direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding Aldi Groningerstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

De directe aanleiding van dit bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van de toekomstige uitbreidingsplannen (190 m²) van Aldi aan de Groningerstraat 340 te Assen.

Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan ook, uit overzichtelijkheidsoogpunt, de bestaande planologische situatie van Aldi op deze locatie, inclusief de in 2019 verleende vergunning voor de uitbreiding aan de zuid- en oostkant van het pand meegenomen. Op deze manier geldt voor deze locatie één planologisch regiem waarin alle geldende rechten en plichten zijn geregeld.

De uitbreiding aan de zuid- en oostzijde van het bestaande pand paste deels niet in het vigerende bestemmingsplan Stadsbedrijvenpark, omdat deze aan de noordoostkant buiten het bouwvlak is geprojecteerd. Voor deze uitbreiding is in 2019 daarom een omgevingsvergunning aangevraagd (afwijken bestemmingsplan, reguliere procedure). Deze vergunning is 29 oktober 2019 verleend (besluit O2019-0790). Ook de melding voor het Activiteitenbesluit is ingediend bij de gemeente en op 5 juli 2020 akkoord bevonden. De vergunde uitbreiding met bijbehorende parkeervoorzieningen wordt in dit bestemmingsplan verwerkt.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Dit perceel ligt in het westelijk deel van het Stadsbedrijvenpark in Assen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0001.png"

Figuur 2.1: Plangebied in zijn omgeving

Het plangebied grenst aan de westkant aan de Groningerstraat. De noordelijke begrenzing wordt gevormd door een fietspad, De Doorsteek. Aan de oostkant grenst het plan aan het perceel Industrieweg 17-21 Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan het woonperceel Groningerstraat 338 en aan het perceel Industrieweg 15.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0002.png"

Figuur 2.2.: Begrenzing plangebied

1.3 Geldende bestemmingsplan

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Stadsbedrijvenpark. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 1 oktober 2015. Voor het perceel Groningerstraat 340 geldt de bestemming Detailhandel, waarbinnen een supermarkt is toegestaan. De maximaal toegestane bouwhoogte is 10 meter en gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 60 procent van het bouwvlak.

Voor de gronden in het oostelijk deel van het plangebied die zijn gekocht door Aldi ten behoeve van uitbreidingsplannen, geldt de bestemming Bedrijventerrein. Deze bestemming staat op het perceel bedrijven tot en met categorie 2 toe zoals in de Staat van bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein vermeld. Er zijn ook kantoren toegestaan. De maximum bouwhoogte is 15 meter. Het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 80 procent.

Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1. Hieruit volgt dat bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 1.000 m2 en de bodemingrepen dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld een onderzoek moet worden overlegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft voldoende is vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0003.png"

Figuur 2.3: Fragment geldende bestemmingsplan, plangebied met rode contour aangegeven

1.4 Leeswijzer

Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het plan beschreven, waarbij ingegaan wordt op de huidige en op de gewenste situatie. De ontwikkeling wordt getoetst aan het beleid in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 toetst de milieu- en omgevingsaspecten die van toepassing zijn. Een uitleg van de plansystematiek en juridische regeling is opgenomen in hoofdstuk 5. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven vervolgens de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit hoofdstuk geeft een korte impressie van de huidige situatie en de toekomstige situatie.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt in het westelijk deel van het Stadsbedrijvenpark in Assen. Het Stadsbedrijvenpark in Assen is één van de grootste bedrijventerreinen in Noord Nederland. Het is een terrein dat in totaliteit een bruto oppervlak van 247 hectare heeft en van vitaal belang voor de regionale werkgelegenheid is. Het Stadsbedrijvenpark ligt letterlijk in het midden van Assen; het raakt enerzijds aan het centrum en het stationsgebied en wordt anderzijds omgeven door woonwijken. Het Stadsbedrijvenpark is in de jaren zestig van de vorige eeuw opgericht. Het huidige Stadsbedrijvenpark is een ruim opgezet bedrijventerrein met vele soorten bedrijvigheid, een goede bereikbaarheid, veel parkeerruimte en een groene uitstraling.

Ten westen van het plangebied ligt de woonwijk Noorderpark. Op het perceel ten noorden van het plangebied is Stichting Univé Rechtshulp gevestigd. Het oostelijk deel van het plangebied ligt deels op het perceel Industrieweg 17-21, waar verschillende (auto)bedrijven bedrijf houden. Aan de zuidzijde liggen bestaande woningen aan de Groningerstraat . Ten zuiden van het perceel Industrieweg 15 zijn kantoren van diverse zorggroepen gehuisvest.

De bestaande supermarkt wordt rechtstreeks ontsloten vanaf de Groningerstraat via twee in/uitritten. De zuidelijke in/uitrit is om het perceel te betreden, de noordelijke om het perceel te verlaten. Op het perceel is een gebouw van circa 1.450 m2 aanwezig, waarin Aldi is gevestigd. Het laaddock meet circa 270 m2. Het resterende deel van het perceel is grotendeels ingericht met parkeervoorzieningen.

Aan de westkant is op het terrein tussen de parkeervoorzieningen en de Groningerstraat een groenstrook aangelegd met lage begroeiing. Hier bevindt zich tevens een reclamemast van Aldi. Ook aan de noordkant is een groenvoorziening aanwezig in de vorm van een laurierhaag. Aan de oostkant van het gebouw is een groenvoorziening geplant. Het laden en lossen vindt plaats aan de noordzijde van de bestaande bebouwing in een zogenaamd laaddock. De laad- en losactiviteiten zijn derhalve gedeeltelijk afgeschermd. Er zijn 78 parkeerplaatsen waarvan 4 invalideparkeerplaatsen.

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.

In figuur 2.1 is de huidige situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0004.png"

Figuur 2.1: Huidige situatie

2.2 Nieuwe situatie

Het plan omvat een beperkte uitbreiding van de bestaande Aldi-supermarkt. De uitbreiding strekt tot modernisering van de supermarkt en het vergroten van het winkelcomfort voor de bestaande bezoekers. Een toename van het aantal bezoekers is dan ook niet de primaire doelstelling van de uitbreiding.

Het gebouw wordt aan de oost- en zuidkant uitgebreid. Hiervoor is een deel van het bedrijfspand Industrieweg 17-21 gesloopt en heringericht met parkeervoorzieningen voor de Aldi. De supermarkt wordt in eerste instantie uitgebreid tot 1.935 m2 op basis van de in 2019 verleende vergunning (blauwe arcering in figuur 2.2) en er is planologisch ruimte voor nog eens 190 m2 uitbreiding in de toekomst. Een mogelijke invulling van de extra uitbreiding is met een rode arcering opgenomen in figuur 2.2). De supermarkt wordt geheel gasloos uitgevoerd. Het totaal aantal parkeerplaatsen is 104 waarvan vijf invalide- en ouder-kindparkeerplaatsen (zie aanduiding MV in figuur 2.2). Bij een toekomstige uitbreiding van maximaal 190 m2 dient te worden voorzien in 109 parkeerplaatsen in totaal. De ruimte voor die vijf extra parkeervoorzieningen is ruimte op eigen terrein door een herinrichting van het bestaande parkeerterrein en/of extra parkeerplaatsen aan de noordzijde van het parkeerterrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0005.png"

Figuur 2.2: Toekomstige situatie na uitvoering van de in 2019 verleende vergunning (blauw gearceerd) en mogelijk toekomstige uitbreiding van 190 m2 (rood gearceerd)

De nieuwe bebouwing bestaat uit 1 bouwlaag zonder kap met een hoogte van circa 5,5 m. Een impressie van de gevels is in figuur 2.3 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0006.png"

Figuur 2.3: Impressie gevels

Het plan heeft geen grote stedenbouwkundige impact, aangezien de uitbreiding vooral aan de achterkant van het pand plaatsvindt, en de uitbreiding aansluit op de bestaande bouwhoogte. Er kunnen voldoende nieuwe parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in de zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De SVIR schetst de rijksambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor het landelijk en het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. Daarbij gaat het onder meer ook om bedrijventerreinen. De provincie heeft dit gedaan in haar beleid. Daarnaast zijn binnen de regio Groningen-Assen afspraken gemaakt.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking, Besluit ruimtelijke ordening

De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. Per 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen waarbij de effectiviteit van het instrument behouden blijft.

Een deel van de omvangrijke rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak met betrekking tot de ladder blijft ook na 1 juli 2017 van belang. De hoofdlijnen van die rechtspraak zijn door de Afdeling Bestuursrechtspraak in een overzichtsuitspraak (28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724) opgenomen. Deze overzichtsuitspraak is bedoeld om de rechtspraktijk houvast te bieden bij de toepassing van de ladder.

Artikel 3.1.6 tweede lid van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt, dat de toelichting bij een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

In het Bro is een stedelijke ontwikkeling gedefinieerd als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Een uitbreiding van een supermarkt is daarmee een stedelijke ontwikkeling. De ladder is van toepassing op nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Beoordeeld wordt of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

In de volgende gevallen is volgens de genoemde overzichtsuitspraak geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling:

  • Een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime geen nieuw planologisch ruimtebeslag mogelijk maakt, maar alleen een planologische functiewijziging, voorziet in beginsel niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
  • Onbenutte planologische mogelijkheden die in het voorgaande bestemmingsplan bij recht waren voorzien dienen in de hierboven genoemd vergelijking te worden betrokken. Dit betekent dat deze onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat aan de ladder hoeft te worden getoetst.
  • Wanneer een bestemmingsplan voorziet in een (uitbreiding van een) een gebouw met een bruto-vloeroppervlakte kleiner dan 500 m2, kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt.

In het vigerende bestemmingsplan is binnen het bouwvlak op gronden met de bestemming Detailhandel een supermarkt toegestaan van maximaal 2.070 m2.

Het bouwvlak op het gedeelte aan de Industrieweg is circa 2.400 m2. Daarvan mag 1.920 m2 worden bebouwd. Door de sloop van een deel van de bebouwing in plaats waarvan parkeerplaatsen worden aangelegd neemt hier het ruimtebeslag af. De vergunde bebouwing voor de supermarkt en de gewenste toekomstige uitbreiding is gezamenlijk 2.125 m2. Hiermee neemt het totale ruimtebeslag ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden af, is er deels sprake van alleen een functiewijziging en is de toename van het winkelpand minder dan 500 m2.

Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er hoeft derhalve niet aan de ladder te worden getoetst. Het bouwvlak binnen de bestemming Detailhandel in voorliggend plan is zo ingericht dat de er maximaal 2.125 m2 aan bebouwing is toegestaan.

De geringe (planologische) uitbreiding die dit plan mogelijk maakt van 55 m2 (2.125 m2 - 2.070 m2) vindt niet plaats vanwege een directe kwantitatieve behoefte, maar is veeleer ingegeven vanuit een kwalitatieve behoefte. De uitbreidingswens is niet ingegeven om een nieuwe en/of een groter deel van de markt te pakken, maar om aan het huidige verzorgingsgebied hedendaagse service en comfort te kunnen bieden (oftewel: het huidige marktaandeel duurzaam te behouden). Hiertoe moet het oppervlak weliswaar toenemen, maar zal het aantal consumenten/de gerealiseerde omzet per m2 niet evenredig toenemen. Wel zal de modernisering tot gevolg hebben dat de verzorgingspositie van Aldi duurzaam in stand kan blijven.

3.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van 13 nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen

Per 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro in werking getreden. In deze wijziging zijn de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Het plangebied ondervindt geen belemmering uit belangen die in het Barro zijn opgenomen. De schaal van onderhavig bestemmingsplan heeft geen raakvlak met het nationaal beleid.

3.1.4 Verwerking in het bestemmingsplan

Het rijksbeleid leidt niet tot belemmeringen en/of uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk voor de periode daarna. De visie formuleert de belangen, de ambities, de rollen, de verantwoordelijkheden en de sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door de Provinciale Staten van de provincie vastgesteld. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten wordt gezien als provinciaal belang.

Voor het plangebied zijn de volgende kernkwaliteiten van belang:

  • Kernkwaliteit landschap: esdorpsenlandschap. Het provinciaal beleid is hierbij gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting en behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting. Het plangebied ligt op een bestaand bedrijventerrein en omvat de beperkte uitbreiding van een bestaand winkelpand. Het project tast deze kernkwaliteit niet aan.
  • Kernkwaliteit cultuurhistorie: Het provinciale beleid ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota “Cultuurhistorisch Kompas Drenthe”. Twee doelstellingen staan hierin centraal: het herkenbaar houden van de cultuurhistorie en het versterken van de ruimtelijke identiteit versterken. Voor het projectgebied geldt het sturingsniveau respecteren. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen. In het Cultuurhistorisch Kompas worden aan het projectgebied geen cultuurhistorische waarden toegekend. De Groningerstraat is aangeduid als historische route. Die wordt met dit plan niet beïnvloed.
  • Kernkwaliteit archeologie: beschermingsniveau 1 - generiek: Het beschermingsniveau generiek richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen. Voor het projectgebied gelden geen te beschermen waarden.
  • Kernkwaliteit aardkundige waarde: beschermingsniveau generiek (aw): Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het projectgebied bevat geen kenmerkende aardkundige waarden.

Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. Het plan raakt niet aan de kernkwaliteiten van de omgevingsvisie.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening Drenthe

Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. De meest recente versie is op 3 oktober 2018 vastgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang.

Bestaand stedelijk gebied

Het plangebied maakt volgende de omgevingsverordening deel uit van het bestaand stedelijk gebied, waarbinnen detailhandel passend is.

Bedrijvigheid

Een ruimtelijk plan voorziet volgens de omgevingsverordening niet in nieuwe locaties voor detailhandel, voor zover deze ten koste gaan van het bestaande kernwinkelgebied. Er is geen sprake van een nieuwe locatie, maar van een uitbreiding van een bestaande supermarkt.

Kernkwaliteiten

De kernkwaliteiten zijn ook verankerd in de verordening. Deze schrijft voor dat de bijdrage van het plan aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten in het plan moet worden getoetst. Dit is voor het plangebied gedaan in paragraaf 3.2.1.

Ladder voor duurzame verstedelijking

De provincie heeft in het kader van het zorgvuldig ruimtegebruik (toepassen ladder voor duurzame verstedelijking) voorwaarden opgenomen. Hierbij is aangegeven dat een plan alleen kan voorzien in woon-werklocaties, verblijfsrecreatie, detailhandel en infrastructuur wanneer blijkt dat dit plan vanuit de ladder gerechtvaardigd is. In paragraaf 3.1.2 is een toets aan de Ladder doorlopen. Hieruit blijkt dat bij dit plan geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een toets aan de ladder achterwege kan blijven.

3.2.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het provinciaal beleid leidt niet tot belemmeringen en/of uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Beleid waterschap Hunze en Aa's

Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben deze waterschappen de afgelopen jaren intensief samengewerkt met elkaar en met andere partners. De beheerprogramma's die vanaf 2010 zijn vastgesteld, zijn één van de resultaten van deze samenwerking.

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van waterschap Hunze en Aa's. Het beleid van het Waterschap Hunze en Aa's staat beschreven in het Beheerprogramma 2016-2021. In het beheerprogramma staat met welke ambities en maatregelen de ontwikkelingen en opgaven op het gebied van veiligheid, voldoende en schoon water wordt opgepakt. Er wordt onder andere ingespeeld op klimaatverandering en Europese normen voor schoon en gezond water. Het programma kwam tot stand na verschillende gebiedsbijeenkomsten en overleggen met diverse organisaties.

In paragraaf 4.2 is de waterparagraaf opgenomen en wordt nader beschreven hoe om wordt gegaan met het aspect water. Deze waterparagraaf is besproken met het waterschap, dat 10 oktober 2019 heeft aangegeven hiermee in te stemmen.

3.3.2 Regiovisie Groningen-Assen 2030

De Regio Groningen-Assen streeft naar een gezonde economische basis, een goede bereikbaarheid en een voldoende en gevarieerd woningaanbod. Groningen is de plek voor topvoorzieningen. Assen als tweede stad biedt aanvullende stedelijke woon- en werkmilieus en voorzieningen en intensiveert het gebruik van het bestaande stedelijke gebied, waarmee het stedelijke karakter van de stad wordt vergroot.

In de regiovisie ontwikkelt Assen zich als de tweede stad van de regio als een van de twee polen in de as Groningen-Assen. Naast Groningen krijgt de Drentse hoofdstad de rol om te voorzien in de behoefte aan stedelijke uitbreiding op het gebied van wonen, werkgelegenheid, voorzieningen en zorg. De groei van Assen zal versterkt worden doorgezet. Assen legt zich in afstemming met Groningen toe op regionale voorzieningen, hoger onderwijs en functies en stuwende bedrijven die zich aangetrokken voelen door het groene en sportieve imago van Assen. Assen krijgt een stedelijker identiteit. De ruime opzet van de
stedenbouwkundige structuur biedt mogelijkheden voor verdichting. Ook de stedelijke
uitbreiding zal zo compact mogelijk worden aangelegd.

3.3.3 Verwerking in het bestemmingsplan

Het regionaal beleid geeft geen directe belemmeringen en/of uitgangspunten voor de regeling in dit bestemmingsplan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Assen 2030

In februari 2010 heeft de Raad van de gemeente Assen de Structuurvisie Assen 2030 (Hoofdstad Assen) vastgesteld. In deze integrale visie zijn de hoofdlijnen van het beleid aangegeven in woord en beeld. De structuurvisie bouwt voort op de visie ‘Assen Koerst’ (2001) en Structuurplan stadsrandzone Assen (2008) welke de gewenste ontwikkelingen tot 2020 beschrijven (het structuurplan biedt ook een doorkijk naar de langere termijn). In de structuurvisie 2030 zijn ideeën uit eerder gemaakte plannen en visies op vergelijkbaar niveau verwerkt. Deze voorgaande plannen en visies worden dan ook niet uitgebreid behandeld in dit bestemmingsplan. Figuur 3.1 betreft het kaartbeeld bij de structuurvisie. De planlocatie is met een gele stip indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0007.png"

Figuur 3.1: kaartbeeld bij de structuurvisie

Het plangebied is gelegen in het gebied aangeduid als ontwikkelingszone Noord/Zuid. In relatie tot het Stadsbedrijvenpark spreekt de gemeente daarvoor de ambitie uit het bedrijvenpark gefaseerd om te vormen tot een centrumstedelijk gebied met twee belangrijke functies: woningen en bedrijvigheid. Het zuidelijk deel van het Stadsbedrijvenpark is als woonlocatie zeer aantrekkelijk. Het noordelijk deel behoudt zijn functie, maar ondergaat een grondige kwaliteitsverbetering, waarin bedrijvigheid zonder milieurisico’s een plaats hebben. Te denken valt aan kantoren, woonwerkpanden, perifere detailhandel, kennisintensieve bedrijven en onderwijsinstellingen. De uitbreiding van de supermarkt past binnen dit beleid.

3.4.2 Beleidsvisie Omgevingsveiligheid Gemeente Assen 2017

Deze in november 2017 vastgestelde beleidsvisie beschrijft de gemeentelijke ambitie in relatie tot veiligheidsrisico's bij ruimtelijke ontwikkeling van de stad. Daarbij zijn gebiedsgerichte ambitieniveaus gekozen. Drie gebieden worden onderscheiden: woonwijken, buitengebied en bedrijventerreinen.

Het onderhavige plangebied valt binnen 'bedrijventerreinen'. Assen kiest voor een grotere flexibiliteit om gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Bevolkingsdichtheden zijn vaak minder groot en de verblijfstijden in vergelijking met woonwijken korter. Per gebied zijn de ambities vertaald in randvoorwaarden met betrekking tot plaatsgebonden risico en groepsrisico. De ambitie van de gemeente met betrekking tot (het uitbannen van) deze risico's, is opgenomen in de volgende tabel. Welke uitwerking dit heeft op dit plangebied is opgenomen in paragraaf 4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0008.png"

Tabel 3.1: ambities veiligheidsbeleid Assen

3.4.3 Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2019-2024

Met het Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2019-2024 geeft de gemeente Assen invulling aan haar formele wettelijke taken op het gebied van water. Het beleid is gericht op behoud en verbetering van een gezonde, veilige en duurzame leef- en werkomgeving voor de lange termijn (2030). De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn: opvangen klimaatverandering, bekostiging van de toename van renovatie en vervanging, vergroten van duurzaamheid en samenwerking in de afvalwaterketen.

De missie van de gemeente Assen hierbij is “Schoon, heel, veilig en duurzaam riolering en watersysteem tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten”. In paragraaf 4.2 is nader aandacht besteed aan het aspect water in relatie tot het voorliggende bestemmingsplan.

3.4.4 Ontwikkelingsvisie detailhandel en horeca

In de ontwikkelvisie is aangegeven dat winkelaanbod op wijkniveau gericht is op het doen van dagelijkse boodschappen. Uitgangspunt is hierbij dat inwoners van Assen op korte afstand van de woonomgeving dagelijkse boodschappen kunnen halen. Eigentijdse supermarkten zijn hierbij de belangrijkste publiekstrekkers. In de Ontwikkelingsvisie wordt gestreefd naar sterke concentraties in twee grote wijkwinkelcentra (Marsdijk en Kloosterveste), twee kleine wijkwinkelcentra (Nobellaan en Vredeveld) en in het buurtcentrum Peelo. Daarnaast zijn er in Assen nog 4 solitaire supermarkten, waaronder de Aldi aan Groningerstraat. De uitbreiding van de supermarkt in dit bestemmingsplan is beoogd ter modernisering van de supermarkt en het vergroten van het winkelcomfort voor de bestaande bezoekers.

3.4.5 Archeologische beleidsadvieskaart

Voor de gemeente Assen is de archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. De kern van het beleid is een beantwoording van de vragen: waar, wanneer en hoe archeologische resten beschermd of onderzocht moeten worden. Het gemeentelijk beleid richt zich primair op behoud in situ (in de bodem) van waardevolle archeologische vindplaatsen. Bij ruimtelijke ingrepen met een groot maatschappelijk belang en als er geen alternatieven zijn om de vindplaats te behouden, moeten de archeologische waarden worden opgegraven (behoud ex situ). De archeologische beleidsadvieskaart wordt opgenomen in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Hiermee is het bestemmingsplan het centrale juridische beleidsinstrument in het nieuwe archeologiebestel.

De archeologische beleidsadvieskaart is het instrument om in het geval van ruimtelijke ingrepen te bekijken of er archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat een vergunning kan worden afgegeven. Het voorgestelde beleid (vrijstellingsgrenzen en randvoorwaarden) zelf is in de toelichting op de beleidsadvieskaart uitgewerkt. In de volgende afbeelding staat een uitsnede van de beleidsadvieskaart voor het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0009.png"

Figuur 3.2: Fragment archeologische beleidsadvieskaart

Uit het beleid bij de beleidsadvieskaart blijkt dat het plangebied is aangewezen met een hoge of middelhoge verwachting (oranje). Hieraan is een onderzoeksnoodzaak gebonden bij ingrepen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld. Op het aspect archeologie wordt in paragraaf 4.8 dieper ingegaan.

3.4.6 Verwerking in het bestemmingsplan


Het gemeentelijk beleid geeft geen directe belemmeringen en/of uitgangspunten voor de regeling in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Bij het bestemmingsplan moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het gebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de fysieke omgeving, beschreven. In dit hoofdstuk komen onder meer water, bedrijven en milieuzonering, ecologie, archeologie en externe veiligheid, aan bod.

4.1 Parkeren

Het gebouw wordt aan de oost- en zuidkant uitgebreid. De supermarkt wordt in eerste instantie uitgebreid tot 1.935 m2 op basis van de in 2019 verleende vergunning. Er is planologisch ruimte voor nog eens 190 m2 uitbreiding in de toekomst.

In de bestaande situatie zijn er 78 parkeerplaatsen aanwezig, waarvan vier voor mindervaliden.

Voor de vergunde situatie van 1.935 m2 zijn er op grond van de parkeernorm (5,1 parkeerplaats per 100 m2 bvo) 99 parkeerplaatsen vereist. Er worden er 104 aangelegd, wwaarvan vijf invalide- en ouder-kindparkeerplaatsen.

Bij een toekomstige uitbreiding van maximaal 190 m2 dient er bij een winkelpand van in totaal 2.125 m2 te worden voorzien in 109 parkeerplaatsen. De ruimte voor die vijf extra parkeervoorzienigen is beschikbaar door een herinrichting van het bestaande parkeerterrein en/of extra parkeerplaatsen aan de noordzijde van het parkeerterrein. Aan de parkeernormen kan worden voldaan.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het asapect water.

4.2 Water

Bij een bestemmingsplan is het verplicht om het proces van de watertoets te doorlopen (Besluit ruimtelijke ordening).

In het kader van de omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan heeft in juli 2019 afstemming plaatsgevonden met het waterschap. In dit kader is door het waterschap een uitgangspuntennotitie verstrekt waarmee bij de uitwerking van de plannen rekening moet worden gehouden. In verband met de beperkte toename van het verhard oppervlak (de aanvankelijke toename van het verhard oppervlak bedroeg minder dan 150 m² waardoor geen compensatie vereist is) heeft het waterschap destijds aangegeven dat geen belangen van het waterschap worden geschaad bij de ontwikkeling.

Bij de aanpassing van het bestemmingplan wordt nu geanticipeerd op een aanvullende uitbreiding van de winkel in de toekomst door een vergroting van het bouwblok van 190 m². Deze extra uitbreiding van het verhard is groter dan de ondergrens voor een vrijstelling, i.c. 150 m² in stedelijk gebied, zoals opgenomen in de Keur van het Waterschap Hunze en Aa's. Wanneer deze uitbreiding in de toekomst daadwerkelijk word gerealiseerd zal te zijner tijd waterberging moeten worden aangelegd.

Begin oktober 2019 heeft (opnieuw) afstemming met het waterschap plaatsgevonden omtrent de uitbreidingsmogelijkheden die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt. Aangegeven is dat, omdat er nog geen concreet zicht is op de uitbreidingsplannen, te zijner tijd een watervergunning moet worden aangevraagd bij het waterschap. Daarbij moet conform de uitgangspuntennotitie van het waterschap een watercompensatie/waterberging van 80 liter water per m² uitbreiding verhard oppervlak worden aangelegd. Bij volledige benutting van de 190 m² uitbreidingsmogelijkheid zal daarom 15 m³ waterberging moeten worden gerealiseerd.

Bij de invulling hiervoor kan gedacht worden aan ondergrondse kratten die onder de parkeerplaatsen worden gelegd. Deze kratten zouden een vertraagde afvoer richting het rioolstelsel kunnen krijgen aangezien de ondergrond in de omgeving van het plangebied vanaf circa 2 meter beneden het maaiveld bestaat uit leem, wat slecht doorlatend is. Bij de aanleg van ondergrondse kratten dient rekening te worden gehouden met de grondwaterstand. Berging is enkel mogelijk boven de grondwaterstand. Hoewel de grondwaterstanden onbekend zijn worden deze door de slecht doorlatende laag, op circa 2 meter beneden maaiveld, relatief kort onder het maaiveld (<1,0 meter) verwacht. Dit levert mogelijk beperkingen op voor ondergrondse waterberging. De waterbergende voorzieningen kunnen worden voorzien van een overstortconstructie richting het gescheiden HWA stelsel. Een HWA stelsel is zowel in de Groningerstraat aanwezig als in De Doorsteek. De locatie heeft daarmee meerdere mogelijkheden om het schone hemelwater afkomstig van daken af te voeren richting de bodem met overstort richting oppervlaktewater. Het schone hemelwater wordt niet op het vuilwaterstelsel geloosd.

Uitgaande van een maximale waterbergende hoogte bij ondergrondse waterberging van slechts 0,5 m is minimaal 30 m² ruimte nodig voor de aanleg van de voorzieningen. Binnen de plangrenzen is voldoende ruimte beschikbaar onder de parkeerplaatsen en verharding om de voorzieningen aan te leggen. De voorgenomen ontwikkeling biedt voldoende ruimte en mogelijkheden om de benodigde waterberging vorm te geven en om overstort van het schone hemelwater naar oppervlaktewater uit te werken. Vanuit de waterhuishouding zijn er daarom geen bezwaren om de extra uitbreidingsmogelijkheid van 190 m² bouwvlak toe te staan. Mocht daadwerkelijk gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid vindt toetsing van het op dat moment op te stellen technische ontwerp van de waterberging plaats in het kader van de aan te vragen watervergunning.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het asapect water.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Tussen woningen (gevoelige bestemmingen) en hinder veroorzakende functies moet voldoende afstand zitten. Op basis van de VNG-systematiek Bedrijven en Milieuzonering (2009) is bepaald in hoeverre aan de minimale richtafstanden uit de VNG-brochure wordt voldaan. Voor een supermarkt geldt volgens de VNG-uitgave een minimale afstand van 10 meter tot woningen in een rustige woonomgeving (SBI 1993: 5211/2, 5246/9, SBI 2008: 471). Deze afstand geldt vanaf de perceelsgrens tot de gevel van de woningen en geldt vanwege de omgevingsaspecten gevaar en geluid. Het omgevingstype kan worden beschouwd als gemengd gebied.

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast wonen komen ook andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Daarom kan de richtafstand met één afstandstap worden verlaagd tot 0 meter (zie p. 30 van de VNG- uitgave Bedrijven en Milieuzonering, 2009). De uitbreiding van de supermarkt past daarmee in haar omgeving. Omdat aan de richtafstanden wordt voldaan is er sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het functioneren van de supermarkt wordt daardoor ook niet belemmerd.

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft de aspecten geluid, geur, stof en gevaar.

4.4 Geluid

Een supermarkt is geen geluidgevoelig object. Een toets aan geluid is derhalve op basis van de Wet geluidhinder niet nodig. Uitgaande van de feitelijke uitbreidingsmogelijkheden van 190 m2 leidt dit tot 254 extra vervoersbewegingen (zie paragraaf 4.6). Uitgaande van de openingestijnden van 8.00 uur tot 21.00 uur zijn dat circa 20 vervoersbewegingen per uur. Het aantal extra verkeersbewegingen ten opzichte van de huidige situatie is derhalve zo beperkt, dat dit akoestisch niet relevant is. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig. De beoordeling aan de inpassing van de inrichting in de omgeving met de woningen aan de overzijde van de weg voor wat betreft geluid gebeurt via het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’, zie paragraaf 4.3.

In het kader van de extra uitbreiding van de Aldi van maximaal 190 m2 wordt in het kader van het Activiteitenbesluit een akoestisch onderzoek aangeleverd. Deze voorwaarde zal de gemeente ook opnemen in de beschikking in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect geluid.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's als gevolg van het transport en het werken met gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation aan de Industrieweg 46. Daarnaast bevindt het plangebied zich binnen het toxisch invloedsgebied van de spoorlijn (afstand meer dan 200 meter tot het spoor). In het kader van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar het aspect externe veiligheid. De resultaten zijn beschreven in het onderzoeksrapport ‘Externe veiligheid, Uitbreiding Aldi Assen’ (Antea Group, oktober 2019). Dit onderzoek is als bijlage 2 bijgevoegd. De conclusie is hieronder samengevat.

Risicobeschouwing

LPG-tankstation Industrieweg 46

  • De 10-6 plaatsgebonden risicocontouren van het LPG-tankstation reiken niet tot het plangebied. Het plaatsgebonden risico levert daarmee geen belemmeringen op;
  • Het groepsrisico van het LPG-tankstation neemt in de toekomstige situatie niet toe ten opzichte van de huidige situatie en bevindt zich (met convenantmaatregelen) onder de oriëntatiewaarde van het groepsrisico;
  • Het invloedsgebied van het LPG-tankstation reikt tot het plangebied, verantwoording van het groepsrisico is conform het Besluit externe veiligheid inrichtingen verplicht.

Spoorlijn Meppel - Onnen

  • De maximale PR 10-6-contour van de spoorlijn is 6 meter. Deze contour reikt niet tot het
  • plangebied, het plaatsgebonden risico levert daarom geen belemmeringen op;
  • Het plasbrandaandachtsgebied van de spoorlijn reikt niet tot het plangebied;
  • Beperkte verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevt van toepassing.

Swedish Match

  • Het invloedsgebied reikt niet tot het plangebied. Het is daarmee geen relevante inrichting in relatie tot het plangebied.

Verantwoording groepsrisico

In het genoemde onderzoeksrapport zijn elementen aangedragen ter verantwoording van het groepsrisico van het LPG-tankstation aan de Industrieweg 46 en de spoorlijn Meppel - Onnen.

De geprojecteerde ontwikkelingen passen binnen de beleidsuitspraken zoals deze in de Beleidsvisie Omgevingsveiligheid van de gemeente Assen (2017) beschreven zijn (zie paragraaf 3.4.2).

Bij de verantwoording is de volgende indeling gehanteerd:

  • zelfredzaamheid;
  • bestrijdbaarheid.

Zelfredzaamheid

Zelfredzaamheid is de mate waarin personen in staat zijn zichzelf (zonder hulp van buitenaf) in geval van een calamiteit in veiligheid te brengen. Het gewenste handelingsperspectief in geval van een calamiteit (schuilen en/of vluchten) is afhankelijk van het scenario.

Gerichte risicocommunicatie met aanwezigen (bijvoorbeeld via NL-Alert) kan ertoe bijdragen dat alarmering van het gebied sneller verloopt. Hierbij dient aan te worden gegeven wat het gewenste handelingsperspectief is (schuilen of vluchten).

Bouwtechnische veiligheidsmaatregelen

Bouwtechnische veiligheidsmaatregelen aan de geprojecteerde bebouwing kunnen de gevolgen in geval van een incident met gevaarlijke stoffen beperken. Op het gebied van bouwtechnische maatregelen (zoals het aanbrengen van versterkte of scherfwerende beglazing) bestaat veel onduidelijkheid. Onduidelijk is hoe verstevigd glas (gelamineerd glas) zich gedraagt in geval van een drukgolf van een explosie, voorafgegaan door intense hittestraling. Daarnaast kan, als verstevigd glaswerk de drukgolf weerstaat, het kozijn of de buitenspouwmuur van het bouwwerk het begeven. Het verstevigen van kozijnen of buitenspouwmuren werkt op haar beurt weer dusdanig door in de constructiekosten dat deze maatregelen niet realistisch zijn, zeker gezien het gegeven dat het effect van deze maatregelen onduidelijk is.

Zelfredzaamheid bij BLEVE

In het geval van een BLEVE is er geen tijd om te vluchten en zullen alle personen binnen de 100 procent-letaliteitscontour slachtoffer worden (deze zone bedraagt bij het LPG-tankstation circa 100 meter). Buiten deze zone (het plangebied bevindt zich op circa 100 meter) is schuilen in een gebouw in beginsel de beste manier om de calamiteit te overleven. Echter, dergelijke scenario’s kunnen optreden zonder enige aankondiging vooraf. De omgeving zal dus verrast worden door het incident en zelfredzaamheid is niet aan de orde.

Zelfredzaam bij toxisch scenario

Bij een calamiteit waarbij toxische gassen vrijkomen is zo snel mogelijk schuilen in een gebouw het voorkeurscenario. Bij een calamiteit met toxische gassen zit er enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het optreden van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang.

In geval van een calamiteit met toxische stoffen is het van belang dat (ruimtes in) de geprojecteerde bebouwing bescherming bieden. Van belang daarbij is dat in dat geval de (eventueel aanwezige) mechanische ventilatie centraal afgesloten kan worden (via een noodschakelaar). Dit voorkomt dat bij het optreden van een incident de ramen en deuren gesloten zijn, maar toch toxische stoffen via de ventilatie (versneld) tot het gebouw toetreden. Het is een goedkope maatregel die bij een calamiteit met giftige stoffen zeer effectief kan zijn.

Interne vluchtwegen afstemmen op externe veiligheid

Een calamiteit met gevaarlijke stoffen bij het LPG-tankstation of op het spoor zal vrijwel direct worden opgemerkt door de directe omgeving. Personen in de omgeving zijn daarbij direct gealarmeerd. Vervolgens dienen de interne vluchtwegen in het gebouw zodanig gesitueerd te zijn dat het mogelijk is aan de risicoluwe zijde te ontvluchten en dienen personen (bijvoorbeeld BHV’ers) zodanig geïnstrueerd te worden dat zij de calamiteit herkennen (als calamiteit gevaarlijke stoffen) en het juiste handelingsperspectief kiezen.

Het is aanbevelingswaardig om het ontruimingsplan van het gebouw uit te breiden met een paragraaf externe veiligheid waarin de omgang met externe veiligheidsscenario’s staat beschreven.

Externe vluchtwegen

In sommige gevallen kan vluchten eveneens nodig zijn, eventueel als reactie op secundaire branden. Daarvoor is een goede infrastructuur van belang, waarbij meerzijdig, van de bron af gevlucht kan worden. De bestaande infrastructuur rond het plangebied biedt voldoende mogelijkheden om de omgeving meerzijdig te ontvluchten. Dit kan in noordelijke en zuidelijke richting via de Groningerstraat en aangrenzende wegen.

Bestrijdbaarheid

Bestrijdbaarheid is de mate waarin een rampscenario door de brandweer te bestrijden is. Elk scenario vraagt een specifiek aanvalsplan. De mate waarin uitvoering aan deze aanvalsstrategieën kan worden gegeven hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen). Ten aanzien van de bestrijdbaarheid wordt door de gemeente Assen in het kader van de ruimtelijke procedure advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Drenthe.

BLEVE-scenario

Het ontstaan van een koude BLEVE is niet te bestrijden, omdat de tank meteen explodeert. De branden die door de explosie ontstaan kunnen wel bestreden worden. Vanwege de maatregelen uit de Safety Deal (hittewerende bekleding) wordt een warme BLEVE bij LPG-tankwagens gedurende ten minste 75 minuten voorkomen. De brandweer is daardoor in staat de tank tijdig te koelen.

Toxisch scenario

Bij een ongeval met toxische vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water.

Het bevoegd gezag, de gemeente Assen, kan deze elementen betrekken bij de besluitvorming ten aanzien van de ruimtelijke procedure. In het kader van de groepsrisicoverantwoording wordt dor de gemeente advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Drenthe.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect externe veiligheid.

4.6 Luchtkwaliteit

Voor een aantal projecten, waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan luchtkwaliteit, hoeft niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Dit is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM). In de bij dit besluit behorende Regeling NIBM is de lijst met categorieën van gevallen (kantoor- en woningbouwlocaties, specifieke inrichtingen) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Voor woningbouwlocaties met minder dan 1.500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) of 3.000 woningen (in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling) hoeft geen beoordeling op luchtkwaliteit meer hoeft plaats te vinden. Deze projecten kunnen dus zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

In het vigerende bestemmingsplan is binnen het bouwvlak op gronden met de bestemming Detailhandel een supermarkt toegestaan van maximaal 2.070 m2. Voorliggend bestemmingsplan staat een supermarkt toe van maximaal 2.125 m2. Er is sprake van een toename van het winkelpand met 55 m2 ten opzichte van de maximale planologische situatie. In de feitelijke situatie is een winkelpand van in totaal 1.935 m2 vergund. De maximale uitbreidingsmogelijkheden zijn 190 m2. Voor de zorgvuldigheid gaan we hiervan uit.

Volgens publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, CROW, 1 december is de verkeersgeneratie van een supermarkt in een matig stedelijk gebied (rest bebouwde kom) maximaal 133,9 vervoersbewegingen per etmaal per 100 m2. Bij 190 m2 is de toename aan vervoersbewegingen 254 per etmaal.

Plannen voor 1.500 woningen leiden tot circa 9.000 vervoersbewegingen. Deze zijn vrijgesteld van onderzoek. Voor de zorgvuldigheid hebben we ook de NIBM-tool toegepast (versie 28-3-2019), zie hieronder. Hieruit volgt dat geen nader onderzoek nodig is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0010.png"

Tabel 4.1: Resultaat NIBM tool uitbreiding van 190 m2

Ook indien de reeds vergunde uitbreiding van 253 m2 wordt meegerekend (253 m2 + 190 m2 = 594 verkeersbewegingen) is geen nader onderzoek nodig, zie tabel 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0011.png"

Tabel 4.2: Resultaat NIBM tool uitbreiding van 190 m2 en verleende omgevingsvergunning voor uitbreiding met 253 m2.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit.

4.7 Bodem

Er zijn in het plangebied diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, te weten:

  • 1. Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Groningerstraat 342-344-346-348 te Assen (Oranjewoud, 2002), zie bijlage 3. Uit dit onderzoek volgde dat ter plaatse van een voormalige tank en de nieuwbouwlocatie van de destijds geprojecteerde nieuwe Aldi geen verhoogde parameters zijn gemeten. Ter plaatse van het overige terrein zijn ter plaatse van de grond maximaal licht verhoogde gehalten gemeten. In het grondwater ter hoogte van de zuidwestzijde van het terrein werden een licht verhoogde concentratie van cadmium en een matig verhoogde concentratie voor zink gemeten. De concentratie werd al van natura verhoogd beschouwd. Bij de voormalige wasplaats aan de noordkant van het terrein zijn in het grondwater sterk verhoogde concentraties gemeten voor nikkel en cis-1,2-dichlooretheen. Tijdens aanvullend onderzoek is de verontreiniging horizontaal en verticaal afgeperkt. Ter plaatse van de peilbuizen zijn voor de onderzochte parameters geen verhoogde concentraties gemeten. Het volumecriterium van 100m3 sterk verontreinigd grondwater wordt derhalve niet overschreden, zodat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging en saneringsnoodzaak.
  • 2. Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van (een deel van) drie percelen aan de Groningerstraat 340 in Assen (WMR, 2013), zie bijlage 3 , achter het onderzoek van Oranjewoud, 2002). Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van de bouw van de huidige supermarkt. Geconcludeerd is dat de in 2002 geconstateerde verontreiniging met cis-1,2-dichlooretheen niet is bevestigd. Mogelijk is de hogere pH-waarde ter plaatse van de uitbreidingslocatie te relateren aan de aanwezigheid van menggranulaat in de bodem. De tijdens het verkennend bodemonderzoek gemeten gehalten en concentraties zijn dusdanig (alleen overschrijding van de achtergrondwaarde en streefwaarde) dat een aanvullend onderzoek niet nodig is. Tevens vormen de gemeten gehalten en concentraties geen aanleiding milieuhygiënische beperkingen te stellen aan het gebruik van de locatie.
  • 3. Verkennend bodemonderzoek op de locatie Industrieweg 21 te Assen (MACG Advies B.V., 2003), zie bijlage 4. Uit het onderzoek volgt dat voor de verontreinigingen in het grondwater met cadmium en nikkel geen directe oorzaak is te geven. De verontreiniging met vluchtige chloorkoolwaterstoffen is mogelijk afkomstig uit het naast gelegen bedrijf waar een autospuitbedrijf heeft gezeten. Gezien de mate van verontreiniging van de grond en het grondwater is volgens de Leidraad Bodembescherming van het ministerie van VROM een nader onderzoek noodzakelijk. Tijdens het nader onderzoek zal de omvang van de grondwaterverontreiniging met nikkel en cadmium moeten worden bepaald.
  • 4. Verkennend bodemonderzoek ter hoogte van de Groningerstraat 340 in Assen (WMR, 2014), zie bijlage 5. Uit het onderzoek volgt, dat er geen aanleiding is milieuhygiënische beperkingen te stellen aan het gebruik van dat perceel. Om de uitvoerbaarbaarheid van het bestemmingsplan aan te tonen voldoet het onderzoek uit 2014.
  • 5. Verkennend bodemonderzoek ter plaatse van de Industrieweg 17-21 in Assen (MWR, 2020), zie bijlage 7. Uit het onderzoek volgt dat licht verhoogde gehalten aan kobalt in twee mengmonsters van de bovengrond. Een oorzaak is niet aan te geven. De gemeten gehalten zijn dusdanig (alleen overschrijding van de achtergrondwaarde) dat een
    aanvullend onderzoek naar deze parameter niet noodzakelijk is. Een duidelijke oorzaak voor de sterk verhoogde concentraties aan cadmium en nikkel in het grondwater is niet aan te geven. Ook tijdens voorgaand verkennend onderzoek in 2003 werden matig tot sterk verhoogde concentraties aan cadmium en nikkel aangetoond. Op aangeven van de Provincie Drenthe konden deze verhoogde concentraties beschouwd worden als van nature verhoogde gehalten. Een nader onderzoek naar cadmium en nikkel in het grondwater werd daarom niet noodzakelijk geacht. Uit recente navraag bij de RUD Drenthe blijkt dat nikkel inderdaad vaker sterk verhoogd wordt aangetoond in de
    omgeving van de onderzoekslocatie. Voor cadmium blijkt dit echter niet het geval te zijn. De sterk verhoogde concentraties aan cadmium en nikkel in het grondwater geven aanleiding voor het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. Mogelijk is op de locatie sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging (100 m3 grondwater boven de interventiewaarden).
  • 6. Nader grondwateronderzoek ter plaatse van de Industrieweg 17-21 in Assen(MWR, 2020) In 2020 is naar aanleiding van het onderzoek onder ad 5 voor het perceel Industrieweg 17-21 een nader grondwateronderzoek uitgevoerd. Aanleiding voor het nader grondwateronderzoek zijn de resultaten van het hiervoor genoemde verkennend bodemonderzoek waarbij in het grondwater voor cadmium en nikkel concentraties boven de interventiewaarde zijn gemeten. Het doel van het nader bodemonderzoek is het bepalen van de omvang van de grondwaterverontreiniging. Uit het onderzoek, dat als bijlage 4 is bijgevoegd volgt dat op de onderzochte locatie er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging als gevolg van een sterke grondwaterverontreiniging met nikkel. De verontreiniging geeft geen milieuhygiënische belemmering voor het huidig en toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie. Wel dient bij eventueel toekomstige graafwerkzaamheden binnen de verontreinigingscontouren en het grondwaterniveau rekening te worden gehouden met sanerende en arbeidshygiënische maatregelen. Indien nodig zal de bodem worden gesaneerd.

De ligging van de gronden waarvoor bovengenoemde onderzoeken zijn uitgevoerd zijn in figuur 4.1. weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0012.png"

Figuur 4.1: Bodem- en grondwateronderzoek

Wanneer er voor de extra uitbreiding van de supermarkt een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor de activiteit Bouwen is een actueel bodemonderzoek noodzakelijk. In dat kader zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Op die wijze is het aspect bodem geborgd. Indien blijkt dat er sprake is van een saneringsopgave heeft initiatiefnemer voldoende financiële middelen om deze sanering uit te voeren. Indien aan de orde zal de sanering worden uitgevoerd. Hiermee is de bodemkwaliteit geen belemmering voor het beoogde gebruik van de gronden.

4.8 Archeologie

Vanuit de wetgeving is een toetsing aan de archeologische waarden bij ontwikkelingen verplicht. De gemeente Assen heeft dit gespecificeerd in haar archeologische beleid (zie ook paragraaf 3.4.5. Hieruit blijkt dat in het plangebied gebieden aanwezig zijn waar een archeologisch onderzoek nodig is bij ontwikkelingen groter dan 1.000 m2 en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld. Als uit dat onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk worden verstoord, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Aangezien het bestemmingsplan een uitbreiding mogelijk maakt van maximaal 190 m2 zal de ontwikkeling niet groter zijn dan 1.000 m2 en is daarom vanuit het aspect archeologie geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig.

De archeologische waarden worden bovendien beschermd door in de regels een dubbelbestemming op te nemen die aansluit op het archeologisch beleid. Aan het plangebied is derhalve de dubbelbestemming Waarde - Archeologische verwachting 1 toegekend.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect archeologie.

4.9 Cultuurhistorie

Het is verplicht cultuurhistorische waarden volwaardig in ruimtelijke besluitvorming te betrekken en in plannen en besluiten een cultuurhistorische paragraaf op te nemen. In het Cultuurhistorisch Kompas Drenthe worden aan het projectgebied geen cultuurhistorische waarden toegekend. De Groningerstraat zelf is aangeduid als historische route. Die wordt met dit plan niet beïnvloed. Vanuit cultuurhistorisch perspectief worden er geen cultuurhistorische waarden aangetast (zie ook paragraaf 3.2.1).

Conclusie

Het bestemmingsplan is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect cultuurhistorie.

4.10 Ecologie

Binnen de natuurwetgeving (Wet natuurbescherming) wordt een onderscheid gemaakt tussen de bescherming van soorten en de bescherming van gebieden (Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland (NNN)).

Het plangebied is geen onderdeel van de NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 1,8 kilometer. Gezien de kleinschaligheid van het plan is uitgebreid onderzoek naar de effecten op de NNN en Natura 2000 niet nodig. Alleen voor het onderdeel stikstofdepositie hebben we een stikstofdepositie berekening uitgevoerd (notitie Beoordeling van het aspect stikstofdepositie, d.d. 11 oktober 2019 (AERIUS 2019).

In het kader van de soortenbescherming is ten behoeve van de in 2019 vergunde uitbreiding door Antea Group een natuurtoets uitgevoerd (Natuurtoets, Aldi Assen, Groningerstraat 340, Toetsing Wet natuurbescherming en NNN t.b.v. een ruimtelijk besluit, 10 juli 2019). Voor de sloop van een gedeelte van het naast gelegen bedrijfspand is door Antea Group een apart natuuronderzoek uitgevoerd (Natuurtoets, Gedeeltelijke sloop bedrijfspand Industrieweg 19 te Assen, Toetsing Wet natuurbescherming en NNN, 19 juli 2019).

Deze onderzoeken zijn als bijlage bijgevoegd en hieronder samengevat.

4.10.1 Natuurtoets 10 juli 2019

Conclusies: Beschermde gebieden

In het plangebied is geen NNN-gebied of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen ook geen beschermde gebieden (NNN of Natura 2000-gebieden) voor binnen de invloedssfeer van het plangebied. Er is zowel van indirecte als directe aantasting van de NNN en de Natura 2000- gebieden dan ook geen sprake. (Significant) negatieve effecten zijn uitgesloten. Er is daarom geen noodzaak voor vervolgstappen of een uitgebreidere toetsing. Zie ook tabel 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0013.png"

Tabel 4.3: Overzicht conclusies en vervolgstappen gebiedsbescherming

Vanwege de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de raad van State van 29 mei 2019 is aanvullend aan de natuurtoets een stikstofdepositie onderzoek uitgevoerd. Uit de AERIUS-berekening, die met bijbehorende memo als aparte bijlage 10 is bijgevoegd volgt, dat voor zowel de aanleg- als de gebruiksfase de bijdrage op omliggende Natura 2000-gebieden 0,00 mol N/ha/jaar bedraagt ter plaatse van voor stikstofgevoelige habitats in de Natura 2000-gebieden. Hierbij is rekening gehouden met de sloopwerkzaamheden van een deel van het naastgelegen pand.

Doordat de ontwikkeling een bijdrage aan de stikstofdepositie heeft van 0,00 mol N/ha/jaar op een voor stikstof gevoelig habitat is uitgesloten, dat het plan leidt tot de aantasting van de natuurlijke kenmerken van enig Natura 2000-gebied en de betreffende instandhoudingsdoelen in gevaar komen. Het aspect stikstofdepositie vormt dan ook geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan. Het aanvragen van een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is dan ook in het kader van het bestemmingsplan niet nodig.

Conclusies: Beschermde soorten

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied.

- Algemene broedvogels (nestplaatsen).

In tabel 4.4 is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet Natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0014.png"

Tabel 4.4: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming.

4.10.2 Natuurtoets 18 juli 2019

Voor de in 2019 vergunde uitbreiding van de Aldi wordt een deel van het naastgelegen bedrijfspand gesloopt. Sloop van het pand mag geen belemmering ondervinden van de Wet natuurbescherming. De sloop kan na de sloopmelding worden uitgevoerd als duidelijk is, dat het plan niet in strijd is met de Wet natuurbescherming. Daarom is inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten en beschermde gebieden binnen de invloedssfeer van het plangebied en de effecten hierop. In dit hoofdstuk is het advies gegeven dat voortkomt uit de conclusies van de uitgevoerde Natuurtoets d.d. 18 juli 2019.

Conclusies: Beschermde gebieden

In het plangebied is geen NNN-gebied of Natura 2000-gebied aanwezig. Er komen ook geen beschermde gebieden (NNN of Natura 2000-gebieden) voor binnen de invloedssfeer van het plangebied. Er is zowel van indirecte als directe aantasting van de NNN en de Natura 2000-gebieden dan ook geen sprake. (Significant) negatieve effecten zijn uitgesloten. Er is daarom geen noodzaak voor vervolgstappen of een uitgebreidere toetsing. Zie ook tabel 4.5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0015.png"

Tabel 4.5: Overzicht conclusies en vervolgstappen gebiedsbescherming.

Conclusies: Beschermde soorten

Uit de bureaustudie in combinatie met het terreinbezoek is gebleken dat (leefgebied van) de volgende in het kader van de Wet natuurbescherming beschermde soorten aanwezig zijn en/of mogelijk verwacht worden in het plangebied.

- Algemene broedvogels (nestplaatsen).

In tabel 4.6 is aangegeven welke gevolgen de aanwezigheid van (het leefgebied van) deze soorten heeft voor het voorliggende plan. Aangegeven is of er sprake is van een overtreding van de Wet natuurbescherming en onder welke voorwaarden het plan uitvoerbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.02BP20190799-C001_0016.png"

Tabel 4.6: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming.

4.10.3 Conclusie

Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.11 Vormvrije m.e.r-beoordeling

In bijlage D van het Besluit m.e.r. is als categorie D11.2 de volgende activiteit opgenomen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Als je het project beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject is een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing.

Beoordeeld moet worden of wat hetgeen het bestemmingsplan toestaat moet worden beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject. Het Besluit m.e.r. kent echter geen definitie van een stedelijk ontwikkelingsproject. Om te kunnen beoordelen of sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, dient conform jurisprudentie te worden gekeken naar de volgende zaken:

  • 1. de concrete omstandigheden van het geval, waarbij de aard en omvang van het project van belang zijn;
  • 2. het gebied waarin de ontwikkeling plaats zal vinden;
  • 3. de mogelijkheden op grond van het bestemmingsplan;
  • 4. de milieugevolgen.


Uiteindelijk gaat het om een afweging van bovenstaande punten 1 tot en met 4 of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Ad 1 en 3: Aard en omvang – relatie met bestemmingsplan

De aard van het plan (beperkte extra planologische ruimte voor uitbreiding van een bestaande supermarkt en functiewijziging van een beperkt deel bedrijfsperceel naar detailhandel zonder bouwvlak) wijkt nauwelijks af van wat er planologisch al op de gronden is toegestaan. Voor wat betreft de omvang van gebouwen maakt het nieuwe bestemmingsplan minder bebouwing mogelijk dan hetgeen nu is toegestaan.

De ontsluiting van het plan voor autoverkeer vindt plaats conform de bestaande situatie, namelijk op de Groningerstraat. Er is derhalve sprake van een zeer beperkte wijziging van het toegestane gebruik, die geen significant effect heeft om de omgeving (zie ook ad 4 hieronder).

Ad 2: Het plangebied ligt op een bedrijvenpark, waar reeds een supermakt aanwezig is. Een deel van de bestaande bedrijfsbebouwing aan de oostkant krijgt een detailhandelbestemming zonder bouwvlak, waar geparkeerd zal worden nadat de bestaande bebouwing is gesloopt. In het plangebied is een supermarkt planologisch al acceptabel geacht, aangezien het vigerende bestemmingsplan deze functie toestaat tot een gebouw van 2.070 m2, terwijl het voorliggende bestemmingsplan maximaal 2.125 m2 toestaat. Planologisch gezien is er dus een toename van 55 m2.

Ad 4: De milieugevolgen

Zoals hierboven is aangeven omvat het bestemmingsplan een planologische toename van 55 m2 voor een bestaande supermarkt. Daarnaast wordt een bestaand bedrijfspand gesloopt ten behoeve van parkeren, waarbij aan die gronden een bestemming Detailhandel zonder bouwvlak wordt toegekend. Gesteld kan worden dat er geen andere milieugevolgen worden vergund dan reeds in het bestemmingsplan mogelijk is gemaakt.

Op basis van de punten 1-4 wordt geconcludeerd, dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkelingsproject. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling is niet aan de orde.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt een algemene toelichting gegeven op de opzet van de regels en wordt daarna dieper ingegaan op de bestemmingen en aanduidingen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen.

5.1 Opzet regels

Voor de opzet van de regels is het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente Assen (versie 11-2011) gevolgd en is inhoudelijk zoveel mogelijk aangesloten op de regels van het vigerende bestemmingsplan.

De regels zijn opgebouwd uit vier hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

De inleidende regels bevatten:

  • de begrippen (artikel 1). In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen. Hiermee is een eenduidige interpretatie van deze begrippen vastgelegd;
  • wijze van meten (artikel 2). Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.

De bestemmingsregels bevatten de juridische vertaling van de bestemmingen die in het plangebied voorkomen (artikel 3 en artikel 4).

De algemene regels bestaan uit:

  • anti-dubbeltelregel (artikel 5). De anti-dubbeltelregel is op basis van artikel 3.2.4 van het Bro opgenomen om er voor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten;
  • algemene bouwregels (artikel 6). Deze regels gelden algemeen en naast de specifieke bouwregels die in de bestemmingen zijn opgenomen;
  • algemene gebruiksregels (artikel 7). In dit artikel is aangegeven welke vormen van gebruik strijdig zijn met de aan de grond gegeven bestemming;
  • algemene afwijkingsregels (artikel 8). Ten aanzien van ondergeschikte punten wat betreft de maatvoering kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels;
  • algemene wijzigingsregels (artikel 9). Middels een wijzigingsbevoegdheid kunnen de specifiek opgenomen aanduidingen worden verwijderd mits de betreffende functie is beëindigd.
  • overige regels (artikel 10). Daarin is onder andere de parkeernormering voor dit bestemmingsplan vastgelegd

De algemene regels zijn voor zover relevant inhoudelijk overgenomen uit het bestemmingsplan Stadsbedrijvenpark. in artikel 11 zijn regels ten aanzien van parkeren en laden en lossen opgenomen.

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels (artikel en artikel ). De overgangsbepalingen zijn standaardbepalingen die uit artikel 3.2.1. van het Bro zijn overgenomen. Deze bepaling schrijft voor hoe het overgangsrecht geregeld moet zijn en hiervan mag niet worden afgeweken.

5.2 Nadere toelichting op de planregels

Het bestemmingsplan heeft de volgende bestemmingen:

  • Detailhandel
  • Waarde - Archeologische Verwachting 1.
5.2.1 Detailhandel

De bestemming 'Detailhandel' is gebruikt voor de supermarkt aan de Groningerstraat 340. Binnen deze bestemming is de vestiging van een supermarkt met bijbehorende voorzieningen toegestaan.

Bouwregels 

De bouwhoogte van gebouwen mag maximaal tien meter bedragen. Het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag ten hoogste zestig procent bedragen. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gerealiseerd.

5.2.2 Waarde - Archeologische verwachting 1

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' geldt voor de gronden waar - op basis van de gemeentelijke archeologische beleidskaart - sprake is van archeologische verwachtingswaarden (zie ook paragraaf 4.8). Deze dubbelbestemming dient ter bescherming van deze waarden. In dit artikel wordt geregeld wanneer een archeologisch onderzoek vereist is en worden maatregelen ter bescherming van eventuele waarden voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij het vaststellen van een bestemmingsplan tevens een exploitatieplan te worden vastgesteld om het verhaal van de plankosten zeker te stellen. Tussen de gemeente en initiatiefnemer is afgesproken dat de initiatiefnemer de kosten draagt voor uitwerking van de plannen en de realisatie van de opstallen. Er zijn geen kosten inzake maatregelen met betrekking tot de openbare ruimte aan de orde. De gemeente heeft daaraan geen kosten. De procedurele kosten voor de gemeente worden gedekt via de leges. Het plan is daarmee financieel haalbaar.

6.2 Grondexploitatieregeling

Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.

Het moet gaan om een bouwplan, omdat de effectuering van het kostenverhaal op grond van het exploitatieplan altijd gekoppeld is aan de verlening van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. In het Besluit ruimtelijke ordening is aangegeven wat onder een bouwplan moet worden verstaan (Art. 6.2.1 Bro):

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een hoofdgebouw met tenminste 1.000 m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits tenminste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor kantoor- of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m2 (was 1.000 m2) bedraagt;'
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2.


Een exploitatieplan is niet vereist, indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld via gronduitgifte, precarioverordening of (exploitatie)overeenkomsten. Uiteraard is een exploitatieplan ook niet noodzakelijk, als realisering van het bouwplan geen kosten vergt van de overheid.

Bij voorliggend plan is er geen exploitatieplan noodzakelijk.

6.3 Planschadeaspecten

De criteria voor de toekenning van planschadevergoeding zijn ontwikkeld in de jurisprudentie. Daaruit blijkt dat sprake kan zijn van voor vergoeding in aanmerking komende planschade ingeval van bijvoorbeeld:

  • het ontstaan van een onevenredige inbreuk op de privacy van belanghebbende door nabije (woon)bebouwing;
  • het vervallen dan wel onevenredig beperken van een voor de onroerende zaak waardebepalend vrij uitzicht;
  • een onevenredige verslechtering van de bereikbaarheid; een onevenredige beperking van de mogelijkheden tot uitoefening van een beroep of bedrijf;
  • een beperking van de bouwmogelijkheden;
  • de uit een planologische mutatie voortvloeiende blijvende verslechtering van milieuomstandigheden (geluid, geur, trilling of andere overlast);
  • een algemene verslechtering van de situeringwaarde van een onroerende zaak veroorzaakt door omgevingsverslechtering.


Het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt is eigendom van de initiatiefnemer. De eventuele schade als gevolg van de realisatie van het project komt dan ook voor de rekening van de initiatiefnemer. Deze afspraak is tussen gemeente en de initiatiefnemer in een planschadeovereenkomst/anterieure overeenkomst vastgelegd

Conclusie

Dit bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Over gemeentelijke kosten zijn afspraken vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer. Het plan is daarmee economisch uitvoerbaar.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De gemeente Assen heeft een inspraakverordening waarin is opgenomen dat per ruimtelijk plan kan worden afgewogen of inspraak wordt verleend. Ten aanzien van dit bestemmingsplan is besloten geen inspraakmogelijkheid te geven op het voorontwerpbestemmingsplan en het bestemmingsplan meteen als ontwerp in procedure te brengen. De reden is dat het gaat om een zeer beperkte planologische uitbreidingsmogelijkheid van een bestaande functie. Wel vindt, conform het gestelde in het Besluit ruimtelijke ordening, vooroverleg plaats.

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk worden, voorzover beschikbaar, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Bro uiteengezet. Ook de resultaten van de zienswijzefase worden hier uiteengezet.

7.2 Overleg

Het plan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in oktober 2019 met het waterschap afgestemd (zie paragraaf 4.2). Er zijn verder geen relevante (provinciale) belangen aan de orde.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd. De bekendmaking van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Het ontwerpbestemmingsplan met bijbehorende stukken heeft met ingang van 20 januari 2021 gedurende 6 weken ter Inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

7.4 Vervolg

De bekendmaking van het vaststellingsbesluit vindt plaats door middel van een publicatie in het gemeentelijke huis-aan-huisblad en in de Staatscourant. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij een voorlopige voorziening bij de voorzitter van de ABRvS is aangevraagd.