direct naar inhoud van Regels
Plan: Wolvega - Sportlaan 25-27
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.WPSportlaan25-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Wolvega - Sportlaan 25-27 van de gemeente Weststellingwerf;

1.2 het moederplan:

het bestemmingsplan Wolvega van de gemeente Weststellingwerf, vastgesteld door de gemeenteraad op 19 september 2011 en het daarop van toepassing zijnde Facetbestemmingsplan Kernen Weststellingwerf, vastgesteld door de gemeenteraad op 17 september 2012, waarvan het plan een wijziging is;

1.3 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0098.WPSportlaan25-VA01.

Artikel 2 Relatie met het geldende bestemmingsplan

Ten aanzien van het plan geldt dat, naast het bepaalde in dit wijzigingsplan, de regels gegeven in het moederplan onverkort van toepassing zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan huis verbonden beroep;
    • 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand;
  • b. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. tuinen erven en binnenterreinen;
  • d. woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water;
  • i. gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,

met daarbij behorende:

  • j. bouwwerken geen gebouw zijnde.
3.2 Bouwregels

3.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  • b. het bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mag ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” het aangegeven aantal woningen worden gebouwd;
  • d. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • e. een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;
  • f. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, dan wel de bestaande horizontale diepte;
  • g. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijenwoningen;
  • h. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
  • i. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.

3.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen, niet zijnde garageboxen, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 5 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse aanduiding “bijgebouwen” aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens mogen worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • e. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  • f. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m dan wel de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.

 

3.2.3 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat:
  • a. de inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • c. in afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  • a. lid 3.2.1 sub e en toestaan dat een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde gevellijn wordt gebouwd;
  • b. lid 3.2.1 sub f en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van een omgevingsvergunning niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
  • c. lid 3.2.1 sub g en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
  • d. lid 3.2.2 sub b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    • 1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 2. deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 18.2.2 sub f, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;
    • 3. het bepaalde in 3.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;
  • e. het bepaalde in 3.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 3.2.2 sub c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
  • f. het bepaalde in 3.2.2 sub f en toestaan dat de bouwhoogte aan een aan- of uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.

 

3.3.2 De in 3.3.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • a. de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende gerekend:
  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  • c. het gebruik van bijgebouwen voor bed&breakfast.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

lid 3.4.1 sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

3.5.2 De in 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • a. de stedenbouwkundige situatie, onder meer gevormd door het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Overige regels

5.1 Voldoende parkeergelegenheid

Daar waar in de bestemmingsplannen genoemd in artikel 2 parkeernormen zijn opgenomen, dan wel in deze bestemmingsplannen voor het parkeren wordt verwezen naar de Bouwverordening, worden de betreffende regelingen vervangen door de volgende regels:

  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen, dan wel aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

6.1 Overgangsregels bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  • c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsregels gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

wijzigingsplan  Wolvega - Sportlaan 25-27

van de gemeente Weststellingwerf .

Behorend bij het besluit van 15 december 2020.