direct naar inhoud van Artikel 15 Wonen - 4
Plan: Loon 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001

Artikel 15 Wonen - 4

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Wonen - 4" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. tuinen;
  • c. de instandhouding van het historische bebouwingsbeeld van Loon;
  • d. de bestaande bed & breakfastvoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • e. de bestaande aan-huis-gebonden bedrijven;
  • f. een aan-huis-gebonden beroep in een woning tot ten hoogste 50 % van de oppervlakte van de woning, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 2. het gebruik zowel naar aard als uitstraling met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 3. het parkeren geheel op eigen terrein wordt opgelost.

met daaraan ondergeschikt:

  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • k. bebouwing;
  • l. overige bouwwerken;
  • m. erven, verhardingen en terreinen.

15.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen - 4 " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

15.2.1 Bouwperceel

Voor een bouwperceel geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bestaande hoofdvorm (oppervlakte, gevelbreedte, dakvorm, dakhelling, nokrichting, bouwhoogte en goothoogte) gehandhaafd dient te blijven.

15.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient de voorgevel van het hoofdgebouw in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande dakhelling, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling (graden)' anders is aangegeven;
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de hoofdgebouwen aaneengebouwd te zijn;
  • b. de bestaande nokrichting van een hoofdgebouw moet worden gehandhaafd.
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij twee-aaneengebouwde woningen en geschakelde woningen ten minste 5,00 meter aan één zijde.

15.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
    • 2. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
    • 3. bijbehorende bouwwerken dienen aansluitend aan het hoofdgebouw te worden gebouwd;
    • 4. de nokrichting en kapvorm van bijbehorende bouwwerken is gelijk aan de nokrichting en kapvorm van het hoofdgebouw;
    • 5. de dakhelling mag ten hoogste de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen;

  • b. voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
    • 1. uitsluitend vrijstaande bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 65 m2 bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het achtererfgebied mag worden gebouwd, dan wel ten hoogste het bestaande percentage indien dit meer is;
    • 3. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,00 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
    • 4. de bouwhoogte mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 meter minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 5. de nokrichting is dwars of gelijk aan de nokrichting van het hoofdgebouw;
    • 6. de kapvorm is gelijk aan de kapvorm van het hoofdgebouw;
    • 7. de dakhelling mag ten hoogste de dakhelling van het hoofdgebouw bedragen;
    • 8. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot een hoofdgebouw mag ten hoogste 15,00 meter bedragen;
    • 9. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot een hoofdgebouw moet ten minste 5,00 meter bedragen.

15.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, mag ten hoogste 3,00 meter bedragen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.2  sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 3,00 meter bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.2  sub e ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw dan wel woningblok tot ten hoogste 6,00 meter;
  • c. het bepaalde in lid 15.2.2  sub e ten behoeve van het bouwen van een hoofdgebouw tot 1,00 meter hoger dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte;
  • d. het bepaalde in lid 15.2.2  sub f ten behoeve van een verhoging van de bestaande dakhelling;
  • e. het bepaalde in lid 15.2.2  sub g ten behoeve van een wijziging van de bestaande nokrichting;
  • f. het bepaalde in lid 15.2.3 sub a, onder 1 in die zin dat bijbehorende bouwwerken tot ten minste 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 15.2.3 sub b, onder 2 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m²;
  • h. het bepaalde in lid 15.2.3 sub a, onder 4 en sub b, onder 5 en 6 in die zin dat de nokrichting en kapvorm mag afwijken van de nokrichting en kapvorm van het hoofdgebouw;
  • i. het bepaalde in lid 15.2.3 sub a, onder 5 en sub b, onder 7 in die zin dat de dakhelling mag afwijken van de dakhelling het hoofdgebouw;
  • j. het bepaalde in lid 15.2.3 sub b, onder 8 in die zin dat de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw ten hoogste 20,00 meter bedraagt;
  • k. het bepaalde in lid 15.2.3 sub b, onder 9 in die zin dat de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het hoofdgebouw ten hoogste 0 meter bedraagt.

15.4.2 Afwegingskader

De in lid 15.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan-huis-gebonden bedrijf, anders dan genoemd in lid 15.1 lid e.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Afwijken aan-huis-gebonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 15.5 lid c voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning tot ten hoogste 50% van de oppervlakte van de woning en tot een maximum van 40 m².

15.6.2 Afwegingskader

De in lid 15.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. het aan-huis-gebonden bedrijf alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de bedrijfsactiviteit valt binnen categorie A van de als bijlage bij deze regels opgenomenStaat van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  • c. het gebruik zowel naar aard als uitstraling met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • d. het parkeren geheel op eigen terrein wordt opgelost.