direct naar inhoud van Regels
Plan: Karakteristieke objecten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.500BP00001-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Het betreft hier een facetbestemmingsplan voor wat betreft de cultuurhistorisch waardevolle objecten. De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd.

Artikel 1 Begrippen

Aangezien het hier een partiële herziening van alle onderliggende bestemmingsplannen betreft, blijven de begrippen uit de betreffende moederplannen van toepassing.

1.1 plan

het bestemmingsplan Karakteristieke objecten met identificatienummer NL.IMRO.0109.500BP00001-0002 van de gemeente Coevorden.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 bodemingreep

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij de cultuurhistorische waarde kunnen aantasten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd.

Artikel 2 Waarde - Karakteristiek

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Karakteristiek' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de karakteristieke objecten.

2.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
2.2.1 Vergunningplicht

Het is pas toegestaan om een bouwwerk (deels) te slopen indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

2.2.2 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 2.2.1 genoemde werken en werkzaamheden:

  • a. onoverkomelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid en/of;
  • b. de (gedeeltelijke) sloop niet zorgt voor wezenlijke aantasting van de karakteristieke waarde;
  • c. en indien het een bouwwerk betreft dat in Bijlage 1 is aangeduid met "BK" dient een bouwhistorisch onderzoek uitgevoerd te zijn.
2.2.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom deze sloop gewenst is en waarom dit verantwoord is ten opzichte van de karakteristieke waarden welke verloren gaan.

2.2.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

2.2.5 Uitzondering

Van de vergunningplicht als omschreven in artikel 2.2.1 is normaal onderhoudswerk uitgezonderd.

2.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
2.3.1 Vergunningplicht

Het is pas toegestaan om bodemingrepen uit te voeren ter plaatse van de locaties aangeduid met "BI" in Bijlage 1 van de Regels, indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.

2.3.2 Verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien is gebleken dat de in artikel 2.3.1 genoemde bodemingrepen:

  • a. onoverkomelijk zijn vanuit (bouw)veiligheid;
  • b. niet zorgen voor wezenlijke aantasting van de karakteristieke waarde.
2.3.3 Onderbouwing van de aanvraag

Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom het uitvoeren van de bodemingreep gewenst is en dit verantwoord is ten opzichte van de cultuurhistorische waarden die verloren gaan.

2.3.4 Verbinding van voorschriften

Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.

2.3.5 Uitzondering

Van de vergunningplicht als omschreven in artikel 2.3.1 is uitgezonderd;

  • a. normaal onderhoud en beheer;
  • b. bodemwerkzaamheden en gebruik ten behoeve van actieve begraafplaatsen.
2.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. de gebieden waar de dubbelbestemming als genoemd in artikel 2.1 te veranderen en / of te verwijderen indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis wenselijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 4 Algemene wijzigingsregels

De uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat het wijzigingsplan:

  • a. cultuurhistorisch verantwoord is;
  • b. economisch uitvoerbaar is.

Artikel 5 Algemene procedureregels

5.1 Wijzigingsprocedure

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het plan is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 6 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

Artikel 6 Overige regels

De in dit bestemmingsplan opgenomen regels gelden in aanvulling op de regels van alle onderliggende bestemmingsplannen en laten de regels uit die onderliggende bestemmingsplannen ongewijzigd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 7.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  • 3. Het eerste lid onder artikel 7.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 7.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 7.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. Het eerste lid onder artikel 7.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Karakteristieke objecten'.