direct naar inhoud van 5.1 Ecologie
Plan: Werklandschap Assen-Zuid, uitwerkingsplan Hoofdontsluiting
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99UW20121003A-C001

5.1 Ecologie

Toetsingskader

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur (beiden gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming).

In verband met de voorgenomen ontwikkeling is een natuurtoets uitgevoerd (Ecogroen, Aansluiting Assen-TT, van 27 juli 2012). Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van een gebied dat is beschermd krachtens de Natuurbeschermingswet of Ecologische Hoofdstructuur.

In de natuurtoets is aangegeven dat het plangebied nabij Natura 2000-gebied Witterveld en Drentsche Aa ligt. Verstoringseffecten op en verlies van oppervlak van beschermde natuurwaarden door het aanleggen van de voorgenomen infrastructuur, zijn niet te verwachten door de (grote) afstand van het plangebied tot de Natura 2000-gebieden. Het aanleggen van de infrastructuur heeft dan ook geen (significant) negatief effect. Het gebruik van de infrastructuur door het verkeer kan mogelijk wel vermestende effecten hebben op habitattypen welke aanwezig zijn binnen de Natura 2000-gebieden.

Voor het gebied is in 2011 een passende beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet uitgevoerd. De passende beoordeling is opgenomen bij het vigerende bestemmingsplan "Werklandschap Assen - Zuid", waarvan dit plan een uitwerkingsplan is.

In de passende beoordeling is uitgezocht welke gevolgen de toename van de stikstofdepositie heeft voor de beschermde natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. In de passende beoordeling is een aanvullende toetsing uitgevoerd naar de effecten als gevolg van een toename van stikstofdepositie op de instandhoudingsdoelen van de Natura 2000-gebieden "Witterveld" en "Drentsche Aa". Uit de berekeningen en verspreidingscontouren is gebleken dat ten opzichte van de huidige situatie de ontwikkeling van Assen-Zuid slechts in geringe mate zal leiden tot een toename van stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Drentsche Aa. Voor het Natura 2000-gebied Witterveld zal er helemaal geen sprake zijn van een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de huidige situatie.

Uit de uitgevoerde effectenanalyse is gebleken dat de toename van stikstofdepositie ten opzichte van de huidige situatie niet zal leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de beïnvloede habitattypen of de kwaliteit van de leefgebieden van de vogelrichtlijnsoorten ten opzichte van de huidige situatie. De toename van stikstofdepositie als gevolg van de ontwikkelingen in Assen-Zuid ten opzichte van de huidige situatie zal dan ook niet leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingdoelstellingen voor de beïnvloede habitattypen en vogelrichtlijnsoorten.

Op basis van de natuurtoets blijkt dat, aangezien er in de eerdere toetsingen voor de nu voorgenomen plannen tevens geen effecten door licht, geluid of menselijke aanwezigheid zijn voorzien, er geen negatief effect te verwachten zijn voor het wezenlijke kenmerk "voor fauna noodzakelijke rust" van Beschermd Natuurmonument Witterveld. Op de overige wezenlijke kenmerken zijn verder geen effecten te verwachten, aangezien de voorgenomen ontwikkeling hierop geen invloed heeft.

Het plangebied ligt buiten de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De voorgenomen ontwikkeling vormt geen aantasting van de mogelijkheid tot het realiseren van de EHS en ecologische verbindingszones. Door het plan om een faunapassage over de A28 aan te leggen dragen de plannen juist bij aan de verbindende werking van de EHS.

Soortenbescherming

In het kader van het vigerende bestemmingsplan "Werklandschap Assen - Zuid" is onderzoek gedaan naar de natuurwaarden in het plangebied in het kader van de Flora- en Faunawet. De voortoets is opgenomen bij het vigerende bestemmingsplan, waarvan dit plan een uitwerkingsplan is. In het onderzoek is per soortgroep aangegeven wat de huidige situatie is en welke (beschermde) soorten voor (kunnen) komen in het plangebied.

Vervolgens is in een aanvullend ecologisch onderzoek gedaan in de vorm van een natuurtoets (zie Bijlage 2). In de natuurtoets is ook onderzoek gedaan naar aangetroffen en te verwachten soorten. Hieruit blijkt het volgende:

  • In het plangebied en directe omgeving zijn geen juridisch strikt beschermde plantensoorten aangetroffen of te verwachten, met uitzondering van Rietorchis, Ronde zonnedauw, Wilde gagel en Waterdrieblad. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op de groeiplaats van deze beschermde plantensoorten, waardoor negatieve effecten zijn uit te sluiten.
  • In het plangebied is een vleermuisbunker aangetroffen welke kan dienen als verblijfplaats van vleermuizen. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op deze (potentiële) verblijfplaats. In het oostelijk deel van het onderzochte gebied zijn in elk geval enkele vliegroutes van vleermuizen aanwezig, in het westelijk deel zijn de vliegroutes niet onderzocht.
  • In het plangebied zijn geen vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde grondgebonden zoogdieren te verwachten. Verspreid in het plangebied zijn wel vaste verblijfplaatsen van enkele algemeen voorkomende, laag beschermde (Flora- en fauna-wet tabel 1), zoogdiersoorten als Mol, Haas, Konijn en muizensoorten aangetroffen of te verwachten.
  • Er is een jaarrond beschermd vogelnest van Sperwer in het plangebied aanwezig, maar de beoogde plannen hebben hierop geen invloed. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende jaarrond beschermde vogelnesten aanwezig, namelijk van Buizerd, Havik, Huismus en Ooievaar.
  • In de enige poel op het defensieterrein in het plangebied, is het voorkomen van de zwaar beschermde Heikikker (Flora- en faunawet tabel 3) en lichter beschermde Alpenwatersalamander (Flora- en faunawet tabel 2) bekend en aangetoond. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op hun verblijfplaats. Verder is de aanwezigheid van algemene laag beschermde amfibieënsoorten als Gewone pad, Bastaardkikker, Bruine kikker en/ of Kleine watersalamander aangetoond of te verwachten.
  • In de buurt van het plangebied is het voorkomen van de Levendbarende hagedis (Flora- en faunawet tabel 2) aangetoond en bekend. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen invloed op zijn verblijfplaats.
  • In de beek Witterdiep is de Kleine modderkruiper (Flora- en faunawet tabel 2) bekend en aangetoond. In de overige binnen het plangebied aanwezige wateren zijn ondanks frequente bemonstering geen beschermde vissoorten aangetoond.

Verplichte mitigerende maatregelen

Om schade op bepaalde soorten te voorkomen, zijn mitigerende maatregelen van toepassing. Deze zijn opgenomen in Bijlage 2.

Faunapassage (geen wettelijke verplichting)

De gemeente Assen heeft als wens om het natuurgebied op het huidig militair terrein bereikbaar te houden voor diersoorten. De aanleg van een gecombineerde faunapassage ter hoogte van het Witterdiep, onder de nieuwe toegangsweg A28 - TT-circuit door, biedt hiervoor de meeste potentie.

Gevolgen voor het bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan "Werklandschap Assen - Zuid" zijn reeds maatregelen opgenomen om ecologische waarden te beschermen. Het voorliggende plan is een uitwerking van het bestemmingsplan, ten behoeven van de infrastructurele voorzieningen.