direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Facetbestemmingsplan Geitenhouderijen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0098.BPFacetgeiten-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van de gemeente Weststellingwerf heeft op 22 april 2021 een voorbereidingsbesluit genomen om het oprichten van nieuwe geitenhouderijen, het omschakelen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een geitenhouderij en het uitbreiden van een bestaande geitenhouderij uit te sluiten. Het voorbereidingsbesluit is genomen uit voorzorg op basis van veronderstelde gezondheidsrisico's uit de onderzoeken in 2017, 2018 en 2019 door de Veehouderij gezondheid omwonenden (VGO) van het RIVM. Ook is het besluit genomen in afwachting van het onderzoek naar oorzaken van longontstekingen rond geitenhouderijen, van het VGO III-onderzoek. De resultaten van het VGO lll-onderzoek worden in 2024 verwacht. Verder voorzien de huidige bestemmingsplannen van de gemeente Westellingwerf geen mogelijke gezondheidsrisico nabij geitenhouderijen, daarom is een 'facetbestemmingsplan geitenhouderijen' opgesteld. Het voorbereidingsbesluit en de onderzoeken van het VGO vormen de basis voor dit facetbestemmingsplan. De betreffende onderzoeken zijn opgenomen als respectievelijke bijlagen 1 t/m 3. Het voorbereidingsbesluit is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.

In het facetbestemmingsplan is een verbod opgenomen voor nieuwvestiging, uitbreiding of omschakeling van geitenhouderijen. Onder voorwaarden kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels in het facetbestemmingsplan.

Een uitzondering wordt gemaakt voor twee agrarische bedrijven waarvoor al een omgevingsvergunningsprocedure in gang is gezet.

1.2 Achtergrond

Door het RIVM en andere instanties wordt al jaren onderzoek gedaan naar gezondheidsrisico's in relatie tot geitenhouderijen. Uit deze onderzoeken is gebleken dat er sprake binnen een straal van 2 kilometer van geitenhouderijen meer longontstekingen voorkomen. De eerste resultaten van de onderzoeken is voor (onder meer) de provincie Fryslân aanleiding geweest een zogenaamde tijdelijke geitenstop op te leggen. In augustus 2019 heeft Provinciale Staten van Fryslân echter besloten de tijdelijke geitenstop voor de gehele provincie Fryslân niet te verlengen. Doordat er geen provinciale geitenstop meer is, zijn de gemeentelijke bestemmingsplannen weer leidend voor de vraag of er een geitenhouderij gevestigd mag worden.

Het voorbereidingsbesluit 'wijziging bestemmingsplan buitengebied' is genomen uit voorzorg en in afwachting van het onderzoek naar de gezondheidsrisico's voor omwonenden van een geitenhouderij nu de vestiging van grondgebonden geitenhouderijen binnen de gemeente met het vervallen van de geitenstop van de provincie planologisch mogelijk is.

Gezondheidsrisico's

Een belangrijk uitgangspunt voor het toe te passen beleid vormen de gezondheidsrisico's ten aanzien van geitenhouderijen. Er zijn aanwijzingen dat mensen die in de buurt van geitenhouderijen wonen, vaker een longontsteking krijgen. Momenteel loopt er een groot landelijk onderzoek (VGO) (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden) rondom de risico's van de geitenhouderij en kippenhouderij voor de volksgezondheid. Het VGO onderzoek wordt gehouden in Noord-Brabant en Noord-Limburg, waar veel mensen in de buurt van één of meer veehouderijen wonen. Het programma Veehouderij en Gezondheid (coördinatie RIVM/ GGD) is erop gericht meer kennis te krijgen over de gezondheid van mensen die in de buurt van veehouderijen wonen. Het programma bestaat uit verschillende deelonderzoeken. In 2019 zijn vervolgonderzoeken gestart om te achterhalen waarom mensen die wonen in de buurt van geitenhouderijen vaker een longontsteking hebben. De resultaten van het onderzoek worden in 2023 of zelfs in 2024 verwacht.

Ontwikkelingen provincie Fryslân

In de meeste provincies geldt een geitenstop. Deze maatregel hebben zij genomen in afwachting van het grootschalig onderzoek om te achterhalen waarom mensen die in de buurt van geitenhouderijen wonen vaker longontsteking hebben. In Fryslân was in 2019 tijdelijk sprake van een geitenstop

Ontwikkelingen gemeente Weststellingwerf

De aanleiding voor het nemen van een voorbereidingsbesluit waren vier aanvragen voor het vestigen, omschakelen of uitbreiden van een geitenhouderij in de gemeente. In voorafgaande jaren zijn er geen aanvragen binnengekomen. De gemeente constateert aldus een verplaatsbeweging: een trek naar deze regio als het gaat om geitenhouderijen.

De gemeente Weststellingwerf realiseert zich dat een uitbreiding van geitenhouderijen mogelijk een gezondheidsrisico voor de inwoners met zich meebrengt. In afwachting van de lopende onderzoeken geldt dus in de meeste provincies een geitenstop, echter niet in de provincie Fryslân. Alle vervolgonderzoeken hebben ernstig vertraging opgelopen door de corona pandemie. Juist dat gezondheidsrisico baart zorgen. De gemeente wil een mogelijk ongewenste ontwikkeling met betrekking tot de gezondheid van haar inwoners voorkomen. Om die reden heeft de raad besloten uit voorzorg een voorbereidingsbesluit te nemen.

1.3 Motivering

Onderzoek rondom geitenhouderijen heeft uitgewezen dat mensen die in de buurt wonen van deze bedrijven, een grotere kans hebben op een longontsteking. Dat blijkt uit studies gedaan in:

  • 2017 (Hagenaars, T.J., Hoeksma, P., De Roda Husman, A.M., Swart, A., Wouters, I.M., Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies): Analyse van gezondheidseffecten, risicofactoren en uitstoot van bio-aerosolen, Bilthoven, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu 2017). Dit onderzoek is opgenomen als bijalge 1 (Analyse van gezondheidseffecten (aanvullende studie) 2017) bij deze toelichting.
  • 2018 (IJzermans, C.J., Smit, L.A.M., Heederik, D.J.J., Hagenaars, T.J., Veehouderij en gezondheid omwonenden III: longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartspraktijken 2014 - 2016,Utrecht: Nivel, 2018.). Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2 (Veehouderij gezondheid omwonenden III 2018) bij deze toelichting.

Omdat de bovengenoemde onderzoeken uitsluitend in Noord-Brabant en Limburg zijn uitgevoerd was niet duidelijk of longontsteking ook in andere provincies vaker zou voortkomen rond geitenhouderijen. Daarom is er een vervolg gegeven aan het VGO III door onderzoek te doen in Gelderland, Overijssel en de oostkant van Utrecht. Dit onderzoek (Smit, L.A.M., Huss, A., Jacobs, J., Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III, Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen in Gelderland, Overijssel en Utrecht, Utrecht: IRAS 2019) is in november 2019 uitgebracht. Daarmee werd duidelijk dat voor deze regio's hetzelfde het geval was. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 3 (Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III - Gelderland, Overijssel en Utrecht 2019) bij deze toelichting.

1.4 Planvorm

Het is mogelijk om meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd op één of meerdere thema's of onderdelen te wijzigen zodat ze voorzien zijn van een passende regeling. Dit kan in de vorm van een zogenaamd facetbestemmingsplan dat thema's of onderdelen regelt voor de bestemmingsplannen die zijn genoemd in het facetbestemmingsplan. Omdat de regeling overkoepelend geldt voor een aantal bestemmingsplannen wordt het een facetbestemmingsplan genoemd.

Het voorliggende facetbestemmingsplan is daarmee een aanvullende regeling voor het onderwerp geitenhouderijen en herziet de bestaande bestemmingsplannen op dit onderdeel. Het facetbestemmingsplan bevat een verbodsbepaling voor het tegengaan van nieuwvestiging, omschakeling en uitbreiding van geitenhouderijen. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden van het verbod af te kunnen wijken.

1.5 Omgevingsaspecten

Naast het gezondheidsaspect spelen ook de milieuaspecten een rol om nieuwvestiging, uitbreiding of omschakeling van geitenhouderijen mogelijk te maken. In het besluit milieueffectrapportage valt een nieuwvestiging, uitbreiding of omschakeling van geitenhouderij onder categorie D 14 (De oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren) (11°:. 2000 stuks schapen of geiten (Rav cat. B.1 en C.1 t/m C.3)) waardoor het initiatief m.e.r-beoordelingsplichtig is. Aanvragen voor niet meer dan 2.000 stuks geiten vallen daarmee onder de drempelwaarde. Dan is nog wel een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig om de initiatieven mogelijk te maken.

Dit facetbestemmingsplan bestaat uit enkele aanvullingen en aanpassingen van de bestaande regels die in het kader van het bestemmingsplan vooraf geen toetsing aan de diverse omgevingsaspecten zoals water en milieu vragen. Bij het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning zal worden beoordeeld in hoeverre de omgevingsaspecten van invloed zijn.

1.6 Plangebied

Het facetbestemmingsplan heeft betrekking op bestemmingsplannen waarbinnen agrarische bedrijven aanwezig zijn. Het gaat hierbij hoofdzakelijk om het bestemmingsplan dat voor het buitengebied geldt, te weten het Bestemmingsplan Buitengebied 2014 (vastgesteld 22 september 2016). Naast het bestemmingsplan Buitengebied 2014 zijn er nog 13 bestemmingsplannen waarbinnen agrarische bedrijven aanwezig zijn waarop de regeling van geitenhouderijen van toepassing wordt verklaard.

In bijlage 1 van de regels zijn alle bestemmingsplannen opgenomen die met dit facetbestemmingsplan worden herzien. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0098.BPFacetgeiten-VA01_0001.png"

Figuur: plangebied facetbestemmingsplan geitenhouderijen (bron: Pdok viewer, opentopo achtergrondkaart)

Hoofdstuk 2 Juridische toelichting

2.1 Uitleg van de regeling

Naar aanleiding van het besluit van de gemeenteraad van Weststellingwerf wordt in dit facetbestemmingsplan geregeld dat het zonder omgevingsvergunning niet is toegestaan om een geitenhouderij op te richten dan wel uit te breiden. Eveneens is zonder omgevingsvergunning de omschakeling van een bestaand agrarisch bedrijf tot geitenhouderij niet toegestaan. Het is dus zonder vergunning niet toegestaan om:

  • een nieuwe geitenhouderij te beginnen;
  • het geheel of gedeeltelijk wijzigen of uitbreiden van een bestaand (agrarisch) bedrijf door (onder andere) geiten te gaan houden;
  • het uitbreiden van een bestaande geitenhouderij met één of meer geiten. Bij een eventuele uitbreiding kan het dat gaan om zowel het plegen van nieuwbouw als om bestaande bouwwerken geschikt maken voor het houden van geiten.

Om het bovenstaande te realiseren worden de bestemmingsplannen die worden genoemd in de tabel die is opgenomen als Bijlage 1 Lijst van toepassing zijnde bestemmingsplannen bij de regels herzien. Voor al het overige blijven de bestemmingsplannen als genoemd in Bijlage 1 Lijst van toepassing zijnde bestemmingsplannen bij de regels onverminderd van kracht.

2.2 Opbouw van de regels

Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een ruimtelijk plan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het plangebied, zowel analoog als digitaal, waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen van een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt, wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn, wat het resultaat is van de overleggen en tot slot doet het verslag van de georganiseerde inspraak bij het plan. Hiermee voldoet het facetbestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro.

2.2.1 Bestemmingsplanregels

In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:

  • Inleidende regels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.

Inleidende regels

Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Begrippen). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. De gemeente heeft bindende afspraken over planregels opgesteld. Deze zijn in overeenstemming de eisen van de SVBP2012. In Artikel 1 zijn alleen de voor dit facetbestemmingsplan relevante begrippen opgenomen, te weten 'het plan' en 'het bestemmingsplan'.

Ook is het begrip 'geitenhouderij' gedefinieerd: In dit bestemmingsplan is een geitenhouderij gedefinieerd als het houden van meer dan 50 geiten. Dat aantal komt voort uit de verwachting de gezondheidsrisico's gering worden geacht op basis van de in paragraaf 1.3 genoemde onderzoeken. Daarbij dient vermeld te worden dat gezondheidsrisico's bij een lager aantal niet uitgesloten kunnen worden. Gelet op het Activiteitenbesluit milieu, wordt voor geurhinder uitgegaan van geitenhouderijen met tien of meer geiten. Daar lijkt dus de grens te liggen voor het hobbymatig houden van geiten omdat dit als inrichting of bedrijfsmatige activiteit wordt gezien. Aangezien geurhinder niet gekoppeld kan worden aan gezondheid en gezien bovenstaande onderzoeken wordt het aantal van 50 gehanteerd.

Artikel 2 is een zogenaamde Relatie- en reikwijdtebepaling. Dat artikel bepaalt in het eerste lid dat alle bestemmingsplannen, als genoemd in Bijlage 1 Lijst van toepassing zijnde bestemmingsplannen, worden aangevuld en indien nodig worden gewijzigd als gevolg van dit voorliggende facetbestemmingsplan. Dat betekent dat de regels van dit voorliggende facetbestemmingsplan voorrang krijgen indien sprake is van strijdigheid. Voor het overige blijven de regels van de in Bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen gelden. Op die manier blijven de in Bijlage 1 genoemde bestemmingsplannen van kracht zoals ze dat nu reeds doen, de plannen worden op het onderwerp geitenhouderijen slechts aangevuld. Als een bestemmingsplan als genoemd in Bijlage 1 wel regels bevat omtrent geitenhouderijen, dan worden die bestemmingsplannen (alleen voor het onderwerp geitenhouderijen) herroepen en gelden de regels uit dit facetbestemmingsplan.

In het tweede lid wordt de reikwijdte van de regeling aangegeven. Feitelijk wordt hier het doelstelling van de regeling weergegeven, namelijk gezondheidsrisico's bij mensen voorkomen. Daarbij is ook direct bepaald dat het niet de bedoeling is van dit facetbestemmingsplan om de bestemmingsregelingen in andere zin verder te veranderen door verruiming dan wel inperking.

Algemene regels

De algemene regels bestaan uit een tweetal regels:

  • Anti - dubbeltelregel;
  • Algemene gebruiksregels.

De Anti - dubbeltelregel (artikel Artikel 3 Anti-dubbeltelregeling) is als verplicht artikel opgenomen op grond van artikel 3.2.4 van het Bro.

De 'Algemene gebruiksregels' betreft de kern van dit facetbestemmingsplan. Deze regeling bevat in artikel 4.1 Verbod een verbod voor het uitbreiden van het gebruik of bouwen van bouwwerken (met name stallen) ten behoeve van geitenhouderijen. Ook nieuwvestiging van geitenhouderijen, al dan niet als neventak bij een (agrarisch) bedrijf is verboden.

Om te voldoen aan het evenredigheidsbeginsel kent de algemeen gebruiksregel een afwijkingsmogelijkheid (artikel 4.2 Afwijken van de algemene gebruiksregels). Die afwijkingsmogelijkheid heeft betrekking op het alsnog kunnen uitbreiden of nieuw vestigen van een geitenhouderij als uit onderzoek in voldoende mate is gebleken dat er geen gezondheidsrisico's zijn voor mensen die in de omgeving verblijven. Bij het al dan niet verlenen van de omgevingsvergunning wordt in ieder geval ook betrokken de afstand van de geitenhouderij tot een bestaande of geprojecteerde woonfuncties of andere gevoelige verblijfsfuncties alsmede -zo lang er geen algemene nieuwe inzichten zijn- een advies van de GGD of andere onafhankelijke deskundige.

Overgangs- en slotregels

In Hoofdstuk 3 Overgangs- en slotregels zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Bro. Dit besluit schrijft dwingend voor hoe het overgangsrecht moet luiden. Bebouwing die niet voldoet aan de regels van is onder het overgangsrecht gebracht. Tot slot bevat hoofdstuk 4de slotregel waarin is aangegeven hoe het facetbestemmingsplan kan worden aangehaald.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

3.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Ontwerpbestemmingsplan

In artikel 3.1.1. Bro is bepaald dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg wordt gepleegd met de voor het onderwerp betrokken overheden of instanties. Nadat de reacties uit dit vooroverleg zijn beantwoord en eventuele aanpassingen in het plan zijn verwerkt, wordt het ontwerp-facetbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Binnen deze termijn kan eenieder een zienswijzen indienen.

Het ontwerp-facetbestemmingsplan heeft van 22 april 2022 tot 3 juni 2022 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het facetbestemmingsplan. Er zijn in totaal twee zienswijzen ingediend.

De twee ontvangen zienswijzen zijn binnen de daarvoor gestelde termijn ontvangen en zijn ontvankelijk verklaard. De samenvatting en reactie op de twee ontvangen zienswijzen is opgenomen in de zienswijzennota. De zienswijzennota is bijgevoegd als bijlage 5 bij het facetbestemmingsplan. De zienswijzen geven geen aanleiding om het facetbestemmingsplan te wijzigen.

Vaststelling

Nadat de ingekomen zienswijzen zijn beantwoord, wordt het facetbestemmingsplan – al dan niet gewijzigd – ter vaststelling aangeboden aan de raad. Na publicatie start de beroepstermijn van zes weken. Het vaststellingsbesluit staat open voor beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

3.2 Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Als er sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, moeten deze kosten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.

De kosten die worden gemaakt voor het opstellen van voorliggende facetbestemmingsplan worden gefinancierd uit de gemeentelijke middelen.

Grondexploitatieplan

De Wet ruimtelijke ordening verplicht gemeenten om bij ontwikkelplannen een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderzijds is verzekerd. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. Het nieuwvestigen, omschakelen en uitbreiden van geitenhouderijen is alleen toegestaan na het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels. De kosten voor de gemeente betreffen het beoordelen van deze aanvragen. Deze kosten worden door middel van leges gedekt. De economische uitvoerbaarheid ligt in de handen van initiatiefnemers. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet aan de orde.