Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Oosterstreek - Oosterstreek 64
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0098.WPOosterstreek64-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1. het plan:
Het ‘wijzigingsplan Oosterstreek - Oosterstreek 64’ van de gemeente Weststellingwerf. bestaat uit de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in GML-bestand NL.IMRO.0098.WPOosterstreek64-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.;
 
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
3. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
4. aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
5. achtererf:
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
 
6. archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
 
7. bebouwing:
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
8. bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
9. bed en breakfast
het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
10. bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
 
11. bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangeven vlak met eenzelfde bestemming;
 
12. bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, niet zijnde een aanbouw;
 
13. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
14. bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
 
15. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
16. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
17. bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
18. bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
 
19. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
20. dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
21. dienstverlenend bedrijf/instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio´s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
22. dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
 
23. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
24. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
25. geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
 
26. hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
 
27. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
28. horizontale diepte:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
 
29. kap:
een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5° met het horizontale vlak;
 
30. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de bijlage (bedrijvenlijst ontleend aan de brochure " Bedrijven en milieuzonering" VNG) onder categorie 1 genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
31. kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;
 
32. peil:
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het ter plaatse geldende peil;
  4. het peil zoals door of namens burgemeester en wethouders is bepaald;
33. platte dakafdekking:
een horizontale dakafdekking of een dakafdekking onder een hoek van maximaal 5° met het horizontale vlak;
 
34. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
 
35. risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
36. seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
37. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
38. voorgevel:
de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de door of namens burgemeester en wethouders aangewezen gevel(s);
 
39. voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen;
 
40. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
41. zijdelingse perceelgrens:
grens van een bouwperceel die is gelegen langs het zijerf;
 
42. zijerf:
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
 
Voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere regelingen (wetten, verordeningen), dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
  1. de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  2. de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  3. de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  4. de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander-bouwwerk, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, liftkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  5. de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  6. afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:
  7. tussen de (zijdelingse) grenzen van een perceel en enig punt van het op dat perceel voorkomend gebouw, waar die afstand het kortst is.
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Woongebied
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de plankaart voor woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;
  2. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
  3. tuinen, erven en binnenterreinen;
  4. woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;
  5. groenvoorzieningen;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. speelvoorzieningen;
  8. waterlopen;
  9. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  10. openbare nutsvoorzieningen;
met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
3.2 Bouwvoorschriften
 
3.2.1 hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan één;
  3. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  4. de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen;
  5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen;
  6. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen;
  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen
3.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  4. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;
  5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;
  6. de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.
  7. voor bewoning bestemde aan- en uitbouwen mogen niet op een afstand van minder dan 50 meter van een dierenverblijf binnen de inrichting Oosterstreek 62 gebouwd worden.
3.2.3 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;
  2. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.
3.3 afwijking van de bouwvoorschriften
 
3.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijking verlenen van:
  1. het bepaalde in 3.2.1 onder a en toestaan dat in een bouwvlak woningen worden toegevoegd, met dien verstande dat:
    1. het aantal te bouwen woningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;
    2. de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer en railverkeer op geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    3. wanneer de verlening van een omgevingsvergunning tot gevolg kan hebben dat het verharde oppervlak toeneemt met meer dan 200 m2, de omgevingsvergunning alleen mag worden verleend indien verzekerd is dat de toename van het verharde oppervlak wordt gecompenseerd door de aanleg van nieuw oppervlaktewater met tenminste 10% van de toename van het verharde oppervlak;
    4. wanneer de verlening van een omgevingsvergunning kan leiden tot een toename van het aantal woningen binnen het invloedsgebied van:
    5. risicovolle inrichtingen;
    6. buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen;
    7. wegen en spoorwegen waar transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt, het groepsrisico wordt verantwoord;
    8. het toepassen van de bevoegdheid niet mag leiden tot een netto toename van het aantal woningen op een woninglocatie van:
      1. meer dan 500 woningen, in geval van één ontsluitingsweg;
      2. meer dan 1000 woningen, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
    9. het toepassen van de bevoegdheid niet mag leiden tot de wijziging of uitbreiding van het aantal woningen in een aaneengesloten gebied van 2.000 of meer.
  2. het bepaalde in 3.2.1 onder d en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van een omgevingsvergunning afwijking niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;
  3. het bepaalde in 3.2.1 onder e en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;
  4. het bepaalde in 3.2.1 onder f en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m;
  5. het bepaalde in 3.2.1 onder g en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
  6. het bepaalde in 3.2.2 onder a en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:
    1. de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;
    2. deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 3.2.2 onder c, d en e, geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;
  7. het bepaalde in 3.2.2 onder b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 3.2.2 onder b genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
  8. het bepaalde in 3.2.2 onder d en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw, uitbouw- en bijgebouw, met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;
  9. het bepaalde in 3.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw- en bijgebouw, met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
3.3.2 De in 3.3.1 genoemde omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  7. Ingeval van 3.3.1 onder a er tevens wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij de parkeernormen als genoemd in de bijlage worden gehanteerd,
3.4 nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan zuidoriëntatie van bebouwing, dakhellingen, nokrichtingen en onderlinge oriëntatie van bebouwing ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie.
 
3.5 Gebruiksvoorschriften
 
3.5.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.
 
3.5.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in 3.5.1, wordt in ieder geval het volgende gerekend.
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep;
  2. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
  3. het gebruik van bijgebouwen voor 'bed en breakfast';
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
3.5.3 Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval niet gerekend:
  1. het gebruiken van bouwwerken en gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels gebouwen mogen worden gebouwd, ten behoeve van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie;
  2. kleinschalige opwekking van andere vormen van duurzame energie;
  3. het gebruiken van een aan-, of uitbouw bij een woning ten dienste van bewoning door een persoon die vanwege zijn gezondheidstoestand is aangewezen op de niet bedrijfsmatige zorg van een bewoner van de woning;
  4. (bedrijfsmatige) zorgdienstverlening ten behoeve van bewoners van een woning
3.6 Afwijking van de gebruiksvoorschriften
 
3.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijking verlenen van:
  1. het bepaalde in 3.5 en toestaan dat bouwwerken en gronden, waarop krachtens de bestemmingsregels geen gebouwen mogen worden gebouwd, worden gebruikt ten behoeve van passieve, actieve en fotovoltaïsche zonne-energie;
  2. van het bepaalde in 3.5.2 onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
3.6.3 De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond welke eenmaal op basis van deze voorschriften in aanmerking werd of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere aanvragen om bouwvergunning buiten beschouwing.
 
Artikel 5 Algemene gebruiksregels
  1. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
  2. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
  3. Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning of ontheffing vereist is en deze is verleend.
  4. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijking verlenen van het bepaalde onder a en het bepaalde in 7.2.3, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
 
6.1.1 Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijking verlenen van:
  1. de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 m² bedraagt;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
6.1.2 De in 6.1.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale en/of externe veiligheid;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
 
7.1 Bouwwerken
 
7.1.1 Bouwwerken, die op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het vastgesteldplan bestaan dan wel dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.
7.1.2 Het bepaalde in 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan, doch zijn gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning - voor zover vereist - in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
7.2 Gebruik
 
7.2.1 Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en dat strijdig is met het plan mag worden voortgezet.
 
7.2.2 Het bepaalde in 7.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
7.2.3 Het is verboden het met het plan strijdige gebruik te wijzigen, tenzij de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.
 
Artikel 8 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Oosterstreek - Oosterstreek 64.