direct naar inhoud van Planregels
Plan: Landschapsbeheer Het Witterveld
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99WP20121002D-C001

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan Landschapsbeheer Het Witterveld met identificatienummer NL.IMRO.99WP20121002D-C001 van de gemeente Assen.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 bestemmingsplan

het bestemmingsplan Buitengebied, Herziening artikel 30 WRO van de gemeente Assen.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bedrijfswoning/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts bedoeld is voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak

een gemometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan particulieren.

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond.

1.21 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.22 overige bouwwerken

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.23 peil
  • 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.24 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 oppervlakte van een gebouw

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een gebouw

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 afstand tot de zijdelingse bouwpercelen

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Grondgebonden bedrijven

3.1 Bestemmingsomschrijving

Gronden op de plankaart aangewezen voor “grondgebonden agrarische bedrijven" zijn conform artikel 15 lid 3 van het bestemmingsplan bestemd voor “grondgebonden agrarisch bedrijf" met dien verstande dat artikel 7 van het bestemmingsplan van overeenkomstige toepassing wordt verklaard (Bijlage Artikel 7).

3.2 Bouwregels

Op de tot “grondgebonden agrarisch bedrijf" bestemde gronden mogen gebouwen worden opgericht met dien verstande dat:

  • 1. de bebouwing plaatsvindt binnen een oppervlak van 1 ha;
  • 2. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee per bedrijf ten hoogste 250 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte bedragen;
  • 3. de goot- en bouwhoogte van gebouwen ten hoogste 4,5 respectievelijk 12 meter mag bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte bedragen. Voor agrarische bedrijfswoning/dienstwoning bedragen de maten maximaal 3,5 meter respectievelijk 8 meter dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • 4. de goothoogte van agrarische bedrijfswoning/dienstwoning mag worden verhoogd tot ten hoogste 5;
  • 5. de bouwhoogte van een overige bouwwerken mag ten hoogste 12 meter bedragen;
  • 6. buiten het aaneengesloten oppervlak van 1 ha mogen uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd tot een maximum bouwhoogte van 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • 1. de plaats van de bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven in die zin dat:
    • a. gebouwd dient te worden binnen een denkbeeldige rechthoek;
    • b. de afstand tussen gebouwen niet meer dan 20 m mag bedragen;
    • c. de maximale breedte langs de weg ten hoogste 100 m en de maximale diepte ten hoogste 150 m mag bedragen;
    • d. de goothoogte, bouwhoogte, dakhelling en nokrichting;
    • e. de plaats van woningen en bijbehorend bouwwerk;
    • f. de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m;
    • g. de verhouding tussen de oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorend bouwwerk.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken voor:

  • 1. de bouw van een tweede bedrijfswoning/dienstwoning bij een agrarisch bedrijf, mits gebouwd wordt binnen het in 3.2 lid 1 genoemde aaneengesloten oppervlak;
  • 2. een vergroting van het oppervlak aan bijbehorend bouwwerk per woning met ten hoogste 50 m², uitsluitend ten behoeve van agrarische (neven)activiteiten en een aan huis gebonden bedrijf;
  • 3. een vergroting van het oppervlak ten behoeve van fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee, bij de met "grondgebonden agrarisch bedrijf" aangegeven bedrijven en voor de gronden op de plankaart aangegeven met "agrarisch bedrijf" met maximaal 25%, uitsluitend indien dit noodzakelijk is in verband met eisen op basis van de "Gezondheids- en welzijnswet voor dieren" en mits gebouwd wordt binnen het in 3.2 lid 1 genoemde aaneengesloten oppervlak;
  • 4. het vergroten van de bedrijfsvloeroppervlakte voor fokkerijen, mesterijen en/of pluimvee bij met “agrarisch bedrijf” aangegeven bedrijven tot maximaal 5.000 m², dan wel een vergroting met ten hoogste 10% indien de bestaande oppervlakte voor dit doel meer dan 5.000 m² bedraagt;
  • 5. een grotere goothoogte van agrarische bedrijfsgebouwen tot een goothoogte van 5 m;
  • 6. de bouw van sleufsilo's tot een bouwhoogte van 3 m en een inhoud van maximaal 2.500 m³; deze afwijking wordt niet verleend voor de gronden op de toetsingskaart aangegeven met “essen”, “aardkundig waardevol” en/of “archeologische waarde”, “hoge archeologische waarde” en “zeer hoge archeologische waarde” (zogenaamde AMK-terreinen);
  • 7. de bouw van veestallen ten behoeve van het al dan niet bedrijfsmatig houden van vee mits:
    • a. de oppervlakte niet meer dan 50 m² bedraagt.

Artikel 16 van het bestemmingsplan is van overeenkomstige toepassing (Bijlage Artikel 16).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene aanduidingsregels

5.1 Geluidzone - industrie
5.1.1 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ''Geluidzone - industrie geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein de gevel van dit geluidsgevoelige object niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
5.1.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie', wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
6.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 6.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 6.1 met maximaal 10%.

6.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 6.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

6.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het wijzigingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 6.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

6.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 6.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

6.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 6.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplandaaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

6.8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Landschapsbeheer Het Witterveld.

Bijlagen bij de regels