direct naar inhoud van 2.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Loon 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie Assen 2030

Op 1 februari 2010 heeft de gemeenteraad van Assen de Structuurvisie Assen 2030 vastgesteld. De structuurvisie bouwt voort op de visie 'Assen Koerst' (2001) en Structuurplan stadsrandzone Assen (2008) welke de gewenste ontwikkelingen tot 2020 beschrijven (het structuurplan biedt ook een doorkijk naar de langere termijn). In de structuurvisie 2030 zijn ideeën uit eerder gemaakte plannen en visies op vergelijkbaar niveau verwerkt.

In de visie is verwoord op welke manier de stad in de komende 20 jaar gaat doorgroeien tot 80.000 inwoners, welke rol de stad inneemt in het stedelijk netwerk Groningen-Assen en op welke manier de identiteit als hoofdstad van Drenthe kan worden versterkt. De visie is integraal van aard: naast aspecten met een ruimtelijke component zoals wonen, verkeer en groenbeleid, wordt de inzet op het gebied van onderwijs, zorg, welzijn en vrije tijd beschreven. Voor het aspect 'werken' wordt de ambitie uitgesproken om voldoende werkgelegenheid te bieden voor een groeiende stad en regio. Om nieuwe bedrijven naar Assen te halen, wil de gemeente zorgen voor aantrekkelijke vestigingsplekken op strategische locaties. Voor het huidige aanbod aan kantoorlocaties en bedrijventerreinen wordt een kwaliteitsimpuls beoogd. Dit kan door bijvoorbeeld de verbetering van de bereikbaarheid.

Loon wordt aangehaald als kleine kern, waar het accent ligt op wonen en waar weinig tot geen voorzieningen zijn. Voor de dorpen wordt verder gesteld dat de gemeente de dorpen in stand wil houden, in het bijzonder de cultuurhistorische waarden. Voor voorzieningen blijven de dorpsbewoners grotendeels aangewezen op de stad. Dit bestemmingsplan biedt een planologische bescherming voor de bestaande cultuurhistorische waarden in Loon waarbij tevens de bestaande voorzieningen worden ingepast.

De structuurvisie geeft verder geen gerichte kaders mee voor Loon.

2.4.2 Structuurvisie FlorijnAs

De structuurvisie FlorijnAs is opgesteld op grond van de Crisis- en herstelwet. De FlorijnAs is het belangrijkste ontwikkelingsgebied van de gemeente Assen. Tot 2030 vinden hier de meeste ontwikkelingen plaats die de groei naar 80.000 inwoners faciliteren. De FlorijnAs voorziet in een breed programma en omvat uiteenlopende ruimtelijke interventies: herontwikkeling, transformatie, revitalisering, intensivering van het ruimtegebruik, infrastructurele ingrepen, een nieuw bedrijventerrein en landschapsontwikkeling. In de FlorijnAs zijn zes deelprojecten te onderscheiden met elk een eigen karakter en specifieke (her)ontwikkelkansen:

  • 1. Assen Zuid;
  • 2. Havenkwartier;
  • 3. Revitalisering Stadsbedrijvenpark;
  • 4. Assen aan de Aa;
  • 5. Stationsgebied en Stadsboulevard;
  • 6. Tweede fase Blauwe As.

Deze zes ontwikkelingsgebieden moeten in samenhang beschouwd worden als onderdeel van een groter geheel, de FlorijnAs. De structuurvisie FlorijnAs brengt samenhang aan in de deelprogramma's en biedt het beleidsmatig kader voor het versneld realiseren hiervan. De structuurvisie is concreet op de korte termijn en flexibel op de lange termijn.

Het plangebied maakt onderdeel uit van de FlorijnAs en behoort tot het deelproject Assen aan de Aa (zie hiervoor de navolgende figuur). Dit project voorziet kort samengevat in het doel om de oostkant van de stad Assen en het nationaal landschap Drentsche Aa beter met elkaar te verbinden. Dit wordt mogelijk door infrastructurele ingrepen en het beter benutten en versterken van de toeristisch-recreatieve kwaliteiten. Tegelijkertijd is een aantal doelstellingen op het gebied van milieu, water, ecologie en landschap gekoppeld aan het programma. De projecten uit de visie 'Assen aan de Aa' worden beschreven in een projecten- en ideeënboek. Deze moeten samen met partijen in en rond het gebied ontwikkeld en geïnvesteerd en beheerd worden. Hiervoor wordt uiteindelijk een visie opgesteld voor het Drentsche Aa gebied binnen de gemeentegrenzen.

Het programma van de FlorijnAs biedt geen concrete kaders voor het conserverende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0005.png"

Afbeelding 5. Structuurschets Assen aan de Aa.

2.4.3 Detailhandel en horeca

Ontwikkelingsvisie detailhandel & horeca

In de periode van 1997 tot en met 2010 is in de gemeente Assen de detailhandelsmonitor uitgevoerd om inzicht te krijgen in het economisch functioneren van de detailhandel in Assen. De resultaten van deze onderzoeken zijn in 2008 aanleiding geweest om een Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca vast te stellen. Hierin staat de visie van de gemeente Assen voor de toekomstige ontwikkeling van de detailhandel in Assen. Tevens is in 2009 een strategie geschreven ten aanzien van perifere detailhandelsvestigingen (PDV) in Assen.

De “Ontwikkelingsvisie detailhandel & horeca” is in 2008 door de gemeenteraad vastgesteld. In de ontwikkelingsvisie zijn op basis van een analyse onder andere beleidsuitgangspunten ten aanzien van de toekomstige detailhandel- en horecastructuur opgenomen. In de toekomstige structuur wordt detailhandel en horeca op een aantal locaties geconcentreerd in de stad. Om de structuur te realiseren en/of te versterken, is het gewenst buiten de structuur geen nieuwe winkelontwikkelingen toe te staan. Bestaande winkelvestigingen buiten de structuur kunnen blijven bestaan.

Oplegnotitie Detailhandel Assen

In 2010 is opnieuw een detailhandelsmonitor uitgevoerd in Assen. Op basis van de resultaten uit de detailhandelsmonitor, de “Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca” en de strategie voor PDV zijn in november 2011 nadere beleidsregels vastgesteld. Deze beleidsregels zijn aanvullend op de het beleid dat reeds is vastgesteld in de Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca uit 2008 en de strategie voor PDV. De beleidsregels vinden hun uitwerking onder andere in concrete acties in de visie op de 'Aantrekkelijke Binnenstad' waar momenteel aan gewerkt wordt. In de vastgestelde beleidsregels gaat het om het volgende:

  • Inzet op goedlopende bestaande winkelgebieden en daarbij primair aandacht voor behoud en verbetering van de kwaliteit van deze winkelgebieden (openbare ruimte, bereikbaarheid, parkeren, etc.);
  • Belangrijk uitgangspunt hierbij is een inzet op de kwaliteit van winkelgebieden (in relatie tot specialisatie van winkelgebieden). Dus de binnenstad van Assen gericht op funshoppen (concrete acties staan ten dienste van de beleving), de PDV-locaties gericht op 'runshoppen' en wijkwinkelcentra gericht op het doen van dagelijkse boodschappen;
  • Primaire focus op het kernwinkelgebied in de binnenstad;
  • Concentreren van winkels in binnenstad (kernwinkelgebied) zodat compacte kern met goedlopende winkel overeind blijft en inzet op kwaliteit;
  • In de aanloopstraten naar het kernwinkelgebied in overleg met ondernemers en eigenaren van vastgoed zoeken naar mogelijkheden om langdurig leegstand van winkelpanden te voorkomen en te zoeken naar eventuele (tijdelijk) invulling door andere functies dan detailhandel;
  • In de actualisatie van bestemmingsplannen zoeken naar mogelijkheden om de detailhandelstructuur van Assen vitaal te houden en het aanbod te concentreren. Onder andere door te zoeken naar mogelijkheden voor de eventuele (tijdelijke) invulling van winkelpanden voor andere functies dan detailhandel;
  • PDV-ontwikkelingen concentreren op de Europaweg-Noord en in overleg met ondernemers zoeken naar mogelijkheden om meer synergie tussen de winkels te creëren.

Het plangebied

Voorzieningen voor detailhandel en horeca worden geconcentreerd in de kern Assen. In Loon worden de bestaande functies als zodanig bestemd. Het betreffen horecavoorzieningen aan de Gasterenseweg (hotel) en de Peeloërweg (bed and breakfast bij een woning) en een detailhandelsvoorziening aan de Asserweg (fietsenwinkel met reparatie).

2.4.4 Woonbeleid

Sinds 2010 is het Woonplan Assen 2010-2030 van kracht. Met het woonplan wordt een accent gelegd op keuzemogelijkheden en variatie. Assen wil zich inspannen om een prettige woongemeente te blijven. Assen heeft zich uitgesproken voor groei naar 80.000 inwoners. Assen wil een duurzame CO2-neutrale stad zijn, die zich ten doel stelt dat in 2015 minimaal 50% van de bestaande woningen minimaal energielabel C heeft en minimaal 50% van de nieuwe woningen CO2-neutraal is. Om dit te bereiken wordt - in projecten waar de gemeente de regie voert - een volledige CO2-neutrale gebiedsontwikkeling nagestreefd. Verder is één van de uitgangspunten van het woonplan de ondersteuning van de wens van veel ouderen om zo lang mogelijk in de huidige woningen te blijven wonen. Daarnaast moet ruimte bestaan voor vernieuwende woontypes.

Voor de kleine kernen rond Assen (zoals Loon) is in het kader van het Woonplan geen specifieke woningbouwopgave geformuleerd. Dat betekent dat er geen substantiële nieuwe uitbreiding van de woningvoorraad in Loon (en andere kleine kernen) wordt voorzien.

Dit bestemmingsplan voorziet in een conserverende planologische regeling, waarbij bestaande (bedrijfs-)woningen worden herbestemd. Hierbij is sprake van een herbestemming van voormalige agrarische bedrijfspercelen met bedrijfswoningen naar een reguliere woonfunctie. De agrarische bedrijfswoningen zijn al geruime tijd voor de woonfunctie in gebruik. Gezien de woonfunctie van het dorp en de schaalvergroting in de landbouw bestaat niet de verwachting dat het dorp Loon zich weer zal ontwikkelen tot een kern met agrarische bedrijven. Het behoud van de voormalige agrarische bedrijfswoningen als woning is mede van belang voor de leefbaarheid in het dorp en wordt mede daarom planologisch geregeld in dit plan.

Het bestemmingsplan biedt daarnaast mogelijkheden om wonen en werken te combineren. Aan huis gebonden beroepen zijn, onder enkele voorwaarden, rechtstreeks toegestaan. Met een afwijking zijn ook aan huis gebonden bedrijven toegestaan. De voorwaarden voor aan huis gebonden beroepen en bedrijven zijn beschreven in de wijze van bestemmen. Met deze regelingen wordt tegemoet gekomen aan enkele beleidsdoelstellingen uit het woonplan.

2.4.5 Duurzaamheidsvisie 2009 - 2015

De duurzaamheidsvisie 2009-2015 is een kaderstellende visie voor aanpalende beleidsvelden. In de visie wordt aangegeven op welke terreinen in het gemeentelijke beleid aandacht wordt besteed aan de bredere duurzaamheidsdoelstelling en wordt verwezen naar de ambities in deze beleidsterreinen. In een aantal gevallen zijn de ambities aangescherpt, vooral met het oog op de ambitie om CO2-neutraal te worden als gemeente. Enerzijds gaat het om maatregelen/ambities met betrekking tot de gemeentelijke organisatie en anderzijds om een duurzame ruimtelijke inrichting.

Hoog op de agenda staan de volgende duurzame doelen:

  • energiebesparing in gebouwen;
  • ontwikkeling van groene, energiezuinige woonwijken en bedrijventerreinen;
  • milieuthema's: water, bodem, lucht, geluid, afval en veiligheid.

De gemeente Assen streeft ernaar om duurzaam te bouwen met zo min mogelijk (milieu)kwaliteitsverlies in leefomgeving, natuur en landschap. Daarnaast bestaat het streven uit structurele toepassing van duurzaamheidprincipes in de bouw en bij stedelijke ontwikkeling. Hierbij worden woningen en voorzieningen zo veel mogelijk op duurzame wijze gebouwd en de omgeving wordt duurzaam ingericht. De principes van duurzaam bouwen en de principes van het bevorderen van een hoogwaardige stedelijke ecologie zijn van toepassing.

Vanuit de "Provinciale Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid" wordt een duidelijke afweging ten aanzien van provinciale beleidsdoelen voor WKO (warmte-koudeopslag) en geothermie verwacht. De milieukundige en economische voordelen van het gebruik van bodemenergie rechtvaardigen - ook binnen de kaders van het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid en de gemeentelijke bodemvisie – een dergelijke afweging.

De gemeente Assen wil een duurzame, CO2-neutrale gemeente zijn. De energiepotentiekaart (zie navolgende figuur) geeft een beeld welke duurzame energievorm de meeste potentie heeft. Op basis van de ambities uit de duurzaamheidsvisie en het energiebeleid bestaan op basis van de energiepotentiekaart voor dit plangebied vooral veel kansen voor het benutten van zonne-energie. Er gelden minder kansen voor WKO. Het noordelijk deel van Loon valt binnen het gebied 'WKO: vrijgebied zone 1 / restrictiegebied zone 2'. Het zuidelijk deel van Loon valt binnen het gebied 'WKO: restrictiegebied zone 1 / verbodsgebied zone 2'. De genoemde energievormen stimuleert de gemeente door zongericht te verkavelen, ontwikkelaars in contact te brengen met de provinciale WKO-coach en te adviseren over economische haalbaarheid. Bovendien bestaan hulpmiddelen om bodemenergie en zonne-energie lokaal te toetsen op haalbaarheid (http://www.wkotool.nl/ en http://energieloket.assen.nl/).

Verder valt het zuidelijk deel van Loon binnen de verbodszone diepe boringen rondom de drinkwaterwinning aan de Lonerstraat in Assen. Binnen deze zone zijn geen boringen, en dus geen WKO, toegestaan dieper dan 15 meter. Ondieper dan 15 meter is wel WKO toegestaan, maar gelden wel restricties. Het noordelijk deel van Loon ligt binnen het intrekgebied van de drinkwaterwinning. Dit betekent dat restricties gelden voor WKO-systemen die dieper dan 15 meter worden geplaatst. Voor ondiepe WKO-systemen (ondieper dan 15 meter) gelden geen restricties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0006.jpg"

Afbeelding 6. Energiepotentiekaart van Assen.

Bij dit bestemmingsplan is sprake van de planologische inpassing van de bestaande situatie (consoliderend bestemmingsplan). Er zijn vanuit de duurzaamheidsvisie geen kaders opgenomen in dit bestemmingsplan.

2.4.6 Groenbeleid

In 2006 heeft de gemeente Assen een groenstructuurvisie vastgesteld: 'Het Groene Frame van Assen'. In deze visie zijn de hoofdlijnen van het groenbeleid voor de komende 20 jaar verwoord. In de visie wordt geconstateerd dat Assen een monumentale stad is die van oudsher beschikt over veel groen. Uitgangspunt van de visie is het versterken en uitbouwen van het bestaande 'groene frame' (zie onderstaande figuur). Tot dit frame behoren waterlopen, bossen, parken, recreatiegebieden, groene stadsranden, bomen en de entrees van de stad. De Asserweg/Gasterenseweg is aangegeven als te ontwikkelen Hoofdframe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0007.jpg"

Afbeelding 7. Het Groene Framewerk van Assen.

Dit bestemmingsplan biedt een planologisch-juridisch beschermingskader voor de belangrijkste groengebieden in het plangebied. De belangrijkste groenstructuur is beschreven in hoofdstuk 3.

2.4.7 Verkeer en vervoersbeleid

Met de strategienota Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (2005) is een visie ontwikkeld op de bereikbaarheid van Assen in de komende jaren. Belangrijk onderdeel van de nota is het integreren van het concept 'Duurzaam Veilig' in het verkeer en vervoersbeleid van de gemeente. Uitgangspunt van 'Duurzaam Veilig' is het scheiden van verkeersstromen en het inrichten van wegen overeenkomstig het functiegebruik. Daarbij is het wegennet ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (verblijfsgebied). De bestaande wegen in het plangebied zijn als zodanig bestemd.

2.4.8 Gemeentelijk waterplan

Het gemeentelijk Waterplan (juli 2006) geeft een strategische visie van het gemeentelijk waterbeleid. In het plan zijn beleidskaders aangegeven waarbinnen het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), baggerplannen, bestemmingsplannen, groenplannen, herstructureringsplannen nader kunnen uitwerken. Het gemeentelijk waterplan is niet alleen voor de gemeente een belangrijk hulpmiddel, maar ook voor de waterschappen. Vooral vanuit de waterschappen is er sterke aandacht voor het stedelijk waterbeleid van de gemeente. Overleg met de waterschappen (waterkwaliteit/ -kwantiteitbeheerders) over het te voeren beleid en uit te voeren maatregelen is gewenst om afstemming te bevorderen, effectiviteit van maatregelen te vergroten en kosten te beheersen.

Riolering is nodig uit oogpunt van bescherming van de volksgezondheid, het tegengaan van wateroverlast en bescherming van het milieu. In het kader van de wet Milieubeheer is de gemeente verplicht een rioleringsplan op te stellen.

In het GRP staat een overzicht van het rioolsysteem, hoe het riool beheerd wordt en welke invloed het rioolsysteem op het milieu heeft. Het GRP omvat zowel de aanleg van nieuwe riolering als het beheer van de bestaande riolering. Het is uitvoeringsgericht en wordt gebruikt als een technisch, financieel en organisatorisch planningsinstrument.

Ten gevolge van de klimaatsveranderingen wordt in het kader van Waterbeheer 21e eeuw onderzoek gedaan naar herziening van de ontwerpnormen voor het watersysteem. Door toename van de temperatuur, bodemdalingen, neerslaghoeveelheden en intensiteiten zal het watersysteem op basis van inundatierisico's moeten worden getoetst. De gemeente hanteert risicobenadering en maatwerk.

De waterparagraaf, waarin onder meer aan het waterplan is getoetst, is opgenomen in hoofdstuk 4.

2.4.9 Nota Bodembeheer gemeente Assen

De nota Bodembeheer (2009) geeft invulling aan de bodemambities van de gemeente Assen met betrekking tot hergebruik van grond en baggerspecie. De gemeente Assen heeft voor gebiedsspecifiek beleid gekozen. Het grootste deel van de gemeente Assen heeft een diffuse bodemkwaliteit gelijk aan de achtergrondwaarde (schone grond). Het gebiedsspecifieke beleid houdt in dat binnen bedrijventerreinen categorie wonen grond (LMW21) kan worden toegepast. Binnen woonwijken mag alleen schone grond (achtergrondwaarde, LMW1) worden toegepast. '

In de bodemparagraaf (4.3) vindt toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van het aspect bodem plaats.

2.4.10 Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Assen (2008)

Om ruimte te bieden aan de ruimtelijke ontwikkeling van Assen en om ervoor te zorgen dat geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico's worden gelopen, is het wenselijk om sturing te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaande risicocontouren. Assen kiest voor gebiedsgerichte ambitieniveaus. Voor woonwijken kiest Assen voor een maximaal veiligheidsniveau. Op bedrijventerreinen kiest Assen voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. In de navolgende tabel zijn de ambitieniveaus per type gebied weergegeven. Op de figuur bij de tabel zijn de gebiedstypen verbeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0008.jpg"

Tabel 1. Ambitieniveaus per gebiedstype.

Uit het gemeentelijk externe veiligheidsbeleid volgt dat bestaande Bevi-inrichtingen bij nieuwe of te herziene bestemmingsplannen (indien gewenst) positief worden bestemd en dat nieuwe risicobedrijven worden uitgesloten. Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen zal de sturingsfilosofie uit de Beleidsvisie Externe Veiligheid tot uiting moeten komen. De vestiging van nieuwe kwetsbare objecten binnen risicocontouren in het gebied moet worden uitgesloten. Dit uitgangspunt is gehanteerd voor het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001_0009.png"

Afbeelding 8. Overzicht gebiedstypen.

In de paragraaf externe veiligheid vindt nadere toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van dit aspect plaats.

2.4.11 Archeologiebeleid

De gemeente Assen heeft als onderdeel van het archeologiebeleid een beleidskaart opgesteld. Op basis van de archeologische verwachtingskaart, de geïnventariseerde vindplaatsen, het overzicht van alle (archeologisch) onderzochte terreinen en de beleidsrichtlijnen van de provincie Drenthe voor de terreinen die als "provinciaal belang archeologie" zijn aangemerkt is de beleidsadvieskaart opgesteld. Op de beleidsad-vieskaart zijn de beleidskeuzes van de gemeente Assen weergegeven. Alle elementen hebben een eigen kleurcode gekregen. In de legenda van de kaart zijn hieraan archeologische adviezen gekoppeld. De kaart is dus het instrument om in het geval van ruimtelijke ingrepen te bekijken of archeologisch onderzoek dient plaats te vinden voordat een vergunning kan worden afgegeven.

Onderzoeksplicht

Archeologisch onderzoek altijd verplicht

In een aantal zones is in alle gevallen onderzoek verplicht. De vrijstellingsgrens is daar in principe dus op 0 m² gelegd. In Assen is in de volgende gebieden archeolo-gisch onderzoek in alle gevallen noodzakelijk:

  • een zone van 50 m (een buffer met een straal van 50 m) rond bekende archeologische vindplaatsen, bekend door archeologische waarnemingen;
  • AMK-terreinen van zeer hoge archeologische waarde (waaronder de rijksmonumenten), hoge archeologische waarde en archeologische waarde, inclusief een bufferzone van 50 m (uitgezonderd de historische kernen, die ook als AMK-terrein zijn aangewezen);
  • een zone van 50 m rond voordes en bruggen, die potentieel zijn voortgekomen uit voorden;
  • depressies en laagten;
  • dekzandkopjes in beekdalen;
  • celtic fields.

Archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 100 m²

Voor de historische kernen die op de AMK staan (oranje vlakken met arcering) geldt, in tegen stelling tot andere AMK-terreinen, wel een vrijstellingsgrens. Hetzelfde geldt voor de bufferzone rond de historische kernen (in blauw weergegeven), de paarse zone die de omvang van de historische kern in 1832 aanduidt en de paarse zones daar-buiten die de historische boerderijlocaties weergeven. In deze gebieden zijn alleen verstoringen groter dan 100 m² onderzoeksplichtig.

Archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 1.000 m²

Er geldt een onderzoeksvrijstelling van 1.000 m² voor alle gebieden met een hoge of middelhoge verwachting op de archeologische beleidsadvieskaart waar geen andere grenzen gelden door de aanwezigheid van bekende vindplaatsen of andere bijzondere bepalingen. Dezelfde ondergrens geldt voor essen en beekdalen, uitgezonderd de dekzandkopjes die zich daarin bevinden. Onderzoek hoeft niet plaats te vinden bij bodemingrepen ondieper dan 0,3 m -Mv, uitgezonderd (natuur) terreinen zonder bouwvoor, zoals heideterreinen. Het ontbreken van een bouwvoor kan betekenen dat de archeologische resten zich direct aan of onder het oppervlak bevinden.

Archeologisch onderzoek en diepte van de ingrepen

De vraag is hier of bij álle bodemingrepen wel archeologisch onderzoek zou moeten worden uitgevoerd. Bij gebieden met een vrijstellingsgrens van 1.000 m² geldt namelijk dat men naast een minimale omvang ook een bepaalde diepte de grond in moet gaan om de verplichting opgelegd te krijgen. Zo is geen archeologisch onderzoek nodig voor ploegwerkzaamheden op een es met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² en met een diepte van 25 cm. De bouwvoor is hier immers al eeuwenlang gemengd.

In de gebieden met een vrijstellingsgrens van 0 m² ligt dit anders. Veel van deze gebieden zouden sterk te lijden hebben onder reguliere ploegwerkzaamheden, ook al gaan ze maar 25 cm de bodem in. De wallen van celtic fields kunnen door ploegen op den duur bijvoorbeeld helemaal verdwijnen. In principe geldt hier dat behoud in situ altijd voorop staat en dat ook ingrepen ondieper dan 30 cm onwenselijk zijn. Slechts wanneer duidelijk is dat in het betreffende gebied reeds lange tijd regelmatig wordt geploegd en het type vindplaats hiervan niet te lijden heeft, bijvoorbeeld door de diepteligging van de sporen, kunnen werkzaamheden tot 30 cm -Mv zonder onderzoek plaatsvinden.

In het geval van (deels) bovengrondse sporen (zoals celtic fields en grafheuvels) of van vuursteenvindplaatsen aan het maaiveld, kan uiteraard geen vrijstelling worden verleend en staat behoud voorop.

Geen onderzoeksplicht, wel meldingsplicht

In een aantal gevallen geldt geen onderzoeksverplichting. Het gaat om de volgende zones:

  • gebieden met een lage archeologische verwachting;
  • gebieden met een bekende diepe bodemverstoring;
  • gebieden die reeds eerder zijn onderzocht en waar voor het betreffende deelge-bied geen vervolgonderzoek nodig werd geacht of waar onderzoek reeds definitief is afgerond;
  • plangebieden waarvan het oppervlak aan ingrepen beneden een vrijstellingsgrens valt.

De vrijstelling van archeologisch onderzoek ontslaat iemand niet van de plicht archeologische vondsten te melden conform de Monumentenwet 1988, artikel 53. Als bij het uitvoeren van de ingrepen toch grondsporen en/of archeologische vondsten worden aangetroffen, dan moet hiervan direct melding gemaakt worden bij de provinciale archeoloog.

De archeologische (verwachtings-)waarden zijn vertaald in regels en komen terug op de verbeelding. Op grond hiervan is het, afhankelijk van de archeologische (verwachtings-)waarde verboden om zonder omgevingsvergunning bepaalde werken en werkzaamheden uit te voeren.

2.4.12 Welstandsnota

In de welstandsnota (2011) is het welstandsbeleid van de gemeente uitgewerkt. Per gebied is een bepaald welstandsregime van toepassing. Het grootste deel van het plangebied valt binnen het welstandsgebied "oude dorpskern van Loon". Het noorden van het plangebied valt binnen het welstandsgebied "planmatig opgezette wijken".

Oude dorpskern van Loon

De oude kern van Loon wordt door de waardevolle ruimtelijke structuur en de karakteristieke bebouwing als zeer waardevol beschouwd. Het welstandsbeleid is daarom gericht op het in stand houden van het bestaande, waardevolle beeld. Nieuwe ontwikkeling worden ingepast binnen de bestaande kwaliteiten.

In dit bestemmingsplan is voor de historische bebouwing in de oude dorpskern een aparte bestemming (Wonen - 4) en een bouwaanduiding (karakteristiek) opgenomen. Paragraaf 3.4 bevat een beschrijving van de historische bebouwing en hoe hiermee in het bestemmingsplan rekening is gehouden.

Planmatig opgezette wijken

Het beleid in het deelgebied "planmatig opgezette wijken" is erop gericht om in de duidelijk ontworpen, nieuwe wijken de aanwezige kwaliteiten te handhaven. De inrichting van het onbebouwde terrein aan de voorzijde van de bebouwing, het openbare gebied en de scheidingen tussen openbaar en privé verdienen hierbij de nodige aandacht. Bestaande strakke rooilijnen moeten worden gerespecteerd. Dit zorgt voor duidelijke gevelwanden.

In dit bestemmingsplan wordt het bouwvlak op de voorgevel geplaatst, waarmee het hoofdgebouw, bij eventuele herbouw, niet voor de bestaande rooilijn in de straat kan worden gebouwd. Hiermee wordt ook de opvallende situering van de woningen ten opzichte van de Eusteringenweg (westelijk deel van deze weg) benadrukt.

Welstand vormt verder één van de toetsingscriteria bij de toetsing van een aanvraag om omgevingsvergunning. Nieuwbouwplannen worden in een aantal gevallen aan de welstandscommissie voorgelegd en getoetst aan de welstandscriteria. Binnen het welstandsgebied "oude dorpskern van Loon" worden alle aanvragen, gezien de hoge ruimtelijke waarde van het gebied, bestempeld als bijzonder en voorgelegd aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit beoordeelt of de aanvraag voldoet aan de 'redelijke eisen van welstand'.

2.4.13 Verwerking in het bestemmingsplan

Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand bebouwd gebied. Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Het bestemmingsplan voldoet aan het relevante ruimtelijk beleid van de gemeente.