direct naar inhoud van Toelichting
Plan: MFA Assen Oost
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

De aanleiding van voorliggend wijzigingsplan betreft de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie (hierna: MFA) inclusief de bouw van appartementen aan de Tuinstraat waar voorheen de Meldkamer Drenthe gevestigd was.

Vanwege het vertrek van de meldkamer is het wenselijk om een nieuwe invulling te geven aan onderhavig plangebied. Bij de vormgeving en invulling is aansluiting gezocht bij de omliggende bebouwing. De Vrije School en de Valkenhorst hebben als leidraad gediend voor de vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0001.png"

De MFA dient ruimte te bieden aan twee basisscholen, een gymzaal, peuterspeelzaal, kinderopvang Centrum voor Jeugd en Gezin en bijbehorende voorzieningen zoals een schoolplein en parkeervoorzieningen. Geambieerd wordt om zoveel mogelijk voorzieningen te bundelen op wijkniveau en hierdoor nieuwe vormen van samenwerking te bevorderen en de wijk een nieuwe impuls te geven.

Voor de MFA zijn meerdere locaties in de wijk Assen Oost onderzocht. Gezien de (vrijwel) directe ruimtelijke-functionele relatie met de andere scholen in de wijk, de nabijheid van het winkelcentrum en de goede bereikbaarheid werd onderhavige locatie het meest geschikt bevonden.

Bij de totstandkoming van het planvoornemen en de stedenbouwkundige opzet is rekening gehouden met de positionering van de bebouwing en de verschillende functies daaromheen zoals; spelen, groen, verkeer en parkeren. Er is gekeken naar een optimale relatie/samenhang tussen de nieuwe en bestaande functies zoals de Valkenhorst en Vrije school. Bij de invulling van het plangebied is gestreefd naar behoud van de huidige groenvoorzieningen rondom het plangebied.

Om onderhavig plan te kunnen realiseren wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid welke is opgenomen in het vigerende moederplan; bestemmingsplan "Assen Oost". In het plan is rekening gehouden met de genoemde wijzigingsregels. Middels dit wijzigingsplan wordt een planologische regeling getroffen waarmee de gewenste ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Het bouwvoornemen geeft invulling aan deze bevoegdheid. De bouwplannen zullen moeten voldoen aan voorliggend wijzigingsplan. Het wijzigingsplan gaat vergezeld met een toelichting, planregels en een verbeelding.

In het navolgende komen diverse voor het plangebied relevante onderzoeksaspecten aan de orde. Bekeken is of het initiatief voldoet aan beleid en wet- en regelgeving, of milieu- en/of omgevingsaspecten het initiatief niet belemmeren en of eventuele waarden in het gebied niet geschaad worden. In het (moederplan) bestemmingsplan "Assen Oost" is reeds uitgebreid aandacht besteed aan Rijks-, Provinciaal- en gemeentelijk beleid.

1.2 Een actueel plan

Met het voorliggende wijzigingsplan wordt voorzien in een passende
juridische/planologische regeling voor het planvoornemen; de bouw van een multifunctionele accommodatie (MFA), (zorg)appartementen en de inrichting van de openbare ruimte, waarbij rekening is gehouden met het reeds aanwezige groen.

1.3 Ligging

Het plangebied met de betreffende percelen is gelegen aan de Tuinstraat te Assen. Kadastraal bekend gemeente Assen, sectie V nummers 2343, 2363 en 2364 te Assen. Het plangebied wordt omsloten door de Lisdoddestraat, Tuinstraat, Bremstraat en de Brunelstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0002.png"

De ligging van het plangebied, rood omlijnd (luchtfoto google)

Ten noorden van het gebied ligt een woonwagencentrum, aan de noordoostkant de Valkenhorst school en aan de zuidwestkant de huidige Regenboog school. Aan de overige zijden wordt het plangebied omgeven door woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0003.png"

1.4 Vigerende bestemmingsplannen

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Assen Oost". Het bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 februari 2008 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 7 oktober 2008. Het betreffende perceel heeft de bestemming "maatschappelijke doeleinden". In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid (ex artikel 11 WRO) opgenomen. Deze bevoegdheid biedt de mogelijkheid om de bestemming van de gronden die op de kaart zijn aangeduid met "gebied wijzigingsbevoegdheid III" te wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemmingen "maatschappelijke doeleinden", "groenvoorzieningen", verkeers- en verblijfsdoeleinden", "woonwagencentrum" en "woondoeleinden" worden gewijzigd in de bestemmingen "woondoeleinden", "woondoeleinden meergezinshuizen", "maatschappelijke doeleinden", "groenvoorzieningen" en/of "verkeers- en verblijfsdoeleinden";
  • b. gebouwen opgericht mogen worden, met dien verstande dat:
  • 1. de hoogte van de gebouwen ten hoogste 13 m mag bedragen;
  • 2. voor 30% van het totale oppervlakte van het gebouw de hoogte ten

hoogste 21 m mag bedragen;

  • c. het bebouwingspercentage van de gronden aangewezen als wijzigingsgebied ten hoogste 60% bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0004.png"

Om de ontwikkeling mogelijk te maken, wordt een juridisch-planologische regeling getroffen middels de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

1.5 Systematiek moederplan

Onderhavig plan betreft een wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan Assen Oost. Het bestemmingsplan Assen Oost is consoliderend van aard. Dat wil zeggen dat het in beginsel gericht is op het regelen van de bestaande functies in het plangebied. Daarnaast worden een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit zijn ontwikkelingsgebieden. Voor deze gebieden is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Soms is het op voorhand al duidelijk dat ergens een bepaalde ontwikkeling zal gaan plaatsvinden, maar zijn de details nog niet bekend. Bijvoorbeeld een bepaald gebied krijgt de bestemming zoals het op dat moment ook in gebruik is. Daarnaast wordt aangegeven dat deze bestemming kan worden gewijzigd in een andere bestemming. In het bestemmingsplan wordt aangeven binnen welke regels deze wijziging moet blijven. Door in het bestemmingsplan alvast op te nemen dat de bestemming gewijzigd kan worden, is dat later makkelijker te realiseren.

Een wijzigingsbevoegdheid kan dus alleen worden toegepast onder bepaalde voorwaarden. Zo moet rekening worden gehouden met de belangen van gebruikers/eigenaren van de gronden en de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond (bijvoorbeeld milieutechnisch, waterhuishoudkundig (watertoets), ecologisch (Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet), archeologisch (verdrag van Malta), stedenbouwkundig opzicht et cetera). Ook zijn in de regels per wijzigingsgebied eisen gesteld ten aanzien van de bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

Onderhavige locatie betreft één van de in het moederplan Assen Oost genoemde ontwikkelingsgebieden.

Door de verplaatsing van de meldkamer komt op deze locatie ruimte vrij voor een nieuwe ontwikkeling. Dit kan in de vorm van nieuwe maatschappelijke voorzieningen, dan wel in de vorm van woningbouw. Ook is een combinatie van beide functies mogelijk. Het terrein is gunstig centraal in de wijk gelegen en biedt de mogelijkheid de ruimtelijke structuur in de wijk te versterken door goed in te spelen op de mogelijke combinatie van functies. Op deze locatie zal de hoogte beperkt worden tot 13 meter. Daarnaast kan een hoogteaccent wijzen op de aanwezigheid van centrale voorzieningen. Verder is de maximale bebouwingsdichtheid relatief laag zodat de locatie een groene uitstraling kan houden.

1.6 Digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen

Onderhavig wijzigingsplan maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Assen Oost. Dit bestemmingsplan is opgesteld overeenkomstig de oude systematiek. In verband met de digitale uitwisselbaarheid van ruimtelijke plannen zijn er landelijke geldende standaarden. Deze landelijke standaard wordt gevormd door de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) met de daarbij behorende bijlagen en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP) en de Standaard voor de Toegankelijke Ruimtelijke Instrumenten (STRI). Om de uniformiteit te waarborgen, heeft de gemeente er voor gekozen deze landelijke standaardrichtlijnen uit te werken in een gemeentelijk Handboek bestemmingsplannen. Dit handboek vormt de leidraad voor het opstellen van bestemmingsplannen (en wijzigingsplannen) voor de gemeente Assen. De bestemmingen in het moederplan zijn opgesteld overeenkomstig de oude WRO systematiek. Er is gekozen om het plan toch volgens de huidige landelijke richtlijnen op te stellen en digitaal beschikbaar te stellen. De regels zijn conform het moederplan.

1.7 Opzet van de toelichting

In het volgende hoofdstuk is het ten aanzien van het planvoornemen relevante ruimtelijk beleid op provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een beschrijving gegeven van het planvoornemen en de huidige situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de resultaten van de verrichte (milieu)onderzoeken. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de regels. Vervolgens komt in hoofdstuk 6 de financiële uitvoerbaarheid aan bod en in het laatste hoofdstuk worden de resultaten van inspraak en het overleg verwerkt.

1.8 De bij het plan behorende stukken

De volgende stukken zullen als bijlage bij dit bestemmingsplan worden gevoegd:

  • Quick scan Flora en Fauna
  • Bodemonderzoek
  • Akoestisch onderzoek

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Algemeen

Het beleid met betrekking tot de ruimtelijke ordening in Assen is neergelegd in diverse documenten. In het bestemmingsplan "Assen Oost" is hieraan reeds uitgebreid aandacht besteed. In dit hoofdstuk wordt dan ook nog slechts kort op enkele beleidsaspecten ingegaan.

Vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling is een beschrijving van het Europees beleid achterwege gelaten.

2.2 Rijks- en Provinciaalbeleid

De bevoegdheid voor onderhavig wijzigingsplan is geregeld in het goedgekeurde en onherroepelijke bestemmingsplan "Assen Oost”. Bij het opstellen van het wijzigingsplan is het plan uitgebreid getoetst aan het Rijks-, provinciaal beleid. Met de goedkeuring van het vigerende bestemmingsplan kan worden geconcludeerd dat de delen van het vigerende bestemmingsplan die van toepassing zijn op dit wijzigingsplan, voldoen aan het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Assen 2030

Het maken van een structuurvisie is voor elke gemeente verplicht. Dit staat in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) die in 2008 van kracht is geworden. Het gemeentebestuur van Assen heeft ervoor gekozen een integrale structuurvisie te maken.

De Structuurvisie Assen 2030 (2009) geeft de hoofdlijnen van het beleid ten aanzien van verschillende beleidsvelden en de bijbehorende opgaven.

Deze nieuwe structuurvisie bouwt voort op Assen Koerst uit 2001. Assen Koerst is tot stand gekomen in een intensief overleg met organisaties en bewoners. Daardoor konden de in Assen Koerst gemaakte keuzes rekenen op zeer brede steun in de Asser samenleving.

In deze visie wordt beschreven hoe het gemeentebestuur de toekomst van Assen ziet in 2030. Ook wordt beschreven welk beleid er wordt gevoerd om het Assen van de toekomst werkelijkheid te laten worden.

Assen bestaat uit negen wijken en negen dorpen en buurtschappen. De negen stadswijken zijn: Assen-Oost, Baggelhuizen, Centrum, Kloosterveen, De Lariks, Marsdijk, Noorderpark, Peelo en Pittelo. Wij zien de wijken als een moderne, stadse invulling van het gemoedelijke Drentse dorp. De wijken bieden voorzieningen dicht bij huis, zoals winkels, basisonderwijs, wijkgebouwen, jongerencentra, sportvelden en speelplekken voor kinderen. Via de fiets, de auto en het openbaar vervoer zijn de wijken goed bereikbaar.

Het is wenselijk om voor alle wijken een wijkvisie op te stellen. Middels deze wijkvisie kan gekeken worden welke behoefte er voor de wijk is. Tevens geeft de visie het kader weer voor de gewenste ontwikkeling van de wijk. Voor de wijk Assen Oost is een visie opgesteld (zie wijkvisie Assen-Oost).

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0007.png"

Versterken voorzieningen in wijken

Het voorzieningenniveau in de wijken moet waar nodig versterkt worden en worden toegesneden op de specifieke behoefte van de wijkbewoners. In wijken waar relatief veel ouderen en mensen met beperkingen wonen, worden woonservicezones ingericht. Deze gebieden kennen extra voorzieningen op het gebied van zorg.

Ondersteunen sociale samenhang in wijken

Een goede sociale samenhang draagt bij aan de leefbaarheid in de wijk. Veel hangt hierbij af van de actieve, participerende rol die de bewoners op zich nemen, bijvoorbeeld als vrijwilliger, deelnemer aan activiteiten of goede buur. De gemeente Assen ondersteunt en stimuleert deze actieve rol in het beleid voor welzijn, sport en cultuur, Brede School en lokale energieopwekking.

Verbeteren levendigheid in wijken

Sommige wijken zijn niet zo levendig. De ambitie is om dit te verbeteren door wijkbewoners meer mogelijkheden te geven om elkaar te ontmoeten. Elke wijk dient zijn eigen ontmoetingsplek te krijgen. Ontmoeten, maar ook de mogelijkheden voor werk en voor culturele activiteiten dragen bij aan een prettig woonmilieu.

Stimuleren zelfstandigheid en zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid en zelfstandigheid van zorgbehoeftige burgers dient door het nemen van maatregelen verder gestimuleerd te worden. Dit om hen de mogelijkheid te bieden zo zelfstandig mogelijk in de wijk te wonen en actief deel uit te maken van de wijk en de stad. Samen met zorgaanbieders, woningcorporaties en vertegenwoordigers van de doelgroepen wordt een nieuw aanbod van welzijn, zorg en dienstverlening ontwikkeld. Een goed voorbeeld hiervan zijn de woonservicezones die we gezamenlijk in Assen willen vormgeven. Daarnaast is het doel om de algemene voorzieningen ook geschikt te maken voor mensen met beperkingen.

Het voorliggende planvoornemen voorziet in de bouw van een multifunctionele accommodatie (MFA), zodat enkele verouderde wijkvoorzieningen samen worden gebracht en de voorzieningen van de wijk worden versterkt en de levendigheid van de wijk wordt verbeterd. Daarbij worden er meersgezinshuizen (mogelijk met een bijzondere woonvorm) gerealiseerd. De gemeente Assen wil mensen met een zorgvraag in staat stellen zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en actief te participeren in de samenleving. Dit vraagt om voldoende aanbod aan woonvormen waar zorg geleverd kan worden.

 

Wijkvisie Assen Oost

De visie is door de gemeente in gezamenlijk overleg met de bewoners van de wijk Assen-Oost en de overige deelnemende partijen (zoals woningcorporatie Actium, de zorginstellingen Van Boeijen en GGZ) tot stand gekomen.


De visie geeft het kader voor de gewenste ontwikkeling van de wijk Assen-Oost en schetst de gewenste ontwikkelingen voor de wijk tot 2020 en geeft de programmatische opgaven. Het uitgangspunt is het behouden en versterken van de kracht en de historische waarden van de wijk.


Het aanleggen van verbinding is een rode draad in de wijkvisie:

  • Het verbinden van wijkbewoner met zijn buurt;
  • Het verbinden van voorzieningen en activiteiten, via fysieke clustering of versterking van de samenwerking;
  • Letterlijke verbinding via het verbeteren van de ontsluiting van de wijk;
  • Het verbinden van landschap (het groen) met de stad;
  • Het verbinden van de instellingterreinen met de wijk.


Voorzieningen faciliteren participatie en ontmoeting horen bij een sociaal prachtig Assen-Oost. Via centralisering van voorzieningen en beter gebruik van bestaande voorzieningen wordt de kwaliteit verhoogd.


Opgaven:

  • Behoud kwaliteit voorzieningen;
  • Een centrale wijkvoorziening en informatiepunt van en voor de bewoners;
  • Versterken gebruik van andere voorzieningen in de wijk.


Assen-Oost is een wijk met een ruim voorzieningenpakket met zelfs meerdere wijkgebouwen en sportvoorzieningen. Naast de wijkgebouwen zijn er basisscholen, kinderopvang, een peuterspeelzaal en alle eerstelijnszorg, speelvoorzieningen, een kinderboerderij, een natuurlijk park (Valkenstijn) en diverse outdoor en indoor sportvoorzieningen. De bouw van een multifunctionele accommodatie biedt kansen om enkele verouderde wijkvoorzieningen samen te brengen en de voorzieningen van de wijk te versterken.

Woonplan Assen 2010-2030

In Assen Koerst, de Structuurvisie Assen 2030 en de afspraken met de regio zijn de ambities en opgaven van Assen op hoofdlijnen neergelegd. In het woonplan zijn de thema's die betrekking hebben op het wonen integraal uitgewerkt, waarbij relaties zijn gelegd met de beleidsterreinen ruimtelijke ordening, zorg en welzijn en duurzaamheid. In zowel Assen Koerst als de Structuurvisie en het Woonplan vormde een groei naar 80.000 inwoners in 2030 het uitgangspunt. Deze ambitie is inmiddels bijgesteld. Sinds eind 2012 wordt, op basis van de meest recente bevolkingsprognoses en regionale afspraken, gekoerst op een groei naar circa 75.000 inwoners in 2030, Zowel de Structuurvisie als het Woonplan worden met dit nieuwe uitgangspunt geactualiseerd. Dit laat onverlet dat ook de bijgestelde ambitie nog steeds vraagt om aanzienlijke uitbreiding van het Assense woonaanbod.

Compacte stad

Met de realisatie van de bouwopgave wil Assen een meer compacte stad worden, met respect voor het groene karakter van de stad en haar omgeving. Dit betekent dat beschikbare locaties in de bestaande stad waar mogelijk worden benut. Daarbij wordt verdichting niet uit de weg gegaan. Naast de voor Assen bekende en gewaardeerde groenstedelijke woonmilieus zal meer aanbod worden gerealiseerd in meer stedelijke woonmilieus. In dat verband is in 2012 met de provincie Drenthe afgesproken dat circa 50% van de woningbouwopgave binnenstedelijk zal worden ingevuld.

Kansen bieden aan ouderen

De vergrijzing van de bevolking vraagt een ruimer woonaanbod voor ouderen die nog een stap in de wooncarrière willen zetten, maar nog geen behoefte hebben aan zorg. Scheiden van wonen en zorg is bovendien een proces dat inmiddels in gang is gezet. Ouderen willen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Dit vraagt om een woonaanbod met voorzieningen binnen handbereik. Naast een geschikte locatie zijn toegankelijkheid (nultreden), levensloopbestendigheid en aanpasbaarheid cruciaal. Gezien de grote voorkeur voor huren bij deze groep, zal nieuw aanbod vooral in de huursector worden gerealiseerd.

Inspelen op de behoefte aan wonen met zorg of begeleiding

Zowel het rijksbeleid als het gemeentelijk beleid zijn er op gericht mensen met een beperking in staat stellen om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen en zo zelfstandig mogelijk te functioneren. Dat betekent dat er een divers aanbod van wonen, welzijn en zorg moet worden ontwikkeld dat het gehele palet beslaat: van zelfstandig wonen in aangepaste woningen met zorg op afspraak en welzijnsvoorzieningen en eerstelijns zorg in de wijk tot en met (kleinschalige) woonvormen met 24 uurs zorg. In die lijn passen ook de voornemens om woonservicezones te realiseren. De woonservicezone Assen Oost is één van de pilots die in het kader van het gemeentelijk woonbeleid zijn geïnitieerd. De ontwikkeling van de MFA Assen Oost is daarin een belangrijke component.

Blijven investeren in de kwaliteit van bestaande woongebieden

Vanuit het gemeentelijk beleid wordt een belangrijk accent op de bestaande stad gelegd door kwaliteitsverbetering van bestaande woongebieden en het benutten van de mogelijkheden voor inbreiding. Bij aanpak van bestaande woongebieden gaat het om maatwerk op kleine schaal waarbij woningen, woonomgeving, voorzieningen en sociale structuur in samenhang worden bezien. Doel daarvan is de variatie aan woningtypen op wijkniveau te vergroten, de kwaliteit van woningen en woonomgeving waar nodig te verhogen en de leefbaarheid waar nodig te verbeteren. Daarbij is het zaak bij functiewijziging van locaties, zoals op onderwerpelijke locatie, de kansen voor inbreiding te benutten.

Eisen aan de woningen, gebouwen en woonomgeving

Huisvestingsvormen voor verzorgd en beschermd wonen moeten zo veel mogelijk de vorm en uitstraling van reguliere huisvesting krijgen. Daarbij is flexibel, multifunctioneel en aanpasbaar bouwen het credo. Op deze wijze kan het woningaanbod meebewegen met een veranderende vraag. Overigens zijn de eisen voor toegankelijkheid van de wijk voor jonge gezinnen grotendeels gelijk aan die van ouderen. Samenspel van jong en oud, bijvoorbeeld via intergenerationele projecten en het lokaliseren van onderwijs en kinderopvang nabij woningen en voorzieningen voor ouderen, kan in sommige wijken een logische stap zijn.

Woningbouwplanning en -programmering

De gemeentelijke woningbouwplanning en –programmering is het uitvoeringsprogramma voor het gemeentelijk woonbeleid. Hierin wordt al geruime tijd rekening gehouden met de ontwikkeling MFA Assen Oost en wel met een indicatief woonprogramma van 48 eenheden beschermd wonen en 32 huurappartementen (verzorgd wonen). In de nieuwe woningbouwafspraken van de regio Groningen – Assen en de regio Noord Drenthe is de bruto bouwopgave van Assen, op grond van nieuwe bevolkingsprognoses en de gewijzigde marktsituatie, teruggebracht naar circa 300 woningen per jaar (inclusief vervangende nieuwbouw). De woningbouwplanning en –programmering is eind 2012, vooruitlopend op de actualisatie van het Woonplan, in lijn gebracht met de nieuwe afspraken. Daarbij zijn plannen geschrapt of uitgesteld. De ontwikkeling MFA Assen Oost heeft haar positie in het uitvoeringsprogramma echter behouden vanwege het belang voor de toenemende vraag naar woonzorgcombinaties en het verleggen van de prioriteit naar binnenstedelijke invullingen van de opgave.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Assen

Ambitie gemeente Assen

Om zowel ruimte te bieden aan de ruimtelijke ontwikkeling van de stad als ervoor te zorgen dat er geen onnodige of onacceptabele veiligheidsrisico's worden gelopen is het wenselijk om sturing te geven aan de situering van bedrijven met een risicocontour en aan ruimtelijke ontwikkelingen binnen bestaande risicocontouren. Daarom kiest de gemeente Assen voor gebiedsgerichte ambitieniveaus. Door onderscheid te maken in verschillende gebieden met verschillende ruimtelijke functies en daaraan gebiedsgerichte ambities te koppelen, combineert de gemeente Assen de gewenste veiligheidsniveaus optimaal met de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen.

In de beleidsvisie Externe Veiligheid worden de volgende gebieden onderscheiden:

  • 1. Woonwijken;
  • 2. Buitengebied;
  • 3. Bedrijventerreinen;
  • 4. Transportzone (spoor, A28, N33).

Voor woonwijken kiest Assen voor een maximaal veiligheidsniveau. In woonwijken bevinden mensen zich gedurende het grootste deel van de dag en de week. Daar bevinden zich vaak ook de kwetsbare objecten als scholen, winkelcentra, bejaardentehuizen, e.d.

Op bedrijventerreinen kiest Assen voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Bevolkingsdichtheden zijn vaak minder en verblijfstijden in vergelijking met woonwijken korter. Voor de transportzones kiest Assen voor een veiligheidsniveau dat de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen onder voorwaarden mogelijk maakt, ook bij de voorziene ontwikkelingen in transportintensiteit. Voor het buitengebied van het gemeentelijk grondgebied kiest Assen voor een veiligheidsniveau dat gelijk is aan dat van bedrijventerreinen. Het grootste deel van het buitengebied is primair een productiegebied.

Per gebied zijn de ambities vertaald in randvoorwaarden met betrekking tot plaatsgebonden risico en groepsrisico. Dat leidt tot het overzicht in het navolgende figuur en tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0008.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0009.png"

Ambitieniveaus per gebiedstype (Bron: Beleidsvisie externe veiligheid)

Verkeer en Vervoersbeleid

Met de strategienota Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (2005) is een visie ontwikkeld op de bereikbaarheid van Assen in de komende jaren. Belangrijk onderdeel van de nota is het integreren van het concept 'Duurzaam Veilig' in het verkeer en vervoersbeleid van de gemeente. Uitgangspunt van 'Duurzaam Veilig' is het scheiden van verkeersstromen en het inrichten van wegen overeenkomstig het functiegebruik. Daarbij is het wegennet ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (verblijfsgebied). Bestaande wegen in een plangebied worden als zodanig ook bestemd in de bestemmingsplannen. Wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur of hoger krijgen volgens de systematiek van de gemeente Assen de bestemming Verkeer. De overige wegen krijgen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied. In dit plangebied is sprake van wegen met een 30 km/u regime zodat deze wegen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied hebben gekregen.

Waterplan 2011

Het gemeentelijk Waterplan (juli 2006) geeft een strategische visie van het gemeentelijk waterbeleid. In het plan zijn beleidskaders aangegeven waarbinnen het gemeentelijk rioleringsplan (GRP), baggerplannen, bestemmingsplannen, groenplannen, herstructureringsplannen nader kunnen worden uitgewerkt. Het gemeentelijk waterplan is niet alleen voor de gemeente een belangrijk hulpmiddel, maar ook voor de waterschappen. Vooral vanuit de waterschappen is er sterke aandacht voor het stedelijk waterbeleid van de gemeente. In 2011 is besloten de looptijd van het waterplan te verlengen en de actualisatie ervan te koppelen aan de aanpassing van het gemeentelijk rioleringsplan. Het beleid is nog steeds actueel.

Overleg met de waterschappen (waterkwaliteit/-kwantiteitbeheerders) over het te voeren beleid en uit te voeren maatregelen is gewenst om afstemming te bevorderen, effectiviteit van maatregelen te vergroten en kosten te beheersen. Riolering is nodig uit oogpunt van bescherming van de volksgezondheid, het tegengaan van wateroverlast en bescherming van het milieu. In het kader van de Wet milieubeheer is de gemeente verplicht een rioleringsplan op te stellen. In het GRP staat een overzicht van het rioolsysteem, hoe het riool beheerd wordt en welke invloed het rioolsysteem op het milieu heeft. Het GRP omvat zowel de aanleg van nieuwe riolering als het beheer van de bestaande riolering. Het is uitvoeringsgericht en wordt gebruikt als een technisch, financieel en organisatorisch planningsinstrument. Ten gevolge van de klimaatsveranderingen wordt in het kader van Waterbeheer 21e eeuw onderzoek gedaan naar herziening van de ontwerpnormen voor het watersys- teem. Door toename van de temperatuur, bodemdalingen, neerslaghoeveelheden en intensiteiten zal het watersysteem op basis van inundatierisico's moeten worden getoetst. De gemeente hanteert risicobenadering en maatwerk. De waterparagraaf, waarin onder meer aan het waterplan is getoetst, is opgenomen in paragraaf 4.11.

Nota bodembeheer gemeente Assen

De Nota Bodembeheer (2009) geeft invulling aan de bodemambities van de gemeente Assen met betrekking tot hergebruik van grond en baggerspecie. De gemeente Assen heeft voor gebiedsspecifiek beleid gekozen. Het grootste deel van de gemeente Assen heeft een diffuse bodemkwaliteit gelijk aan de achtergrondwaarde (schone grond). Het gebiedsspecifieke beleid houdt in dat binnen bedrijventerreinen categorie wonen grond (LMW2) kan worden toegepast. Binnen woonwijken mag alleen schone grond (achtergrondwaarde, LMW1) worden toegepast. De navolgende figuur toont de toepassingskaart.


afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0010.png" 

Toepassingskaart: Nota Bodembeheer


In de bodemparagraaf 4.7 vindt toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van het aspect bodem plaats.

2.4 Welstandsbeleid

Het welstandsbeleid voor de gemeente Assen is neergelegd in de welstands- en reclamenota Assen, welke in 2011 is vastgesteld. Deze nota is een belangrijk instrument om de ruimtelijke kwaliteiten te waarborgen voor de toekomst. In de nota is een gebiedsindeling gehanteerd. Onderhavige locatie is gelegen binnen gebied 5 “planmatig opgezette wijken”.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0011.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0012.png"

Uitsnede welstandskaart

In Assen komt een aantal grote planmatig opgezette wijken voor. Binnen deze wijken komen vier verschillende stedenbouwkundige structuren (het geheel van wegen, waterlopen, groen en bebouwing) voor, namelijk Wederopbouwwijken, Bouwstroomwijken, wijken met een woonerfachtige verkaveling en wijken in de stijl van de Nieuwe Zakelijkheid.

Na de wederopbouwperiode, brak in de jaren '60 en '70 van de vorige eeuw de Bouwstroomperiode aan. Voorbeelden zijn te vinden in Assen-Oost (plan Vredeveld), in Assen-Noord, in Pittelo en in het noordelijk deel van Baggelhuizen. Deze wijken worden gekenmerkt door een herhaling van identieke bouwblokken binnen een overwegend orthogonale structuur, de zogenaamde stempelplannen. De bebouwing vormt open bouwblokken, waarbij de oudere gebieden zich kenmerken door ruim bemeten profielen en veel openbaar groen, soms zelfs parkachtig.

Het beleid is gericht op het bieden van mogelijkheden voor het aanpassen en vernieuwen van bebouwing binnen de samenhang van het bouwblok, de straat of het cluster. De verandering moet passen binnen het grotere geheel en houden rekening met verwachte ontwikkelingen in de omgeving. Daarnaast moet de verandering passen bij de specifieke plek.

Het bouwvoornemen (aanvraag omgevinsgvergunning) zal worden voorgelegd aan de commissie ruimtelijke kwaliteit (voorheen welstandscommissie).

2.5 Doorwerking in het wijzigingsplan

Het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid heeft geen concrete gevolgen voor onderhavig wijzigingsplan.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Algemeen

De gemeente Assen wil ook in de wijk Assen Oost een multifunctionele accommodatie (MFA) realiseren. In de MFA Assen Oost komen twee basisscholen, een gymzaal, peuterspeelzaal, kinderopvang, Centrum voor Jeugd en Gezin en bijbehorende voorzieningen als een schoolplein en parkeren realiseren. Naast de MFA biedt het plangebied ook ruimte voor de bouw van twee appartementengebouwen.

Het plangebied betreft de voormalige locatie van de politie meldkamer en ligt centraal in de wijk, nabij het winkelcentrum en twee andere basisscholen. De locatie is circa 1,5 hectare groot. Deze plek als locatie voor de MFA is gekozen vanwege de centrale ligging in de wijk en de directe nabijheid van twee andere scholen die ook van voorzieningen in de MFA gebruik zullen maken. De bebouwing van de politie is inmiddels gesloopt. Het is wenselijk om deze open plek weer een nieuwe invulling te geven.

Om tot een goede invulling te komen is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het doel van dit plan is het vastleggen van de stedenbouwkundige structuur en het leggen van een basis voor de architectonische uitwerking van de verschillende gebouwen in relatie tot het ontwerp van de openbare ruimte en de reeds aanwezig bebouwing.

3.1.1 Beschrijving huidige situatie

Ligging

De MFA wordt gesitueerd op de voormalige locatie van de meldkamer van de politie en ligt centraal in de wijk Assen Oost. De omgeving kent een gridstructuur met brede groene profielen, strakke rooilijnen en hoofdzakelijk seriematige woningbouw. De bebouwing in de directe omgeving stamt voornamelijk uit de jaren '60 van de vorige eeuw.

De MFA locatie is onderdeel van een ruimtelijke cluster van voorzieningen met drie basisscholen, kinderopvang, een gymzaal en een gezondheidscentrum. Een deel van deze functies verhuizen in de toekomst naar de MFA. Dit cluster onderscheidt zich van de omgeving doordat de bebouwing in de groene ruimte staat in plaats van in een rooilijn parallel aan de straat. Ook is de maat en schaal anders dan van de omliggende woonbebouwing.

Locatie

Het plangebied wordt omsloten door de Lisdoddestraat, Tuinstraat, Bremstraat en de Brunelstraat. Ten noorden van het gebied ligt het huidige woonwagencentrum, aan de noordoostkant de Valkenhorst school en aan de zuidwest kant de huidige Regenboogschool. Rondom de locatie ligt een groene omzoming die overgang vormde tussen de meldkamer en de omliggende woonbebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0013.png"

3.1.2 Bebouwing toekomstige situatie

Hoofdopzet

Het stedenbouwkundig plan voorziet in de bouw van drie opzichzelfstaande gebouwen met een goede samenhang in stedenbouw en architectuur. In het midden van het plangebied wordt de MFA in twee bouwlagen gerealiseerd. Aan de Brunelstraat en de Tuinstraat is ruimte voor twee appartementengebouwen van maximaal vier bouwlagen.

De uitgangspunten voor het stedenbouwkundig plan waren:

  • Een groene, campusachtige setting met drie gebouwen waardoor de MFA locatie één geheel wordt met het gebied waar de Vrije School en OBS de Valkenhorst staan;
  • Een optimale relatie/samenhang (in de openbare ruimte en bebouwing) tussen MFA en bestaande scholen;
  • Goede bereikbaarheid en verkeerverbindingen voor voetgangers en fietsers;
  • Samenhang in stedenbouw, architectuur en inrichting open(bare) ruimte;
  • Efficiënt ruimtegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0014.png"

Schets van de driezijdige oriëntatie van de MFA

Door een nieuwe langzaam verkeersverbinding is de MFA in drie richtingen goed ontsloten voor fietsers en voetgangers. De verbinding met de Bremstraat zorgt ook voor een goede relatie met de twee bestaande scholen die van een aantal voorzieningen in de MFA (o.a. de gymzaal) gebruik zullen maken.

Aan twee zijden van het gebouw worden parkeervoorzieningen gerealiseerd voor een goede bereikbaarheid vanuit alle richtingen en om omrijbewegingen in de wijk en grote verkeersdruk aan één zijde van de MFA te voorkomen. Aan de zijde van de Tuinstraat komt een speelterrein dat ook gebruikt kan worden voor halen en brengen voor en na schooltijd.

De groene omzoming blijft behouden als vriendelijke overgang naar de omliggende woonbebouwing. Hierdoor past het plan goed in de omgeving.

De appartementen worden aan weerszijden van de MFA gerealiseerd. Op dit moment is de exacte invulling nog onduidelijk. De afstand tussen het schoolplein en de woningen bedraagt minimaal 10 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0015.png"

Bebouwing

Door de stedenbouwkundige structuur en bebouwingsopzet wordt het plangebied één geheel met het gebied waar de Vrije School en OBS de Valkenhorst staan. Gezien de gridstructuur en sobere architectuur van de wijk, zijn de scholen met gebogen vormen extra bijzonder in de wijk. De maximale bouwhoogte wordt vier bouwlagen. In de omgeving staat al veel bebouwing met een zelfde hoogte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0016.png"

Ligging voorzieningencluster in gridstructuur Assen Oost

Functies

De MFA zal bestaan uit twee basisscholen, een gymzaal, peuterspeelzaal, kinderopvang Centrum voor Jeugd en Gezin en de daarbij behorende voorzieningen zoals een schoolplein en parkeervoorzieningen. Daarnaast biedt het plangebied ruimte voor de bouw van appartementen, mogelijk met een woon-zorgfunctie.

Wijzigingsplan

In het moederplan is het bebouwingspercentage vastgelegd. Het bebouwingspercentage van gronden aangewezen als wijzigingsbevoegdheid mag ten hoogste 60% bedragen. Voorheen was maximaal 6150 m² aan bebouwing mogelijk op het perceel. In de nieuwe situatie is er maximaal 5544 m² aan bebouwing mogelijk. De bebouwing bestaat uit verschillende bouwlagen variërend van 2 bouwlagen voor de MFA, 3 bouwlagen op de hoek van de Brunelstraat/Lisdoddestraat en 4 bouwlagen aan de zijde van de Tuinstraat. Voor flexibiliteit en de eventuele toekomstige behoefte is een maximale bouwhoogte van 13 meter voor de gebouwen opgenomen.

3.1.3 Verkeer

Bij de opzet van het plan is rekening gehouden met de verkeersveiligheid en het tegengaan van onnodig autoverkeer (met name voor langzaam verkeer), het zoveel mogelijk beperken van overlast op de omgeving. Daarbij is er voor het zo efficiënt mogelijk invullen van de aanwezige ruimte gekozen voor dubbelgebruik van de parkeerplaatsen.

Het plangebied ligt centraal in de wijk en is voor alle verkeer goed ontsloten. Het plan voorziet in een nieuwe doorsteek voor langzaam verkeer tussen de Tuinstraat en de Brunelstraat. Deze verbinding maakt de MFA op een verkeersveilige manier goed bereikbaar voor fietsers en voetgangers. Ook tussen de MFA en de Bremstraat komt een nieuw fiets- en voetpad. Dit zorgt ervoor dat schoolkinderen van de Valkenhorst en de Vrije School via directe verbinding bij de voorzieningen (zoals de gymzaal) in de MFA kunnen komen.

3.1.4 Parkeren

Voor de MFA zijn 49 parkeerplaatsen nodig waarvan 32 specifiek voor halen en brengen. In de hierna volgende tabel zijn de CROW parkeernormen voor de verschillende functies in de MFA weergegeven.

Voor het fietsparkeren is de norm om 60 fietsenstallingen te realiseren voor 100 leerlingen. Dit wordt aangevuld met 20 extra stallingsmogelijkheden voor het halen en brengen.

  norm   benodigd aantal parkeerplaatsen   waarvan voor halen en brengen  
scholen (12 lokalen)   3 pp/ lokaal   36   24  
peuterspeelzaal (2 groepen)   4 pp/ groep   8   5  
kinderdagverblijf (1 groep)   5 pp/ groep   5   3  
gymzaal   dubbelgebruik vanwege andere gebruikstijden  
TOTAAL     49   32  

Nieuwe parkeervoorzieningen worden zowel aan de zijde van de Brunelstraat (19 pp) als aan de zijde van de Tuinstraat (9 pp) gerealiseerd. Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat een deel van de bestaande parkeerplaatsen aan de Brunelstraat (13 pp) en de Tuinstraat (4 pp) kan worden gebruikt door gebruikers en bezoekers van de MFA. Door aan beide zijden parkeervoorzieningen te realiseren wordt te grote verkeersdruk op één van beide straten voorkomen. Door de nieuwe langzaam verkeersverbinding verdwijnen circa vijf van de huidige negen dwarsparkeerplaatsen aan de Tuinstraat.

De parkeervoorziening aan de zijde van de Tuinstraat wordt op de drukke momenten, tijdens halen en brengen van de kinderen, uitgebreid met een speciale kiss&ride voorziening met 18 parkeerplaatsen. Dit pleintje kan buiten deze momenten worden afgesloten voor autoverkeer en worden gebruikt als uitbreiding van het schoolplein. Op deze manier wordt voorkomen dat voor de MFA een groot parkeerterrein ligt dat het grootste deel van de dag niet gebruikt wordt. Hierdoor wordt de schaarse ruimte in het plangebied efficiënt gebruikt en ontstaat een aantrekkelijk gebied.

In de directe omgeving van het plangebied liggen 63 parkeerplaatsen die gebruikt kunnen worden voor de MFA en de appartementengebouwen.

Appartementen

Voor de appartementen geldt dat het parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden. Het aantal parkeerplaatsen is afhankelijk van aantal en type appartementen dat gerealiseerd zal worden. Voor de appartementen geldt een parkeernorm van 1,5 pp per appartement, voor eigen gebruik en bezoekers. Voor zorgappartementen geldt een parkeernorm van 0,3 pp per appartement. Een deel van het bezoekersparkeren kan in de openbare ruimte plaatsvinden.

 

3.1.5 Groenstructuur

In de huidige situatie heeft het terrein van de meldkamer aan alle vier kanten een groene omzoming. In het stedenbouwkundig plan speelt groen een belangrijke rol en wordt gestreefd naar instandhouding van zoveel mogelijk (waardevol)groen. De bossages langs de Brunelstraat staan op een verhoging. Bij de bouw van appartementen zal bezien worden in hoeverre deze gehandhaafd kan blijven. Voor de bouw van de appartementen zullen waarschijnlijk enkele bomen gekapt moeten worden (dit zijn geen bomen die op de monumentale bomenslijst staan).

Voor alle bomen geldt de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de gemeente Assen. Indien er een omgevingsvergunning onderdeel kap wordt afgegeven, wordt conform het afgesproken beleid, een herplantplicht als voorwaarde toegevoegd.

3.1.6 Beeldkwaliteit

Met de bouw van de Valkenhorst, de Vrije School en, in mindere mate, Oase 7 zijn organische vormen in het gebied rond de MFA locatie geïntroduceerd die erg goed passen bij de groene omgeving en gebouwen een speels karakter geven. Deze architectuur wijkt sterk af van de omliggende woonbebouwing.

Aan de Tuinstraat en de Brunelstraat is ruimte voor appartementengebouwen. Concrete ontwikkelingen zijn er nog niet. Voorwaarde voor de appartementen is dat zij in een groene omgeving staan en dat de zijde richting de MFA een tweede representatieve voorkant van de appartementen wordt.

3.2 Verantwoording bestemmingskeuze

Binnen het moederplan bestemmingsplan Assen Oost is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Deze bevoegdheid maakt het mogelijk om de vigerende bestemming te wijzigen naar woondoeleinden, woondoeleinden meergezinshuizen, maatschappelijke doeleinden, groenvoorzieningen en/of verkeers- en verblijfsdoeleinden. De huidige marktsituatie in de ruimtelijke ordening vraagt om flexibele planvorming. Teneinde het planvoornemen een juiste juridische borging te geven, is gekozen voor twee hoofd bestemmingen, "maatschappelijk" en "meergezinshuizen". Er is op dit moment, gezien de huidige behoefte, gekozen om voor de overige percelen naast de maatschappelijke bestemming voor de MFA, de bestemming “meergezinshuizen” op te nemen. Er zijn echter geen stedenbouwkundige, ruimtelijke en beleidsmatige bezwaren om dit (gezien de marktwerking) in de toekomst middels een afwijking te wijzigen naar 'wonen'. Het gebied en de locatie leent zich prima voor beide functies. Daarbij biedt de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan ook deze mogelijkheid.

De maatschappelijke bestemming is opgenomen voor de nieuw te realiseren multifunctionele accommodatie (MFA). Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen in de breedste zin van het woord toegestaan. Dit biedt de mogelijkheid om onder andere scholen, verenigingen, instellingen voor culturele doeleinden, religieuze instellingen en zorgvoorzieningen hier een plek te laten vinden. Bouwen is binnen deze bestemming toegestaan met inachtneming van het aangeduide maximum wat betreft de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Verder is bouwen alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Tevens zijn onder voorwaarden overige bouwwerken toegestaan in de vorm van erfafscheidingen, licht- en vlaggenmasten.

Met de bestemming Wonen - Meergezinshuizen krijgen de appartementen een juridische borging. Binnen deze bestemming zijn woongebouwen, alsmede voor bijzondere woonvormen en wooneenheden met de daarbijbehorende; verzorgende voorzieningen toegestaan. Bouwen is binnen deze bestemming toegestaan met inachtneming van het aangeduide maximum wat betreft de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage. Verder is bouwen alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Tevens zijn onder voorwaarden andere bouwwerken overige bouwwerken toegestaan.

Het openbaar gebied heeft de bestemming "groen" en "verkeer en verblijf" gekregen. Binnen deze bestemming is de realisatie van de elementen van de openbare ruimte begrepen, zoals; wegen, voetpaden, parkeerplaatsen, en groenelementen.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Algemeen

Het is van belang om bij nieuwe ontwikkelingen de huidige situatie goed te
beschouwen en nieuwe ontwikkelingen zo veel mogelijk in te passen in de
omgeving. Door het in kaart brengen van de huidige situatie kunnen de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden verantwoord. Onderdeel van deze verantwoording is eveneens een toetsing aan milieu- en omgevingsaspecten. Navolgend zal verder op deze aspecten worden ingegaan.

4.2 Geluid

Inleiding

Milieuaspecten worden weliswaar geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, maar voor zover ruimtelijk relevant, dient met deze aspecten ook rekening te worden gehouden in het kader van een goede ruimtelijke ordening Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige objecten ten opzichte van milieuhinderlijke objecten en de afweging van deze belangen ten opzichte van andere sectorale belangen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

De MFA kan zowel beschouwd worden als een geluidsgevoelige functie (school) als een geluidsbelastende functie. De MFA (maar ook de nieuwe (zorg)woningen en/of woonhuizen) is (zijn) een geluidsgevoelige functie ten opzichte van de wegen in de nabije omgeving. De MFA is een geluidsbelastende functie ten opzichte van de geluidsgevoelige objecten in de directe omgeving (woonhuizen, scholen en woonwagens) en de toekomstige (zorg)appartementen op het terrein. De MFA valt als gevolg van zijn geluidsbelastende functie onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit en als gevolg van zijn geluidsgevoelige functie onder de werksfeer van de Wet Geluidhinder (WGH).

Geluidsgevoelige functie

De mate waarin het geluid veroorzaakt door het (spoor)wegverkeer en/of industrie geluidsgevoelige bestemmingen mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Indien in een plangebied geluidsgevoelige functies zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (spoor)wegverkeerslawaai en/of industrielawaai dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het plangebied MFA Assen Oost ligt niet binnen de geluidszonering (invloedsgebied) van industrieterreinen, spoorwegen en/of wegen. Het plangebied is weliswaar omgeven door 30 km-wegen, maar deze zijn wettelijk gezien niet geluidsgezoneerd. In het kader van goede ruimtelijke ordening is het aanbevelenswaardig om, in verband met het waarborgen van de maximale binnenwaarde, onderzoek te doen naar de geluidsbelasting van deze wegen op de toekomstige MFA en (zorg)appartementen/woonhuizen. Uit het akoestisch onderzoek van Ingenieursbureau Spreen (rapportnummer 20120567-01; 20 november 2013; zie bijlage bij de toelichting) blijkt echter dat de verkeersintensiteit op betreffende 30 km-wegen dusdanig laag is en dat de afstand van de geluidsgevoelige bestemmingen tot deze wegen dusdanig groot is, dat betreffende maximale binnenwaarde, bij een standaardisolatie van 20 dB, niet wordt overschreden.

Geluidsbelastende functie

Stemgeluid op bestaande geluidsgevoelige bestemmingen

In het kader van het Activiteitenbesluit hoeft het stemgeluid van kinderen op bestaande schoolpleinen niet te worden beoordeeld. Als reden hiervoor is in de toelichting van het Activiteitenbesluit aangegeven dat het beheersen van de optredende geluidsniveaus slechts mogelijk is door zeer vergaande maatregelen, hetgeen niet gewenst is. Aangezien het hier een nieuwe situatie betreft, heeft Ingenieursbureau Spreen onderzocht of er ten aanzien van geluid sprake is van voldoende ruimtelijke scheiding tussen de MFA en de geluidsgevoelige functies in de omgeving. In het rapport zijn de afstanden van het beoogde schoolplein tot de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige bestemmingen uitgezet en inzichtelijk gemaakt. Op basis van deze meetafstanden kan geconcludeerd worden dat de dichtstbijzijnde woonwagen van het woonwagencentrum aan de Bremstraat en de basisschool de Valkenhorst binnen de richtafstand van 30 meter zijn gelegen (alle overige geluidsgevoelige objecten liggen buiten de richtafstand). Deze richtafstand is afkomstig uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering en geldt voor een “”rustige woonwijk”. Aangezien voor genoemde twee geluidsgevoelige objecten de richtafstand niet kan worden gerespecteerd, is er een aanvullende geluidsberekening uitgevoerd waarin de werkelijke geluidsbelasting ten gevolge van het stemgeluid inzichtelijk is gemaakt. Uit deze berekening blijkt dat ter plaatste van de dichtstbijzijnde woonwagen voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau het toetsingskader met 3 dB(A) in de dagperiode en 1 dB(A) in de avondperiode wordt overschreden. Voor het maximale geluidsniveau wordt het toetsingskader alleen in de dagperiode overschreden en wel met 7 dB(A). Bij de basischool de Valkenhorst is in de dagperiode alleen sprake van een overschrijding van het toetsingskader voor het maximale geluidsniveau (met 1 dB(A)). Aangezien het in het laatste geval ook om een school met spelende kinderen gaat, zal de overschrijding in dit geval niet leiden tot ontoelaatbare hinder. Ter plaatse van bestaande woningen worden de toetsingskaders voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en maximale geluidsniveau niet overschreden.

In het kader van goede ruimtelijke ordening dient beschouwd te worden of de equivalente en maximale geluidsniveau's ter plaatse van de dichtstbijzijnde woonwagen kunnen worden gereduceerd tot onder de toelaatbare waarden (Activiteitenbesluit). In dit geval kan dat gerealiseerd worden door het plaatsen van een geluidsscherm van 2 meter hoog en 32 meter lang tussen het speelplein (Kiss en Ride-parkeerplaats) en betreffende woonwagen.

Stemgeluid op nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen (in het plangebied)

Uit berekening blijkt dat ter plaatste van de nieuwe (zorg)appartementen en/of woonhuizen direct naast het speelplein voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau het toetsingskader met maximaal 6 dB(A) in de dagperiode en 3 dB(A) in de avondperiode wordt overschreden. Voor het maximale geluidsniveau wordt het toetsingskader alleen in de dagperiode overschreden en wel met maximaal 10 dB(A).

In dit geval wordt er bewust voor gekozen om de nieuwe woningen vlak bij een school(plein) te plaatsen (functiemenging) met de daarbij behorende geluidsbelasting van de gevels. Wel dient aandacht besteed te worden aan de geluidwering van de gevels van betreffende nieuwe woningen, zodat het maximaal aanvaardbare binnenniveau ten aanzien van maximale geluidsniveau's (55 dB (A) niet overschreden wordt (zie Activiteitenbesluit). Dat betekent dat de dichtstbijzijnde gevels van nieuwe woningen een geluidwering van minimaal 25 dB(A) moeten hebben.

Geluidsbelasting representatieve situatie MFA (directe hinder)

Het gaat hierbij alleen om de geluidsbelasting op de omgeving veroorzaakt door aankomst en vertrek van auto's op Kiss en Ride-parkeerplaats op het speelplein van de MFA (alleen overdag). De geluidsbelasting van eventuele toekomstige installaties op het dak van de MFA valt hier niet onder, omdat er vanuit wordt gegaan dat deze straks voldoen aan de wettelijke eisen.

Uit de berekeningen van Spreen blijkt dat zowel voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als voor het maximale geluidsniveau het toetsingskader in de dagperiode op de bestaande woningen en woonwagens niet wordt overschreden. Voor enkele nieuwe woningen/appartementen direct naast de Kiss en Ride-parkeerplaats wordt voor het maximale geluidsniveau het toetsingskader in de dagperiode overschreden met maximaal 2 dB(A). Een standaardgevel zorgt in dit geval echter al voor voldoende geluidsisolatie.

Geluidsbelasting als gevolg van indirecte hinder

Het gaat hierbij om de extra geluidsbelasting veroorzaakt door het verkeer van en naar de MFA en de nieuwe (zorg)woningen binnen het plangebied (overdag èn 's avonds). Ook de geluidsbelasting veroorzaakt door het parkeren op de twee nieuwe openbare parkeerplaatsen in het plangebied (overdag èn 's avonds) is meegenomen in de indirecte hinder.

Uit de berekeningen van Spreen blijkt dat de geluidsbelasting ten gevolge van indirecte hinder op de maatgevende bestaande woningen maximaal 46 en op nieuw te bouwen woningen maximaal 49 dB(A) bedraagt, hetgeen niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Conclusies

Industrielawaai en/of (spoor)wegverkeerslawaai vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. De beoogde ontwikkeling van de MFA heeft consequenties voor de geluidsbelasting op de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen in de buurt (scholen, woonhuizen en woonwagens). De geluidsbelasting is, met uitzondering van dichtstbijzijnde woonwagen (Bremstraat 12), niet zodanig dat normen uit het Activiteitenbesluit worden overschreden. Inzake Bremstraat 12 zal de overschrijding van de normen te niet worden gedaan door het plaatsen van een geluidsscherm tussen speelplein en woonwagen.

In het geval van de nieuw te bouwen woningen en/of (zorg)appartementen in het plangebied wordt er bewust voor gekozen om deze vlak bij een school(plein) te plaatsen (functiemenging) met de daarbij behorende geluidsbelasting van de gevels. Hier dient aandacht besteed te worden aan de geluidwering van de gevels van de nieuwe woningen, zodat het maximaal aanvaardbare binnenniveau niet overschreden wordt.

4.3 Externe veiligheid

De risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door bijvoorbeeld productie, opslag, transport en gebruik van gevaarlijke stoffen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Hiervoor is op 27 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (artikel 1 van het Bevi). Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen.

Bij de beoordeling van externe veiligheid in relatie tot de ruimtelijke ordening worden twee soorten risico's onderscheiden; plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Voor het groepsrisico bestaat geen wettelijke norm waaraan getoetst wordt. In plaats daarvan wordt getoetst aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Bij het toekennen van bepaalde bestemmingen moet onderzocht worden of voldoende afstand in acht wordt genomen tussen (beperkt) kwetsbare objecten enerzijds en risicovolle inrichtingen anderzijds vanwege het plaatsgebonden risico. Tevens moet onderzocht worden of (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen liggen.

Tevens moet worden onderzocht of er in of in de nabijheid van het plangebied risicovolle transportaders (spoor-weg-aardgasleidingen) zijn gesitueerd. Deze hebben net als de risicovolle inrichtingen een invloedsgebied.

De risicovolle transportaders en inrichtingen liggen zover weg van het plangebied en daardoor ook hun invloedsgebied, dat externe veiligheid voor de ruimtelijke planvorming geen belemmering vormt.

4.4 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader Luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wm). In samenhang met Titel 5.2 zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit in Bijlage 2 Wm opgenomen.

In Titel 5.2 Wm is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen als onder andere:

  • Wordt voldaan aan de in Bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;
  • Een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof;
  • Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Bij Titel 5.2 Wm horen uitvoeringsregels die zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen. De volgende AMvB's en regelingen zijn of kunnen relevant zijn bij luchtkwaliteitonderzoeken:

  • AMvB en Regeling niet in betekenende mate bijdragen;
  • Regeling projectsaldering 2007;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007;
  • Besluit Gevoelige bestemmingen.

Besluit niet in betekenende mate bijdragen

In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM) is vastgelegd wanneer een project/plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een plan/project draagt niet in betekenende mate bij als de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel NO2 als PM10 niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde voor die stoffen. Dit komt voor beide stoffen overeen met een maximale toename van de concentraties met 1,2 ìg/m3.

Projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Wel moet worden aangetoond dat als gevolg van het project de jaargemiddelde concentraties PM10 en NO2 niet met meer dan 1,2 ìg/m3 toenemen.

In de onder het Besluit NIBM vallende Regeling niet in betekenende mate bijdragen is tot slot een aantal categorieën van plannen (projecten) opgenomen waarvoor zonder meer geldt dat deze plannen niet in betekenende mate bijdragen. Blijft de ontwikkeling binnen de voor deze categorieën opgenomen grenzen, dan is het project per definitie niet in betekenende mate, hoeft dit niet met berekeningen te worden aangetoond en hoeft ook in dat geval verder geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

Onderzoek

De voorgenomen ontwikkeling (realisatie MFA) is qua omvang vergelijkbaar met de oude functie van politiebureau annex meldkamer. De Gemeente Assen beschikt over een Verkeersmilieukaart (op basis van het CAR II model) waarmee de luchtkwaliteit langs wegen bepaald kan worden. Berekeningen met CAR II geven in bijna alle gevallen een conservatiever beeld van de concentraties en het betreft derhalve een worst case-benadering.

Uit de berekeningen blijkt dat de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen (o.a. Lisdoddestraat, Tuinstraat, Bremstraat en Brunelstraat) dermate laag zijn dat er geen overschrijding van de normen optreed, noch voor NO2 als voor PM10.

Conclusie

De nieuwbouw van de MFA draagt niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit conform artikel 5.16 lid 1 onder c, van de Wet milieubeheer.

Er wordt derhalve voldaan aan Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de geplande activiteiten aan de Tuinstraat 17.

4.5 Cultuurhistorie

Historie onderhavig gebied

Rond 1900 bestond de bebouwing in het gebied ten oosten van de spoorlijn slechts uit een aantal woningen langs de verbindingswegen naar de dorpen Loon, Rolde en Anreep en enkele verspreide boerderijen. De oudste bebouwing van Assen-Oost dateert van eind achttiende eeuw.

In het begin van de jaren twintig werd begonnen met een meer systematische aanpak. Achtereenvolgens werd het rode dorp, het witte dorp, het blauwe dorp en het buurtje Wethouder Buningstraat gerealiseerd. Na de tweede wereldoorlog werd het gebied ten oosten van de spoorlijn uitgebreid met de schildersbuurt (ten noorden van de Rolderhoofdweg), het Oosterpark en de Vogelbuurt. In de zestiger jaren werd gestart met de realisering van de woonbuurt Vredeveld en het bungalowpark Sluisdennen. Ten noorden van de Rolderhoofdweg kwam in de jaren zeventig het Amelterhout tot stand. De wijk bevat verschillende bouwperioden en bouwstijlen

Oderhavige lokatie maakt onderdeel uit van gebied de bouwstroomperiode. In dit deelgebied gaat het om overwegend seriematige woningbouw, gerealiseerd in een hoog bouwtempo (te vinden in plan Vredeveld). De stedenbouwkundige opzet, gebaseerd op een orthogonale structuur, geeft veelal een herhaling te zien van kleinere verkavelingseenheden. Dit zijn de zogeheten "stempelplannen". In deze gebieden bevinden zich concentraties van winkels en voorzieningen, meestal centraal gelegen en veelal met woningen in een middelhoge of hoge dichtheid. Met name de plannen die in de jaren zestig zijn gerealiseerd kenmerken zich door ruim bemeten profielen en veel openbaar groen, in een soms parkachtige uitvoering. De woonbebouwing bestaat voornamelijk uit rijen eengezinswoningen en gestapelde woningen. De beeldbepalende flats aan de Speenkruidstraat vormen de sterkste representanten van de opvattingen over stedenbouw en architectuur in die tijd. Ondergeschikt aan het overheersende beeld komen, in clusters, vrijstaande en twee-onder-één-kap-woningen voor.

Monumenten

De rijksmonumenten worden beschermd door de Monumentenwet (1998). Met monumenten worden alle 'onroerende zaken' bedoeld. Tot die onroerende zaken horen gebouwen en objecten, zoals vaarten, bruggen, wegen, bomen en pleinen, die tenminste vijftig jaar oud zijn. Zij moeten van belang zijn door hun schoonheid, de wetenschappelijke en/of hun cultuurhistorische betekenis. Een monument kan worden aangewezen als rijksmonument wanneer het aan deze regels voldoet en als het aan deze regels voldoet en als het een nationale, unieke waarde heeft. Gemeentelijke monumenten kunnen door een gemeentebestuur worden aangewezen. Op de beoogde locatie of in de directe nabije omgeving zijn geen monumenten aanwezig.

4.6 Ecologie - Flora en Fauna

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Soortenbescherming

De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk:

Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een afwijkingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud;

Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een afwijking bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud mits wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de initiatiefnemer onderschreven gedragscode;

Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten waaronder de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten.

In de Flora- en faunawet is tevens een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of afwijking is verleend.

Plangebied: om na te gaan of er in het plangebied sprake is van beschermde dier- en plantensoorten en om de effecten van de gewenste ontwikkeling op deze soorten te beoordelen is op 18 juli 2013 door Buro Bakker een ecologische quickscan ter plaatse verricht (rapportnummer 2013/P13176 ; september 2013; zie bijlage bij de toelichting). Deze quickscan betrof het groen rondom de te slopen bebouwing. Ten behoeve van de sloop van het oude politiebureau is een aparte ecologische quickscan verricht en vervolgens ecologische vervolgonderzoeken naar de eventuele aanwezigheid van vleermuizen en/of steenmarter in het gebouw.

Met een quickscan wordt eenduidig in beeld gebracht of en welke beschermde soorten in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Indien de gewenste ontwikkeling kan leiden tot negatieve effecten voor deze soorten, leidt de quickscan tot aanbevelingen voor vervolgstappen. Het uiteindelijke doel is het afstemmen van de ontwikkeling op de aanwezigheid van beschermde soorten, zodat gewerkt wordt binnen de kaders van de Flora- en faunawet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0017.png"

De ligging van het plangebied, rood omlijnd (luchtfoto google)

Conclusie

Uit de quickscan van Buro Bakker blijkt dat tijdens het broedseizoen nesten van vogels in het groen dan wel de houtsingels in het plangebied kunnen voorkomen. De mogelijke aanwezigheid van broedvogels leidt tot de noodzaak om eventuele kapwerkzaamheden en het verwijderen van vegetatie buiten het broedseizoen uit te voeren. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met juli. Ook als buiten de genoemde periode broedende vogels worden aangetroffen, dient te worden gewacht met de genoemde werkzaamheden tot de vogels het nest uit vrije wil hebben verlaten. Uit de quickscan blijkt tevens dat de aanwezigheid van (andere) soorten met een zware of matig zware bescherming kan worden uitgesloten. Wel kunnen er licht beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn. Voor deze soorten geldt een algehele vrijstelling. De zorgplicht is voor deze soorten wel van kracht.

Gebiedsbescherming

Natura 2000: Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. In juridische zin komt Natura 2000 voort uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen; in Nederland vertaald in de Natuurbeschermingswet.

Ecologische Hoofdstructuur: door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland.

Relatie Natura 2000 en EHS: de Natura 2000 gebieden liggen vrijwel geheel binnen de EHS en beslaan ongeveer de helft van het oppervlakte EHS op het land. Daarmee is er planologisch een hechte relatie tussen de EHS en de Natura 2000.

Plangebied

Het plangebied ligt op ruime afstand van de EHS ten oosten van Assen Oost (minimaal 400-450 meter) en op nog ruimere afstand van Natura 2000-gebied het Drentsche Aa-gebied (minimaal 1100-1200 meter). In onderstaande afbeeldingen is de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS en het Natura 2000-gebied aangegeven.

Gezien bovengenoemde afstanden en de ligging van het plangebied midden in Assen Oost zal er geen invloed van verlichting en/of geluid van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied op bovengenoemde natuurgebieden zijn. Ook is er geen directe ecologische en/of waterhuishoudkundige relatie met het Drentsche Aa-gebied. Het aantal autobewegingen in Assen Oost als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied zal niet of nauwelijks toenemen ten aanzien van de oude situatie (politiebureau). Enerzijds omdat het gaat om verplaatsing van al bestaande bestemmingen binnen Assen Oost (tweetal scholen, kinderopvang, peuterspeelzaal en zorgappartementen dan wel -woningen) anderzijds omdat de oude bestemming ter plaatse ook al een (geringe) verkeersaantrekkende werking had. Ook van de mogelijk geringe toename van het aantal autobewegingen worden geen significante effecten op het Drentsche Aa-gebied verwacht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0018.png"

Uitsnede Ecologische Hoofdstructuur EHS

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0019.png"

Uitsnede van het Natura2000-gebied Drenthse Aa-gebied Blad 2

Conclusie

Gezien de afstand van het plangebied tot het Drentsche Aa-gebied (zowel EHS als Natura 2000), gezien de ligging midden in Assen Oost en gezien de (mogelijk) geringe toename van het autobewegingen als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen in het plangebied worden geen significante effecten op het Drentsche Aa-gebied verwacht.

4.7 Bodem

Inleiding

In de wet staat dat gemeenten ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening ruimtelijke plannen vaststellen. Wat een goede ruimtelijke ordening is, staat niet letterlijk omschreven in de wet noch in het Besluit ruimtelijke ordening. Wel hebben zowel de inhoudelijke als de procedurele vereisten allemaal te maken met een goede ruimtelijke ordening.

In het verlengde hiervan geeft het Besluit ruimtelijke ordening aan dat je van meet af aan onderzoek moet doen naar de uitvoerbaarheid van een planologische maatregel bijvoorbeeld een bestemmingsplan of wijzigingsplan. Een ruimtelijk relevant (onderzoeks)aspect betreft de bodem. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen.

De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan de uitvoerbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied beïnvloeden of belemmeren. Het bodembeleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De bodemkwaliteit wordt mede bepaald door de historie en het huidige gebruik.

Het plangebied bestaat uit het grondgebied van de voormalige meldkamer Drenthe. Op dit terrein heeft in het verleden een confectiefabriek gestaan. In het kader van de bouw van de meldkamer zijn voor dit terrein, met een totale oppervlakte van circa 1,5 hectare, de volgende bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend onderzoek, MUG ingenieursbureau, documentnummer 51089210;
  • Verkennend onderzoek, Arcadis, documentnummer 076383866:0.1, 2012.

Uit de resultaten van de onderzoeken komt naar voren dat de bodem in het plangebied licht verontreinigd is. De gemeten gehalten en concentraties geven geen aanleiding tot de uitvoering van een nader bodemonderzoek en vormen geen gevaar voor de volksgezondheid en het milieu.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. De lichte verontreiniging vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Eén van de doelstellingen van het Verdrag van Malta is de afstemming van het archeologisch belang met de ruimtelijke ordening. Daarom heeft de wetgever ervoor gekozen om de bescherming van het archeologisch erfgoed in te bedden in de ruimtelijke ordening. Hiervoor is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) aangenomen, de wet waarmee onder andere de Monumentenwet 1988, Wet milieubeheer, de Woningwet en de Ontgrondingenwet zijn gewijzigd. Het belangrijkste instrument is hierbij het gemeentelijke bestemmingsplan. Bouw- en andere werkzaamheden, waarbij ingrepen in de bodem plaatsvinden moeten immers aan het bestemmingsplan/ wijzigingsplan worden getoetst. De kern van de Wamz is, wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.

Op grond van de Monumentenwet dient de gemeente bij de vaststelling van een bestemmingsplan of wijzigingsplan rekening te houden met archeologische waarden en verwachtingen. De manier waarop archeologie kan worden opgenomen in deze plannen staat beschreven in de Monumentenwet 1988.

Gemeentelijk archeologiebeleid

Om archeologie in bestemmingsplannen en wijzigingsplannen op te nemen is het het meest praktisch als elke gemeente vooraf zijn archeologiebeleid door de raad heeft laten vaststellen in een archeologienota in combinatie met een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft aan hoe bij ruimtelijke besluitvorming wordt omgegaan met archeologie. De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Assen is vastgesteld in april 2012 en vormt de basis voor het toetsen van alle ruimtelijke initiatieven en het opstellen van bestemmingsplannen.

Volgens de beleidsadvieskaart heeft het plangebied een middelhoge tot hoge verwachting voor archeologie.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0020.png"

Uitsnede advieskaart

Onderzoek

Voor deze gronden geldt voor een bodemverstoring met een oppervlakte van 1000 m2 en meer en een diepte van meer dan 30 cm onder maaiveld een onderzoeksplicht. Doordat er sprake is van herontwikkeling van bestaande bebouwing zal er geen bodemverstoring optreden groter dan 1000 m2. Een onderzoek is derhalve niet nodig.

Conclusie

Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor de herontwikkeling.

4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Op 1 april 2011 is het gewijzigde besluit mer in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de mer-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit mer. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.


Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen o.a. de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén mer-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit.


Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomt(en) op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, moet een toets (vormvrije m.e.r.-beoordeling) worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.


Deze zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor een m.e.r.


Gelet op de omvang van het initiatief, de uitkomsten van de onderzoeken zoals in dit hoofdstuk samengevat, er in de voorgaande situatie ook al bebouwing aanwezig was, er geen significante toename zal zijn van het aantal verkeersbewegingen, het perceel niet grenst aan een natuurbeschermingsgebied is de verwachting dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden. Het milieubelang wordt in voldoende mate afgewogen. Een nadere beoordeling in een m.e.r. beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.

4.10 Verkeer en vervoer

Situering

De MFA Assen-Oost wordt gesitueerd tussen de volgende woonstraten: Tuinstraat, Bremstraat, Brunelstraat en Lisdoddestraat. Alle straten in de wijk Assen-Oost maken onderdeel uit van de 30 km/uur zone. De Tuinstraat en Brunelstraat worden voornamelijk gebruikt als route naar de buurten, van en naar de scholen en het winkelcentrum Vredeveld. De straten zijn ingericht voor gemengd verkeer. Gemotoriseerd verkeer en fietsers maken samen gebruik van de rijbaan.

Verkeersintensiteit

De verkeersintensiteit op de desbetreffende straten bedraagt circa 2.500 motorvoertuigen per etmaal. Dit zijn voor woonstraten acceptabele aantallen, waarbij er nog geen belasting optreedt voor de omgeving.

De straten rondom de MFA-Assen-Oost worden redelijk intensief gebruikt door fietsers, naar de scholen en naar het winkelcentrum Vredeveld. Door de voorzieningen in het centrum van de wijk te situeren, worden bewoners gestimuleerd om de fiets vaker te gebruiken. Veel dagelijkse verplaatsingen zijn goed per fiets te maken. Daarmee wordt bereikt dat overlast door het autoverkeer wordt verminderd.

Uitgangspunten

Voor de MFA Assen-Oost is uitgangspunt om veilige schoolroutes en een veilige schoolomgeving te realiseren. Op het te realiseren terrein wordt dat bereikt met de realisatie van een fietspad en voetpad. Het langzaam verkeer wordt daarmee gescheiden van het gemotoriseerd verkeer en van parkeermanoeuvres. Naast de inrichting van de openbare ruimte is het wenselijk om aandacht te blijven besteden aan veilig verkeersgedrag rond de school. Met permanente verkeerseducatie, voor basisschoolkinderen, het voortgezet onderwijs en voor volwassenen wordt een duurzaam veilige verkeersomgeving nagestreefd.

4.11 Waterhuishouding en watertoets

Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een multifunctionele accommodatie (MFA) inclusief de bouw van twee appartementencomplexen aan de Tuinstraat waar voorheen de Meldkamer Drenthe gevestigd was.

Toetsingskader

Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke ordeningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze de betrokken partijen tot een betere samenwerking kunnen komen. De watertoets is een procesinstrument waarmee alle belangen ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten kunnen worden afgewogen. Het doel van een watertoets is om waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig in de ruimtelijke planvorming te betrekken. Waterhuishoudkundige aspecten hebben onder andere betrekking op veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, volksgezondheid en bodemdaling. Dit heeft betrekking op alle wateren in Nederland. Met ingang van 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Beoordeling

Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt geheel binnen het beheersgebied van het Waterschap Hunze en Aa's. Met het Waterschap wordt intensief overleg gevoerd in het kader van de Watertoets. De inrichting van het plangebied heeft gevolgen voor het bestaande watersysteem, de waterkwantitiet en de (oppervlakte)waterkwaliteit. Hiertoe worden in het 'Watertoetstraject' maatregelen afgesproken die eventuele negatieve effecten tegengaan.

Beschrijving watersysteem

In de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig. Binnen het plangebied ligt een zaksloot. Deze zaksloot heeft een lengte van ca. 52 meter en een bodembreedte van 0,70 m. Afstromend water van aangrenzende groenstroken wordt in deze sloot geborgen.

In de Brunelstraat, de Tuinstraat en de Bremstraat ligt een gemengd rioolstelsel. Op termijn is hier een gescheiden stelsel voorzien. Het regenwater van de O.b.s. Valkenhorst is aangesloten op een regenwaterstelsel dat eveneens tijdelijk is aangesloten op het gemengd stelsel in de Brunelstraat. In de toekomst zal dit worden aangesloten op het aan te leggen regenwaterstelsel.

Grondwater

Binnen de gemeente Assen is bekent dat de omgeving van het plangebied vrij nat is. Dit kom door de ondiepe ligging van de keileemlaag en optredende schijngrondwaterspiegel. Deze schijngrondwaterstand kan sterk wisselen als gevolg van regenval. De keileemlaag in het plangebied is binnen 0,70 m-mv tot 1,50 m-mv aangetroffen. Dit blijkt uit boringen uitgevoerd in het kader van het verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Tuinstraat 15 en 17 te Assen, 12 april 2012). Op een afstand van ca. 175 ten noorden van het plangebied staat peilbuis B12D0326. Uit de analyse van de grondwaterstandmetingen blijkt dat de grondwaterstand in het freatisch pakket op gemiddeld NAP +9,47 m staat. De GHG (gemiddeld hoogste grondwaterstand) is bepaald op NAP +9,79 m met bijbehorende grondwatertrap (GT) VII. Het maaiveld ligt op ca. NAP +10,50 m. De ontwatering op basis van deze gegevens is 0,70 m.

Bij reconstructie van de openbare infrastructuur zal een drainagestelsel worden aangelegd om voldoende drooglegging (1,10 m –mv) van de wegconstructie te realiseren. De drainage is aangesloten op het regenwaterstelsel.

Ontwerpgrondslagen

Als beleidsuitgangspunt geldt dat in ieder geval het huidige oppervlaktewatersysteem, waaronder ook de zaksloot, gehandhaafd dient te blijven (Stand-still beginsel) en zo mogelijk in geval van herstructurering en revitalisering met bergingscapaciteit wordt uitgebreid in verband met de klimaatveranderingen. Met andere woorden als er bij planontwikkeling sprake is van een herindeling van de openbare ruimte mag geen verlies aan wateroppervlak optreden. Dit moet altijd worden gecompenseerd binnen de grenzen van het watersysteem. De bergingsruimte moet gezocht worden in hetzelfde peilgebied of in een benedenstrooms gelegen peilgebied. Het stedebouwkundigontwerp voorziet niet in het dempen van de zaksloot. Daarnaast biedt het bestemmingplangebied geen ruimte voor het vergroten van bergingscapaciteit.

Het streven is om de parkeerplaatsen en de voet- en fietspaden voor een groot gedeelte in duurzame open elementen verharding uit te voeren. De open elementen verharding bevordert de infiltratie (vasthouden) van het regenwater. De ontsluitingswegen (in- en uitritten) worden in asfalt uitgevoerd.

Bij de ontwikkeling van dit plan wordt er van uitgegaan dat het verhard oppervlak van dakvlakken, speelpleinen, inritten en parkeervoorzieningen en voet- en fietspaden afwateren op een regenwaterriool. Het toekomstig gebruik geeft geen aanleiding tot het nemen van extra maatregelen, zoals een voorzuivering, om vervuiling van oppervlaktewater tegen te gaan.

Planontwikkeling MFA

Toename verhard oppervlakte

Op basis van het huidig ontwerp wordt een lichte toename verwacht van het verhard oppervlak met 2.500 m2. In onderstaande tabel is de verdeling van het verhard oppervlak weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.03WP2013410E-C001_0021.png"

Watersysteem

Door de ontwikkeling zal ter plaatse van de zaksloot een voet- fietspad aangelegd worden. Hierdoor verdwijnt de zaksloot. De zaksloot heeft een bodemoppervlak van 37 m2. Dit oppervlak dient elders gecompenseerd te worden, omdat binnen de grenzen van het plangebied geen ruimte is voor compenserende maatregelen.

Voor compensatie van 2.680 m2 verhard oppervlak en 37 m2 wateroppervlak is een totaal wateroppervlak ca. 175 m2 nodig (gerekend met een peilstijging van 0,50 m). Dit komt overeen met 101 m3 bij t=10 en 197 m3 bij T=100+13%.

Riolering

De nieuwe gebouwen worden voorzien van gescheiden riolering. Vuil water uit de gebouwen wordt via een droogweerafvoerleiding (DWA) apart aangesloten op het gemengd stelsel in de Tuinstraat of Brunelstraat. Voor de afvoer van regenwater wordt een regenwaterstelsel aangelegd. Dit stelsel zal, tot de aanleg van een regenwaterstelsel in de Brunelstraat, aansluiten op het gemengd stelsel in de Brunelstraat.

Grondwater

De gemiddeld hoogste grondwaterstand in het plangebied ligt op circa 0,70 m-mv. Daarom is extra ontwatering noodzakelijk. Bij een vloerpeil van NAP +10,60 en een vloerdikte van 0,30 m is onvoldoende ontwatering aanwezig. Voor de ontwatering van bebouwing zal aanvullende drainage aangelegd moeten worden. Daarnaast is ook drainage nodig voor de ontwatering van de wegen. De drainage dient 1,10 m onder het wegpeil aangelegd te worden. Drainage kan aangesloten worden op de regenwaterleiding van de gebouwen die vervolgens op het bestaande stelsel in de Brunelstraat aangesloten kan worden.

Drinkwatervoorziening

Het plangebied ligt binnen de verbodszone diepe boringen (provinciaal beleid), in verband met de drinkwaterwinning van de Waterleiding Maatschappij Drenthe (WMD). De WMD heeft een vergunningscapaciteit voor het onttrekken van 5 miljoen m3 grondwater per jaar voor de bereiding van drinkwater. Momenteel wordt echter circa 3 miljoen m3 grondwater per jaar onttrokken. Deze onttrekking bevindt zich stroomafwaarts van dit plangebied. Voor de aanleg van de tunnel zal, waar nodig, een ontheffing in het kader van de Provinciale omgevingsverordening aangevraagd moeten worden.

Naast deze winning vinden er nauwelijks nog grote grondwateronttrekkingen in Assen plaats.

Conclusie

Gebouwen worden voorzien van een gescheiden rioleringssysteem voor vuilwater en regenwater. Regenwaterriolering wordt aangeboden aan de kant van de Brunelstraat en tijdelijk aangesloten op het gemengd stelsel. Vuilwater vanaf de gebouwen wordt aangesloten op het gemengd stelsel in de Tuinstraat of de Brunelstraat.

Bij de ontwikkeling van het MFA vervalt de zaksloot door de aanleg van het voet- fietspad naar de Bremstraat. Bij het ontwikkelen van het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met ca. 2.500 m2. Totaal dient 2.717 m2 gecompenseerd te worden. Dit komt overeen met ca. 175 m2 wateroppervlak met een peilstijging van 0,50 m. Dit komt overeen met 101 m3 bij t=10 en 197 m3 bij T=100+13%.

De gemiddeld hoogste grondwaterstand ligt rond NAP +9,79m. Aanvullende drainage rondom de bouwblokken wordt geadviseerd. Wegen in het openbaar gebied worden standaard voorzien van de een drainage op 1,10 m-mv.

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels

5.1 Inleiding

In dit onderdeel van de toelichting wordt nader ingegaan op de vormgeving van de verbeelding en de regels. Voor een nadere toelichting op de keuze van de bestemmingen wordt ook verwezen naar paragraaf 5.2.

Bij de opzet van de regels is aangesloten op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Tevens sluiten de regels aan bij de nieuwe eisen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012) en het handboek van de gemeente Assen.

De inleidende regels (begrippen en wijze van meten) sluiten aan bij de eisen van het Bro.

Naast bestemmingsregels, de begrippen en de wijze van meten, zijn nog de antidubbeltelregel, de algemene afwijkingsregels en overgangs- en slotregels opgenomen.

In het plan zijn al dan niet in directe relatie met de bestemming staande voorzieningen toegestaan, zoals ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, centrale installaties ten behoeve van energievoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van duikers en dergelijke, zonder dat dit nadrukkelijk is vermeld.

5.2 Opzet regels

Het plangebied omvat globaal gezien twee hoofdbestemmingen, te weten Wonen - Meergezinshuizen en Maatschappelijk. Het parkeren, voet en wandelpanden en groen in het plangebied zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied en Groen. Tevens is er een bestaande nutsvoorziening aanwezig welke is bestemd als Bedrijf - Nutsbedrijf.

5.3 Nadere toelichting op de regels

Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk geeft het deel van het terrein aan waar het nieuwe gebouw ten behoeve van de multifunctionele accommodatie (MFA) gebouwd zal worden. Binnen deze bestemming zijn culturele, educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen toegestaan. In het gebouw worden o.a. een basisschool, gymzaal, peuterspeelzaal en een kinderopvang ondergebracht. Tevens zijn binnen deze bestemming, bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, zoals een schoolplein, groen en parkeren ten behoeve van deze bestemming toegestaan.

Wonen - Meergezinshuizen

Binnen het gedeelte van het plangebied, bestemd voor Wonen - Meergezinshuizen, zijn woongebouwen alsmede bijzondere woonvormen en wooneenheden toegestaan. Tevens zijn binnen deze bestemming bouwwerken en parkeervoorzieningen ten dienste van de bestemming toegestaan.

Groen

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen en beplantingen, plantsoenen, water, waterpartijen, watergangen en sloten, speelvoorzieningen en trapvelden, geluidwerende voorzieningen, fiets- en voetpaden met daarbijbehorende bebouwing, paden en verhardingen, alsmede ontsluitingswegen ter directe ontsluiting van aangrenzende percelen.

Bedrijf - Nutsbedrijf

In bestaande situatie is al een nutsvoorziening aanwezig. Deze voorziening heeft in het plan de bestemming Bedrijf - Nutsbedrijf gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor voorzieningen ten dienste van openbare en semi-openbare nut. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Verkeer - en verblijfsgebied

De gronden welke zijn aangewezen voor Verkeer- en Verblijfsgebied zijn bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een ontsluitingsfunctie voor de aanliggende erven. Tevens zijn binnen deze bestemming water, watergangen, voet- en fietspaden en voorzieningen zoals parkeren, groen en spelen toegestaan.

 

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de wijze van het kostenverhaal van de gemeente en anderszijds door de exploitatie van het plan.

De ontwikkeling vindt in zijn geheel plaats op percelen in eigendom van de gemeente Assen. Alle kosten voor het ontwikkelen van de percelen komen dus voor verantwoording en voor rekening van de gemeente.

Voor de voorbereiding en uitvoering van de bouw van de MFA is door de Raad een budget beschikbaar gesteld. In het plan wordt tevens een ontwikkeling mogelijk gemaakt van (zorg)appartementen. De daarmee gepaard gaande kosten worden gedekt door gemeentelijke gronduitgifte. Daarmee is het plan economisch uitvoerbaar.

6.2 Verantwoording over inzet van een exploitatieplan

Bij dit wijzigingsplan hoeft geen exploitatieplan toegevoegd te worden. De grond is eigendom van de gemeente Assen. Een exploitatieplan dient te worden vastgesteld, wanneer:

  • kosten niet anderszins verzekerd zijn;
  • er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting, en/of er sprake is van een fasering is in de uitvoering.

De kosten zijn anderzins verzekerd middels budget dat beschikbaar is gesteld vanuit de gemeente voor de realisatie van de MFA en gemeentelijke gronduitgifte in het kader van de (zorg)appartementen. Ook eventuele nadere eisen aan de inrichting spelen geen rol, aangezien de werkzaamheden en eventuele inrichtingswensen door de gemeente zelf worden bepaald en uitgevoerd.

6.3 Planschadeaspecten

Ingevolge artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent het college van burgemeester en wethouders aan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden welke niet is verjaard, als gevolg van een in het tweede lid van artikel 6.1 genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voorzover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd.

Planschade dient echter wel rechtstreeks verband te houden met de planologische maatregel. De voorzienbaarheid van bepaalde ontwikkelingen en het daarop gebaseerd bekendgemaakt beleid, speelt een belangrijke rol bij de toekenning van een schadebedrag. Ook kan het voorkomen dat een planologische verandering in de normale lijn der verwachtingen ligt. Deze schade behoort dan tot het maatschappelijk risico.

Tevens geldt voor eventuele waardevermindering een eigen risico van 2%. Genoemde oorzaken zijn o.a. een bepaling van een bestemmingsplan of inpassingsplan, een planwijziging of een planuitwerking, onderscheidenlijk een ontheffing of een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 Wro (binnenplanse afwijking). De criteria voor de toekenning van planschadevergoeding zijn ontwikkeld in de jurisprudentie.

Het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt is eigendom van de initiatiefnemers. De eventuele schade als gevolg van de realisatie van de beoogde ontwikkeling komt dan ook voor de rekening van de initiatiefnemers.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Uitkomsten overleg ex artikel 3.1.1. Bro

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn diverse (overheids-)instanties in het kader van overleg verzocht om te reageren op het concept-wijzigingsplan. Tevens is er op 11 december 2013 een informele inloopavond georganiseerd om de buurt te informeren inzake het planvoornemen. Er is één overlegreactie ontvangen. Voor de beantwoording van deze reactie is een "Notaoverleg" opgesteld, die als bijlage bij dit wijzigingsplan is opgenomen. Volledigheidshalve wordt verwezen naar bijlage 4 "Notaoverleg" bij dit wijzigingsplan.

7.2 Zienswijzen

Het wijzigingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is geschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft vanaf 4 april 2014 gedurende een periode van 6 weken ter inzage gelegen om een ieder de gelegenheid te bieden schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. De ingediende zienswijzen zijn voorzien van een passend antwoord. Voor de beantwoording is een "nota zienswijze" opgesteld, die als bijlage bij het wijzigingsplan is opgenomen. Volledigheidshalve wordt verwezen naar bijlage 5 "Nota zienswijze" bij dit wijzigingsplan.