direct naar inhoud van Artikel 14 Wonen
Plan: Loon 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-C001

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. tuinen;
  • c. de bestaande aan-huis-gebonden bedrijven;
  • d. een aan-huis-gebonden beroep in een woning tot ten hoogste 50 % van de oppervlakte van de woning, met dien verstande dat:
    • 1. het beroep alleen door de bewoner wordt uitgeoefend;
    • 2. het gebruik zowel naar aard als uitstraling met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 3. het parkeren geheel op eigen terrein wordt opgelost.

met daaraan ondergeschikt:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • i. bebouwing;
  • j. overige bouwwerken;
  • k. erven, verhardingen en terreinen.

14.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Bouwperceel

Voor een bouwperceel geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de bestaande hoofdvorm (oppervlakte, gevelbreedte, dakvorm, dakhelling, nokrichting, bouwhoogte en goothoogte) gehandhaafd dient te blijven.

14.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mag de goot- en bouwhoogte ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de bestaande nokrichting van een hoofdgebouw moet worden gehandhaafd;
  • e. de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw moet worden gehandhaafd;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij twee-aaneengebouwde woningen, geschakelde woningen en eindwoningen ten minste 3,00 meter aan één zijde.

14.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 65 m², met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens bedraagt bij twee-aaneengebouwde woningen ten minste 1,00 meter;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 meter minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.

14.2.4 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
  • b. vrijstaande overkappingen mogen uitsluitend op het achtererfgebied gebouwd worden, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 20 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de andere overige bouwwerken, mag ten hoogste 3,00 meter bedragen.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.2 sub c ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw dan wel woningblok tot ten hoogste 6,00 meter;
  • b. het bepaalde in lid 14.2.2 sub c ten behoeve van het bouwen van een hoofdgebouw tot 1,00 meter hoger dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte;
  • c. het bepaalde in lid 14.2.2 sub d ten behoeve van een wijziging van de bestaande nokrichting;
  • d. het bepaalde in lid 14.2.2 sub f in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 1,00 meter bedraagt;
  • e. het bepaalde in lid 14.2.3 sub a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk tot ten minste 1,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • f. het bepaalde in lid 14.2.3 sub a en b in die zin dat een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een carport deels vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een carport ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de afstand van een carport tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 1,00 meter bedraagt;
    • 3. de carport ten hoogste 1,00 meter vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 14.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m².

14.4.2 Afwegingskader

De in lid 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een aan-huis-gebonden bedrijf, anders dan genoemd onder lid 14.1 sub c.

14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Afwijken aan-huis-gebonden bedrijf

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.5 sub c voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning tot ten hoogste 50% van de oppervlakte van de woning en tot een maximum van 40 m².

14.6.2 Afwegingskader

De in lid 14.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. het aan-huis-gebonden bedrijf alleen door de bewoner wordt uitgevoerd;
  • b. de bedrijfsactiviteit valt binnen categorie A van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  • c. het gebruik zowel naar aard als uitstraling met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • d. het parkeren geheel op eigen terrein wordt opgelost.