direct naar inhoud van Artikel 11 Wonen - Appartementen
Plan: Het Palet 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.03BP2011HETPALET-C001

Artikel 11 Wonen - Appartementen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Wonen - Appartementen " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, uitsluitend in de vorm van gestapelde woningen;
  • b. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen;
  • c. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met daarbijbehorende:

  • d. bijbehorende bouwwerken;
  • e. andere-bouwwerken;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen en erven;

11.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen - Appartementen " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Bouwperceel

Voor een bouwperceel gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste 100%.
11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - ondergrondse parkeervoorziening' ook een gebouwde ondergrondse parkeervoorziening als onderdeel van en ten dienste aan het hoofdgebouw toegestaan;
  • c. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste het bestaande aantal woningen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  • d. op de gronden die zijn aangeduid met de 'specifieke bouwaanduiding - geluiddove gevel' mogen uitsluitend woningen worden gebouwd indien deze wat betreft de op de spoorweg georiënteerde zijde(n) geluiddove gevels hebben als bedoeld in artikel Begrippen, lid geluiddove gevel: ;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient:
  • 1. het hoofdgebouw in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
  • 2. de naar de weg gekeerde bouwgrens voor 100% te zijn bebouwd, met een minimale bouwdiepte van 0,5 m;
  • f. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 3,00 m;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • h. in afwijking van het bepaalde in artikel Wijze van meten, lid Algemeen, sub de bouwhoogte van een bouwwerk: en op het bepaalde in sub gwordt de bouwhoogte gemeten vanaf de hoogteligging van de spoorstaven;
  • i. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet worden gebouwd op de begane grond.
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 65 m²;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6,00 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding ‘onderdoorgang’ mag niet worden gebouwd op de begane grond.
11.2.4 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • b. in overige gevallen dan genoemd in sub a mag de bouwhoogte niet meer dan 3,00 m bedragen.

11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. externe veiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.4 Afwijken van de bouwregels
11.4.1 Afwijking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid Hoofdgebouwen sub g ten behoeve van het bouwen van een hoofdgebouw tot 1,00 m hoger dan de bestaande goothoogte en bouwhoogte;
  • b. het bepaalde in lid Bijbehorende bouwwerken sub a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m².
11.4.2 Afwegingskader

De in lid Afwijking genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor bewoning.

11.6 Afwijken van de gebruiksregels
11.6.1 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

11.6.2 Afwegingskader

De in lid Afwijken woninggebonden bedrijvigheid genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.