direct naar inhoud van Artikel 10 Wonen
vastgesteld
NL.IMRO.0106.00BHV20123C-C001

Artikel 10 Wonen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Wonen " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden, met uitzondering van de gronden die voorzien zijn van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch minder waardevol;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' mede voor kantoren;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' mede voor detailhandel op de begane grond;
  • e. ter paatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementen' mede voor maximaal 4 inpandige appartementen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens autoboxen ten behoeve van de inpandige stalling van (motor)voertuigen.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': uitsluitend op de begane grond, mede voor horecabedrijven als genoemd in de categorien I tot en met III van de lijst van horecabedrijven zoals opgenomen bij deze regels als bijlage 1.
  • h. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen;
  • i. vrije beroepen in een woning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
    • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
    • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met de daarbij behorende

  • j. wegen en paden;
  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. groenvoorzieningen;
  • n. waterlopen en waterpartijen;
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. andere-bouwwerken.

met dien verstande dat de onder c tot en met e genoemde functies uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met de woonfunctie, en met de daarbij behorende gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels

Op de voor " Wonen " aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Woonhuizen

Voor het bouwen van woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak gebouwd te worden;
  • b. de afstand van een vrijstaand woonhuis respectievelijk blok woonhuizen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 meter;
  • c. de hoofdvorm van de gebouwen, bepaald door de oppervlakte van het grondvlak, gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling en nokrichting, zoals die bestond ten tijde van het vaststellen van de beheersverordening, gehandhaafd dient te worden, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' de goothoogte niet meer mag bedragen dan op de illustratie is aangegeven;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de illustratie is aangegeven;
    • 3. voor de gronden gelegen binnen de aanduiding Waarde - Beschermd Stadsgezicht gelden de regels van Artikel 14.
    • 4. binnen de overige gronden een afwijking van de goot- en/of nokhoogte van ten hoogste 10% is toegestaan;
    • 5. voor gronden voorzien van de aanduiding 'Specifieke vorm van waarde - cultuurhistorisch minder waardevol' dat de dakhelling ten minste 25o en maximaal 60o bedraagt.

10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 65 m², met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • c. de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelgrens bedraagt bij twee-aaneengebouwde woningen ten minste 1,00 meter;
  • d. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt niet meer dan 3,00 meter, met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • e. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte in de vorm van een aanbouw ten minste 2,00 meter minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
  • f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter mag bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'garage' mag de bouwhoogte van een garage niet meer dan 3 meter bedragen.

10.2.3 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken geldt dat:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten niet meer dan 6 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de andere-bouwwerken niet meer dan 3,00 meter mag bedragen.

10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien en voor zover de gronden zijn gelegen binnen het op de illustratie aangegeven beschermd stadsgezicht, bij toepassing van de bouwregels - mits een doelmatig gebruik niet onevenredig wordt geschaad - nadere eisen te stellen. Deze nadere eisen dienen betrekking te hebben op:

  • a. de situering en de omvang (lengte-/breedteverhouding) van nieuw op te richten bebouwing;
  • b. de nokrichting van kappen van gebouwen teneinde een verantwoorde stedebouwkundige situering van de bebouwing onderling te verzekeren.

Omtrent het stellen van nadere eisen horen burgemeester en wethouders de commissie ruimtelijke kwaliteit.

10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde:

  • a. in lid 10.2.1 onder b ten behoeve van een verkleining van de afstand tot de perceelsgrens tot maximaal 1 meter;
  • b. in lid 10.2.1 onder c en d ten behoeve van een verhoging van de goothoogte met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte van de woonhuizen gelegen binnen het op de illustratie aangegeven beschermd stadsgezicht mag worden verhoogd met maximaal 1 meter;
    • 2. de goothoogte van de overige woonhuizen mag worden verhoogd met maximaal 2 meter;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 1 en 2 de goothoogte aan de achterzijde van de woonhuizen mag worden verhoogd tot ten hoogste de goothoogte aan de voorzijde van het woonhuis;
  • c. in lid 10.2.2 onder a ten behoeve van een aangebouwde woonruimte voor gehandicapten, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen buiten het bebouwingsvlak maximaal 120 m² bedraagt;
    • 2. het bebouwingspercentage van het bouwperceel, voor zover gelegen buiten het bebouwingsvlak maximaal 50% bedraagt.
  • d. in lid 10.2.2 onder b ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van ten hoogste 40% van de maximaal toegestane oppervlakte van de bijgebouwen tot maximaal 5 meter;
  • e. in lid 10.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 80 m².
10.4.2 Beoordeling

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van het bepaalde onder 10.4.1 wordt mede betrokken de mate waarin de aanwezige cultuurhistorische waarden kunnen worden geschaad. Alvorend de vergunning te verlenen wordt de commissie ruimtelijke kwaliteit gehoord.

10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan huis gebonden beroep.
10.6 Afwijking van de gebruiksregels
10.6.1 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbij bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

10.6.2 Afwegingskader

De in lid 10.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.