direct naar inhoud van Artikel 12 Verkeer
Plan: Buitengebied Vlieland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP087103-VA01

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verharde en onverharde wegen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. dagrecreatief medegebruik;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. infrastructurele voorzieningen

met de daarbij behorende;

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde
12.2 Bouwregels

Op de in lid 12.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande, dat de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer mag bedragen dan 5 meter.

12.3 Nadere eisen

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats van de bebouwing;
  • b. de afmeting van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de sociale veiligheid;
  • externe veiligheid.
12.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming waaronder in ieder geval wordt verstaan:

  • a. het storten van puin en afvalstoffen;
  • b. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het aanleggen van wegen en paden of anderszins inrichten van het bestemmingsvlak in afwijking van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel.
12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het bepaalde in lid 12.4 onder d en toestaan dat wordt afgeweken van het op de verbeelding aangegeven dwarsprofiel, mits hierdoor geen verslechtering in de geluidssituatie danwel van de landschappelijke waarden optreedt.

12.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken of werkzaamheden, niet zijnde bouwen, uit te voeren:

  • a. het planten en/of verwijderen van bebossing en beplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het dempen, graven, verdiepen en verbreden van sloten, watergangen en andere waterpartijen;
  • d. het aanleggen, verharden en/of verbreden van wegen en paden;
  • e. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatieve en/of educatieve medegebruik;
  • f. het aanleggen en/of verwijderen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie-, en telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • g. het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en de bodemopbouw ten behoeve van natuurontwikkeling.
12.6.2 Uitzondering op verbod

Het in lid 12.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
12.6.3 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeers- en socialeveiligheid van de gronden;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie van omliggende gronden;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden;
  • d. de ontwikkeling geen significant negatieve effecten mag hebben op de wezenlijke kenmerken en waarden van de gronden.