direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Het Palet 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.03BP2011HETPALET-C001

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen;
  • c. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met de daarbijbehorende:

  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. tuinen en erven;
  • f. andere-bouwwerken.

9.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Bouwperceel

Voor een bouwperceel gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste 60%.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal woningen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • d. op de gronden die zijn aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel' mogen uitsluitend woningen worden gebouwd indien deze wat betreft de op de spoorweg georiënteerde zijde(n) geluiddove gevels hebben als bedoeld in artikel Begrippen, lid geluiddove gevel: ;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn uitsluitend woningen in het bouwtype aaneengebouwd toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient:
  • 1. het hoofdgebouw in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • 2. de naar de weg gekeerde bouwgrens voor 100% te zijn bebouwd, met een minimale bouwdiepte van 0,5 m;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt:
  • 1. bij vrijstaande woningen ten minste 3,00 m;
  • 2. bij twee-aaneengebouwde woningen, geschakelde woningen en eindwoningen ten minste 3,00 m aan één zijde;
  • h. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)':
  • 1. bedraagt de bouwhoogte ten minste respectievelijk de aangegeven hoogte;
  • 2. bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
  • k. in afwijking van het bepaalde in artikel Wijze van meten, lid Algemeen, sub de bouwhoogte van een bouwwerk: en op het bepaalde in sub h en i wordt de bouwhoogte gemeten vanaf de hoogteligging van de spoorstaven;
  • l. de dakhelling van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande dakhelling, met dien verstande dat dit niet geldt voor zover geen sprake is van een bestaande dakhelling;
  • m. de bestaande nokrichting van een hoofdgebouw moet worden gehandhaafd, met dien verstande dat dit niet geldt voor zover geen sprake is van een bestaande nokrichting.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 65 m², met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens bedraagt bij twee-aaneengebouwde woningen ten minste 1,00 m;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 m, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 m minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
9.2.4 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • b. in overige gevallen dan genoemd in sub a mag de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. externe veiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid Hoofdgebouwen sub g in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 1,00 m bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.2 sub h ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw dan wel woningblok tot ten hoogste 6,00 m;
  • c. het bepaalde in lid 9.2.2 sub h ten behoeve van het bouwen van een hoofdgebouw tot 1,00 m hoger dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte;
  • d. het bepaalde in lid 9.2.2 sub l ten behoeve van een verhoging danwel een verlaging van de bestaande dakhelling;
  • e. het bepaalde in lid 9.2.2 sub m ten behoeve van een wijziging van de bestaande nokrichting;
  • f. het bepaalde in lid Bijbehorende bouwwerken sub a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk tot ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 9.2.3 sub a en b in die zin dat een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een carport deels vóór de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan wordt gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van een carport ten hoogste 20 m² bedraagt;
    • 2. de afstand van een carport tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 1,00 m bedraagt;
    • 3. de carport ten hoogste 1,00 m vóór de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt gebouwd;
  • h. het bepaalde in lid 9.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m²
  • i. het bepaalde in lid 9.2.3 sub c in die zin dat bijbehorende bouwwerken op de perceelsgrens kunnen worden gebouwd.

9.4.2 Afwegingskader

De in lid Afwijking genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor gestapelde woningen.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

9.6.2 Afwegingskader

De in lid Afwijken woninggebonden bedrijvigheid genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.