Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zonneakker de Watering, Coevorden
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0109.100BP00028-0004
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan Zonneakker de Watering, Coevorden van de gemeente Coevorden;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0109.100BP00028-0004 met de bijbehorende regels met bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 archeologische waarde:
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
 
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.7 bestaande:
bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan;
 
1.8 bestaande bebouwing:
bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
 
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,
alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel.
 
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.16 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.17 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.18 diepploegen:
grondbewerking dieper dan 0,3 m;
 
1.19 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.20 gebruiken:
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
1.21 maaiveld:
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
 
1.22 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
 
1.23 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.24 peil:
  1. peil gebouw: de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. peil bouwwerk, geen gebouw zijnde: de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;
1.25 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.26 stedenbouwkundig:
ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;
 
1.27 watergang:
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
 
1.28 wijziging:
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
 
1.29 zonnepaneel:
Paneel met photovoltarische cellen dat elektriciteit opwekt.
 
1.30 zonneakker:
een gebied waar door middel via zonnepanelen zonlicht in elektriciteit wordt omgezet, met de daarbij behorende voorzieningen zoals ontsluitingspaden, onderhouds- en nutsgebouwen, erfafscheidingen en landschappelijke voorzieningen.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
 
a. De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend.
 
b. De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
 
c. De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak (voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen).
 
d. De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf de snijlijn van een dakvlak en een evenwijdig aan de noklijn gelegen gevelvlak van een gebouw tot het peil.
 
e. De hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
 
f. De inhoud van een bouwwerk:
boven peil tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
g. De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
h. De afstand tot de grens van een bouwperceel:
de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.
 
i. De goothoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot de as van een windturbine.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden – Ontginningenlandschap
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van het ontginningenlandschap, zoals die tot uitdrukking komen in de openheid van het landschap, de opstrekkende verkaveling, de kanalen en wijken, wegdorpen of verspreide bebouwing langs de ontginningsas, waarbij geldt dat:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - randveenontginning' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de menging van een onregelmatige blokverkaveling en fijnmazige opstrekkende verkaveling, fijnmazig slotenpatroon met elzensingels langs de sloten en een overwegend kleinschalig bebouwingspatroon langs een onduidelijke of ontbrekende ontginningsas;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de grootschalige openheid en weidsheid, regelmatige verkaveling haaks op de ontginningsas met diepe kavels en sloten op de kavelgrens, bomenrijen langs het kanaal, bebouwing haaks op het kanaal en grote boerderijen met robuuste erfbeplanting;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - heide- en jonge veldontginningen' de landschapswaarden nader tot uitdrukking komen in de relatief grootschalige openheid van het gebied, met een grote mate van tegenstelling tussen de beslotenheid van de boscomplexen en de openheid van de landbouwgebieden, en in bebouwing langs de wegen die de ontginningsassen vormen;
  2. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt, met dien verstande dat:
    1. per bouwvlak niet meer dan één agrarisch bedrijf is toegestaan;
    2. intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', met dien verstande dat een bestaande ondergeschikte intensieve veehouderijtak blijft toegestaan;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'akkerbouw' uitsluitend een akkerbouwbedrijf is toegestaan;
    4. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mede een gebruiksgerichte paardenhouderij is toegestaan;
    5. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve kwekerij' mede een kwekerij is toegestaan;
    6. een kwekerij, boomfruitteelt en houtteelt mede zijn toegestaan op de percelen die voor die teelt in gebruik waren op de dag van terinzagelegging van het vastgesteld van het bestemmingsplan;
    7. bloembollenteelt uitsluitend is toegestaan als wisselteelt als onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering;
    8. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' mede een ijsbaan is toegestaan;
    9. aan het agrarische bedrijf ondergeschikte nevenactiviteiten, zoals een zorgboerderij, boerderijwinkel, loonbedrijfwerkzaamheden, het be- en verwerken van eigen producten of een daarmee gepaard gaande ontvangstruimte, mede zijn toegestaan;
    10. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' mede de activiteit is toegestaan die in de tabel bij het betreffende adres is vermeld:
Adres
Activiteit
Coevorderstraatweg 19, Geesbrug
Het verwerken van lelies en van blauwe bessen van de coöperatie De Blauwe Bes
Geeserraai 2b, Geesbrug
Groepsaccommodatie + 10 paardenstallen
Kibbelveen 10, Kibbelveen
Handel in agrarische goederen
Veenschapsweg 19, Coevorden
Schapenhandel en agrarische dienstverlening
Verlengde Hoogeveensevaart 154, Geesbrug
Bloemdrogerij en –erverij, en werktuigenvereniging Nieuweroord e.o.
Verlengde Hoogeveensevaart 73, Zwinderen
Loonbedrijf
Verlengde Hoogeveensevaart 79, Zwinderen
Opslag tbv bouwbedrijf als nevenactiviteit
Witte Menweg 4, Geesbrug
4 gastenverblijven in de bestaande bebouwing
Witte Menweg 6, Geesbrug
4 gastenverblijven in de bestaande bebouwing
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – zonnepark’ is mede de aanleg en de bouw van een zonneakker met zonnepanelen in een vrije-veld opstelling toegestaan;
  2. hobbymatig agrarisch gebruik;
  3. bos-, natuur- en landschapselementen;
  4. erfbeplanting c.q. landschappelijke inpassing van de bebouwing;
  5. paardrijbakken, voor zover aanwezig binnen het bouwvlak op het moment van terinzagelegging van het vastgesteld-bestemmingsplan;
  6. bestaande infrastructurele voorzieningen;
  7. de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de waterberging;
  8. extensieve (dag)recreatie;
  9. affakkelpijpen ten behoeve van mijnbouw en afsluitvoorzieningen ten behoeve van een aardgastransportleiding, uitsluitend binnen een afstand van 100 m van de bestemming ' Leiding - Gas ';
  10. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' voor een ontvangstinstallatie ten behoeve van astronomisch onderzoek;
met daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden;
met dien verstande dat voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak, behoudens bestaande opslagvoorzieningen buiten het bouwvlak.
  
 
3.2 Bouwregels
 
Op de voor ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. een bouwwerk mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de in de tabel genoemde verplichte situering, maximale oppervlakte, maximale goothoogte en maximale bouwhoogte;
BouwwerkVerplichte situeringMax. oppervlakteMax. goothoogteMax. bouwhoogte
- gebouwen niet zijnde de bedrijfswoning;
- voeropslagvoorzieningen;
- mestopslagvoorzieningen
- binnen het bouwvlak;
- met inachtneming van het beginsel van bebouwingsconcentratie;
- achter het woongedeelte;
- achter de aanduiding ‘gevellijn’
- binnen het bouwvlak mag de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken (de bedrijfswoning, voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen daaronder begrepen) maximaal bedragen 10.000 m
2 met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
1. ‘specifieke bouwaanduiding – afwijkende maatvoering’ de gezamenlijke oppervlakte maximaal mag bedragen:
a. bij een grondgebonden agrarisch bedrijf:
- 20.000 m
2 ter plaatse van de aanduiding ‘grootschalig landbouwgebied’;
- 13.000 m
2 in overige gebieden;
b. bij intensieve veehouderij : 13.000 m
2
2. ‘paardenhouderij’ en ‘intensieve veehouderij’ de gezamenlijke oppervlakte maximaal 5.000 m
2 mag bedragen;
- buiten het bouwvlak mag de oppervlakte maximaal bedragen de bestaande oppervlakte
- binnen het bouwvlak : 4,5 meter, met dien verstande dat ter plaatse van een inrijopening, de maximale goothoogte 6 m mag bedragen over een breedte van niet meer dan 6 m en met dien verstande dat een maximale goothoogte alleen geldt voor gebouwen;
- buiten het bouwvlak : de bestaande goothoogte
- binnen het bouwvlak 12 meter;
- buiten het bouwvlak : de bestaande bouwhoogte
Teeltondersteunende voorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’
  
Buiten het bouwvlak 1,5 m; binnen het bouwvlak 12 m
Teeltondersteunende kassen
Ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve kwekerij’
 4,5 m12 m
Paardrijbak, longeercirkel, springtoestellen, stapmolen, trainingsmolen, geen gebouw zijnde
- binnen het bouwvlak en
- ter plaatse van de aanduiding ‘paardenhouderij’ dan wel ten behoeve van een productiegerichte paardenhouderij
  4 m
Paardrijbak als bedoeld in 3.1 onder g
Binnen het bouwvlak
  1,5 m
bedrijfswoning
Op de locatie van de huidige bedrijfswoning
De gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 250 m
2
3,5 m8,0 m
bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning
zie hierboven bij 'gebouwen'
de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 250 m2
3,0 m6,0 m
erfafscheidingen
- binnen het bouwvlak, achter de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan
  2,0 m
erfafscheidingen
Buiten het bouwvlak
  1,5 m
bouwwerken, geen gebouw zijnde
binnen het bouwvlak
  12,0 m
bouwwerken, geen gebouw zijnde
Buiten het bouwvlak
  3,0 m
Bouwwerken ten behoeve van een ijsbaan
Ter plaatse van de aanduiding ‘ijsbaan’
De bestaande oppervlakte
De bestaande goothoogte
De bestaande bouwhoogte
Gebouwen ten behoeve van een zonnepark
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – zonnepark’
- Per invertersstation max 10 m2;
 3,0 m
Bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van een zonnepark
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – zonnepark’
- zonnepaneel
- hekwerk
- educatiecentrum 40 m2
 
3,0 m
3,0 m
3,0 m
 
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de waterbergingscapaciteit;
  4. de milieusituatie;
  5. de verkeersveiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.2 en kan worden toegestaan dat:
  1. de goothoogte van een opslagloods voor akkerbouwproducten maximaal 6 m bedraagt, indien en voor zover:
    1. de noodzaak aannemelijk is gemaakt;
    2. het gebouw landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  2. de goothoogte van een afwijkende stalvorm maximaal 7 m bedraagt, indien en voor zover de stal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken en dat een goothoogte van 7 m goed kan worden ingepast;
  3. de bedrijfswoning op een andere locatie binnen hetzelfde bouwvlak wordt gebouwd, indien en voor zover de woning landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  4. buiten het bouwvlak een schuilstal voor vee wordt gebouwd, mits:
    1. het perceel niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning';
    2. het perceel niet is gelegen in een gebied dat in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol';
    3. de afstand van de stal tot de weg niet meer bedraagt dan 5 m;
    4. bij de stal ten minste 0,5 hectare cultuurgrond voor langere tijd in gebruik is voor agrarische bedrijfsvoering dan wel voor hobbymatig agrarisch gebruik;
    5. de oppervlakte van de stal niet meer bedraagt dan 30 m2;
    6. de goothoogte niet meer bedraagt dan 2,5 m;
    7. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3,5 m;
    8. de stal landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit;
    9. een uniforme materiaalkeuze wordt aangeboden;
    10. bij beëindiging van het gebruik als schuilstal, de schuilstal wordt verwijderd.
3.4.2 Afwegingskader
Een in 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van stallen, waarvoor de omgevingsvergunning is getoetst aan dit bestemmingsplan, indien de lichtsterkte meer dan 150 lux bedraagt dan wel de stal tussen 20.00 uur en 06.00 uur niet is voorzien van voorzieningen die de lichtuitstraling naar buiten met tenminste 90% reduceren;
  2. het gebruik van schuilstallen voor het opslaan van landbouwgereedschap of (bouw)materiaal, als berging of als hobbyruimte;
  3. het gebruik van gronden buiten het bouwvlak of buiten een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan als tuin;
  4. het niet (volledig) aanleggen van erfbeplanting die conform een erfinrichtingsplan, zoals voorgeschreven in (of gebaseerd op) een omgevingsvergunning, moet worden aangelegd;
  5. het vellen van de erfbeplanting die is aangelegd volgens een erfinrichtingsplan of beplanting die de functie van afschermende beplanting en/of landschappelijke inpassing vervult;
  6. het wijzigen of verplaatsen van houtsingels of andere landschappelijke inpassingselementen zonder een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
  7. het afgraven, egaliseren, ophogen en vergraven van zandkopjes, natuurlijk reliëf en dergelijke;
  8. het aanleggen van watergangen evenwijdig aan de ontginningsas ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning';
  9. het dempen van wijken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - grootschalige ontginning';
  10. het verwijderen van bos-, natuur- of landschapselementen als bedoeld in 3.1.
3.5.2 Toegestaan gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet gerekend:
  1. het binnen het bouwvlak vergisten, drogen, vergassen en/of destilleren van mest of andere landbouwkundige (bij)producten en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie (zoals electriciteit of gas), indien en voor zover sprake is van de volgende wijze van be- of verwerking:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'grootschalig landbouwgebied': het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen mest of andere landbouwkundige (bij)producten en voegt eventueel eigen of niet eigen cosubstraten toe; het eventuele digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt of naar derden afgevoerd;
    2. in overige gebieden: het bedrijf verwerkt in hoofdzaak eigen mest of andere landbouwkundige (bij)producten en voegt eventueel eigen of niet eigen cosubstraten toe; het eventuele digestaat wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt.
3.5.2 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 4 van de regels opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 4 van de regels opgenomen Inrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. 1 en kan worden toegestaan dat grond wordt gebruikt voor een kwekerij, boomfruitteelt of houtteelt, indien en voor zover:
    1. de gronden in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden niet zijn aangegeven met 'cultuurhistorisch zeer waardevol';
    2. geen onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de waarden van het ontginningenlandschap, genoemd in 3.1;
    3. ter beoordeling van het bepaalde onder 2 een advies van een landschapsdeskundige is overgelegd.
3.6.2 Afwegingskader
Een in 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.7.1 Verbod
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van landschapselementen;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets- en/of ruiterpaden en bijbehorende voorzieningen;
  3. het dempen, aanleggen en wijzigen van watergangen;
  4. het weer open maken van oorspronkelijke wijken;
  5. het ontgronden;
  6. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse buisleidingen;
  7. het zoeken naar delfstoffen (seismisch onderzoek en exploratieboringen).
3.7.2 Uitzonderingen op verbod
Het in 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3.7.3 Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de landschappelijke waarden van het ontginningenlandschap, genoemd in 3.1.
 
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.8.1 Wijziging
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
  1. het bouwvlak vergroten ten behoeve van uitbreiding van een grondgebonden agrarisch bedrijf en daarbij de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' opnemen, indien en voor zover:
    1. de oppervlakte van het bouwvlak na uitbreiding niet meer bedraagt dan:
      • hectare ter plaatse van de aanduiding 'grootschalig landbouwgebied', in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 20.000 m2;
      • 2 hectare in overige gebieden, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 13.000 m2;
    2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    3. de uitbreiding milieutechnisch uitvoerbaar is;
    4. de uitbreiding uitvoerbaar is met het oog op beschermde flora en fauna;
    5. is aangetoond dat er geen significant negatieve effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen en de natuurlijke waarden van Natura 2000-gebieden;
    6. op het erf voldoende parkeercapaciteit aanwezig is en blijft;
    7. de toeleidende wegen geschikt zijn voor een toename van het aantal verkeersbewegingen en voor een eventuele verandering van het soort verkeer als gevolg van de uitbreiding;
    8. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
    9. een provinciaal doel uit de provinciale omgevingsvisie wordt gediend.
  2. het bouwvlak vergroten ten behoeve van uitbreiding van een intensieve veehouderij en daarbij de aanduidingen 'intensieve veehouderij' en 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende maatvoering' opnemen, indien en voor zover:
    1. de oppervlakte van het bouwvlak na uitbreiding niet meer bedraagt dan 2 hectare , in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, voeropslagvoorzieningen en mestopslagvoorzieningen niet meer mag bedragen dan 13.000 m2;
    2. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    3. de uitbreiding milieutechnisch uitvoerbaar is;
    4. de uitbreiding uitvoerbaar is met het oog op beschermde flora en fauna;
    5. is aangetoond dat er geen significant negatieve effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen en de natuurlijke waarden van Natura 2000-gebieden;
    6. op het erf voldoende parkeercapaciteit aanwezig is en blijft;
    7. de toeleidende wegen geschikt zijn voor een toename van het aantal verkeersbewegingen en voor een eventuele verandering van het soort verkeer als gevolg van de uitbreiding;
    8. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
    9. sprake is van winst voor milieu/dierenwelzijn;
  3. een nieuw bouwvlak opnemen ten behoeve van verplaatsing van een grondgebonden agrarisch bedrijf, indien en voor zover:
    1. is aangetoond dat vestiging in een bestaand bouwvlak niet mogelijk is;
    2. op de te verlaten locatie een knelpunt op het gebied van milieu of natuur wordt opgelost en de te verlaten locatie een andere, passende bestemming krijgt;
    3. de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
    4. een bedrijfsplan is overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    5. vestiging plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'grootschalig landbouwgebied';
    6. de vestiging van het bedrijf op deze locatie milieutechnisch uitvoerbaar is;
    7. de vestiging van het bedrijf op deze locatie uitvoerbaar is met het oog op beschermde flora en fauna;
    8. is aangetoond dat er geen significant negatieve effecten zijn op de instandhoudingsdoelstellingen en de natuurlijke waarden van Natura 2000-gebieden;
    9. op het erf voldoende parkeercapaciteit wordt aangelegd;
    10. de toeleidende wegen geschikt zijn of geschikt gemaakt kunnen worden voor de vestiging van een bedrijf op deze locatie, gelet op het aantal verkeersbewegingen en op het soort verkeer dat de vestiging meebrengt;
    11. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan;
    12. van deze bevoegdheid in het hele plangebied niet meer dan 20 keer gebruik is gemaakt;
    13. een provinciaal doel uit de provinciale omgevingsvisie wordt gediend.
  4. de aanduiding 'paardenhouderij' opnemen ter plaatse van een bestaand bouwvlak, indien en voor zover:
    1. een bedrijfsplan is overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een volwaardige, toekomstgerichte, gebruiksgerichte paardenhouderij;
    2. het bouwvlak wordt verkleind naar maximaal 1 hectare indien en voor zover dit in relatie tot de bestaande bebouwing mogelijk is;
    3. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  5. de aanduiding 'intensieve kwekerij' opnemen ter plaatse van een bestaand bouwvlak, indien en voor zover:
    1. een bedrijfsplan is overgelegd waaruit blijkt dat sprake is van een volwaardige, toekomstgerichte kwekerij;
    2. het bouwvlak is aangeduid als 'akkerbouw'
    3. het bouwvlak behorend bij de kwekerij maximaal 1 hectare bedraagt;
    4. het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden niet is aangegeven als 'historisch-geografisch zeer waardevol gebied';
    5. geen onevenredige aantasting kan plaatsvinden van de waarden van het ontginningenlandschap, genoemd in 3.1;
    6. ter beoordeling van het bepaalde onder 3 een advies van een landschapsdeskundige is overgelegd;
    7. de uitbreiding landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  6. een aanduiding en regels opnemen ten behoeve van een mestopslagvoorziening op een perceel, buiten een agrarisch bouwvlak, waarop een bestaande mestopslagvoorziening aanwezig is, indien en voor zover:
    1. de mestopslagvoorziening aansluitend aan de bestaande opslagvoorziening wordt aangelegd;
    2. sprake is van maximaal een verdubbeling van de bestaande opslagcapaciteit;
    3. de mestopslagvoorziening landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
    4. per perceel niet meer dan eenmalig gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid;
  7. een aanduiding en regels opnemen voor een mestopslagvoorziening buiten een agrarisch bouwvlak op een perceel waarop nog geen mestopslagvoorziening aanwezig is, indien en voor zover:
    1. binnen het bouwvlak aantoonbaar geen ruimte is (fysieke ruimte of milieuruimte) voor een mestopslagvoorziening;
    2. het perceel op basis van de gemeentelijke ‘Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden’ niet is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol gebied';
    3. de mestopslagvoorziening landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtingsplan;
  8. de bestemming ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. de toegestane functie/activiteiten zijn uitsluitend in combinatie met de woonfunctie toegestaan;
    2. de toegestane functie/activiteiten moeten binnen de (bestaande) gebouwen plaatsvinden;
    3. voor de toe te stane functie/activiteiten moet er voldoende parkeercapaciteit op het bijbehorende erf aanwezig zijn;
    4. de toe te stane functie/activiteiten mogen niet tot gevolg hebben dat een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen plaatsvindt of dusdanig zwaar verkeer wordt aangetrokken waarop de bestaande (toeleidende) wegen niet zijn berekend;
    5. de nieuw functie/activiteiten mogen niet conflicteren met de provinciale kernkwaliteiten natuur, landschap, stilte, duisternis, aardkundig waardevol gebied, archeologie, cultuurhistorie en milieu- en leefomgevingskwaliteit;
    6. de toe te stane functie van bedrijfsdoeleinden is alleen bedoeld voor ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven zoals omschreven in de categorieën 1 en 2 van de Bijlage 3 Staat van Bedrijfsactiviteiten of hiermee voor wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
    7. het onbebouwde erf mag niet voor de opslag van goederen en materialen en/of het stallen van voertuigen en machines ten behoeve van de nieuwe functie worden gebruikt;
    8. nabijgelegen bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt of belemmerd op basis van de milieuaspecten bodem, geluid, stof, geur en hindercirkels;
    9. de bebouwing landschappelijk wordt ingepast conform een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan, dat in overeenstemming is met Bijlage 1 Notitie ruimtelijke kwaliteit en waarin, indien en voor zover het perceel in Bijlage 5 Beleidskaart cultuurhistorisch zeer waardevolle gebieden is aangegeven als 'cultuurhistorisch zeer waardevol', is aangetoond dat rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden van het gebied, genoemd in Bijlage 2 Gebiedskarakteristieken;
  9. de bestemming ' Agrarisch met waarden - Ontginningenlandschap ' wijzigen in de bestemmingen ' Natuur ', ' Water ' en/of ' Bos - Beplantingsstrook ' ten behoeve van natuurontwikkeling, indien en voor zover de grond onderdeel is van een provinciaal natuurbeheerplan en mits de inrichting plaatsvindt conform een door burgemeester en wethouders goed te keuren inrichtingsplan.
  10. Ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone – wijzigingsgebied’ kan het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en met in achtneming van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, het plan wijzigen:
    1. ten behoeve van de aanleg en de bouw van een zonneakker met zonnepanelen in een vrije-veld opstelling waarbij verder geldt dat de regels van artikel 3.1 tot en met 3.5 zijn van overeenkomstige toepassing;
    2. De wijzigingen als genoemd onder 3.8 dienen financieel haalbaar te zijn en het functioneren van omliggende bestemmingen niet aan te tasten. In de afweging om conform artikel 3.8 het bestemmingsplan te wijzigen dient in ieder geval de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de cultuurhistorie, de verkeersveiligheid, de (sociale) veiligheid, brandveiligheid/ externe veiligheid en rampenbestrijding, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen in acht genomen te worden. Indien de genoemde waarden en of belangen onevenredig worden geschaad kan de functiewijziging niet plaatsvinden.
3.8.2 Afwegingskader
Een in 3.8.1 genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
  2. de landschappelijke inpassing;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
Artikel 4 Leiding - Gas
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ' Leiding - Gas ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedruk gastransportleiding ter plaatse van en aansluitend aan de aanduiding 'hartlijn leiding -gas';
  2. afsluiters;
  3. belemmeringenstrook;
met daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden,
  3. waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:
  4. de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' en ‘Waarde – Archeologische verwachtingswaarde’ van ondergeschikte betekenis is;
  5. andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
4.2 Bouwregels
 
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd.
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig een andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:
  1. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad;
  2. geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
4.3.2 Advies
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of met het bouwwerk de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding kan worden geschaad.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  5. het permanent opslaan van goederen;
  6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
4.4.2 Uitzondering op het verbod
Het in 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
  1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan of mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  2. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  3. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet Informatie Uitwisseling Ondergrondse Netwerken.
4.4.3 Advies
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
 
4.4.4 Strijd met de bestemming
Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor (direct of indirect) de integriteit en werking van de buisleiding worden geschaad.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
6.1 Strijdig gebruik
 
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt begrepen:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van vrij kamperen, kleinschalig kamperen of een andere vorm van kleinschalige verblijfsrecreatie;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  3. het gebruik van de gronden en/of gebouwen voor een seksinrichting;
  4. het gebruik van de gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de bestemmingsomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de bestemmingsomschrijving genoemde activiteit;
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 veilligheidszone - leiding
 
7.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding ' veilligheidszone - leiding ' geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezige buisleiding.
 
7.1.2 Bouwregels
Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen.
 
7.1.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.1.2 en worden toegestaan dat het aantal beperkt kwetsbare objecten toeneemt, indien en voor zover:
  1. in de beperkt kwetsbare objecten geen personen verblijven;
  2. het groepsrisico wordt verantwoord.
7.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
8.1.1 10%-regeling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages met uitzondering van de in de regels genoemde oppervlaktematen.
 
8.1.2 Wegen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels ten behoeve van het beloop of het profiel van wegen of als de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven.
 
8.1.3 Overschrijding bouwgrenzen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
9.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
 
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
A. Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande oppervlakte niet wordt vergoot;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan Zonnepark de Watering, Coevorden.