direct naar inhoud van 2.1 Rijksbeleid
Plan: Loon 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028. De structuurvisie vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's.

Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter voor een bestaand woongebied binnen het Nationaal landschap van de Drentsche Aa. De structuurvisie biedt gezien het conserverende karakter verder geen concrete kaders voor het plan.

2.1.2 Besluit algemene regels omgevingsrecht

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

Slechts daar waar een directe doorwerking niet mogelijk is, bij de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en bij de Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (UNESCO), is gekozen voor indirecte doorwerking via provinciaal medebewind.

Het besluit is op 28 augustus 2012 aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur, de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Voor het plangebied is de ligging nabij de EHS relevant. De EHS zoals opgenomen in de structuurvisie wordt nog herijkt, naar aanleiding van bestuurlijk overleg met de provincie. Voor dit plan wordt daarom nog uitgegaan van de EHS zoals aangewezen in de provinciale omgevingsvisie. In het Barro zijn verder geen regels opgenomen die van belang zijn voor het plangebied.

2.1.3 Nationaal waterplan

In december 2009 is het Nationaal Waterplan vastgesteld. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.

Het Nationaal Waterplan heeft betrekking op het gehele watersysteem, zowel oppervlaktewater, grondwater als de bijbehorende waterkeringen, oevers en dergelijke. Het Nationaal Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Het Nationaal Waterplan vervangt de Vierde Nota waterhuishouding en zet veel van het in de voorgaande nota's waterhuishouding opgenomen beleid voort waaronder integraal waterbeheer en de watersysteembenadering. Daarnaast kijkt het waterplan verder vooruit om tot een klimaatbestendige aanpak te komen.

De waterparagraaf, waarin onder meer aan het waterplan is getoetst, is opgenomen in paragraaf .

2.1.4 Nationaal Landschap Drentsche Aa en Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa (Nationaal Park)

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Nationaal Landschap Drentsche Aa en het Nationaal beek- en esdorpenlandschap Drentsche Aa (Nationaal Park). De kaders die vanuit deze gebiedsbescherming relevant zijn voor het plan, zijn getoetst in paragraaf 4.5 (ecologie).

2.1.5 Nota Belvedere

In de Nota Belvedère wordt het Drentsche Aa-gebied aangegeven als gebied met cultuurhistorisch belangrijke potenties. De beleidsstrategie voor dit gebied is als volgt voorgesteld:

  • in stand houden cultuurhistorische identiteit;
  • op grond van streek- en bestemmingsplannen;
  • onderzoek doen naar de wenselijkheid van aanvullende wettelijke bescherming (stads- en dorpsgezichten);
  • ontwikkeling cultuurhistorische identiteit;
  • aansluiten bij bestaande initiatieven, met name verstedelijking, natuurontwikkeling en natuurbeheer, landinrichting, recreatie.

2.1.6 Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte

In 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De modernisering van de monumentenzorg wordt hiermee voortgezet. Vanuit een brede erfgoedvisie wordt ingezoomd op de meest actuele en urgente opgaven van nationaal belang. De visie is complementair aan de Structuurvisie infrastructuur en ruimte.

Het doel van deze visie is tweeledig. In de eerste plaats maakt het rijk duidelijk welke belangen hij in de gebiedsgerichte erfgoedzorg zelf behartigt, welke prioriteiten hij stelt en hoe hij wil samenwerken met publieke en private partijen. Het verhelderen van rijksbelangen en -prioriteiten draagt bij aan:

  • de focus van het rijk op cultuurhistorische opgaven van (inter)nationaal belang, mede ter uitvoering van internationale verdragen en verplichtingen;
  • het bieden van de mogelijkheid tot gebiedsgerichte prioritering van de inzet van subsidiemiddelen voor instandhouding, restauratie en herbestemming van monumenten;
  • het maken van keuzes ten aanzien van kennisaanbod en -ontwikkeling, waaronder de kennisagenda van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
  • het bewuster en gerichter opereren van de rijksoverheid t.a.v. cultureel erfgoed in haar rol als opdrachtgever, ruimtelijk investeerder en vastgoedeigenaar;
  • duidelijkheid over de agenda van het rijk als samenwerkingspartner en bevorderen van een complementaire inzet van overheden.

In de tweede plaats legt het rijk met deze visie een basis voor een gedeeld referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer. Zo'n kader is nodig om effectieve samenwerking mogelijk te maken tussen overheden onderling en tussen overheid en particulier initiatief.

De formulering van een inspirerend referentiekader voor gebiedsgericht erfgoedbeheer draagt bij aan:

  • het behouden van de leesbaarheid en beleefbaarheid van de culturele ontstaansgeschiedenis van Nederland, door aandacht te genereren voor de opgave om karakteristieke gebieden, structuren en objecten in samenhang te behouden en te ontwikkelen;
  • effectievere gebiedsgerichte samenwerking tussen verschillende overheden en tussen verschillende ruimtelijke sectoren.

Voor de kern Loon geldt de uitdaging om bij transformaties de bewoningsgeschiedenis herkenbaar en beleefbaar te houden. De cultuurhistorische waarden dienen als ontwikkelingspotentie bij een eventuele ontwikkeling te worden betrokken. Het erfgoed van nationale betekenis dient op zorgvuldige wijze behandeld te worden.

2.1.7 Verwerking in het bestemmingsplan

Het rijksbeleid heeft in beginsel geen concrete gevolgen voor het conserverende bestemmingsplan. Het plan is dan ook niet strijdig met rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst.