direct naar inhoud van 3.5 Water
Plan: Klazienaveen, schakelstation op tuinbouwgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009058-0801

3.5 Water

3.5.1 Waterbeleid

In het waterbeheer zijn drie grote beleidsthema's:

Voor het dagelijkse waterbeheer is dat het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR). Doel daarvan is gedurende een heel groot deel van het jaar die wateromstandigheden te realiseren die het beste passen bij de functie zoals de provincies die hebben vastgesteld.

Om in extreem natte en extreem droge omstandigheden de schade als gevolg van wateroverlast of watertekort te beperken, kennen we WB21. Hierin zit de trits vasthouden-bergen-afvoeren als voorkeursvolgorde en afwegingskader en het principe van niet afwentelen. Het stedelijk gebied dient dus waterneutraal te zijn. Mocht dit door de enige goed reden – de veiligheid is ernstig in het geding, de kosten zijn te hoog, er spelen nijpende ruimtevraagstukken – niet kunnen, dan komen het waterschap en de gemeente passende afspraken overeen. Doel is het watersysteem zo in te richten dat het in extreme omstandigheden en in de toekomst goed functioneert.

Voor het bereiken van de goede ecologische toestand van het water zijn er de Europese richtlijnen voor ecologie en waterkwaliteit. Dit thema bestaat uit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Vogel- en Habitatrichtlijnen (vertaald in Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet). Doel daarvan is dat alle Europese wateren, zowel oppervlaktewater als grondwater, zich in 2015 in een goede ecologische en goede chemische toestand bevinden. Met goede argumenten is uitstel mogelijk tot uiterlijk 2027. Voor de Natura 2000-gebieden is geen uitstel mogelijk.

Deze drie thema's hangen zo met elkaar samen dat het niet mogelijk is ze afzonderlijk van elkaar te realiseren. Dat doet het college dus ook niet.

Het college zorgt er voor dat het watersysteem:

  • 1. tijdig op orde is;
  • 2. duurzaam is ingericht;
  • 3. voldoet aan de landelijke normen voor het voorkomen van wateroverlast;
  • 4. bijdraagt aan het bereiken van grond- en oppervlaktewaterpeilen in relatie tot de functies van die wateren en gebieden;
  • 5. verdroging tegengaat en rekening houdt met de eisen vanuit de KRW.

Om aan deze punten te voldoen treedt medio 2009 de Waterwet in werking. Deze Waterwet vervangt acht bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland. Deze wet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater. Ook verbetert deze wet de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Hierdoor zijn waterschappen, gemeenten en provincies beter in staat wateroverlast, waterschaarste en watervervuiling tegen te gaan. Ook voorziet de Waterwet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, natuur, landbouw, industrie en recreatie. Op basis van deze functies worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het water. De instrumenten vanuit de Waterwet zijn Waterplannen (rijk en provincie), waterbeheerplannen (waterbeheerder) en vergunningen. Ook is een nieuw waterbeheerplan door waterschap Hunze en Aa's opgesteld. Vanwege de complexheid van de wateropgaven en de vele partijen die daarbij betrokken zijn is samenwerking noodzakelijk om de doelen te kunnen realiseren.

Bestaande waterhuishouding

Het glastuinbouwgebied Klazienaveen ligt in het beheersgebied van het waterschap Hunze en Aa's. Het plangebied ligt in het watersysteem Veenkoloniën, wat ligt in het stroomgebied Eems. Het waterbeleid voor dit gebied is vastgelegd in het Watersysteemplan en in het waterplan van de gemeente Emmen. Langs de oostzijde van het plangebied ligt een hoofdwatergang van het waterschap. Rondom het plangebied is een schouwsloot aanwezig.


De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) in het gebied varieert van 0,3 tot 0,7 meter minus maaiveld. Daarmee voldoet het plangebied niet aan een minimale ontwateringsdiepte van 0,7 meter -mv die aangehouden wordt voor bebouwing. Voor een schakelstation (elektra) kan wateroverlast uit het grond- of oppervlaktewater een probleem vormen. Het schakelstation zal met een minimale drooglegging van 1,20 m ten opzichte van het waterpeil moeten worden aangelegd. Het huidige maaiveld ligt op circa 15,20 - 15,40 meter boven NAP. Gezien de waterpeilen is er een onvoldoende drooglegging. Er zijn gevallen bekend van overlast als gevolg van grondwater in het plangebied, vanuit het oppervlaktewater mag dat ook verwacht worden. De ondergrond bestaat grotendeels uit veengronden. Het gebied is gevoelig voor verdroging en veenoxidatie (bodemdaling).


Juridische vertaling watertoets in planregels

Gebieden die kansrijk zijn voor infiltratie van hemelwater, zoals parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, worden mede bestemd voor waterhuishoudkundige voorzieningen. Daarnaast wordt het bestaande oppervlaktewater specifiek bestemd als water.

3.5.2 Watertoets

Het plan betreft een ontwikkeling waarvoor een verkorte watertoets noodzakelijk is. Er is contact geweest met het waterschap en de uitgangspunten staan hieronder weergegeven.

De wijziging van de bestemming en de omvang van onderdelen in het plan hebben invloed op de waterhuishouding en raken de belangen van het waterbeheer en die van de initiatiefnemer.

Riolering

Het plan betreft een aanzienlijke toename van verhard oppervlak met 400 m2. Om foute rioolaansluitingen te voorkomen zal neerslag bij voorkeur bovengronds naar oppervlaktewater worden afgevoerd. Alleen vervuild hemelwater zal nog naar de zuiveringen worden afgevoerd. De positieve effecten van het afkoppelen van verhard oppervlak en het niet aankoppelen ervan zijn het tegengaan van verdroging, het vergroten van het zuiveringsrendement en het verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewater.

Het betreft een nieuw verhard oppervlak in het landelijk gebied kleiner dan 1.500 m2.

Uitgegaan wordt van duurzame oplossingen, waarbij het hemelwater en daarmee het watersysteem niet negatief wordt belast. Hemelwater wordt zo mogelijk geïnfiltreerd en pas daarna afgevoerd naar het watersysteem.

Wateroverlast

Bij een bouwplan moet, ook als er geen wateroverlast bekend is, in het nieuwe plan rekening worden gehouden met de klimaatveranderingen. Voor nieuwe plangebieden kunnen daarom ook afwijkende situaties ontstaan die wel tot wateroverlast kunnen leiden. Voorkomen dat er grond- of oppervlaktewateroverlast ontstaat is beter dan later alsnog aanpassingen of inspanningen te moeten uitvoeren.

Bij het plangebied is er sprake van een vergroot risico voor wateroverlast uit het oppervlaktewater van 1x per 10 jaar met water op het maaiveld. Het plangebied zal 60 cm opgehoogd worden, waardoor de kans op wateroverlast afneemt. Voor de aanleg van deze terp is een watervergunning aangevraagd.

Invloed op de waterhuishouding

Het aanwezige of ontvangende oppervlaktewater dient niet alleen voldoende ruimte te hebben voor het afstromende hemelwater, maar ook aan de inrichting dient aandacht te worden besteed. Als gevolg van het plan vindt een (tijdelijke) lozing van water in het oppervlaktewater plaats. In het kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (WVO) zijn lozingen in het oppervlaktewater vergunningplichtig en moet vergunning worden aangevraagd bij het waterschap.

Conclusie

Met betrekking tot het aspect water worden geen problemen verwacht ten behoeve van de voorgenomen werkzaamheden. Het waterschap Hunze en Aa's heeft op 3 februari aangegeven dat zij kunnen instemmen met het plan. Ook is een watervergunning aangevraagd.