direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Karakteristieke objecten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.500BP00001-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Coevorden heeft in 2011 een Cultuurhistorische Inventarisatie (CHI) uitgevoerd op de onderdelen archeologie, landschap, historische geografie en historische bebouwing. Met de resultaten is de erfgoednota "Het Kapitaal van Coevorden" opgesteld voor archeologie, landschap en historische geografie. Voor de bebouwing is een beleidsvoornemen geformuleerd in de Erfgoednota: er moet een selectie gemaakt worden uit de 1515 objecten die in de CHI als waardevol zijn aangemerkt. Deze selectie is in 2013 samen met vijf historische verenigingen uitgevoerd en dit heeft geleid tot 417 objecten zeer waardevolle objecten. Ter bescherming van deze 417 objecten wordt een bestemmingsplanmatige beschermingsregeling noodzakelijk geacht. De beschermingsregeling geldt voor objecten binnen de gehele gemeente en overstijgt daarmee de plangrenzen van de verschillende bestemmingsplannen die van toepassing zijn.

1.2 Ligging van het plangebied

Het plan betreft de gehele gemeente Coevorden. Op onderstaande kaart is het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0109.500BP00001-0002_0001.png"

Bron: www.imergis.nl

1.3 Geldend bestemmingsplan

In verschillende bestemmingsplannen is op dit moment geen regeling voor karakteristieke objecten aanwezig. Via voorliggend bestemmingsplan wordt voor die bestemmingsplannen een beschermingsregeling toegevoegd. Er zijn ook bestemmingsplannen waarin reeds een regeling voor karakteristieke panden is opgenomen. Deze door aanduidingen aangegeven karakteristieke panden, zijn opgenomen op basis van het Monumenten Inventarisatie Project (MIP). Een aantal objecten die in de bestaande bestemmingsplannen een aanduiding 'karakteristiek' hebben, zullen overeenkomen met de objecten waarvoor dit bestemmingsplan is opgesteld. Bij objecten die op dit moment wel in de bestaande bestemmingsplannen zijn aangeduid met 'karakteristiek', maar niet op de selectielijst staan, zal deze aanduiding bij de komende actualisaties van de onderliggende bestemmingsplannen verwijderd worden. Uiteindelijk zullen alleen de 417 karakteristieke objecten beschermd worden.

1.4 Opzet van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Aanvragen om omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan.

Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.


Toelichting

De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting zijn opgenomen:

  • een beschrijving van de wijze waarop met de in het plangebied aanwezige karakteristieke objecten wordt omgegaan;
  • de haalbaarheidsaspecten die van toepassing zijn bij het voorliggend bestemmingsplan;
  • de procedurele aspecten behorende bij een bestemmingsplan.


Verbeelding

De verbeelding, een kaart, geeft de dubbelbestemming Karakteristiek aan. Door op de verbeelding te kijken is te zien waar de dubbelbestemming gelegen is. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012.


Planregels

De planregels geven de gebruiksmogelijkheden en het toegepaste vergunningstelsel weer. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het erfgoedbeleid opgenomen en wordt ingegaan op de objecten. Daarnaast wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van de economische haalbaarheid en handhaafbaarheid van het plan. Tot slot bevat hoofdstuk 5 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Inleiding

De doelstelling van dit bestemmingsplan is om als uitvoering van de Erfgoednota 'Het Kapitaal van Coevorden' de zeer waardevolle karakteristieke objecten door middel van een beschermingsregeling in de gemeentelijke bestemmingsplannen te vertalen. Dit wordt gedaan door voor de betreffende objecten een vergunningstelsel op te nemen. Het vergunningstelsel is opgezet ter bescherming van de karakteristieke waarden. Het is met omgevingsvergunning toegestaan om bodemingrepen of sloopwerkzaamheden te verrichten, als dat de karakteristieke waarde niet aantast. Wanneer dit wel het geval is en een integrale afweging van belangen niet tot niet tot een ander oordeel leidt, zal een omgevingsvergunning hiervoor niet verleend worden.

2.2 Karakteristieke objecten

De karakteristieke objecten kunnen betrekking hebben op gebouwen en bouwwerken maar ook op bijzondere elementen met een cultuurhistorische waarde, zoals bijvoorbeeld een begraafplaats, markesteen of meerpaal. Voor de bijzondere elementen en sommige bouwwerken geldt dat deze niet alleen tegen het slopen moeten worden beschermd, maar ook tegen ongewenste bodemingrepen. In het plan wordt daarom onderscheid gemaakt tussen deze twee categorieën. Voor beide categorieën gelden aparte regels, waarbij een verbodsregeling voor bodemingrepen met name geldt voor bruggen, begraafplaatsen en markestenen. Voor bouwwerken met een specifieke aanduiding bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met BK) geldt een aanvullende verplichting.

Karakteristieke gebouwen en bouwwerken

Om de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken te beschermen is een beschermingsregeling in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding zijn de betreffende objecten aangegeven met de dubbelbestemming 'karakteristiek'. De objecten die bescherming tegen slopen vragen vanuit hun cultuurhistorische waarden zijn in Bijlage 1 Karakteristieke objecten van de regels opgenomen. Het (deels) slopen van karakteristieke gebouwen is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk.

Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.

Indien voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met BK) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is de aanvrager aanvullend verplicht om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.

Bijzondere elementen en bouwwerken

Naast gebouwen kunnen ook bepaalde elementen en bouwwerken (geen gebouw zijnde) waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om begraafplaatsen en bruggen. Omdat in een aantal gevallen enkel een sloopverbod onvoldoende beschermt, is aanvullend een beschermingsregeling tegen bodemingrepen opgenomen voor deze categorie. Onder bodemingrepen worden verstaan alle werken en werkzaamheden waarvan redelijker wijs aangenomen kan worden dat ze de cultuurhistorische waarde aantasten.

Hiervoor is een dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding is dit aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'. In de inventarisatielijst is opgenomen welke objecten als karakteristiek gebied of bouwwerk ook worden beschermd tegen bodemingrepen, door een 'BI' in de kolom 'BodemIngrepen'. Dit overzicht is in Bijlage 1 Karakteristieke objecten van de regels opgenomen.

Het slopen wordt gereguleerd via dezelfde regeling als bij gebouwen en bouwwerken. Met een verwijzing naar Bijlage 1 worden voor de karakteristieke gebieden bodemingrepen gereguleerd.

Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin wordt omschreven wat het plan is en welke consequenties het plan heeft voor de cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.

Indien voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met BK) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is aanvrager aanvullend verplicht om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.

Rijksmonumenten

De in de gemeente aanwezige Rijksmonumenten (158 stuks) zijn via de Monumentenwet 1988 al beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.

Provinciale monumenten

De in de gemeente aanwezige Provinciale monumenten (16 stuks) zijn via de Provinciale Monumentenverordening beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid van het plan

3.1 Inleiding

De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 lid 1 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in dit hoofdstuk verslag gedaan.

De doelstelling van dit bestemmingsplan is het zorgen voor een RO-juridisch kader in lijn met de gemeentelijke de Erfgoednota "Het Kapitaal van Coevorden". Het grijpt niet in op ruimtelijke ordening zoals die doorgaans in bestemmingsplannen zijn opgenomen ,waarbij een nieuw project wordt mogelijk gemaakt en/of een beheerregeling voor bestaand gebruik met bijhorende bouw- en aanlegregels wordt neergelegd. Er worden in dit plan geen nieuwe bebouwings- en of gebruiksmogelijkheden geboden. De afweging van de ruimtelijk relevante omgevingsaspecten vindt om die reden in dit plan dan ook verder niet plaats. De uitvoerbaarheidstoets is met betrekking tot dit bestemmingsplan dan ook eenvoudiger en richt zich op het cultuurhistorisch beleid en de economische uitvoerbaarheid.

3.2 Beleid

De beleidsmatige onderbouwing voor de regeling als opgenomen in dit bestemmingsplan ligt in het gemeentelijke beleid voor archeologie en cultuurhistorie. Voor die onderbouwing wordt verwezen naar dat beleid. Hierna wordt kort ingegaan op dat beleid.

3.2.1 Cultuurhistorisch beleid

De gemeente Coevorden heeft in 2011 een Cultuurhistorische Inventarisatie (CHI) uitgevoerd op de onderdelen archeologie, landschap, historische geografie en historische bebouwing. Met de resultaten is de erfgoednota "Het Kapitaal van Coevorden" opgesteld voor archeologie, landschap en historische geografie. In de CHI zijn drie onderdelen, archeologie, landschap & historische geografie en gebouwde omgeving, geïnventariseerd, gewaardeerd en voorzien van beleidsadviezen.

Voor dit bestemmingsplan is vooral de inventarisatie van de gebouwde omgeving van belang. In de gemeente Coevorden zijn 158 rijksmonumenten en 16 provinciale monumenten aangewezen. Tijdens de inventarisatie is de gemeente voor het onderdeel ‘de gebouwde omgeving’ bezocht en beoordeeld op de aanwezigheid van karakteristieke objecten. Onder ‘gebouwde omgeving’ wordt het beschermde en onbeschermde ‘bovengrondse’ gebouwde erfgoed verstaan: gebouwen (objecten, complexen en ensembles), maar ook historisch straatmeubilair, grens- en markestenen, herinneringsmonumenten, monumentale kunst etc.

De geïnventariseerde objecten hebben gemeen, dat ze alle in meer of mindere mate een positieve bijdrage leveren aan de cultuurhistorische gebiedskarakteristiek. Ze zijn in eerste instantie in het veld geselecteerd aan de hand van een set architectuurhistorische, cultuurhistorische en historisch-ruimtelijke (ensemble) waarderingscriteria en de criteria gaafheid, authenticiteit en zeldzaamheidswaarde. Deze aspecten zijn verwoord in de volgende vijf criteria:

  • 1. Het belang van het object als onderdeel van het cultuurhistorisch beeld van de omgeving; ondersteuning van de cultuurhistorische gebiedskarakteristiek en/of ensemblewaarde, bijvoorbeeld in relatie tot een beschermd stads- of dorpsgezicht en beschermde monumenten;
  • 2. Het belang van het object vanwege de bijzondere betekenis voor het beeld van de omgeving, vanwege de opmerkelijke ligging/zichtlijnen dan wel als landmark;
  • 3. Het belang van het object vanwege de herkenbaarheid van het oorspronkelijke concept en de gebiedseigen functie, in relatie tot de ontwikkelingsgeschiedenis en de historische gelaagdheid van het gebied;
  • 4. Het belang van het object wegens de authenticiteit van hoofdvorm, gevelindeling en/of detaillering;
  • 5. Het belang van het object vanwege de kenmerkende/ bijzondere/zeldzame bouwstijl en/of vorm;

Voor de objectgerichte waardering zijn in totaal 1515 karakteristieke objecten, naast de rijks- en provinciale monumenten, vastgesteld.

Uit deze 1515 is een selectie gemaakt van de meest waardevolle objecten. Vanuit de beleidskeuze die gemaakt is in de Erfgoednota, wordt voor deze 417 objecten een planologische beschermingsregeling opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in deze beschermingsregeling.

3.3 Economische uitvoerbaarheid

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is geld gereserveerd op de gemeentelijke begroting. Voor het overige zijn er aan de uitvoering van dit bestemmingsplan geen kosten verbonden voor de gemeente. Het opstellen van onderzoeken en onderbouwingen, komen volgens de Monumentenwet voor rekening van de verstoorder. De uitvoering van dit bestemmingsplan leidt niet tot planschade. De economische uitvoerbaarheid is daarmee gegarandeerd.

3.4 Handhaafbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan is opgezet conform de uniforme regels en het handboek bestemmingsplannen van de gemeente Coevorden. De regeling is opgesteld voor de gehele gemeente waardoor de regeling voor elke bestemmingsplan hetzelfde is/zal worden en is daarmee goed handhaafbaar.

Hoofdstuk 4 Wijze van bestemmen

4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP).

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maken de bijlages onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

4.2 Dit bestemmingsplan

Voorliggend bestemmingsplan bevat de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek' zoals dit is omschreven in hoofdstuk 2 van de toelichting. De bijbehorende regeling voegt een regeling toe aan de geldende plannen. De lijst met geldende plannen is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.

Dit plan geeft dubbelbestemmingen die naast de feitelijke gebiedsbestemmingen (zoals bijvoorbeeld wonen, groen, agrarisch, verkeer) gelden.

Daarnaast is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de dubbelbestemming 'Waarde - Karakteristiek' veranderd, verwijderd of juist toegevoegd kan worden. Dit kan gebeuren indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis wenselijk is.

Hoofdstuk 5 Procedure

5.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.

Een ontwerpbestemmingsplan dient conform Afdeling 3.4 Awb gedurende zes weken ter inzage gelegd te worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Gemeenteraad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid voor belanghebbenden om beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de beroepstermijn in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De opschorting van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.2 Inspraak

Omdat dit plan een uitvoering is van vastgesteld erfgoedbeleid heeft dit bestemmingsplan beperkte nieuwswaarde. De eigenaren van betrokken karakteristieke objecten zijn met een brief geïnformeerd over het voornemen om de objecten in een bestemmingsregeling vast te leggen.

5.3 Overleg

In het kader van vooroverleg artikel 3.1.1 Wro is het plan aan de provincie Drenthe en het Waterschap Vechtstromen voorgelegd. Hieruit zijn geen opmerkingen gekomen. Beide instanties kunnen instemmen met het voorliggende plan. De vooroverlegreacties zijn opgenomen in Bijlage 2 van deze toelichting.

5.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan “Karakteristieke objecten” lag van dinsdag 7 juli 2015 tot en met maandag

17 augustus 2015 ter inzage. Tijdens deze termijn kon een ieder zijn zienswijze over het

ontwerpbestemmingsplan naar voren brengen bij de gemeenteraad.

Er werden 10 zienswijzen ingediend. In de 'Notitie van zienswijzen' is beargumenteerd op de zienswijzen ingegaan. Deze is als Bijlage 3 Notitie van Zienswijzen toegevoegd.

5.5 Ambtshalve aanpassingen

Naast de aanpassingen naar aanleiding van de ingekomen zienswijzen zijn ambtshalve
aanpassingen doorgevoerd. De aanpassingen zijn in als Bijlage 3 Notitie van Zienswijzen opgenomen.