direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22b - MFC Schoonoord
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0109.006OP00005-0002

Regels

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Sportparklaan te Schoonoord en is als een nieuw hoofdstuk 22b opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Coevorden. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Coevorden. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22b gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22b gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Algemene begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I van het omgevingsplan, bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Voor dit hoofdstuk gelden de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

het TAM-omgevingsplan hoofdstuk 22b - MFC Schoonoord met identificatienummer NL.IMRO.0109.006OP00005-0002 aan de gemeente Coevorden;

2.2 omgevingsplan

het omgevingsplan van de gemeente Coevorden;

2.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

2.4 arbeidsmigrant

persoon, die vanuit een ander land naar Nederland komt met als doel, al dan niet tijdelijk, arbeid te verrichten en inkomen te verwerven;

2.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

2.6 bebouwingsbeeld

de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;

2.7 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

2.8 beheer- en dienstgebouwen

gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een receptiegebouw, kampwinkel, toiletgebouw en dagverblijfgebouwen;

2.9 bestaand
  • a. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wijziging van het omgevingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  • b. het onder a bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische toestemming;
2.10 bouwen

bouwen als bedoeld in Bijlage I Omgevingswet;

2.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

2.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;

2.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels van dit omgevingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

2.14 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

2.15 bouwvlak

een geometrisch informatieobject met een werkingsgebied waar ingevolge de regels van dit omgevingsplan bepaalde bouwwerken zijn toegestaan;

2.16 bouwwerk

bouwwerk als bedoeld in Bijlage I Omgevingswet;

2.17 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

2.18 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

2.19 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit omgevingsplan van toepassing is, die inrichting niet verbieden;

2.20 gebouw

gebouw als bedoeld in Bijlage I Omgevingswet;

2.21 gebruiken

het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;

2.22 groenvoorziening

terreindeel met aangelegde beplanting meestal gras, heesters of struiken;

2.23 kinderopvang

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop voortgezet onderwijs voor de kinderen begint;

2.24 kunstobject

een bouwwerk bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

2.25 manege

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, ten dienste van deze activiteiten;

2.26 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

2.27 overheidsvoorzieningen

kantoren met vergaderaccomodaties, ontvangsruimten, enz. ten behoeve van een of meerdere overheidsorganen;

2.28 overkapping

elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;

2.29 permanente bewoning

het verblijven in of gebruik van een (woon)ruimte als hoofdverblijf, inclusief nachtverblijf;

2.30 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.31 tuin

erf zoals bedoeld in 2.19;

2.32 verblijfsrecreatie

verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;

2.33 wonen

het verblijf houden of gehuisvest zijn in een woning;

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid:
    • a. het bestemmingsplan Kernen, van de gemeente Coevorden, vastgesteld op 09-11-2020, met identificatienummer: NL.IMRO.0109.023BP00000-0007.
  • 2. Op de locatie, bedoeld in het eerste lid, gaan de regels die zijn opgenomen in de volgende besluiten als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet (het voormalige bestemmingsplan), voor op de regels in dit TAM-omgevingsplan:
    • a. het bestemmingsplan Kleine windturbines gemeente Coevorden, vastgesteld op 06-07-2021, met identificatienummer NL.IMRO.0109.100BP00043-0003.
  • 3. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.
  • 4. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie Sportparklaan te Schoonoord, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0109.006OP00005- zoals vastgelegd op https://www.ruimtelijkeplannen.nl.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in 4.1 tot en met 4.4.

4.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

4.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

4.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

4.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

4.6 de afstand tot de grens van een bouwperceel:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 5 Groen

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Groen.

5.2 Functieomschrijving

Binnen de als Groen aangewezen locaties zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. kunstobjecten.
5.3 Verboden gebruik

Binnen de als Groen aangewezen locaties zijn de volgende functies en activiteiten niet toegestaan:

  • a. een tuin.
5.4 Bouwactiviteiten
5.4.1 Gebouwen

Binnen de als Groen aangewezen locaties mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de als Groen aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen en kunstobjecten bedraagt maximaal 5,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2,00 m.

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Maatschappelijk.

6.2 Functieomschrijving

Binnen de als Maatschappelijk aangewezen locaties zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. educatieve, religieuze, sociale, culturele en/of medische voorzieningen, museum en overheidsvoorzieningen;
  • b. uitsluitend onderwijs, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - onderwijs';

Met daaraan ondergeschikt:

  • c. horeca en diensten;

En bij de functie behorende:

  • d. tuinen, erven en verhardingen;
  • e. groen- en speelvoorzieningen;
  • f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.3 Verboden gebruik

Binnen de als Maatschappelijk aangewezen locaties zijn de volgende functies en activiteiten niet toegestaan:

  • a. een woonzorgcomplex;
  • b. woonzorgwoningen.
6.4 Bouwactiviteiten
6.4.1 Gebouwen

Binnen de als Maatschappelijk aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor gebouwen van toepassing:

  • a. een gebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 10,50 m;
  • c. de goothoogte van de gebouwen bedraagt minimaal 8,00 m en maximaal 10,50 m;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luchtbrug' is op de eerste bouwlaag een luchtbrug toegestaan.
6.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de als Maatschappelijk aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan, maximaal 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 5,50 m.
6.4.3 Maatwerkvoorschriften
  • 1. Een maatwerkvoorschrift kan worden gesteld over de plaats, afmeting en dakhelling van de bouwwerken.
  • 2. Bij het stellen van een maatwerkvoorschrift wordt rekening gehouden met:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
    • b. de landschappelijke inpassing;
    • c. de waterbergingscapaciteit;
    • d. de milieusituatie;
    • e. de verkeersveiligheid;
    • f. de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
    • g. bescherming en instandhouding van het openbaar groen en bomen.

Artikel 7 Sport

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Sport.

7.2 Functieomschrijving

Binnen de als Sport aangewezen locaties zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. sport en speelvelden;

en bij de functie behorende:

  • b. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. paden en verhardingen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. voorzieningen, zoals kleedruimten, kantines, terrassen en ruimten voor onderhoud en beheer.
7.3 Verboden gebruik

Binnen de als Sport aangewezen locaties zijn de volgende functies en activiteiten niet toegestaan:

  • a. een manege.
7.4 Bouwactiviteiten
7.4.1 Gebouwen

Binnen de als Sport aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor gebouwen van toepassing:

  • a. een gebouw wordt binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 10,50 m;
  • c. de goothoogte van de gebouwen bedraagt minimaal 8,00 m en maximaal 10,50 m;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - luchtbrug' is op de eerste bouwlaag een luchtbrug toegestaan.
7.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de als Sport aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 18,00 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken bedraagt maximaal 12,00 m.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als Verkeer.

8.2 Functieomschrijving

Binnen de als Verkeer aangewezen locaties zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:

  • a. parkeervoorzieningen.

met daaraan ondergeschikt;

  • b. wegen en paden;
  • c. toegangswegen en in- en uitritten;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen.

en bij de functie behorende:

  • h. dammen en duikers en naar de aard daarmee gelijk te stellen civiel technische kunstwerken.
8.3 Verboden gebruik

Binnen de als Verkeer aangewezen locaties zijn de volgende functies en activiteiten niet toegestaan:

  • a. wegen met meer dan twee rijstroken.
8.4 Bouwactiviteiten
8.4.1 Gebouwen

Binnen de als Verkeer aangewezen locaties mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.4.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen de als Verkeer aangewezen locaties zijn de volgende beoordelingsregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde van toepassing:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 8,00 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene regels voor functies en acitviteiten

10.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden om locaties of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

10.2 Specifieke gebruiksverboden

In aanvulling op 10.1 wordt in elk geval als strijdig gebruik aangemerkt:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor vrij kamperen of een andere vorm van verblijfsrecreatie;
  • c. het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bed and breakfastvoorziening;
  • d. het gebruik of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken en (vrijstaande) bedrijfsgebouwen voor zelfstandige, tijdelijke en/of permanente bewoning;
  • e. het gebruik of laten gebruiken van gebouwen en/of bouwwerken voor (tijdelijke of permanente) huisvesting van arbeidsmigranten;
  • f. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor een paardrijbak;
  • g. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor opslag en stalling van de te verhandelen goederen, zoals hout, bouwmaterialen en grondstoffen;
  • h. het gebruik of laten gebruiken van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, met uitzondering van de opslag die is toegestaan in de functieomschrijving of in de branche gebruikelijk is bij de in de functieomschrijving genoemde activiteit;
  • i. het gebruik of laten gebruiken van gronden voor de opslag van aan het oorspronkelijke verkeer onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen.
10.3 Toegestaan gebruik

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties korter dan 72 uur, inclusief op- en afbouw, indien en voor zover daardoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van standplaatsen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening zijn toegestaan, voor zover daarvoor een vergunning als bedoeld in die verordening is verleend;
  • c. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en leidingen en bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit activiteiten leefomgeving van toepassing is;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer én een lengte van 10 km of meer;
  • d. het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie.
10.4 Aanvullende beoordelingsregels
  • 1. De omgevingsvergunning in de zin van artikel 22.26 wordt ook in de volgende gevallen verleend mits aan de voorwaarden in het tweede lid wordt voldaan:
    • a. het bepaalde in het plan voor een geringe aanpassing van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
    • b. het bepaalde in het plan voor het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, kunstobjecten, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen kleinschalige voorzieningen en gebouwtjes van openbaar nut, mits de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    • c. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennemasten tot een hoogte van niet meer dan 40 meter;
    • d. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte of bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, indien de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte in de bestaande situatie, gerealiseerd op grond van een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit (met een afwijking) reeds afwijkt;
    • e. het bepaalde in het plan ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, de opgenomen aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot de perceelgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwvlakgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en/of percentages;
    • f. het bepaalde in het plan voor het realiseren van (ondergrondse) rioleringswerken, zoals rioolputten, bergbezinkbassins en vergelijkbare rioleringswerken, tot een maximale oppervlakte van 500 m².
  • 2. De omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als het voldoet aan de volgende voorwaarden:
    • a. er geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. er sprake is van een goede woonsituatie;
    • c. er sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling;
    • d. er geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie;
    • e. er geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeergelegenheid
  • a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of een omgevingsvergunning voor een gewijzigde functie moet, indien de omvang of de functie van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeerkencijfers in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen', tenzij er een gemeentelijke parkeernota is vastgesteld, die in dat geval leidend is.
  • b. Indien de functie van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  • c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, moeten na de realisering in stand worden gehouden.
  • d. Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    • 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
11.2 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b.

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b' aanwezig of in uitvoering is, of gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b', mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b', maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende omgevingsplan van rechtswege, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.
12.2 Overgangsrecht functioneel gebruik
  • 1. Het gebruik van gronden en bouwwerken ten dienste van de functie (of andere gebiedsaanwijzing) als bedoeld in hoofdstuk 2 dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b' en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b' strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b' strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b' voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende omgevingsplan van rechtswege voor die locatie, daaronder begrepen de overgangsbepalingen.

Artikel 13 Titel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22b'.