden mogelijk gemaakt.

Overgangszone

De in de Beleidsnota aangegeven Overgangszone is niet expliciet op de verbeelding of in de planregels opgenomen. Wel zijn de uitgangspunten in de regels vertaald. Voor bedrijventerrein De Vierslagen is in dit verband vooral relevant dat bedrijfswoningen zijn aangemerkt als beperkt kwetsbaar object en reguliere woningen als kwetsbaar object. In het licht van plaatsgebonden risico zijn bedrijfswoningen in de overgangszone daardoor in beginsel mogelijk. Maar met het oog op groepsrisico, zelfredzaamheid en andere overwegingen (zie 5.5) wordt hier wel terughoudend mee omgegaan.

5.4 Ontsluiting

Als opgemerkt in paragraaf 5.2 en 5.3 verdient de ontsluiting van zowel de west- als oostzijde nadere aandacht.

Westzijde

Het is belangrijk dat in geval van calamiteiten hulpverleningsdienst direct ter plaatse kunnen komen en zonder beperkingen hulp kunnen verlenen. Om die reden dienen alle objecten in het plangebied via twee onafhankelijke wegen bereikbaar te zijn voor de hulpverleningsdiensten. Het westelijk gebied voldoet niet aan deze vereisten. Het terrein wordt nagenoeg geheel ontsloten via de Industrieweg die intakt op de rotonde op de Nieuw-Amsterdamseweg. Ongeveer 400 meter ten noorden van de rotonde beschikt het DSM-complex wel over een eigen bewaakte ontsluiting op de Nieuw-Amsterdamseweg. Dit terrein kan bovendien via de rotonde via twee andere toegangspoorten worden bereikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0031.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.0114.2010006-B701_0032.jpg" 

Foto's: Uitvoegstrook naar DSM en ontsluiting DSM aan achterzijde

Bij de verdere ontwikkeling van het DSM-terrein (inclusief het kadastrale perceel SNB00 C 4670 G0000) vereist dit aspect nadere aandacht. Doordat het bedrijventerrein grotendeels in particuliere handen is, zal een afdoende structurele oplossing in overleg met betrokken ondernemers moeten worden gevonden.

Oostzijde

Ook aan de oostelijk gebied voldoet niet aan de vereisten van een goede tweezijdige bereikbaarheid in het geval van calamiteiten. De Kanaalweg biedt wel mogelijkheden om de ontsluiting te verbeteren, in het bijzonder door gebruik te maken van de mogelijkheden nabij de voormalige turfstrooiselfabriek. Ook hier beschikt de gemeente niet over de noodzakelijke grondposities om de tweede ontsluiting te realiseren.

De ontsluiting ter hoogte van het Turfcafé is op dit moment bovendien nog weinig representatief, gelet op de monumentale status en huidige gebruik van deze voormalige turfstrooiselfabriek. Dit verdient meer aandacht. Een verbetering van het straatbeeld zal ook de representativiteit van de omliggende percelen ten goede komen.

5.5 (Bedrijfs)woningen

Dit bestemmingsplan is terughoudend ten aanzien van nieuwe bedrijfswoningen en sluit reguliere woningen helemaal uit. Dit hangt samen met de keuze om ook in de toekomst zwaardere bedrijfsactiviteiten te kunnen blijven faciliteren op De Vierslagen (tot en met milieucategorie 4.1 en op het DSM-terrein tot en met 4.2).

(Bedrijfs)woningen kunnen de bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving ernstig hinderen als gevolg van onder meer de wetgeving op het gebied van geluid en externe veiligheid. Dit speelt op de Vierslagen eens te meer, omdat op veel locaties bedrijven vallend onder hogere milieucategorieën (>3.1) zijn toegestaan. Ook de aanduiding in de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef van een deel van de Vierslagen als zoekgebied voor BEVI-activiteiten is hierbij relevant, evenals de aanwezigheid van een LPG-station en een gastransportleiding.

Bovenstaande redenatie gaat grotendeels ook op voor bedrijfswoningen, hoewel deze in het licht van externe veiligheid worden aangemerkt als beperkt kwetsbaar object, terwijl reguliere woningen als kwetsbaar object te boek staan.

Dit bestemmingsplan beoogt een transitie van De Vierslagen naar een werk-woongebied te vermijden om zodoende gebruiksruimte te kunnen blijven geven aan zwaardere bedrijfsactiviteiten op het terrein (boven milieucategorie 3.1). Hier speelt vooral dat bedrijfswoningen op dit bedrijventerrein juridisch moeten worden aangemerkt als geluidgevoelig object. Omliggende bedrijven hebben op grond van de Wet geluidhinder daar rekening mee te houden in hun bedrijfsvoering. De toevoeging van een bedrijfswoning kan tot gevolg hebben dat het naastgelegen bedrijf voor eigen rekening ervoor moet zorgen dat het minder lawaai maakt dan voorheen.

Het werk-woonproject in de noordwesthoek van het plangebied kan wel worden doorontwikkeld. Bestaande bedrijfswoningen worden gerespecteerd. Naast juridische continuïteit speelt hier mee dat de al gerealiseerde bedrijfswoningen al hun effect hebben op de feitelijke gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden. Verder is maatwerk geleverd bij de beoordeling van recente verzoeken om een bedrijfswoning die naar aanleiding van de inloopbijeenkomst kenbaar zijn gemaakt. In de weging speelt mee in hoeverre er een bundeling is met andere bestaande bedrijfswoningen en in hoeverre omliggende bedrijven hierdoor daadwerkelijk benadeeld kunnen worden in hun bedrijfsvoering. Nieuwe bedrijfswoningen dienen daartoe in elk geval niet binnen gebieden met een milieucategorie van 3.2 of hoger te worden gerealiseerd, of in de nabijheid van gebieden met milieucategorie 4.1 of hoger. Reguliere woningen worden uitgesloten.

Tot slot zijn de reguliere woningen in de nabijheid van het plangebied relevant. De bestaande hinderafstanden zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen worden in dit nieuwe bestemmingsplan gerespecteerd. Verder is de Staat van Inrichtingen (bedrijvenlijst) gemoderniseerd. Deze vermeldt maatgevende hinderafstanden voor diverse veel voorkomende bedrijfsactiviteiten.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting op het bestemmingsplan

6.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit de plantoelichting, regels en verbeelding. De regels en de verbeelding vormen het juridisch bindende gedeelte van een bestemmingsplan. De regels en verbeelding zijn aan elkaar gerelateerd. Dit betekent dat de verbeelding en de regels altijd in samenhang moeten worden gebruikt. De plantoelichting is bedoeld om de verbeelding en de regels te verduidelijken en om gemaakte keuzen te verantwoorden aan de hand van ruimtelijk beleid.

Het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen is in overwegende mate een beheersplan. Het doel van dit bestemmingsplan is het actualiseren van het geldende planologische regime, waarbij het vastleggen van de bestaande situatie het belangrijkste uitgangspunt is. Tevens dient het nieuwe bestemmingsplan rechtszeker, eenvoudig te begrijpen, goed toepasbaar en handhaafbaar te zijn voor de gebruiker.

Met de indeling van het bestemmingsplan zoals de naamgeving van de bestemmingen, opbouw van de regels en de weergave van op de verbeelding wordt aangesloten op de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008" van het ministerie van VROM.

Het conserverende karakter van het bestemmingsplan brengt met zich mee dat nieuwe ontwikkelingen niet in het plan worden meegenomen, tenzij deze concreet voorzienbaar zijn en benodigde onderzoeken al zijn uitgevoerd.

Door de actualisatie komen vijf bestemmingsplannen deels of geheel te vervallen.

6.2 Inventarisatie

De inventarisatie van het plangebied heeft op verschillende manieren plaatsgevonden. Begonnen is met het bekijken en vergelijken van de vigerende bestemmingsplannen met de meest recente topografische ondergrond en luchtfoto. Hierbij is gelet op veranderingen van de topografische ondergrond en luchtfoto ten op zichten van het vigerende bestemmingsplan.

Daarna is het gebied ter plekke geïnventariseerd en opmerkelijke en sterk afwijkende zaken zijn vervolgens nader onderzocht. Op basis van al deze gegevens zijn bestemmingen toegekend en zijn de verbeelding en de planregels opgesteld.

6.3 Toelichting op de verbeelding

Voor de verbeelding wordt als ondergrond de basiskaart Emmen (BKE) gehanteerd. Deze basiskaart bestaat uit de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) met gemeentelijke aanvullingen in de vorm van extra meetgegevens. Met het oog op de volledigheid en nauwkeurigheid van de aanwezige bebouwing wordt de meest recente versie van de BKE gehanteerd. Hiervoor wordt maandelijks de BKE automatisch herzien. Echter, de ondergrond zal nooit een volledige weergave van de werkelijkheid zijn. De op de verbeelding aangegeven bebouwing moet dan ook als illustratief worden beschouwd. De BKE wordt naast de extra meetgegevens aangevuld met kadastrale gegevens van de Digitale Kadastrale Kaart.

Alle gronden die binnen het plangebied vallen hebben een bestemming en / of aanduiding gekregen op de verbeelding. Deze bestemmingen en aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien in de regels hieraan een betekenis wordt gegeven. De begrenzingen van de bestemmingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. De schaal van de verbeelding kan met behulp van de computer door de gebruiker naar keuze worden ingesteld.

6.4 Toelichting op de regels

De regels zijn een juridische vertaling van het planologisch/ ruimtelijk beleid van de gemeente, provincie en het rijk. De regels zijn een juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en bebouwing, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bebouwing. Bij het opstellen van de regels is geprobeerd om de regels zo beperkt mogelijk te houden door alleen te regelen wat nodig is. Dit heeft alsnog geleid tot een tot een bestemmingsplanregeling met 19 artikelen.

Gebruiksregels

Per bestemming is aangegeven voor welk gebruik de gronden zijn bedoeld. Indien daar aanleiding voor aanleiding voor bestaat, wordt via de specifieke gebruiksregels expliciet aangegeven waarvoor de gronden niet zijn bedoeld.


Bouwregels

In een groot aantal bestemmingen zijn bouwregels opgenomen, waarbij de bouwmogelijkheden mee worden gereguleerd. Hoofdgebouwen moeten altijd worden gebouwd binnen een daarvoor aangeduid bouwvlak. Uitgangspunt voor de bebouwing is de bestaande voorgevel, die is vastgelegd door middel van de aanduiding 'gevellijn'. Dit betekend dat indien er vervangende bebouwing wordt geprojecteerd, deze in de gevellijn moet worden teruggebouwd. Daarnaast is op de verbeelding per bestemmingsplan de maximale bouw- en/of goothoogte aangegeven. Waar het wenselijk is om het huidige bebouwingsbeeld in stand te houden zijn tevens aanduidingen opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken of de kapvorm van daken.

Flexibiliteit

Af en toe kan het nodig zijn dat afwijking van de gestelde regels gewenst is. Deze flexibiliteitbepalingen bieden de mogelijkheid om op specifieke situaties in te kunnen spelen. De uitvoering van de flexibiliteitregelingen ligt bij het college van burgemeester en wethouders. In het bestemmingsplan diverse flexibiliteitregelingen opgenomen, deze zijn:

  • Afwijken van de bouwregels;
  • Afwijken van de gebruiksregels;
  • Nadere eisen;
  • Algemene afwijkingsregels;
  • Wijzigingsbevoegdheden artikel 3.6 Wro;

De afwijkingen van de bouw- of gebruiksregels maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming gehandhaafd dient te blijven. Door het in werking treden van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) worden verschillende vergunningen en besluiten, zoals de milieuvergunning, de bouwvergunning, afwijkingen van het bestemmingsplan en de kapvergunning gebundeld in een integrale omgevingsvergunning. Toestemming van burgemeester en wethouders voor een afwijking van de bouw- of gebruiksregels kan zodoende worden verkregen door het aanvragen van een omgevingsvergunning
Met de nadere eisen kunnen ondergeschikte zaken aan gebouwen worden aangepast. Het gaat hierbij om zaken zoals het aanpassen van de vorm of de situering van een bouwwerk of de inrichting van een terrein. Met 'nadere eisen' kunnen geen ingrijpende veranderingen plaatsvinden in de bestemmingen.
Bij toepassing van een afwijking en / of nadere eisen wordt het beoordelingskader gehanteerd zoals in de onderstaande tabel is weergegeven. Deze lijst geeft de afwegingscriteria aan die meegewogen moeten worden bij de afweging of een omgevingsvergunning wordt verleend en/ of het toepassen van de nadere eisen. Op deze wijze kunnen interpretatieproblemen worden vermeden en wordt aan gebruikers van de in het plangebied gelegen gronden zoveel mogelijk rechtszekerheid geboden. Het bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het afwijken van de nadere eisen, de uitvoering van deze flexibiliteitsbepalingen zal plaatsvinden via de omgevingsvergunning.

Bij toepassing van een afwijking en/ of nadere eis mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de volgende criteria:  
1. Woonsituatie:  
Ten aanzien van de woonsituatie dient rekening gehouden te worden met het in stand houden en/ of garanderen van een goede woonsituatie, hierbij dient gelet te worden op:
i. de verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
iv. het uitzicht;
v. de aanwezigheid van voldoende privacy.  
2. Straat- en bebouwingsbeeld:  
In het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing dient aandacht gegeven te worden aan:
i. een goede verhouding tussen bouwmassa's en open ruimte, (landschappelijke inpassing);
ii. de verhouding tussen de hoogte breedte van gebouwen;
iii. gevelbeelden;
iv. de samenhang van de bouwvorm met nabij gelegen bebouwing;
v. de hoogtedifferentiatie;
vi. de situering van gebouwen op het perceel;
vii. de geleding van de gebouwen indien de oppervlakte meer dan 1000 meter² bedraagt.  
3. Cultuurhistorie  
i. cultuurhistorische waarden en archeologische waarden;  
4. Verkeersveiligheid  
Ten waarborging van verkeersveiligheid dient rekening gehouden te worden met:
i. verkeersaantrekkende werking, toename van de verkeersintensiteit en de parkeerbehoefte;
ii. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
iii. benodigde uitzichthoeken van wegen;
iv. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
v. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg en of fiets- en voetpaden;
vi. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte.  
5. Sociale veiligheid  
Ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is dient rekening gehouden te worden:
i. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
ii. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.  
6. Brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding  
Ten aanzien van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
i. aanwezigheid van kwetsbare objecten;
ii. de aanwezigheid en routering van vluchtwegen;
iii. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.  
7. Milieusituatie:  
Ter waarborging en ter voorkoming van een milieukundig ongewenste situatie als gevolg van een ruimtelijke ingreep dient rekening gehouden te worden met:
i. de mate van hinder voor de omliggende functies;
ii. de gevolgen voor de externe veiligheid;
iii. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
iv. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
v. de gevolgen voor de bodemkwaliteit;
vi. de gevolgen voor de (grond)waterkwaliteit;
vii. de situering van gebouwen ten opzichte van het water.  
8. Gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen  
Ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken is het niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.  

Figuur 5.1: Beoordelingscriteria afwijkingen en nader eisen

De bevoegdheid ex. artikel 3.6 Wro om het bestemmingsplan te wijzigen ligt eveneens bij burgemeester en wethouders. De wijzigingsbevoegdheid maakt een wijziging van een bestemming in een andere bestemming mogelijk. Voor de wijzigingsbevoegdheid geldt dat deze niet kan worden uitgevoerd, voordat onderzoek is uitgevoerd. Dit biedt de mogelijkheid om nader onderzoek zoveel mogelijk op de concrete situatie af te stemmen.

Staat van inrichtingen
In diverse regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen naar een staat van inrichtingen. Hierin zijn de toegestane vormen van bedrijvigheid in het plangebied opgenomen. Deze staat van inrichtingen is ontleend aan de 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, 2009. Op basis van deze lijst is voor het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen een specifieke Staat van inrichtingen opgesteld.

Aan deze lijst is een onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegevoegd en als bijlage bij de regels opgenomen. Reden voor toevoeging van dit onderscheid is de bescherming van de aanwezigen in objecten. Daarnaast is het van belang dat bij de bouwplantoetsing geen verkeerde afweging wordt gemaakt in het kader van de kwetsbaarheid. De keuze voor kwetsbaar of beperkt kwetsbaar kan namelijk gevolgen hebben voor saneringsopgaven, weigeren van vergunningsaanvragen en negatief adviseren op ruimtelijke plannen. Op het moment dat een kwetsbaar object aanwezig is, kan een risicovol bedrijf niet meer in dezelfde omgeving worden toegelaten of uitgebreid. Wordt een kwetsbaar object binnen een risicocontour van een bestaand bedrijf gebouwd, dan kan er een situatie ontstaan waarbij sanering noodzakelijk is. Dit laatste kan dan ook leiden tot planschade. Het is belangrijk dat de afweging niet constant hoeft plaats te vinden (ad hoc), maar dat er vooraf duidelijkheid wordt gegeven of een activiteit/ object kwetsbaar is of beperkt kwetsbaar. Deze problematiek rond de afweging speelt zich landelijk af, maar hiervoor is tot nu toe nog geen duidelijk toetsingskader ontwikkeld. De gemeente Emmen heeft daarom een toetsingskader ontwikkeld en aan de staat van inrichtingen toegevoegd.

Bescherming van waarden
Om bepaalde natuurlijke, landschappelijke en/ of cultuurhistorische/ archeologische waarden te beschermen zijn in de regels een omgevingsvergunningenstelsel opgenomen (in de bestemming Bos en de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4).

Daardoor wordt de uitvoering van bepaalde activiteiten - die niet altijd en overal in strijd met de onderkende waarden behoeven te zijn - aan bepaalde voorwaarden gebonden. Het stelsel biedt het college de mogelijkheid om de toelaatbaarheid van bepaalde activiteiten en gebruiksvormen per geval na te gaan en eventueel aan de uitvoering bepaalde eisen te stellen. Het moet daarbij gaan om activiteiten die op basis van de doeleindenomschrijving van het betreffende artikel mogelijk zijn, maar waarvoor een nadere afweging omtrent de toelaatbaarheid is gewenst.
Normale onderhoudswerkzaamheden kunnen zonder vergunning uitgevoerd worden. Daarom is bij alle Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aangegeven dat normale onderhoudswerkzaamheden niet onder de vergunningsplicht vallen. In de praktijk kan het lastig zijn om te bepalen of een bepaalde activiteit als "normaal onderhoud" kan worden aangemerkt. In ieder geval zal het bij "normale onderhouds- c.q. exploitatiewerkzaamheden" moeten gaan om werkzaamheden die ter plaatse regelmatig terugkeren, teneinde tot een goed beheer van de gronden te komen. Incidentele ingrepen zoals bijvoorbeeld de cultuurtechnische situatie kunnen niet onder normale onderhoudswerkzaamheden begrepen worden. Ook werkzaamheden die een onherstelbare aantasting betekenen van de aan een gebied toegekende waarde zullen niet als "normaal" beschouwd kunnen worden.

Opzet regels
De planregels van dit bestemmingsplan zijn opgedeeld in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1. Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3. Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4. Overgangs - en slotregels.

De inhoud van de verschillende hoofdstukken wordt als volgt toegelicht:

6.4.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 worden enkele in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.

De begripsbepalingen in artikel 1 zijn noodzakelijk bij de interpretatie van de regels. In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. De begrippen die hierin zijn opgenomen zijn terug te vinden in de bestemmingsbepalingen. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.

Behalve de eerste twee begrippen zijn deze omschrijvingen alfabetisch gerangschikt. Zij zijn zoveel mogelijk gebaseerd op vaste jurisprudentie. In de loop der tijd hebben de meeste begrippen zich ontwikkeld tot een standaard, waarvan ook in dit bestemmingsplan gebruik is gemaakt. Waar nodig zijn begrippen toegevoegd, weggelaten of anderszins aangepast, afgestemd op de lokale situatie.

De bepalingen over de wijze van meten zijn in artikel 2 opgenomen. Dit artikel geeft aan hoe de hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

6.4.2 Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van de regels worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt toegelicht op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.

6.4.2.1 Bedrijf

Artikel 3 Bedrijf - Gasontvangststation

Op verzoek van de Gasunie is hun gasontvangststation aan de Nieuw-Amsterdamseweg specifiek bestemd. Zie ook de behandeling van de vooroverlegreactie van de Gasunie in de Nota van Beantwoording (Bijlage 8).

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

Op het adres Nieuw-Amsterdamseweg 15 is een verkooppunt van motorbrandstoffen aanwezig die onder een gelijknamige bestemming is gebracht.

Naast de verkoop van motorbrandstoffen, zonder LPG is binnen deze bestemming uitsluitend detailhandel in bijbehorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen en weggebonden artikelen toegestaan. Gebouwen mogen binnen deze bestemming niet worden opgericht. Wel is het mogelijk om een luifel (een ander bouwwerk) binnen het bouwvlak op te richten.

6.4.2.2 Bedrijventerrein

Artikel 5 Bedrijventerrein - De Vierslagen

Het grootste deel van het plangebied is bestemd als 'Bedrijventerrein - De Vierslagen'. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijven in de milieucategorie 1 tot en met 4.1. Uitzondering daarop zijn:

  • nabij reguliere woningen gelegen delen: daar waar de afstand minder dan 100 meter bedraagt, is maximaal bedrijfscategorie 3.1 toegestaan. bij afstanden tussen 100 en 200 meter geldt maximaal bedrijfscategorie 3.2;
  • De turfstrooiselfabriek: deze heeft tevens de aanduiding Horeca (1 tot en met 3). Hier is maximaal milieucategorie 2 toegestaan;
  • Het DSM-terrein: hier zijn ook de bestaande (milieu)activiteiten van DSM toegestaan;
  • Een projectmatig in ontwikkeling zijnd werk-woongebied in de noordwesthoek: hier is maximaal milieucategorie 3.1 toegestaan.

De bestaande bedrijfswoningen zijn als zodanig bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen kunnen alleen nog in de noordwesthoek worden toegevoegd en in het gebied ten westen van de Roggeakker en geheel ten zuiden van de Wendakker. Vanwege de overwegend zwaardere milieucategorie (boven 3.1) is een verdere uitdijing van het aantal bedrijfswoningen ongewenst, aangezien dit de gebruikswaarde van omliggende bedrijfslocaties met zwaardere gebruiksmogelijkheden ernstig kan aantasten (categorie 3.2/4.1, DSM-terrein, Bevi-zoekgebied) . Dit in het bijzonder als gevolg van regels rond geluidhinder / industrielawaai en/of het Bevi.

De toegestane vormen van bedrijvigheid in zijn ontleend aan het nieuwe "groene boekje" Bedrijven en Milieuzonering (van 16 april 2007). Op basis van deze lijst is voor het bedrijventerrein van een specifieke Staat van Inrichtingen opgesteld en als bijlage bij de regels opgenomen.

6.4.2.3 Bos

Artikel 6 Bos

In het plangebied bevinden zich drie stukken (rest)bos. De bosgronden zijn mede bestemd voor recreatief medegebruik van fiets- en voetpaden, brandgangen, waterhuishoudkundige voorzieningen en een landbouwweg welke toegang biedt tot agrarische gronden gelegen buiten het plangebied. Binnen de bestemming bos mogen geen gebouwen en of andere bouwwerken worden opgericht.

6.4.2.4 Verkeer

Artikel 8 Verkeer

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen en straten voor hoofdzakelijk het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemmingen zijn ook, voor zover aanwezig, waterhuishoudkundige voorzieningen, de bermen, bermsloten en bermbeplanting opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk dat andere bouwwerken ten dienste van de bestemming worden opgericht.

Artikel 9 Verkeer - Railverkeer

De niet meer in gebruik zijnde oliespoorlijn die aan de onderzijde door het plangebied loopt, is geregeld onder deze bestemming. Gebouwen en/of bouwwerken mogen alleen binnen deze bestemming worden gebouwd voor zover deze verbonden zijn aan de spoorwegfunctie.

6.4.2.5 Water

Artikel 10 Water

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de in het plangebied voorkomende waterlopen, watergangen, waterberging en waterpartijen, met daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, oevers en groenvoorzieningen, zie bestemmingsomschrijving in de regels. Dit water heeft naast een belevingsfunctie een belangrijke waterhuishoudkundige functie. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden opgericht. Wel is het mogelijk om andere bouwwerken zoals bruggen, dammen en of duikers aan te leggen, echter deze mogen de waterhuishouding niet belemmeren.

6.4.3 Hoofdstuk 2 dubbelbestemmingen

Dubbelbestemmingen worden opgenomen als meerdere functies onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomen. In feite betreft het hier twee (of meer) afzonderlijke bestemmingen voor één (deel van een) gebied. De specifieke kenmerken van dubbelbestemmingen brengen met zich mee dat deze bestemmingen doorgaans een relatief groot gebied beslaan en veelal op meerdere bestemmingen betrekking hebben.

Daar waar een dubbelbestemming is gelegen, geldt zowel de bepaling van de betreffende (hoofd)bestemming als de bepaling zoals gesteld in de dubbelbestemming. Aan een dubbelbestemming bestaat behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoelen die op de betrokken gronden toelaatbaar (moeten) zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd.

Dubbelbestemmingen hebben voorrang op de hoofdbestemmingen. Dit betekent dat bepalingen van bestemmingen alleen van toepassing zijn als deze niet strijdig zijn met bepalingen die horen bij dubbelbestemmingen. Door deze dubbelbestemmingen worden beperkingen opgelegd aan onderliggende (hoofd) bestemmingen.

In de bestemmingsomschrijving van de dubbelbestemming worden niet alle doeleinden opnieuw genoemd maar alleen die waarvoor de dubbelbestemming is opgenomen.

Artikel 11 Leiding - Gas

De ondergrondse (hoofd)aardgastransportleidingen met belemmeringsstroken vallen onder de dubbelbestemming Leiding - Gas. De leidingen ten behoeve van aardgaswinning zijn ook onder deze bestemming gebracht. Het bestemmingsplan kan gewijzigd worden voor de vergroting, verkleining of verwijdering van deze dubbelbestemming. Daarbij wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

De dubbelbestemming ligt op een strook aan weerszijden van de betreffende (hoofd)gastransportleiding. De regeling voorziet in de aanwezigheid van de leidingen en in de bescherming ervan. Binnen de in de planregels aangegeven strook mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de leidingen. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leidingen is een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

Artikel 12 Waarde - Archeologie 4

De verschillende archeologische waarden en verwachtingen en de maatregelen die daaraan zijn gekoppeld zijn in gemeentelijk archeologische beleidsadvieskaart vertaald naar diverse categorieën "Waarde - Archeologie". Met de vertaling is op eenvoudige wijze voor het gehele gebied van de gemeente Emmen in beeld gebracht of archeologische waarden in het geding zijn of kunnen zijn en zo ja, op welke manier daarmee dient te worden omgegaan. Er is een onderverdeling gemaakt in vier categorieën. Zie onderstaande tabel en toelichting.

Categorie   Archeologische waarden   Oppervlakte   Diepte   Drainage  
Rijksmonument   Beschermd   -   -   Verbod  
Waarde - Archeologie 1   Zeer hoge archeologische waarde   0 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 2   (zeer) (hoge) archeologische waarde   100 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 3   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Verbod  
Waarde - Archeologie 4   Middelhoge of hoge verwachting   1000 m2   30 cm + 10 cm   Toegestaan  

Binnen het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen komt (vooralsnog) alleen de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voor, in het oostelijke deel van het plangebied. Deze bestemming kent een wijzigingsbevoegdheid, waarin overeenkomstig artikel 3.6 van de Wro Burgemeester en Wethouders de dubbelbestemming kunnen laten vervallen of alsnog aan de gronden een andere archeologische dubbelbestemming toe kunnen kennen (in lijn met de hier vermelde systematiek).

De categorieën 1 tot en met 4 worden in bestemmingsplannen als dubbelbestemming op de verbeelding opgenomen. De maatregelen zijn in planregels opgenomen voor de te bouwen oppervlakte en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Bij een vergunningaanvraag wordt het bestemmingsplan als toetsingskader gebruikt.

Indien voorgenomen plannen binnen categorie 1 of 2 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden zal met de gemeente overleg moeten plaats vinden omdat het uitgangspunt bij terreinen met een archeologische waarde is om deze in de bodem te behouden.

Indien voorgenomen plannen binnen categorie 3 of 4 vallen en de daarbij gestelde normen voor oppervlakte en diepte overschrijden is archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen of er waarden aanwezig zijn en of deze behoudenswaardig zijn. Het onderzoekstraject kan verschillende fasen omvatten waarbij per fase de afweging wordt gemaakt of er voldoende aanleiding is om aan te nemen dat er behoudenswaardige archeologie aanwezig is om een vervolgonderzoek uit te voeren.

Onder Waarde - Archeologie 1 zijn terreinen geschaard met een - uit eerder onderzoek - bekende archeologische waarde. Het betreft terreinen die door het Rijk en de provincie zijn gekwalificeerd als (zeer) hoog archeologisch waardevol: vele grafheuvels, een enkele nederzetting en één veenweg. Met name de grafheuvels zijn door hun geringe omvang – meestal minder dan 100m2 - zeer kwetsbaar voor bodemingrepen. Daarom geldt een vrijstellingsoppervlakte en -diepte van 0m2 respectievelijk 30cm.

Onder Waarde - Archeologie 2 vallen terreinen van (hoge) archeologische waarde, door het Rijk en de provincie aangewezen. Deze terreinen bestrijken veelal een groot oppervlak. Te denken valt aan grafvelden, nederzettingsterreinen, celtic fields, bundels karrensporen schansen etc. Gelet op de omvang van deze sporen en structuren, hebben beperkte bodemingrepen een aanvaardbare invloed op het bodemarchief. Het plan hanteert hier een vrijstellingsgrens van 100m2 en 30 cm diepte.

Waarde - Archeologie 3 heeft specifiek betrekking op essen. Dezelfde maatregelen als genoemd in Waarde - Archeologie 4 gelden voor 3, met één uitzondering: voor zones vallend onder 4 geldt een drainageverbod.

Tot het ook in dit bestemmingsplan voorkomende dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 behoren zones die op grond van landschappelijke kenmerken een hoge tot middelhoge verwachting hebben op het aantreffen van intacte sporen en vondsten. Deze zones worden gekenmerkt door een - al dan niet verscholen onder het huidige maaiveld - redelijk gaaf landschap met dekzandruggen en dekzandkoppen. Delen van dit landschap kunnen bovendien zijn afgedekt door esdekken. Van concrete vindplaatsen is hier echter vooralsnog geen sprake. In hoofdzaak geldt een grote trefkans op nederzettingen, grafvelden, losse boerderijen, wegen, dijken, linies, kleine jachtkampen en losse vondsten uit alle perioden.

De vrijstelling geldt voor oppervlaktes tot 1000m2 en dieptes tot 30 cm +10 cm. De diepte vrijstelling volgt de lijn van de overeenkomst tussen LTO en de provincie.

De archeologische inventarisatiekaart van de gemeente Emmen dient, voorafgaand aan het uitvoeren van een archeologisch onderzoek, geraadpleegd te worden om een indruk te krijgen van de te verwachten archeologische resten.

6.4.4 Hoofdstuk 3 algemene regels

Hoofdstuk 3 Algemene regels bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in afzonderlijke artikelen onder te brengen.

Artikel 13 Anti-dubbeltelregel

Met dit artikel wordt voorkomen dat meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Dit is bijvoorbeeld mogelijk als (onderdelen van) bouwpercelen van eigenaars in maatvoering verschillen en wisselen. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere bouwvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een bouwvergunning te verkrijgen.

Artikel 14 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het bouwen van ondergeschikte bouwonderdelen. De genoemde onderdelen mogen de in de regels bepaalde maximale bouwhoogte overschrijden met de in artikel genoemde maten. Hiervoor is bewust gekozen omdat dit duidelijkheid en enige vrijheid aan ontwerpers biedt.

Tevens wordt in dit artikel, artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing verklaard met uitzondering van een zestal onderwerpen dit o.a. in verband met de bereikbaarheid, beheer en gebruik van het openbaar gebied.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

Aan de hiervoor genoemde basisbestemmingen zijn enkele gebiedsaanduidingen toegevoegd die vanuit het milieubeleid een extra duiding aan gronden geven. Het betreft de veiligheidszone - lpg en de veiligheidszone - bevi zoekgebied.

De gebiedsaanduiding veiligheidszone - lpg is bedoeld om te voorkomen dat binnen de zone kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd. Het is mogelijk om met een wijzigingsbevoegdheid de lpg- risicobron(nen) te verplaatsen of te verwijderen.

De gebiedsaanduiding veiligheidszone - bevi zoekgebied is eveneens bedoeld om te voorkomen dat binnen de zone kwetsbare objecten worden gebouwd. Het is mogelijk om met een wijzigingsbevoegdheid de lpg- risicobron(nen) te verplaatsen of te verwijderen. Deze veiligheidszone houdt rechtstreeks verband met de bestaande (Bevi-) activiteiten van de DSM en het als zodanig in het Beleidsnota Externe veiligheid gemeente Emmen en de Structuurvisie gemeente Emmen 2020, veelzijdigheid troef aangewezen bevi-zoekgebied op dit bedrijventerrein. Verder ligt het Gasontvangststation N-183 van de Gasunie binnen de gebiedsaanduiding. Dit is relevant, omdat in een zone van 15 meter rond dit station zich (ook) geen kwetsbare objecten mogen bevinden.

6.4.5 Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn twee artikelen opgenomen, het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing en de slotregel waarin de citeertitel van het bestemmingsplan wordt aangehaald.

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van legaal bestaand gebruik en legale bestaande bouwwerken opgenomen die afwijken van de (nieuwe) bestemming. Het overgangsrecht beschermt de gevestigde belangen of rechten bij een nieuwe, van de bestaande situatie afwijkende regeling. Dit betekent dat bestaand gebruik en bestaande bouwwerken welke in strijd zijn met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet, met als doel het uiteindelijk beëindigen van de afwijkende situatie. Voorheen illegale bebouwing en illegaal gebruik worden met het overgangsrecht niet gelegaliseerd.

In de Slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als "Regels van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen".

6.5 Handhaving

In dit bestemmingsplan heeft actueel beleid zijn doorwerking in de regels gekregen. Hierdoor is het juridisch kader van het bestemmingsplan eigentijdser en zowel voor gemeente als publiek beter toepasbaar geworden.
Van de gemeente mag verwacht worden dat opgetreden wordt als de regels van het bestemmingsplan niet worden nageleefd. Bestemmingsplannen zijn immers bindend voor overheid en publiek ter bescherming van een goede ruimtelijke kwaliteit en een veilige leefomgeving.

De gemeente Emmen heeft handhavingsbeleid ontwikkeld voor bestemmingsplannen. Met het handhavingsbeleid wordt aangesloten op het programma van de landelijke Stuurgroep Handhaven op Niveau met betrekking tot het programmatisch handhaven. Hierbij maakt de gemeente Emmen gebruik van een prioriteitenlijst vastgesteld door het college. De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, daadwerkelijk wordt aangepakt. Voor wat betreft bestemmingsplannen wordt opgetreden in situaties met een uitstralend effect, een groot risico, of met belangrijke planologische consequenties. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld illegaal bouwen, bouwen bouten bouwvlak, bouwen of in gebruik hebben van een gebouw in strijd met de bestemming.

De opzet van het programmatisch aanpakken is dat niet alle illegale situaties worden opgepakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, dat een uitstralend effect zal hebben. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenlijst dat de mate van prioriteit tot handhavend optreden aangeeft. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor een projectmatige aanpak. .

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke betrokkenheid

7.1 Opstartbijeenkomst

Voor een goed verloop van de communicatie tussen de gebruikers van bedrijventerrein De Vierslagen en omwonenden over het actualiseren van de vigerende bestemmingsplannen is contact opgenomen met het bestuur van de erkende overleg partner Vereniging Dorpsbelangen Schoonebeek. Op 12 februari 2013 is tijdens een bestuursvergadering het doel van het actualiseren uitgelegd en het voorlopige concept- ontwerpbestemmingsplan, voornamelijk de verbeelding, gepresenteerd. Ook waren bestuursleden van EOP Plaatselijk Belang Zandpol aanwezig; vanwege de nabijheid van Zandpol had de EOP Schoonebeek hen ook uitgenodigd.

In het overleg kwam onder meer de volgende zaken aan der orde:

  • De sterk verbeterde veiligheidssituatie rond DSM;
  • Het ontbreken van een goede tweezijdige ontsluiting van met name de westzijde met het oog op bereikbaarheid/zelfredzaamheid bij calamiteiten;
  • De optie om een fietsontsluiting richting Zandpol te realiseren voor (in het bijzonder) schoolgaande kinderen wonende op het bedrijventerrein (die moeten nu om fietsen);
  • De betekenis van bedrijfswoningen op bedrijventerreinen;
  • De inpassing van de monumentale Turfstrooiselfabriek.

Vervolgens heeft in aanwezigheid van bestuursleden van beide EOP's op 11 maart 2013 ook een overleg plaatsgevonden met bestuursleden van de Industriekring Schoonebeek. Daarbij kwamen dezelfde onderwerpen op tafel. In het bijzonder de soms negatieve wisselwerking tussen bedrijfswoningen en zwaardere bedrijfsactiviteiten werden breed onderkend, evenals het belang om terughoudend om te gaan met de toevoeging van bedrijfswoningen. De al lopende projectmatige ontwikkeling van werk-woonlocaties in de noordwesthoek staat daarbij overigens niet ter discussie.

De Industriekring stelde de ontmoeting zeer op prijs. De Industriekring en beide EOP's hebben nadere afspraken gemaakt om in contact met elkaar te blijven. Verder wordt de Industriekring betrokken bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan. Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan wordt waar mogelijk rekening gehouden met de eerder genoemde aandachtspunten.

7.2 Overleg ex. artikel 3.1.1 Bro en zienswijzen

Het college heeft op 22 april 2013 het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen vrijgegeven voor overleg artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het houden van een inloopbijeenkomst.

7.2.1 Overleg

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor overleg verzonden naar verschillende overlegpartners. De ontvangen adviezen en reacties zijn gebundeld in de Nota van Beantwoording, zie Bijlage 8. In deze nota is tevens het standpunt van het college van burgemeester en wethouders ten aanzien van de verschillende overlegreacties opgenomen. Waar de adviezen en reacties leidden tot aanpassingen van het bestemmingsplan, zijn de aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

7.2.2 Inloopbijeenkomst

Op 16 mei 2013 is een inloopbijeenkomst georganiseerd op bedrijventerrein De Vierslagen, in het bedrijfsgebouw van de firma Wagenborg. Tijdens deze bijeenkomst konden geïnteresseerden kennisnemen van het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen en eventueel op het plan reageren.

Diverse geïnteresseerden hebben het bestemmingsplan bekeken en een aantal hebben mondeling en of schriftelijk gereageerd op het plan. In de Nota van Beantwoording in Bijlage 8 zijn de afgegeven reacties gebundeld. Ook is het standpunt van het college op de reacties toegevoegd. Verder is aangegeven op welke wijze het bestemmingsplan vervolgens is aangepast.

De vragen hadden onder mee betrekking op externe veiligheid, de verkeersontsluiting, de gevolgen van omliggende bedrijfswoningen op de bedrijfsvoering van zwaardere bedrijven en de mogelijkheden voor detailhandel.

7.3 Zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan

Tegen het bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen is een zienswijzen ingediend. De beantwoording van deze zienswijze is opgenomen in het raadsvoorstel / raadsbesluit.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening verplicht de gemeente tot het verhalen van kosten bij grondexploitatie via een exploitatieplan, tenzij kostenverhaal anderszins is verzekerd.

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt  verstaan de bouw van een woning of de uitbreiding van een gebouw van 1000 m2 of meer.

Het voorliggende bestemmingsplan Schoonebeek, Bedrijventerrein De Vierslagen  betreft een actualisatie van diverse oude bestemmingsplannen.  Uitgangspunt is dat bestaande bouwrechten door de gemeente worden gerespecteerd. In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwmogelijkheden opgenomen. Aan het bestemmingplan zijn behoudens het opstellen van het bestemmingsplan dan ook geen kosten verbonden. De kosten van het maken van het voorliggend bestemmingsplan worden in dit geval in z'n geheel gedekt uit het door de gemeenteraad beschikbaar gestelde gelden voor het actualisering van bestemmingsplannen. Het kostenverhaal is dus anderszins verzekerd, waardoor vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.