direct naar inhoud van Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
Plan: GGZ / Diepstroeten 1e fase 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.03BP2012GGZ-C001

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Algemeen
13.1.1 Afwijkingsmogelijkheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in het plan bepaalde voor:

  • a. het bepaalde over het bouwen van (hoofd-)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen,ventilatiekanalen, en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. (hoek-)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bouwgrens met niet meer dan 1,20 meter wordt overschreden;
  • b. afwijkingen ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing van de werkelijke afmetingen in het terrein en aan het beloop van bepaalde gegevenheden met dien verstande, dat de op de verbeelding aangegeven afstand tussen enige bebouwingsgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • c. afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde dan wel op de verbeelding aangegeven maten;
  • d. afwijkingen ten behoeve van de bouw van nutsvoorzieningen, met dien verstande dat de inhoud maximaal 50m³ bedraagt en de nutsvoorziening niet binnen de bestemming Natuur ligt;
  • e. het plaatsen van zend- en/of ontvangmasten met dien verstande dat de hoogte maximaal 20 meter bedraagt.

13.1.2 Afwegingskader

De genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.