direct naar inhoud van 3.4 Milieu
Plan: Klazienaveen, schakelstation op tuinbouwgebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0114.2009058-0801

3.4 Milieu

3.4.1 Bedrijven en milieuzonering

Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede afstemming met andere, in de omgeving aanwezige functies. Voor het bepalen welke categorieën bedrijfsactiviteiten toelaatbaar zijn is in het kader van dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG-uitgave "Bedrijven en milieuzonering" (van 2009).

Het bedrijf is aan de hand van de VNG-uitgave te omschrijven als een elektriciteitsdistributiebedrijf met een transformatorvermogen van 10 - 100 MVA (SBI 40, C1). De categorie die past bij zo'n bedrijf is 3.1. De grootste hierbijbehorende risicoafstand is 50 meter. Aan deze afstand wordt ruimschoots voldaan, hierbinnen is geen kwetsbare bebouwing aanwezig.

3.4.2 Bodem

Bodemverontreiniging

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan gevolgen hebben voor het gebruik van de locatie. Niet alleen kan dit betekenen dat op het perceel gebruiksbeperkingen liggen. Ook kan het zo zijn dat de bodemverontreiniging de bestemming van de locatie in de weg staat. Het nemen van saneringsmaatregelen of het verwijderen van de bodemverontreiniging kan deze belemmering weer opheffen.

Door Tauw is een quickscan naar de milieukundige bodemkwaliteit uitgevoerd. In het kader hiervan is een archiefbezoek verricht. Hiervoor is het bodemarchief van de gemeente bezocht. Gekeken is onder andere naar uitgevoerde bodemonderzoeken, vergunningen en luchtfoto’s van het gebied om een beeld te krijgen van de bodemomstandigheden ter plaatse.

Vanaf het moment dat het veengebied is ontgraven, is het gebied in gebruik genomen als agrarisch gebied. Er heeft, voor zover bekend, geen bewoning of ander dan agrarisch gebruik plaatsgevonden. Ter plaatse van het nieuw te bouwen schakelstation zijn geen verontreinigingen en bijzonderheden aangetroffen.

Grondstromen binnen de gemeente Emmen

Binnen de gemeente Emmen wordt op vele manieren grond hergebruikt en toegepast. Al het hergebruik en toepassen van grond dient te worden gemeld bij de gemeente Emmen. Bij de melding dient tevens een milieuhygiënische verklaring te worden overlegd om te bepalen wat de kwaliteit van de grond is. Soms is het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen zonder milieuhygiënische verklaring. De gemeente Emmen heeft hiervoor in februari 2007, op basis van de Vrijstellingsregeling grondverzet, een bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaart vastgesteld. Grond afkomstig van een locatie, welke als niet verdacht wordt beschouwd van bodemverontreiniging, kan op basis van de bodemkwaliteitskaart worden hergebruikt of toegepast. De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Emmen is maximaal 5 jaar na vaststelling geldig.

Vanaf 1 juli 2008 geldt het Besluit bodemkwaliteit als nieuw beleidskader voor grond, baggerspecie en bouwstoffen. Omdat de gemeente Emmen de bodemkwaliteitskaart heeft vastgesteld blijft het mogelijk om grond her te gebruiken of toe te passen via de bodemkwaliteitskaart.

3.4.3 Geluid
3.4.3.1 Verkeersgeluid

Het college van burgemeester en wethouders wordt door de Wet geluidhinder (Wgh) verplicht om bij de voorbereiding van een besluit tot ontheffing of het opstellen van een bestemmingsplan dat voorziet in de realisering van woningen of andere geluidgevoelige bebouwing de voorkeursgrenswaarden van 48 dB (Lden) in acht te nemen.

In onderhavig geval worden geen woningen of andere geluidgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wet geluidhinder gerealiseerd.

3.4.3.2 railverkeersgeluid

Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van spoorwegen en bovendien worden geen woningen of andere geluidgevoelige objecten zoals bedoeld in de Wet geluidhinder gerealiseerd.

3.4.3.3 Industrielawaai

TenneT en Enexis vinden het belangrijk om eventuele geluidhinder van het station voor de omgeving tot een minimum te beperken. De transformatoren, die in principe veel geluid kunnen maken, worden op het station in een geluiddempend gebouw ondergebracht. Hierdoor is eventuele overlast voor de omgeving zoveel mogelijk beperkt. Bovendien zijn de transformatoren op het terrein zo ver mogelijk van de geluidgevoelige bestemmingen af geplaatst. De gehanteerde minimale afstand tussen de transformatoren en de dichtstbijzijnde woning is volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" 50 meter. Aan deze afstand wordt voldaan.

Op het station van Enexis zullen 2 transformatoren worden geplaatst. Van de beide transformatoren zal er één (continu, gedurende de dag-, avond- en nachtperiode) daadwerkelijk in bedrijf zijn. De tweede transformator is reserve.

In de schakeltuin van Tennet zal een tweetal vermogensschakelaars worden gesitueerd. Schakelhandelingen zullen normaliter alleen plaatsvinden ten behoeve van onderhoud (overdag) en in geval van storing.
De vermogensschakelaars zijn alleen van belang in het kader van de maximale geluidniveaus ("piekgeluid").

In december 2009 is door Peutz een akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Op basis van door Enexis en Tennet verstrekte gegevens is een akoestisch rekenmodel opgesteld waarmee de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT vanwege het transformatorstation en de maximale geluidniveaus LAmax vanwege de vermogensschakelaars zijn berekend ter plaatse van de meest nabij gesitueerde woningen in de omgeving.

Uit het onderzoek volgt dat het vanwege het transformatorstation optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT ten hoogste 29 dB(A) (inclusief toeslag voor tonaal geluid) zal bedragen ter plaatse van de meest nabij gesitueerde woning. De etmaalwaarde bedraagt hiermee maximaal 39 dB(A).

Het vanwege de vermogensschakelaars optredende maximale geluidniveau LAmax bedraagt ten hoogste 70 dB(A).

Vastgesteld wordt dat zal worden voldaan aan de standaardgeluidvoorschriften in het "Besluit algemene regels milieubeheer" (Activiteitenbesluit) waar het station en bijbehorende schakeltuin onder vallen.

3.4.4 Lucht

Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening worden gehouden met het gestelde in de Wet milieubeheer (Wm), hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.

Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:

  • a. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, niet leiden tot het overschrijden van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde (die behoort bij de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen), of
  • b. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, leiden tot een verbetering per saldo van de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof dan wel, bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, de luchtkwaliteit per saldo verbetert door een samenhangende maatregel of een optredend effect, of
  • c. aannemelijk is gemaakt dat de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen, of
  • d. het project is genoemd of beschreven dan wel past binnen een programma van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (in werking getreden per 01-08-2009).

Ruimtelijk-economische besluiten die "niet in betekenende mate" bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, worden niet langer, zoals voorheen, individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL).

Bij besluitvorming is het dus van belang om te bepalen of een initiatief "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de algemene maatregel van bestuur "Niet in betekenende mate" (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM.


Het begrip "niet in betekenende mate" is gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.


Vooralsnog geldt dat:

  • voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor infrastructuur dat bij minder dan 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie) ook geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden;
  • voor kantoorlocaties is dat bij minder dan 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, of 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.


Het bestemmingsplan maakt een ontwikkeling mogelijk, die van geringere omvang is dan wat hiervoor is aangegeven en daarom kan geconcludeerd worden dat de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Derhalve hoeft niet nader op het aspect luchtkwaliteit te worden ingegaan.