direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Recreatieve voorzieningen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0096.BP01217-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Vlieland is in 2000 gestart met de actualisering en digitalisering van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan rondom camping Stortemelk, het zwembad en tenniscomplex is een van de laatste plannen dat geactualiseerd moet worden om te kunnen voldoen aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening, die voorschrijft dat bestemmingsplannen op 1 juli 2013 niet ouder mogen zijn dan 10 jaar.

De gemeente heeft gekozen voor een voornamelijk conserverend bestemmingsplan. Dat wil zeggen dat de mogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan overgenomen zijn in dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid ruimte geboden aan de komst van eilandlodges en tevens een extra tennisbaan. In hoofdstuk 2 wordt daar nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0001.png"

Figuur 1: Het eiland Vlieland (bron: googlemaps)

Het bestemmingsplan is conform de regels van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgezet volgens de wettelijk verplichte Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). De benaming van de bestemmingen, de kleuren en de tekens op de digitale verbeelding, zijn volgens de verplichte standaard opgezet. Het bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke eisen van digitale uitwisselbaarheid.

1.2 Het plangebied

Het plangebied heeft betrekking op de camping het aangrenzende bosgebied tussen de camping en de Kampweg, de sportvelden en het gebied rondom het zwembad/ de tennisvelden. In onderstaande afbeelding is de begrenzing van het plangebied globaal aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0002.png"

Figuur 2: globale ligging van het plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het grootste gedeelte van de gronden waar het bestemmingsplan betrekking op heeft liggen in het bestemmingsplan Buitengebied 2003 van de gemeente Vlieland. Dit bestemmingsplan is in de raadsvergadering van 28 april 2003 vastgesteld door de gemeenteraad van Vlieland.

Op 12 augustus 2003 heeft Gedeputeerde Staten het plan goedgekeurd, behoudens de op de plankaart doorgehaalde delen. Op 11 februari 2004 heeft de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State de provincie opgedragen het goedkeuringsbesluit te heroverwegen voor de doorgehaalde delen. Op 8 februari 2005 heeft Gedeputeerde Staten het plan opnieuw goedgekeurd, behoudens de in rood doorgehaalde delen. Deze delen liggen niet in dit plangebied.

In het vigerend bestemmingsplan hebben de gronden van de camping de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden I. Door middel van speciale aanduidingen en bouwvlakken zijn de gebouwen op de camping bestemd. Het bosgebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming Bos. Binnen deze bestemming zijn ook de sportvelden opgenomen door middel van een aanduiding.

Het zwembad en de tennisbanen liggen in het geldende bestemmingsplan Sport- en recreatievoorzieningen. Dit plan is op 25 november 1991 vastgesteld door de gemeenteraad en vervolgens goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Fryslan. In dit bestemmingsplan hebben de gronden de bestemmingen 'Doeleinden van Sport en recreatie', 'Natuurgebied'en 'doeleinden van verkeer en verblijf'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0003.png"

Figuur 3a: Vigerend bestemmingsplan Buitengebied 2003.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0004.png"

Figuur 3b: Vigerend bestemmingsplan Sport- en recreatievoorzieningen.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft de kenmerken van Vlieland en de aanwezig voorzieningen op het eiland. Daarnaast wordt ingegaan op de ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden in het bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 gaat in het op relevante beleid van Rijk-, provincie en gemeente. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven waarna hoofdstuk 5 de juridische planbeschrijving geeft. Hoofdstuk 6 en 7 gaan in op de economische- en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie en planuitgangspunten

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Ontstaan Vlieland

Waar nu de Waddenzee en het IJsselmeer zich bevinden, was vroeger een laag en moerassig land, bedekt met graslanden en bossen, waar doorheen de natuurlijke waterlozing plaatsvond. In de herfst en in de winter werden deze landen soms gedeeltelijk overstroomd, evenals de daarachter laag gelegen gronden. Midden in dit moerassige land lag het Flevomeer, dat met het Medemblikmeer in verbinding stond. Dit laatste water omspoelde het eiland Flevo. Door de Flevostroom hadden deze meren een afwatering naar wat nu Noordzee heet. De Flevostroom mondde daar uit, waar men nu het Vlie vindt. Het is dan ook aannemelijk dat "Vlie" en "Vlieland" van "Flevo" zijn afgeleid.

Het ontstaan van het eiland is hoogstwaarschijnlijk bespoedigd door het graven van kanalen en afwateringen door de kloosterbroeders van Ludinga (klooster bij Harlingen). Het eiland moet zich eertijds meer zeewaarts hebben uitgestrekt dan op het ogenblik. Stevige brokken veen en boomstammen die bij afkalving van het strand werden gevonden, wijzen op de vroegere aanwezigheid van bossen.

Terwijl men nu op Vlieland alleen nog maar het dorp Oost-Vlieland vindt, heeft er in de Middeleeuwen op de plaats ten noorden van waar nu De Vliehors ligt, het dorp West-Vlieland bestaan. In 1714 werd bij een storm de stuifdijk, die als bescherming van de duinen was aangelegd, verwoest, waardoor dit dorp grotendeels werd weggevaagd. De kerk werd herbouwd, maar de zee teisterde het dorpje acht jaar later opnieuw. In 1736 stonden op de plaats waar het dorp zich bevond, nog twee huizen.

Zo heeft Vlieland in de loop der eeuwen heel wat van zijn grondgebied moeten afstaan aan het water. Men bezon zich dan ook op middelen om verder landverlies te voorkomen, niet alleen om het eiland zelf, maar om als zeewering te dienen voor de Friese kust. Men bestreed het verstuiven van de duinen door bevestiging van zogenaamde krammatten en door beplanting met helmgras. Verder werd geprobeerd de duingroei te bevorderen door het plaatsen van riet- en takkenschermen, waartegen het opstuivende zand bleef liggen. In het begin van de twintigste eeuw besloot men als verdedigingsmiddel tegen verstuiving, het eiland voor een deel te bebossen, in het bijzonder rond en ter bescherming van het dorp. Momenteel heeft Vlieland ruim 300 hectare bos. Nog steeds is de strijd met het water gaande, waarbij tegenwoordig ook wordt gedacht aan een zogenaamd dynamisch kustbeheer. Nog steeds is de strijd tegen het water gaande. Vlieland is het enige eiland dat strekdammen aan de Noordzeezijde heeft ter bescherming van de kuststrook, daarnaast wordt de laatste jaren ook gewerkt met dynamisch kustbeheer aan de westzijde van het eiland.

2.1.2 Landschap

De ontstaanswijze van Vlieland, waarbij de dynamiek van de zee een cruciale rol heeft gespeeld en het gebruik van het land door de mens, heeft geleid tot een landschappelijke vierdeling. Behalve het strand zijn vier gebieden te onderscheiden: het oostelijk duingebied met bos en dorp, het centrale duingebied, De Vliehors en de Kroon's Polders. In het algemeen vormt de uitgestrektheid en de geringe versnippering van het open duingebied een belangrijke waarde. Landschappelijk is dit vrij uniek en zeer aantrekkelijk.

Het oostelijk duingebied ligt aan de noordzijde van de kern Oost-Vlieland. Het Iandschapsbeeld wordt hier overheerst door bos. Op de zuidoostelijke punt van het eiland liggen de jachthaven en het bedrijventerrein. Ten zuidwesten van het dorp Iigt een smal kleidek met grasland:' "Westerveld". Het dorp wordt aan de landzijde omgeven door aangeplant dennenbos. Overigens grenst het bos niet overal direct aan het dorp. In het noorden en westen Iigt er tussen het bos en het dorp een smalle strook open duingebied. Het uiterste oosten- en noorden van het eiland bestaat, net als het westelijk duingebied, uit open en reliefrijk duingebied. Hier bevinden zich het strandhotel Seeduyn (met strandpaviljoen en manege), het zomerhuiscomplex Ankerplaats-Vliepark-Duinkersoord en iets meer naar het oosten het kampeerterrein Stortemelk. Ook het sportveld, de tennisbanen en zwembad liggen in dit gebied.

2.1.3 Cultuurhistorie en archeologie

Om het dorp te beschermen tegen opstuivend zand zijn rond het dorp bossen aangeplant. Het gebied waar nu het zwembad en de tennisbanen zijn gelegen was erg nat. Hier zijn rabatten gemaakt en werden Sitka sparren, Corsikaanse en Oostenrijkse dennen geplant. Door deze methode is het gebied droger geworden en kunnen er nu ook loofbomen groeien, met name eik en kastanje. Als ondergroei komt hulst en vogelkers voor. Deze rabatten zijn met name aan de zuidzijde van het bestemmingsplangebied nog goed te herkennen. In het noordelijke gedeelte van het plangebied staan voornamelijk Oostenrijkse en Corsicaanse dennen met weinig ondergroei. Terreinen met archeologische waarde komen in dit plangebied niet voor; deze liggen beperkt in het oude dorp, rond de kerk. In hoofdstuk 4 wordt verder ingegaan op deze aspecten.

2.1.4 Natuur

Vlieland is een onderdeel van een belangrijk natuurgebied met een aantal specifieke natuurgebieden die van grote (internationale) waarde zijn. Vlieland wordt omsloten en maakt onderdeel uit van Natura 2000 gebieden, namelijk: Noordzeekustzone, Waddenzee en de Duinen van Vlieland. De belangrijkste beheersinstanties in het buitengebied zijn Staatsbosbeheer en Rijkswaterstaat. Staatsbosbeheer heeft de beheerstaak over het natuurgebied met de daarin voorkomende functies, Rijkswaterstaat over het kustbeheer.

Bossen

De bossen op Vlieland zijn aan het begin van de vorige eeuw aangeplant om de verstuiving tegen te gaan. Daarnaast hebben de bossen een productiefunctie gekregen, maar van grote betekenis is deze niet. Van oorsprong zijn het vrij soortenarme bossen, die overwegend bestaan uit naaldhout. De productiefunctie van het bos is de Iaatste jaren afgenomen en daardoor wordt de natuurfunctie steeds belangrijker. Daarnaast vervullen de bossen een belangrijke plaats in het landschapsbeeld en zijn ze cultuurhistorisch van waarde, met name door de aanwezigheid van naaldbomen. Uiteraard maakt ook de recreant gebruik van deze bosgebieden op het eiland. De bossen hebben al met al meerdere, nauw met elkaar samenhangende functies.

Duinen

De duinen vormen een complex, uitgestrekt over een groot oppervlak. Er is veel variatie in vegetatie op kleine afstand, die het gevolg is van gradienten in de vochtvoorziening, reliëf, kalkgehalte, verstuiving en successie. Kampeerterrein Stortemelk ligt in en grenst aan de duinen.

Fauna

Het duingebied is van groot belang voor vogels, met name voor grondbroeders. Soorten die aanzienlijk bijdragen aan de Waddenpopulatie of de Iandelijke populatie zijn Lepelaar, Blauwe kiekendief, Tapuit, Eidereend en Velduil. Lepelaars broeden op Vlieland op de grond. Dit heeft mogelijk te maken met het ontbreken van roofdieren als vossen. Ook broeden er plaatselijk flinke aantallen Wulpen, Kleine mantelmeeuwen en Stormmeeuwen. In het begraasde gebied is de indruk dat het aantal grondbroedvogels zoals Tapuit is toegenomen.

De kleine struweeltjes maken het gebied ook aantrekkelijk voor zangvogels. Ook kleine zoogdieren als konijnen maken veelvuldig gebruik van het duingebied. Zoogdieren als vossen en reeen komen op het eiland niet voor. De vochtige valleien en plassen zijn van betekenis voor amfibieen: Rugstreeppad, Bruine kikker en Kleine watersalamander. Vlieland is verder belangrijk voor de Zandhagedis.

2.1.5 Recreatie

Toerisme en recreatie zijn van groot belang voor Vlieland. Ze zorgen voor verreweg de belangrijkste bijdrage aan de werkgelegenheid en vormen daarmee een belangrijke bron van inkomsten. Het is eveneens een branche waarbinnen vele ontwikkelingen plaatsvinden.

Verblijfsrecreatie

Kampeerterrein Stortemelk is een heel belangrijke recreatieve voorziening op het eiland. Ongeveer de helft van de recreatieve bedden op het eiland wordt door het kampeerterrein gebruikt (3500 bedden). Buiten het plangebied liggen de natuurcamping Lange Paal, het zomerhuizenterrein , de groepsaccommodaties en de hotels en appartementen, alsmede de jachthaven.

Dagrecreatie

Dagrecreatieve activiteiten (wandelen, fietsen, strandbezoek) vinden in hoofdzaak plaats door de gasten die op het eiland verblijven en door de inwoners zelf. Het dagtoerisme vanaf andere eilanden en de wal neemt enigszins toe door de sneldienst (Harlingen - Terschelling - Vlieland) en de zomerdienst vanaf Texel. De dagrecreatieve voorzieningen bestaan uit een aantal fietspaden, een wandelpadennet, vrije wandelmogelijkheden door de natuur en een ruiterpadennet. De Vliehors is in het weekeinde in beperkte, mate toegankelijk voor wandelaars. Ook het dorp Oost-Vlieland biedt mogelijkheden voor dagrecreatie. Een belangrijke rol hierbij speelt de cultuurhistorische betekenis (Dorpsstraat) van het dorp met de daarin gelegen voorzieningen. Tot slot biedt het sportcomplex mogelijkheden voor overdekte en buitensportactiviteiten.

2.1.6 Geschiedenis kampeerterrein Stortemelk

Kamperen als vrijetijdsbesteding is voor de Eerste Wereldoorlog nog geen veel voorkomend verschijnsel Het gaat om enkele individuen. Je mocht overal gratis kamperen m.u.v. een hoekje bij de Fortweg. De wadkant van het eiland, de weilandjes bij Bomenland en de Meeuwenduinen waren bijzonder in trek. Het gratis kamperen werd in 1926 afgeschaft. Een kampeervergunning moest afgehaald en betaald bij Staatsbosbeheer. Daar mocht men op een kaartje uitzoeken waar men wilde staan met zijn tentje. In 1928 werden de Meeuwenduinen, Kooispleklid en de Vliehors natuurmonumenten en werden deze plekken verboden gebied om te kamperen. Ook op de Waterstaatsreep mochten toen geen kampeerders meer komen. Omdat het aantal kampeerders elk jaar groeide plaatste Staatsbosbeheer een koperen pomp voor drinkwater. In de oorlogsjaren kwamen er geen kampeerders. Na die periode komt de stroom kampeerders echt op gang. Zodat de gemeente in 1946 de eerste kampeerverordening maakt. Ook werden er in dat jaar de twee kampeerterreinen in gebruik genomen; het terrein bij Lange Paal en het Tentenkamp (later Stortemelk). Daarbuiten mocht niet meer vrij worden gekampeerd. Wel mocht op het terrein van Duinkersoord tussen de duinhuisjes worden gekampeerd. Later werd het kamperen hier beperkt tot een terreintje: “De Kaap”. In 1998 werd het terrein in drie gedeelten gesplitst: een gezinskamp, een jongenskamp en een meisjeskamp.

In de jaren '50 verschenen de tenthuisjes. Deze werden in de winter opgeslagen in een schuur in het dorp. Dit aantal groeide snel. Op 27 september 1961 werd de Stichting Recreatiebelangen (SRV) opgericht. Het doel was het behartigen van de recreatieve belangen van het eiland. Het tentenkamp kreeg nu officieel de naam Stortemelk. Reden was de financiële situatie en een accommodatie die niet voldeed aan de eisen van de tijd. Een van de eerste maatregelen die het bestuur nam was het verbod tot uitbreiding van het aantal tenthuisjes.

De paden op het kampeerterrein werden verhard met kleischelpen en nieuwe sanitaire voorzieningen werden gebouwd. In mei 1965 kwam het recreatiegebouw “de Bolder”. Toen ook werd het terrein opnieuw heringedeeld. De tenthuisjes kregen een vaste plek zodat de fundamenten in de winter mochten blijven liggen. In 1968 kwam de kampwinkel. In de jaren '70 kwamen er opnieuw veranderingen. Het jongens- en meisjeskamp werden samengevoegd. Er kwamen nieuwe toiletgebouwen met warmwaterdouches. In 1995 kwam er een nieuwe snackbar en de verhuurtenten deden hun intrede. In 2001 werd opnieuw begonnen met een grote renovatie. Schelpenpaden werden vervangen door klinkers, huurtenten werden voorzien van elektriciteit en toiletgebouwen werden vernieuwd. Tegenwoordig is het kampeerterrein een terrein met goede voorzieningen als moderne toiletvoorzieningen met wasserette, een supermarkt en een recreatiegebouw. Stortemelk is een kampeerterrein waar geen caravans en kampeerauto's worden toegelaten. Dit draagt bij aan het unieke karakter van het kampeerterrein.

2.2 Ontwikkelingen

Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan worden twee ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betreft de aanleg van een derde tennisbaan en de mogelijkheid om nadat een wijzigingsprocedure doorlopen is een vijftigtal eilandlodges aan te leggen. omderstaande worden deze ontwikkelingen beschreven.

2.2.1 Sportcomplex

In het oude bestemmingsplan werd de tennisaccommodatie niet geregeld. Een en ander werd geregeld onder de bebouwingsmogelijkheden van sporthal/zwembad. Het clubhuis van de tennisvereniging is gebouwd met ontheffing van het bestemmingsplan. Op het sportcomplex wordt met dit bestemmingsplan de mogelijkheid geboden om door middel van een wijzigingsbevoegdheid een derde tennisbaan aan te kunnen leggen. Deze zal aansluitend aan de bestaande banen aangelegd worden. Hiervoor is de geldende bestemming iets verruimd. De baan zal op één van de aangegeven locaties worden aangelegd.

Daarnaast is gebleken dat er een kwaliteitsimpuls bij het zwembad gewenst is. Daardoor moeten een aantal parkeerplaatsen die nu tegen de gevel van het zwembad gesitueerd zijn verplaatst worden. In overleg met Staatsbosbeheer is gekozen voor een plek aan de Uitlegger. Voor deze locatie is een ecologisch onderzoek uitgevoerd waaruit geen beperkingen gebleken zijn. Dit onderzoek is te vinden in bijlage 3. Tevens is de weg 'Uitlegger' in het bestemmingsplan iets breder bestemd ten opzichte van het ontwerp vanwege de aanwezige kabels en leidingen naast de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0005.png"

Figuur 4: mogelijke locaties voor een derde tennisbaan.

2.2.2 Eilandlodges

De gemeente wil in de toekomst (binnen de planperiode) de komst van een 50-tal eilandlodges mogelijk maken. In het gebied ten noorden van de Kampweg en Camping Stortemelk kunnen deze eilandlodges gerealiseerd worden in een daarvoor op de verbeelding aangeduid gebied. Er mogen maximaal 50 eilandlodges komen met een oppervlakte van maximaal 65 m². De hoogte van de lodges mag maximaal 4 meter bedragen. Bij afwijking mogen maximaal 20 lodges een oppervlakte van 75m² krijgen en tevens mogen na afwijking maximaal 20 stuks een hoogte krijgen van 6.5 meter. Tevens kan een grijswaterkelder en een nutsgebouw gerealiseerd worden door middel van de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Om deze lodges mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) schetst het Rijk de ambities op het gebied van ruimte en mobiliteit voor Nederland in 2040. Het realiseren van een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland zijn de speerpunten van deze visie. Op basis van deze ambities heeft het Rijk drie doelen geformuleerd voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Om deze doelen te realiseren is samenwerking met decentrale overheden vereist. Om bestuurlijke drukte te verminderen en regionaal maatwerk te realiseren wordt zoveel mogelijk ingezet op decentralisatie van taken op het gebied van ruimte en mobiliteit. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen binnen de thema's concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veiligheid. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Onderstaande nationale belangen zijn van betekenis voor Vlieland.

Waterveiligheid en zoetwatervoorziening

Een belangrijk aandachtspunt op het gebied van veiligheid is klimaatverandering. In 2040 moet Nederland blijvend beschermd zijn tegen extreme weersomstandigheden en mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging. Daarnaast moet de beschikbaarheid van voldoende zoetwater in droge perioden gewaarborgd worden. Het beheer van het watersysteem is gericht op het meebewegen met natuurlijke processen waar het kan en het bieden van weerstand waar het moet. Het nationale waterbeleid is nader uitgewerkt in het Nationaal Waterplan 2009-2015.

In het nationale Deltaprogramma werken de gezamenlijke overheden onder regie van de Deltacommissaris aan oplossingen om Nederland voor de toekomst te beschermen tegen wateroverlast en te zorgen voor voldoende zoet water. Het deelprogramma Waddengebied verkent hoe het Waddensysteem zal reageren op zeespiegelstijging en welke gevolgen dit heeft voor de veiligheid van de eilanden. Daarnaast wordt nagegaan in hoeverre waterveiligheid beter gecombineerd kan worden met bestaande functies en waarden, zoals die van natuur. In het deelprogramma Zoet Water worden oplossingen verkend voor de zoetwatervoorraad op onder andere de Waddeneilanden. Een stijgende zeespiegel heeft invloed op de zoetwatervoorraad, met mogelijke gevolgen voor de drinkwaterwinning en de mogelijkheden voor de landbouw. De resultaten van het Deltaprogramma zullen in het volgende Nationale Waterplan worden verankerd.

Cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten

Het Rijk streeft naar het koesteren en versterken van bijzondere cultuurhistorische en natuurlijke waarden, zodat Nederland aantrekkelijk blijft voor inwoners en toeristen. Het Rijk laat het beleid ten aanzien van landschap op land over aan provincies, om zo meer ruimte te laten voor regionaal maatwerk. Landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische kwaliteiten op de Noordzee en de Waddenzee blijven van nationaal belang aangezien het Rijk hier als enige bevoegd gezag is. Voor de landschappelijke kwaliteiten op de Noordzee handhaaft het Rijk het vrije uitzicht op de horizon vanaf de kust tot 12 zeemijl.

Natuur

De bescherming van flora en fauna is nodig om te zorgen dat de biodiversiteit (soortenrijkdom) niet achteruit gaat. Om flora- en faunasoorten in staat te stellen om op lange termijn te overleven en zich te ontwikkelen zijn vanuit ruimtelijk oogpunt twee zaken essentieel: het behoud van leefgebieden en het realiseren van verbindingen tussen leefgebieden. Om deze reden is in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan. De EHS bestaat uit een nationaal netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Vlieland ligt als geheel binnen de EHS (zie figuur 8).

De provincie werkt de gewenste natuurdoelen voor de EHS gebieden uit en legt deze vast in het provinciaal Natuurbeheerplan. In de EHS geldt het 'nee, tenzij'-principe. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan tenzij er sprake is van '(dwingende redenen) van groot openbaar belang' en er geen alternatieve locatie is buiten de EHS. De schadelijke effecten op de natuur die optreden als gevolg van een ontwikkeling moeten worden gecompenseerd. Op regionaal niveau kunnen specifieke afspraken worden gemaakt over het gebruik en de bescherming van EHS gebieden.

Delen van de EHS zijn extra beschermd omdat er soorten (flora en fauna) of leefgebieden van soorten (habitats) voorkomen die van internationaal belang zijn. Afspraken over de bescherming van deze soorten en leefgebieden zijn vastgelegd in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De gebieden die vallen onder deze richtlijnen moeten uitgroeien tot een Europees netwerk van natuurgebieden. Dit netwerk wordt Natura-2000 genoemd. Op nationaal niveau zijn de afspraken uit de Vogel- en Habitatrichtlijn verankerd in de Natuurbeschermingswet (1998). Voor beschermde Natura 2000 gebieden geldt dat er geen verslechtering van de kwaliteit van de habitats of een verstorend effect op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen mag optreden. Figuur 5 toont de aangewezen Natura-2000 gebieden op Vlieland. Op Vlieland zijn de duinen aangewezen als beschermd Natura-2000 gebied op basis van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Daarnaast valt de Vliehors, een uitgestrekt gebied aan de westrand van het eiland deels onder het Natura 2000 gebied Noordzee Kustzone en deels onder het Natura 2000 gebied Waddenzee. In Nederland maken de Habitatrichtlijngebieden geheel en de Vogelrichtlijngebieden gedeeltelijk deel uit van de EHS. Voor de Natura-2000 gebieden worden beheerplannen opgesteld. Ook de Noordzeekust is aangewezen als Natura-2000 gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0006.png"

Figuur 5: overzicht Vogel- en Habitatrichtlijngebieden Vlieland. Bron: streekplan provincie Friesland (2007)

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden, met uitzondering van de artikelen 2.3.6, 2.6.9, 3.2 en 3.5 en titel 2.13.

In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • Militaire terreinen en -objecten;
  • De Wadden;
  • De kust (inclusief primaire kering);
  • De grote rivieren;
  • De Werelderfgoederen.

In de wijziging van het Barro dat per 1 oktober 2012 in werking is getreden, worden de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • Reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • Veiligheid vaarwegen;
  • Het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • De buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • Bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • Reservering voor rivierverruiming Maas;
  • De Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Op de ontwikkelingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt is het Barro niet specifiek van invloed.

Een verandering die is ontstaan is dat per 1 oktober 2012 de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking in het Bro is opgenomen. Dit is toegevoegd aan artikel 3.1.6 Bro. Deze wijziging stelt eisen aan de motivering van stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel van deze wijziging is dat in de toelichting bij ruimtelijke besluiten wordt gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Gericht op bedrijventerreinen, kantoren, woningen en stedelijke voorzieningen. Het gaat dan om de volgende aspecten die stapsgewijs beoordeeld dienen te worden:

  • 1. Behoefte: Voorziet de geplande ontwikkeling in een behoefte binnen de regio aan deze voorziening, of aan woningen in dit segment of aan een bedrijventerrein van deze milieucategorie?
  • 2. Binnen of buiten stedelijk: als deze voorziet in een behoefte, dan bij voorkeur de ruimte hiervoor binnen bestaand stedelijk gebied vinden of maken;
  • 3. Bereikbaar met meerdere modaliteiten: als deze voorziet in een behoefte, en als het niet mogelijk is om de ruimte hiervoor binnen bestaand stedelijk gebied te vinden of te maken, dan bij voorkeur op een locatie daarbuiten die ontsloten is door verschillende vervoerswijzen.

Wanneer ingezoomd wordt op bovenstaande 3 stappen dan kan gesteld worden dat dit bestemmingsplan geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt zoals bedoeld in artikel 3.1.6 Bro. Een stedelijke ontwikkeling is namelijk : een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Hiervan is geen sprake zodat een nadere beschouwing naar dit aspect achterwege gelaten kan worden.

3.1.3 Derde Nota Waddenzee

Het Rijk heeft het ruimtelijk beleid voor de Waddenzee geïntegreerd in de Derde Nota Waddenzee (2007). De hoofddoelstelling voor de Waddenzee is een duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap. Binnen deze hoofddoelstelling zijn er doelen op het gebied van bescherming tegen overstromingen vanuit zee, de bereikbaarheid van de havens en de eilanden, de economische ontwikkeling en de bescherming van de in de bodem aanwezige archeologische waarden. Het strategisch beleid uit de PKB Derde Nota Waddenzee wordt verder uitgewerkt door het Regionaal College Waddengebied (RCW) in een integraal beheer- en ontwikkelingsplan.

3.1.4 Verlegging dijkring

De dijkring geeft de grens aan waar de overheid verantwoordelijk is voor de veiligheid van bebouwing tegen wassend water. Bebouwing binnen de dijkring kan rekenen op de hoogste staat van bescherming. Bebouwing welke buiten de dijkring is gebouwd heeft niet die bescherming, daar is het risico voor de eigenaar hoger. Het is niet noodzakelijk dat er overal daadwerkelijk een dijk ligt op de dijkring.

Het Rijk heeft aangegeven dat de dijkring over de buitenste ring duinen van het kampeerterrein komt te liggen. Bebouwing die altijd in het buitendijkse gebied heeft gestaan, komt dan binnendijks te liggen. Dit biedt Rijkswaterstaat (als beheerder) meer mogelijkheden om het beschermingsniveau tegen zeewateroverlast van die bebouwing te garanderen.

3.1.5 Conclusie Rijksbeleid

Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard en is derhalve niet in strijd met Rijksbelangen. De twee ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden zijn qua omvang niet in strijd met Rijksbelangen, hierover dienen de lagere overheden zich vooral uit te spreken.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

In het streekplan Fryslân 'Om de kwaliteit fan de romte' (2007) staan de provinciale kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen de komende tien jaar kunnen plaatsvinden toegelicht. In het streekplan is specifiek beleid voor de Waddeneilanden uitgewerkt. Aansluitend op het rijksbeleid stelt de provincie in haar beleid de bijzondere waarden van de Waddeneilanden voorop. Relevante thema's uit het streekplan voor het buitengebied van Vlieland zijn natuur, recreatie en toerisme en kustverdediging en buitendijks bouwen.

Natuur

De bijzondere natuurwaarden van het Waddengebied vormen een belangrijke motor voor recreatieve- en toeristische functies. De EHS en het Natura 2000 netwerk vormen de ruggengraat voor de instandhouding en ontwikkeling van de natuurwaarden. Voor de Waddeneilanden geldt dat buiten bestaande dorpskommen en recreatieterreinen nagenoeg alle gronden binnen de EHS liggen (zie figuur 6). De provincie heeft in het streekplan specifieke regels over de bescherming en het medegebruik van de EHS op de Waddeneilanden uitgewerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0007.png"

Figuur 6: overzicht EHS gebied Vlieland. Bron: streekplan provincie Friesland (2007)

Bij de bescherming van de EHS op de Waddeneilanden geeft de provincie aan het begrip '(dwingende) redenen van groot openbaar belang' een invulling die past bij de beperkte schaal van mogelijke ontwikkelingen op de eilanden. Hierbij wordt onderkend dat buiten bestaande dorpskommen en recreatieterreinen nagenoeg alle gronden tot de EHS behoren, zodat in een aantal situaties reële alternatieve locaties vrijwel ontbreken. Optimale benutting van het bestaande bebouwde gebied blijft van belang. Voor de Waddeneilanden kan kwantitatieve compensatie onmogelijk blijken te zijn. In dat geval is kwalitatieve compensatie mogelijk. De provincie hanteert hiervoor de volgende uitgangspunten:

  • kwalitatieve compensatie van natuurwaarden vindt in principe per eiland plaats, waarbij wordt vastgelegd welke verbetering voor welke ingreep staat. In voorkomende gevallen kan per project compensatie buiten het desbetreffende eiland mogelijk zijn, maar dan wel binnen het ecosysteem van de Wadden;
  • er is een financiële relatie tussen de ruimtelijke ingreep en de maatregelen voor natuurverbetering;
  • voor VHR-gebieden is compensatie van dezelfde biotoop als de aangetaste biotoop noodzakelijk;
  • bij financiële compensatie wordt als referentie uitgegaan van de waarde van eilander landbouwgrond met dezelfde oppervlakte als de oppervlakte van de ruimtelijke ingreep, vermeerderd met de inrichtingskosten voor nieuwe natuur;
  • financiële verevening gebeurt via een EHS-compensatiefonds per eiland, tenzij in voorkomende gevallen afspraken zijn gemaakt voor overheveling naar andere eilanden of naar locaties binnen het ecosysteem van de Wadden.

Binnen de EHS zijn passende vormen van medegebruik mogelijk:

  • natuurfunctie met recreatief medegebruik;
  • natuurfunctie met extensief recreatief medegebruik.

Voor Vogel- en Habitatrichtlijngebieden kunnen nadere eisen aan het recreatief gebruik vastgelegd worden in de beheerplannen.

Recreatie en toerisme

Ontwikkeling van recreatie en toerisme zijn voor de sociaal-economische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang. In het streekplan wordt gesteld dat kwaliteitsverbetering van de recreatie nodig is om concurrerend te kunnen blijven ten opzichte van alternatieve bestemmingen. Er kan worden ingespeeld op de groeiende belangstelling voor natuurbeleving- en educatie, cultuurtoerisme en actieve (korte) vakanties. Nieuwe grootschalige verblijfsvoorzieningen zijn daarbij minder in beeld, gericht inspelen op de hogere kwaliteitseisen van de recreant met bijbehorende voorzieningen (ook bij slecht weer) des te meer. Dit kan binnen de landschappelijke en natuurlijke kernkwaliteiten worden ingepast. Er hoeft in dit verband geen tegenstelling tussen recreatie en natuur te bestaan. Natuurontwikkeling is eveneens een investering in de recreatieve kwaliteit. De mogelijkheden voor de eilandlodges zijn passend binnen deze doelstelling om kwaliteitsverbetering te genereren op Vlieland. De lodges zullen bedrijfsmatig ondergebracht worden bij de stichting Recreatiebelangen Vlieland, welke ook het kampeerterrein beheert. De Stichting gaat deze lodges verhuren als een onderdeel van het bedrijf. Hiermee kan seizoensverlenging worden bereikt.

Kustverdediging en buitendijks bouwen

Om Friesland veilig en bewoonbaar te houden moet voldoende ruimte gereserveerd worden voor toekomstige versterking van de primaire waterkeringen. Het reserveren van zones voor toekomstige dijkversterking draagt eraan bij dat deze versterkingen tegen de laagste maatschappelijke kosten kunnen plaatsvinden. Hiermee wordt voorkomen dat onomkeerbare ruimtelijke ontwikkelingen worden uitgevoerd die nadelig kunnen zijn voor toekomstige dijkversterkingen. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de reserveringszones voldoende ruim zijn om langs de Waddenzee en Noordzee versterking van de primaire keringen voor een periode van 200 jaar mogelijk te maken. Op de Waddeneilanden wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de smalle duinen en dijken en anderzijds de brede duinen. Langs de smalle duinen en dijken worden zowel binnen- als buitendijks ruime reserveringzones vastgelegd. Langs de brede duinen wordt alleen een reserveringszone vastgelegd daar waar de primaire kering in de zeereep (de zeewerende duinenrij die direct grens aan het strand) ligt. Langs de overige delen van de brede duinen wordt geen ruime reserveringzones vastgelegd.

Permanente bebouwing op het strand is vanuit veiligheidsoogpunt ongewenst. Bij zware stormen zal schade ontstaan. Permanente bebouwing op het strand belemmert processen om mee te groeien met de zeespiegel en kan strijdig zijn met doelstellingen vanuit natuur en landschap.

3.2.2 Verordening Romte

Op 15 juni 2011 heeft de provincie Fryslân de Verordening Romte vastgesteld. Deze verordening stelt regels die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de ruimtelijke plannen van gemeenten. In artikel 9.3.1 geeft de verordening regels voor het kustfundament Waddeneilanden, waaronder Vlieland ook valt. In een ruimtelijk plan voor gronden die in het kustfundament liggen mogen nieuwe en uitbreiding van bestaande recreatieve bebouwing worden toegestaan, mits in de plantoelichting is gemotiveerd dat hierdoor geen significante belemmering kan ontstaan voor de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, hierover advies is gevraagd aan de waterkeringbeheerder en de overige bepalingen van deze verordening voor het oprichten van recreatieve bebouwing in acht worden genomen.

Ook in de verordening van de provincie is vrijwel geheel Vlieland aangewezen als Kustfundament. Zoals ook bij het Rijksbeleid beschreven heeft de gemeente in het bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen zodat er geen ontwikkelingen zullen plaatsvinden die schadelijk kunnen zijn voor dit kustfundament. Hiervoor is de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone - duin toegekend aan het kustfundament. Daarmee is dit plan in overeenstemming met de bepalingen uit de Verordening Romte.

3.2.3 Beheerplan Natura-2000

Vlieland kent drie verschillende Natura 2000 gebieden (Duinen Vlieland, Waddenzee en Noordzeekustzone). Er is besloten om voor het hele eiland één beheerplan op te stellen. Het beheerplan wordt opgesteld in samenspraak met alle direct betrokken waaronder de gemeente Vlieland, Staatsbosbeheer, Wetterskip Fryslân, gebruikers en omwonenden. Momenteel is het beheerplan in concept uitgewerkt.

Voor elk Natura 2000 gebied zijn specifieke doelen geformuleerd: de instandhoudingsdoelstellingen. Deze doelstellingen kunnen bestaan uit behoud, uitbreiding of verbetering van de aanwezige soorten of habitats. In het Natura 2000 beheerplan Vlieland wordt aangegeven met welke maatregelen de instandhoudingsdoelen worden bereikt.

Om de doelen te bereiken moet gezorgd worden dat er geen significant negatieve effecten op de aangewezen habitattypen en soorten optreden. Ten behoeve van het beheerplan zijn alle activiteiten geïnventariseerd die van invloed kunnen zijn op de instandhoudings- doelstellingen. Voor de drie Natura 2000 gebieden op Vlieland vallen deze activiteiten onder de categorieën beheer en onderhoud waterstaatkundig, beheer en onderhoud natuur en fauna, onderzoek en monitoring, outdooractiviteiten, recreatief gebruik (al dan niet strandgebonden), watersporten, evenementen, excursies en defensieactiviteiten.

In het beheerplan is beoordeeld wat het effect is van bovengenoemde activiteiten op de habitattypen en doelsoorten. Op basis van deze effectanalyse zijn activiteiten in 4 mogelijke categorieën ingedeeld: de activiteit kan worden voortgezet, de activiteit kan worden voortgezet onder voorwaarden, de activiteit moet een vergunningsprocedure doorlopen of de activiteit is niet langer mogelijk. Voor de ontwikkelingen in het plangebied is specifiek ecologisch onderzoek uitgevoed dat is beschreven in par. 4.4.3.

3.2.4 Conclusie provinciaal beleid

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met provinciaal beleid. De ontwikkeling ten aanzien van de lodges zijn ook passend binnen de uitgangspunten van de provincie voor kwaliteitsverbetering van het recreatieve aanbod op het eiland.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 2020

In de structuurvisie 'Ruimte voor Vlieland' (Structuurvisie 2020) is op hoofdlijnen het ruimtelijk beleid van de gemeente tot 2020 toegelicht. Er bestaat een spanningsveld tussen natuurwaarden, toeristisch-recreatieve ontwikkelingen en het leefklimaat op Vlieland. Vlieland heeft te maken met veel regels op het gebied van natuur en landschap. Het is niet makkelijk om ruimte te vinden voor ontwikkelingen om de toeristisch-recreatieve functie en het leefklimaat voor de eigen bevolking van het eiland te verbeteren. Het streven van de gemeente Vlieland is een duurzame en evenwichtige ontwikkeling waarbij ecologische, economische en sociale belangen zorgvuldig tegen elkaar worden afgewogen. Het versterken van de identiteit van Vlieland kan worden gerealiseerd door onder andere een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product. Daarnaast wordt ingezet op:

  • diff erentiatie van het recreatieve verblijfsaanbod;
  • seizoensverlenging;
  • versterken van de kenmerkende ruimtelijke structuur;
  • efficiënt en zuinig ruimtegebruik.

Het toeristische-recreatieve aanbod is voornamelijk gericht op de zee, natuur en de landschapswaarden, en richt zich op de bezoekers van kampeerterreinen en hotels. De opgave is meer diversiteit in het marktsegment te realiseren. In het segment tussen kampeerterreinen en de hotels in, zijn beperkte mogelijkheden. Eilandlodges kunnen dit gat in de markt vullen. De eilandlodges, als onderdeel van kampeerterrein Stortemelk, spelen in op de verwachting van seizoensverlenging en zijn daarnaast minder weersafhankelijk dan het kampeerterrein. De plannen voor de eilandlodges waren al opgenomen in de vorige Structuurvisie, maar zijn nog niet tot uitvoering gebracht. De afgelopen twee jaar heeft het bestuur van de Stichting Recreatie Vlieland ze verder ontwikkeld. Het gemeentebestuur heeft de plannen positief ontvangen en gewezen op de noodzaak van een zorgvuldige ontwikkeling en inpassing van deze plannen. Er zal een zwaar accent op duurzaamheid worden gevraagd. De realisatie van de lodges moet een noodzakelijke toevoeging zijn aan de exploitatie van het kampeerterrein. De economische noodzaak van de realisatie van de lodges moet zijn aangetoond. De problematiek rond de erfpacht vormt een vertragende factor.

Met de realisatie van de eilandlodges wordt het aanbod van het kampeerterrein verbreed, de seizoensafhankelijkheid verkleind en daarmee wordt de basis gelegd voor een steviger exploitatie. De plannen houden voor het eiland in, dat er een toevoeging plaatsvindt, in een segment met een hoge vraag, waarbij een en ander juridisch zodanig aan de vork wordt geprikt dat toeristisch verhuur is gewaarborgd, ook in de winter. Uitponding, met vervolgens het uit de verhuur nemen van de lodges, zal juridisch worden uitgesloten.

Daarnaast moet er ruimte gezocht worden voor het ontwikkelen van nieuwe voorzieningen voor toeristen. Vooral slechtweervoorzieningen en voorzieningen op het gebied van gezondheid/ wellness kunnen het verblijf van toeristen op het eiland verlengen. Met het concentreren van toekomstige investeringen rond de openbare voorzieningen zoals het zwembad/sporthal, de tennisbaan, de maneges en het bezoekerscentrum wordt de noodzakelijke ruimtelijke reservering tot een minimum beperkt en worden daarnaast garanties gecreëerd voor het eigentijds houden van het voorzieningenaanbod in de toeristische sector.

3.3.2 Toerisme en recreatie

Toerisme en de recreatie op het eiland zijn van groot belang voor de gemeente. Vlieland heeft ruim elfhonderd inwoners die het hele jaar door op het eiland verblijven. Daarnaast wordt het eiland jaarlijks nog door ongeveer 240.000 badgasten bezocht. De piek ligt in juli en augustus. De bezoekers zijn hoofdzakelijk afkomstig uit Nederland (97%). Slechts een klein deel is dagtoerist (3000). De overige gasten verblijven gemiddeld 9 dagen op Vlieland. Opvallend is het hoge aandeel herhalingsbezoeken: 36% van de bezoekers is al meer dan 10 keer op Vlieland geweest.

Vlieland heeft een duidelijke eigen doelgroep. In de studie naar de Toeristische identiteit van Vlieland zijn als kenmerken genoemd; hoog opgeleid, bovenmodaal inkomen, jonge gezinnen en de zilveren generatie. De doelgroep is relatief conjunctuurongevoelig, heeft wat te besteden en is minder gebonden aan het hoogseizoen. Deze doelgroep komt naar het eiland voor verschillende typen accommodaties, varierend van luxe onderdak in een hotel tot een plaats in een tent of tenthuisje op de camping. Daarnaast komt een groep toeristen uit alle geledingen van de maatschappij naar Vlieland die van generatie op generatie het eiland bezoeken. Zij zijn erg betrokken bij het wel en wee van het eiland. De Vlieland-gast zoekt een combinatie van natuur, rust, ruimte en veiligheid. Uit het aantal overzettingen van niet-inwoners op de veerboot kan worden afgeleid dat het aantal recreanten toeneemt. De groei lijkt een gevolg te zijn van de trend van seizoensverlenging, die de laatste jaren doorzet.

Het eiland kent twee kampeerterreinen, Stortemelk en Lange Paal. Het eerste ligt in de duinen, aan de noordoostzijde van het eiland, en heeft in het hoogseizoen plaats voor ongeveer 3500 kampeerders. Het tweede terrein is een natuurcamping, gelegen bij Lange Paal, en heeft ruimte voor ongeveer 500 kampeerders. De beide kampeerterreinen leveren in de zomer meer dan de helft van de capaciteit van de logiessector. Ten westen van Stortemelk bevindt zich het Zomerhuizenterrein met 236 vakantiewoningen. Typerend voor de identiteit zijn de ruime opzet van het terrein en het zeer diverse karakter van de woningen. Naast de recreatieve terreinen zijn er op Vlieland hotels/ pensions, appartementencomplexen en groepsverblijven. In het dorp is ook beperkt recreatief medegebruik toegestaan in aanwezige panden. Ook de jachthaven vervult een belangrijke rol in het verblijfsrecreatieve aanbod met ongeveer 80.000 persoonsovernachtingen per jaar. De jachthaven heeft een capaciteit van 300 ligplaatsen. In 2008 is de jachthaven omgebouwd tot een 'boxen systeem' hetgeen de veiligheid ten goede komt. Vlieland heeft in totaal 7288 toeristische slaapplaatsen ter beschikking in de sfeer van verblijfsaccommodaties.

Opgave recreatie en toerisme

Het versterken van de identiteit van Vlieland kan worden gerealiseerd door onder andere een kwaliteitsverbetering van het recreatieve product. Daarnaast wordt ingezet op:

  • differentiatie van het recreatieve verblijfsaanbod;
  • seizoensverlenging;
  • versterken van de kenmerkende ruimtelijke structuur;
  • efficiënt en zuinig ruimtegebruik.

Kwaliteitsverbetering

In de afgelopen periode is ingezet op een kwaliteitsverbetering van het bestaande voorzieningenaanbod en de accommodaties. De opgave voor de komende jaren is voldoende uitbreidingsruimte te creëren, zodat deze trend kan worden voortgezet. Een maatregel die hierbij uitgevoerd dient te worden, is extra ‘bedden’ mogelijk te maken als ‘beloning’ voor de ondernemers die zich inzetten voor kwaliteit. Ook zal er geïnvesteerd moeten worden in de ruimtelijke kwaliteit van het eiland als geheel. Het vergroten van de kwaliteit van de stranden en de bereikbaarheid daarvan is één van de maatregelen die de gemeente de komende jaren wil treffen. De gemeente wil samen met de bewoners en ondernemers een visie op recreatie ontwikkelen. Uitgangspunt is een beheerste groei van het aantal toeristen. De mogelijkheden die geboden worden om de eilandlodges te bouwen zijn passend in het streven van de gemeente om kwaliteitsverbetering te realiseren.

Differentiatie

Het toeristische-recreatieve aanbod is voornamelijk gericht op de zee, natuur en de landschapswaarden, en richt zich op de bezoekers van kampeerterreinen en hotels. De opgave is meer diversiteit in het marktsegment te realiseren. In het segment tussen kampeerterreinen en de hotels in, zijn beperkte mogelijkheden. Eilandlodges kunnen dit gat in de markt vullen. Ze spelen, als onderdeel van kampeerterrein Stortemelk, in op de trend van seizoensvorming en zijn minder weersafhankelijk. Daarnaast moet er ruimte gezocht worden voor het ontwikkelen van nieuwe voorzieningen voor toeristen. Vooral slechtweervoorzieningen en voorzieningen op het gebied van gezondheid/wellness kunnen het verblijf van toeristen op het eiland verlengen. Met het concentreren van toekomstige investeringen rond de openbare voorzieningen zoals het zwembad/sporthal, de tennisbaan, de maneges en het bezoekerscentrum wordt de noodzakelijke ruimtelijke reservering tot een minimum beperkt en worden daarnaast garanties gecreëerd voor het eigentijds houden van het voorzieningenaanbod in de toeristische sector.

Seizoensverlenging

Om de kansen op een goed economische klimaat te vergroten, moet Vlieland inspelen op veranderingen in de toeristische behoefte, zoals vakantie vieren buiten het hoogseizoen om. De gemeente wil inzetten op verdere seizoensverlenging, ofwel spreiding van de toeristische druk over het jaar. Op die manier kan de toeristische economie versterkt worden. Het jachthavenproject heeft de aantrekkelijkheid en veiligheid van Vlieland voor waterrecreanten vergroot. De relatie tussen de jachthaven, het dorp en de overige recreatieve voorzieningen wil de gemeente verder versterken.

Ingezet wordt op een betere inrichting van het gebied tussen de Coupure en de SAR hangar. Uitbreidingsmogelijkheden van het zwembadcomplex, een seizoensgebonden strandpaviljoen aan de Fortweg aan de oostzijde van het eiland en de openstelling van stelling 12H een onderdeel van de Atlantikwal dienen door middel van een specifieke planologische procedure mogelijk gemaakt worden.

3.3.3 Welstandsnota

De gemeentelijke welstandsnota van 2006 is in oktober 2012 herzien. In de welstandsnota zijn criteria opgenomen die in de eerste plaats gericht zijn op het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving. Beoordeeld wordt of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.

Deelgebieden

In de welstandsnota 2006 werd Vlieland opgedeeld in 8 deelgebieden. In de welstandsnota van 2012 zijn enkele deelgebieden binnen de gemeente welstandsvrij gemaakt. Het betreft hier de deelgebieden Gebied 2 Dorpsuitbreiding 2e helft vorige eeuw, minus de grote locaties voor de Uiterton en de nieuwe school en Gebied 5, het bedrijventerrein, minus de reclame. Voor het gebied van het kampeerterrein geldt de welstandstoetsing nog steeds.

Afstemming Welstandsnota en bestemmingsplan

Als uitgangspunt geldt om in het bestemmingsplan alleen die zaken te regelen die van ruimtelijk belang zijn (functie, plaatsing en hoofdvorm). In aanvulling op het bestemmingsplan kunnen welstandscriteria gelden die zich richten op de uiterlijke verschijningsvorm van een gebouw.

Bij de ruimtelijke toetsing van bouwaanvragen in het onderhavige plangebied zijn dus twee toetsingsinstrumenten van belang: de Welstandsnota en het bestemmingsplan. Inhoudelijk zijn beide instrumenten op elkaar afgestemd. Als regel geldt dat de welstandscriteria in de Welstandsnota zich bewegen binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en het bestemmingsplan, geldt dat de bestemmingsplanregels voorgaan. De welstandsnota zal door de gemeente aangepast worden door voor de eilandlodges een apart hoofdstuk op te nemen met daarin toetsingscriteria voor de bouw van de lodges.

3.3.4 Conclusie gemeentelijk beleid

De ontwikkelingen die mogelijk gemaakt worden met dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. In de eilandlodges ziet de gemeente een belangrijke meerwaarde voor het toeristische aanbod op het eiland. Ook de uitbreiding van het tenniscomplex is een meerwaarde voor de bewoners van Vlieland en de toeristen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Algemeen

In 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Samen met de in 2007 gewijzigde Monumentenwet heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed daarmee een belangrijkere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden ter plaatse en de introductie van het “veroorzakersprincipe”. Dit principe houdt in dat diegene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Dit is vertaald naar de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) die in september 2007 in werking is getreden. Vooral de Monumentenwet is door de Wamz ingrijpend gewijzigd en gaat nu uitdrukkelijk in op de bescherming van archeologische waarden in bestemmingsplannen.

4.1.2 Regelgeving

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag geratificeerd en geïmplementeerd in de Monumentenwet. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de monumentenwet in werking getreden. Bij ruimtelijke ingrepen worden de archeologische belangen in een vroeg stadium in de planvorming betrokken. Uitgangspunt bij de zorg voor archeologische waarden is behoud in de bodem ter plekke en planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen. Verder geldt het “veroorzakerprincipe”. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of voor een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering.

4.1.3 Onderzoek

De verwachtingswaarde voor het grootste gedeelte het eiland is laag met uitzondering van de dorpskern die geen onderdeel uitmaakt van dit plangebied. Omdat de verwachtingswaarde laag is (zie figuur 7) is er geen noodzaak om een dubbelbestemming op te nemen ter bescherming van de archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0008.png"

Figuur 7: advieskaart IJzertijd - Middeleeuwen (voor Steentijd - Bronstijd geldt voot het gehele buitengebied dezelfde lage verwachtingswaarde).

Voor de locatie waar in de toekomst de eilandlodges worden gerealiseerd is ook onderzoek naar de verwachtingswaarde uitgevoerd. Hier is op basis van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) onderzoek gedaan naar de verwachtingswaarde van het gebied. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr - 1500 n Chr). Voor deze indeling in twee perioden is gekozen omdat de adviezen voor mogelijke vindplaatsen uit de steentijd vaak verschillen van die voor mogelijke jongere vindplaatsen. Voor beide perioden geven de advieskaarten van de FAMKE aan dat er geen nader onderzoek naar het aspect archeologie gedaan hoeven te worden. Het aspect archeologie vormt daarmee geen beperking voor de ontwikkeling die in een later stadium plaatsvindt.

4.1.4 Conclusie

Het aspect archeologie vormt geen beperking voor dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem

4.2.1 Algemeen

Op 1 april 2007 is de gewijzigde Woningwet (Ww) in werking getreden. In de Ww is bepaald dat door de gemeenteraad in de Bouwverordening regels moeten worden opgenomen om het bouwen op verontreinigde bodem te voorkomen. Deze regels hebben onder andere betrekking op het uitvoeren van een (bodem)onderzoek naar de aard en schaal van de verontreiniging van de bodem. Ook is bepaald dat het college van Burgemeester en Wethouders een beslissing op een aanvraag om bouwvergunning moeten aanhouden als blijkt dat de bodem is verontreinigd dan wel het vermoeden bestaat dat er sprake is van ernstige verontreiniging.

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder andere inzicht verkregen moet worden in kwaliteit van de bodem.

De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren, en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.

4.2.2 Regelgeving / beleid

Het nationale bodembeleid is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is om te voorkomen dat nieuwe gevallen van bodemverontreinigingen ontstaan. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit tenminste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. Het beleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.

Voorliggend bestemmingsplan regelt in hoofdzaak de bestaande situatie. Op voorhand zijn daarin geen knelpunten of mogelijke saneringssituaties bekend. Ten aanzien van de locatie voor de eilandlodges is er eveneens geen sprake van een verdachte locatie. Er hebben hier nooit bedrijven gestaan die vervuilende activiteiten met zich meebrengen. Ook op de bodemkaart van de gemeente zijn de locaties onverdacht. Wanneer delodges gebouwd gaan worden dient in het kader van de omgevingsvergunning een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.2.3 Conclusie

Het bestemmingsplan betreft een bestemmingsplan met een grotendeels consoliderend karakter. Bestaande bestemmingen, bebouwing en functies in het gebied blijven gehandhaafd en worden overeenkomstig de huidige situatie geregeld in het bestemmingsplan. Voor de nieuwe locaties is geen enkele reden om aan te nemen dat de grond vervuild is of is geweest. Onderzoeken in het omliggende landschap versterken het beeld dat het duinlandschap/bosgebied als schoon kan worden beoordeeld. Het aspect bodem staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

4.3 Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is het Bro gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen dat het bestemmingsplan een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzen te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden. In paragraaf 2.1.6. wordt een beschrijving gegeven van de ontstaansgeschiedenis van Stortemelk. Van oudsher wordt dit gebied al benut voor toerisme en recreatie op het eiland. Er zijn geen monumenten of andere beeldbepalende panden aanwezig in het plangebied. Voorts wordt in paragraaf 2.1.4. kost stilgestaan bij de totstandkoming van de bossen op Vlieland. Deze zijn aangeplant om verstuivingen op het eiland tegen te gaan. Vanuit het aspect archeologie is het gebied eveneens niet waardevol en worden er geen bijzondere waarden verwacht. Het plangebied is in de Nota Belvedère niet aangewezen als Belvedèregebied en behoeft vanwege die nota geen extra planologische bescherming. De gemeente ziet dan ook geen noodzaak om vanuit het aspect cultuurhistorie nadere regels of eisen te stellen aan de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.

4.4 Ecologie

4.4.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan (artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening) is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur en Weidevogelleefgebieden, beide beschermd op basis van de verordening Romte. Tevens dienen eventuele effecten op gebieden die zijn beschermd in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 inzichtelijk gemaakt te worden. In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of voor de gewenste ontwikkeling een ontheffing dan wel vergunning benodigd is en of deze kan worden verkregen. Daarnaast dient een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen.

4.4.2 Regelgeving / beleid

Natuurbeschermingswet

Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. Deze wet is een wijziging op de eerdere Natuurbeschermingswet 1998 waardoor ook internationale verplichtingen uit Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en diverse verdragen (bijvoorbeeld het Verdrag van Ramsar betreffende de bescherming van wetlands) in de nationale regelgeving zijn verankerd.

Het merendeel van de beschermde gebieden bestaat uit gebieden die zijn aangewezen of aangemeld voor de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, de “Natura 2000-gebieden”. Voor elk Natura 2000-gebied is een aanwijzingsbesluit opgesteld waarin is opgenomen voor welke soorten en/ of habitattypen het betreffende gebied van belang is. In de aanwijzingsbesluiten zijn instandhoudingsdoelstellingen (IHD) gedefinieerd. Deze beschrijven per soort of habitattype wat de doelen zijn om de natuurwaarden in een “gunstige staat van instandhouding” te brengen of te behouden. In een Natura 2000-beheerplan moet vervolgens aangegeven worden hoe deze doelen in ruimte en tijd gerealiseerd worden en wat de beoogde resultaten in samenhang met het bestaande gebruik zijn. De beheerplannen voor Vlieland (relevant voor dit bestemmingsplan) zijn nog niet afgerond.

Van nieuwe activiteiten in de vorm van projecten en/ of plannen die in of rondom een Natura 2000-gebied plaatsvinden, moet getoetst worden of deze mogelijk negatieve effecten hebben op de soorten en/ of habitattypen en daarmee ingaan tegen de instandhoudingsdoelstellingen.

Flora- en faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet regelt de bescherming van wilde dier- en plantensoorten. In de wet zijn de voormalige Jacht- en Vogelwet opgenomen, alsmede de soortbeschermingsparagrafen uit de Natuurbeschermingswet. Tevens is een deel van de verplichtingen op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen. De Flora- en faunawet verbiedt om dieren te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren. Ook legt de wet de zorgplicht van de burger voor de flora en fauna vast. Er zijn vrijstellingsbepalingen, onder andere in verband met de jacht en de schadebestrijding. Afwijkingen van de verbodsbepalingen zijn mogelijk indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.

Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en weidevogelgebieden

De Provinciale Verordening Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Eventuele effecten op de EHS moeten voorkomen worden of in ieder geval gecompenseerd worden.

4.4.3 Onderzoek

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard. Alleen voor de nieuwe ontwikkelingen is een ecologisch onderzoek noodzakelijk. Dit betreft de mogelijkheid, na gebruikmaking van de opgenomen wijzigingsbevoegdheid, van één extra tennisbaan.

Ecologisch onderzoek tennisbaan

Voor de uitbreiding van het tenniscomplex met een derde baan is door Zumkehr Ecologisch Adviesbureau ecologisch onderzoek uitgevoerd. In het rapport 'De mogelijkheden tot de aanleg van een derde tennisbaan op Vlieland, d.d. augustus 2012' zijn de resulaten daarvan beschreven (zie bijlage 1).

Het rapport betreft een analyse van de mogelijkheden tot de aanleg van een derde tennisbaan in het bosperceel ten oosten van Oost-Vlieland, waarin het bestaande complex van tennisbanen al ligt. Het perceel bestaat uit een kavel waarin naast de bestaande tennisbanen ook het zwembad ligt. Het overige deel van het perceel bestaat uit een deel naaldbos en een deel loofbos. Ecologisch waardevol is het vochtige loofbosgedeelte in het zuidoosten van het perceel.

De aanleg van de derde baan is mogelijk zonder significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura2000-gebied Duinen Vlieland. Het plangebied maakt geen deel uit van het Natura2000-gebied maar grenst er direct aan. Het enige instandhoudingsdoel dat in de directe omgeving voorkomt is habitattype H2180A en B – Bebost duin van het Atlantische, continentale en boreale gebied (droog en vochtig). De aanleg van een derde tennisbaan binnen het plangebied heeft geen significant negatief effect op het habitattype.

De aanleg van een derde baan is mogelijk zonder strijdigheid met de Flora- en faunawet. Van de door de wet beschermde soorten komen binnen het plangebied en in de directe omgeving alleen broedvogels voor. Binnen het plangebied betreft het uitsluitend algemene en niet kwetsbare soorten. In aangrenzende percelen wordt gebroed door kwetsbare soorten als houtsnip, wielwaal en zwarte mees, die bovendien delen van het plangebied als foerageergebied gebruiken. Het gaat dan voornamelijk om het vochtige loofbos. Voorwaarde voor de aanleg van de derde baan is dat aan de geschiktheid van het bos als broed- en foerageergebied geen afbreuk wordt gedaan. Indien hieraan kan worden voldaan is de aanvraag van een ontheffing van de Flora- en faunawet voor de aanleg van de baan niet nodig.

De aanleg van de tennisbaan heeft op beide locaties voordelen en nadelen (zie figuur 4). Een voordeel van locatie 1 is dat deze grotendeels binnen de bebouwingskavel valt, zodat compensatie voor verlies van oppervlak natuur in het kader van de Ecologische Hoofdstructuur niet nodig is. Locatie 2 ligt binnen de grenzen van de EHS, zodat voor de aanleg van de baan compensatie nodig is. Locatie 2 heeft echter in ecologisch opzicht de voorkeur, en is gezien de ligging naast de bestaande banen ook voor de gebruiker het meest voor de hand liggend. Geadviseerd wordt wel in geval van locatie 2 tussen de nieuwe baan en de verharde paden rondom het plangebied een groenstrook te handhaven. Op verzoek van de provincie wordt de mogelijkheid tot een derde tennisbaan niet bij recht opgenomen. Dit omdat er ontheffing nodig is van de Verordening Romte van de provincie. Dit is als voorwaarde aan de wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Ecologisch onderzoek eilandlodges

Er is in 2013 door Dillerop natuuradvies een ecologisch onderzoek uitgevoerd. In het rapport 'Scan/ecologische beoordeling uitbreiding kampeerterrein Stortemelk Vlieland d.d.december 2013 ' worden daarvan de resultaten beschreven (zie bijlage 2). In het plangebied bevinden zich geen strikt beschermde dier- of plantensoorten die door de voorgenomen bouw van eiland-lodges wezenlijk kunnen worden beïnvloed. Dit is ook gebleken uit het eerder uitgevoerde ecologisch onderzoek in 2003 door Altenburg & Wymenga.

Op basis van voorgaande onderzoeken komt de Zandhagedis (tabel 3-soort) voor op kampeerterrein Stortemelk. Als gevolg van de voorgenomen bouwactiviteiten van eiland-lodges in het plangebied (bestaande uit bos) en omdat het plangebied qua biotoop niet geschikt is, worden geen negatieve effecten verwacht en zal de soort niet in zijn voortbestaan worden bedreigd. Er worden geen verbodsbepalingen overtreden en een ontheffing volgens artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt daarom niet nodig geacht. Door de voorgenomen bouw van eiland-lodges zullen voor vleermuizen geen verblijfplaatsen, vliegroutes en geen significant oppervlak aan foerageergebied worden aangetast.

Tijdens het ecologisch onderzoek in 2003, uitgevoerd door Altenburg & Wymenga is een tweetal plantensoorten die vermeld staan op de Rode lijst in het plangebied aangetroffen. Het gaat om één exemplaar van de Gaspeldoorn die op de grens met de camping is waargenomen en de Kleine ratelaar die aan de randen van de percelen is aangetroffen. Daarnaast is de slechts één exemplaar van de Kleine keverorchis

(tabel-2 soort) in het perceel westelijk van de toegangsweg naar de camping aangetroffen. Op basis van verspreidings- en recente gegevens van Staatsbosbeheer worden er geen beschermde of bedreigde plantensoorten verwacht. Als gevolg van de voorgenomen bouwplannen worden geen effecten verwacht. Daarnaast blijven de aanwezige bosranden waar de genoemde soorten in het verleden zijn aangetroffen behouden en zullen daar geen effecten worden verwacht.

Tijdens het voorgaand onderzoek in 2003 door Altenburg & Wymenga is een tweetal vlindersoorten die vermeld staan op de Rode lijst in de nabijheid van het plangebied waargenomen. Het gaat om enkele exemplaren van de Duinparelmoervlinder en de Kleine parelmoervlinder. Beide soorten treft men voornamelijk aan in droge duinvegetaties. Door het ontbreken van geschikt habitat voor beide soorten in het plangebied (bos) worden er geen effecten verwacht. Er treden geen negatieve effecten op in het Natura 2000-gebied "Duinen Vlieland". Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied en de voorgenomen bouw van eiland-lodges heeft geen effect op de instandhoudingsdoelstellingen.

Compensatie Ecologische Hoofdstructuur

Vanwege de mogelijk komst van de eilandlodges is er een gebied aangewezen dat 'terug wordt gegeven aan de natuur'. In onderstaande figuur is weergegeven welk gebied weer onderdeel uitmaakt van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0009.png"

Figuur 8: compensatiegebied EHS (donkergroen).

4.4.4 Conclusie

Gedurende de planperiode zal definitief gekozen worden uit een van beide locaties voor de tennisbaan. Uit het ecologisch onderzoek is gebleken dat beide locaties vanuit het aspect ecologie mogelijk zijn zodat ecologisch gezien geen beperkingen zijn voor de aanleg van een derde tennisbaan. Daarom acht de gemeente het haalbaar om een wijzigingsbevoegdheid op te nemen in de regels om een derde baan mogelijk te kunnen maken. Om de baan aan te kunnen leggen zal een wijzigingsplan in procedure gebracht moeten worden waarbij ontheffing van de provinciale verordening Romte nodig is.

Ten aanzien van de eilandlodges is aangetoond dat er qua waarden in en nabij het gebied er geen significante verslechtering zal optreden mits er rekening gehouden wordt met de zorgplicht. Voor alle beschermde soorten geldt de bepaling van de zorgplicht. Deze houdt in dat bij de uitvoering van werkzaamheden rekening moet worden gehouden met kwetsbare perioden van dieren, zoals winterslaap en voortplantingstijd. Door een zorgvuldige planning van de werkzaamheden kan de zorgplicht goed worden ingepast in het werk. De gemeente zal hierop toezien.

4.5 Water

4.5.1 Algemeen

In onder ander de Europese “Kaderrichtlijn water”, het “Nationaal Waterplan” en de adviezen van de “Commissie Waterbeheer 21e eeuw” is het beleid met betrekking tot het water(beheer) vastgelegd. Het beleid is gericht op het duurzaam behandelen van water. Dit betekent onder andere het waarborgen van voldoende veiligheid en het beperken van de kans op hinder vanwege water; dit ook in verhouding tot ontwikkelingen als de verandering van het klimaat, het dalen van de bodem en het stijgen van de zeespiegel. In de nota “Anders omgaan met water” is bepaald dat de gevolgen van (ruimtelijke) ontwikkelingen voor de waterhuishouding uitdrukkelijk in onder andere bestemmingsplannen moeten worden overwogen. Hiervoor moet de zogenoemde watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is het vroeg informeren (van de waterbeheerder), het adviseren (door de waterbeheerder), het overwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige belangen in ruimtelijke plannen en besluiten.

Op 22 december 2009 is de Waterwet (Wtw) in werking getreden. Uitgangspunt van de Wtw is een volledig beheer van het watersysteem. Op grond van de Wtw is er ook een goede samenhang tussen het waterbeleid en de ruimtelijke ordening. Ook in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is uitdrukkelijk bepaald dat in de toelichting op een bestemmingsplan inzicht verkregen moet worden in de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding en hoe deze gevolgen in het bestemmingsplan zijn betrokken.

4.5.2 Regelgeving / beleid

Een belangrijke verplichting voor alle ruimtelijke plannen en projecten is de watertoets. Het doel hiervan is te waarborgen, dat de waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De “winst” die wordt behaald bij de watertoets, ligt bij de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder en de informatievoorziening. Om het proces van de watertoets te bevorderen is door de provincie en het waterschap een handreiking watertoets opgesteld, beschikbaar via de website van provincie en waterschap.

In het provinciale waterhuishoudingsplan (WHP3) en het waterbeheerplan (WBP3) van het waterschap is het regionale waterbeleid voor de provincie Fryslân opgenomen. De hoofddoelstelling van beide waterplannen is 'het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, zodat een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd'. Het beleid wordt in beide plannen verder uitgewerkt in de thema's waterveiligheid, schoon water en voldoende water.

Het thema waterveiligheid heeft betrekking op de primaire waterkeringen en de boezemkaden. Het ruimtelijk relevante beleid betreft de ligging van de zee- en IJsselmeerdijken met reserveringszones, de ligging van de boezemkaden en het bouwen ten opzichte van het maatgevende boezempeil.

In het thema schoon water gaat het over de waterkwaliteit. Onder dit thema valt het beleid voor de afvalwaterketen (de inzameling, het transport en de zuivering van afvalwater) en de ecologische inrichting van watersystemen. Bijzondere aandacht gaat uit naar de Natura 2000-gebieden, die een belangrijke Europese status hebben ten aanzien van de natuurwaarden. Ruimtelijke relevant is het beleid voor de extra uitbreiding van waterberging in de deelsystemen door middel van natuurvriendelijker oevers en de ruimtelijke bescherming van grondwaterwinningsgebieden voor drinkwater.

Het thema voldoende water heeft vooral betrekking op het peilbeheer. Voldoende water betekent niet te veel water maar ook niet te weinig water en zorgen voor een goede verdeling van het beschikbare water over de verschillende functies. Het ruimtelijke relevante beleid betreft onder andere de ruimte die voor boezemuitbreiding en waterbergingsgebieden wordt gevraagd. In dit thema is ook het beleid voor de winning van grondwater (met name drinkwater) beschreven.

In alle drie de thema's is het voldoen aan de (inter)nationale waterwetgeving en landelijke afspraken tussen overheden een belangrijk uitgangspunt. De klimaatontwikkeling, zeespiegelrijzing en bodemdaling zijn tevens een terugkerend onderwerp in de thema's. Naast de thematische hoofdstukken kennen de beide plannen ook een hoofdstuk waarin wordt ingegaan op de samenwerking met andere overheden.

4.5.3 Onderzoek

Het bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard en maakt geen grote veranderingen mogelijk ten aanzien van nieuwe verhardingen. Door dit bestemmingsplan zal de situatie in de waterhuishouding niet verslechteren. Voor de eilandlodges is het uitvoeren van een specifieke watertoets als voorwaarde gesteld voordat het plan gewijzigd mag worden. Daarnaast zijn er op dit moment ook geen waterhuishoudkundige knelpunten, die een aanpassing van het bestemmingsplan vragen.

4.5.4 Conclusie

De wateraspecten in het plangebied zullen door dit bestemmingsplan geen nadelige gevolgen ondervinden.

4.6 Externe veiligheid

4.6.1 Algemeen

In het “vierde Nationale milieubeleidsplan” (NMP4) zijn de beleidslijnen voor een vernieuwing van het externe veiligheidsbeleid vastgesteld. Deze vernieuwing gaat uit van de zogenoemde risicobenadering. Er wordt onderscheid gemaakt tussen het:

  • plaatsgebonden risico: het risico op een plaats buiten een inrichting, bepaald als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen deze inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken;
  • groepsrisico: de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof is betrokken.

Het plaatsgebonden risico en groepsrisico zijn verwerkt in strikte normen die uitgangspunt moeten zijn voor het ruimtelijk en milieubeleid. Ze zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In dit besluit zijn grenswaarden vastgesteld voor het plaatsgebonden risico. Voor het groepsgebonden risico zijn alleen oriënterende waarden vastgesteld.

4.6.2 Onderzoek

Op Vlieland zijn een viertal locaties aangegeven op de risicokaart als het gaat om veiligheidszaken (zie figuur 9).

afbeelding "i_NL.IMRO.0096.BP01217-VA01_0010.png"

Figuur 9: risicobronnen op Vlieland (bron: fragment risicokaart.nl)

De risicolocaties die zijn aangewezen zijn:

  • 1. de gebouwen bij het militaire terrein Vliehors;
  • 2. de gasleiding/ electraleiding;
  • 3. het zwembad bij het strandhotel (opslag chloor);
  • 4. Gasdepot aan de Kampweg 3.

Bovengenoemde gebieden maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan en grenzen eveneens niet aan dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn de risicocontouren dermate klein dat er sowieso geen maatregelen getroffen hoeven te worden in het kader van dit bestemmingsplan.

4.6.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen beperkingen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

4.7 Geluid

4.7.1 Algemeen

Geluid is één van de factoren die de beleving van de leefomgeving in belangrijke mate bepalen. Door de toename van het verkeer en de bedrijvigheid wordt de omgeving in steeds sterkere mate belast met geluid. Dit leidt tot steeds meer klachten. In een aantal gevallen wordt de gezondheid beïnvloed door geluid. Hoge geluidsniveaus kunnen het gehoor beschadigen en ook de verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. Door de toename van het geluid in de omgeving, wordt de behoefte aan stilte steeds meer als een noodzaak gevoeld.

4.7.2 Regelgeving / beleid

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen. Er dient gekeken te worden naar vier bronnen van geluid, namelijk:

  • wegverkeerslawaai;
  • spoorlawaai;
  • industrielawaai;
  • vliegtuiglawaai.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. Vliegtuiglawaai wordt geregeld in de Luchtvaartwet.

4.7.3 Conclusie

Vanwege het conserverende karakter van het bestemmingsplan zal de situatie ten aanzien van het aspect geluid niet veranderen. Het Bestemmingsplan is voornamelijk een conserverend bestemmingsplan. In het plan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt dan wel nieuwe geluidsbronnen. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is hierdoor niet noodzakelijk en de Wet geluidhinder of de Luchtvaartwet staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg. Ten aanzien van de eilandlodges is nader onderzoek op dit moment eveneens niet nodig. In de directe omgeving zijn geen voorzieningen en/of gebouwen die overlast zullen ondervinden van de nieuwe voorzieningen in het plangebied. Bovendien zal bij de concrete wijziging van het bestemmingsplan nog specifiek naar het aspect geluid gekeken worden als de precieze invulling van het plangebied bekend is. Op voorhand worden hier ten aanzien van geluid echter geen beperkingen verwacht. Autoverkeer zal in ieder geval niet toenemen omdat auto's voor niet eilandbewoners niet toegestaan zijn op het eiland. Daarmee vormt het aspect geluid geen beperking voor de realisatie van deze plannen.

4.8 Luchtkwaliteit

4.8.1 Algemeen

Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.

4.8.2 Regelgeving / beleid

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m². Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

4.8.3 Conclusie

Het bestemmingsplan is een overwegend conserverend bestemmingsplan. Daarnaast zijn er nauwelijks auto's op Vlieland die uitstoot geven zodat het aspect luchtkwaliteit geen beperkingen geeft. Het bestemmingsplan voegt geen nieuwe functies toe die zorgen voor een verslechtering van de luchtkwaliteit en er zijn geen nieuwe ontwikkelingen die zorgen voor een verslechtering van de luchtkwaliteit wat inhoudt dat de luchtkwaliteit niet zal veranderen. Op grond van deze overwegingen kan zonder luchtonderzoek worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan voldoet aan de in de Wet milieubeheer vastgelegde luchtkwaliteitseisen. De wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen door middel van de op de verbeelding aangegeven bestemmingen en daarop betrekking hebbende planregels. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden. In dit hoofdstuk wordt nadere uitleg gegeven over de planregels. De planregels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen respectievelijk wordt ingegaan:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels:
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

Het bestemmingsplan regelt de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden van gronden. Het is voor burgers, bedrijven en overheden bindend. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, de regels en de verbeelding (plankaart). De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. De verbeelding is zowel analoog als digitaal beschikbaar. Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden in de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008).

SVBP 2008

Het bestemmingsplan is naar aanleiding van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 opgezet volgens de verplichte landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008). Deze standaard is vanaf 1 januari 2010 verplicht voor bestemmingsplannen die na deze datum als ontwerp ter inzage worden gelegd. Zo voorziet het SVBP2008 in een standaardopbouw van een bestemmingsplan door onder andere:

  • standaardbenamingen van een bestemming en de daarin voorkomende regels
  • (bouwregels, aanlegvergunningen e.d.);
  • de alfabetische volgorde van de begrippen en bestemmingen;
  • een vaste volgorde van een indeling van een bestemming;
  • een aantal standaard begrippen;
  • een standaard wijze van meten;
  • vaste kleuren en kleurcodes van een bestemming op de verbeelding;
  • standaard benamingen van aanduidingen op de verbeelding en in de regels.

Het plan is als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd en voldoet aan de daartoe gestelde eisen. Het plan kan in het informatiesysteem van de gemeente worden ingevoerd en worden ontsloten via internet. Er blijft een analoge (papieren) versie van het bestemmingsplan naast het digitale plan bestaan. Gedurende de planperiode zal het bestemmingsplan worden omgezet naar SVBP 2012.

5.2 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit eerste artikel is een aantal noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen welke worden gebruikt in de planregels, teneinde misverstanden te voorkomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel staat beschreven hoe er gemeten wordt.

5.3 Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk bestaat uit een beschrijving van de bestemmingen. Deze kennen per bestemming globaal de volgende opzet:

  • bestemmingsomschrijving (in ieder geval);
  • bouwregels (in ieder geval);
  • afwijken van de bouwregels (indien van toepassing);
  • specifieke gebruiksregels (indien van toepassing);
  • afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (indien van toepassing).

Artikel 3 Bos

De bestemming Bos is toegekend aan de bosgebieden binnen het plangebied. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen gebouwd worden. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Er is in de regels een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen ter bescherming van het bos. Verharding aanbrengen en de kap van bomen is daarmee vergunningplichtig gemaakt tenzij er sprake is van regulier onderhoud. Over een gedeelte van het plabgebied met de bestemming Bos is een wijzigingszone aangegeven waarbinnen het plan gewijzigd kan worden ten behoeve van de komst van maximaal 50 eilandlodges (zie Artikel 13) .

Artikel 4 Natuur

De bestemming Natuur is toegekend aan de duinenrij in het noorden van het plangebied. Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen maximaal 5 meter hoog zijn en er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor activiteiten die het karakter van het gebied kunnen aantasten. Normaal onderhoud en beheer valt hier niet onder.

Artikel 5 Recreatie

De bestemming Recreatie is opgenomen voor het kampeerterrein (Stortemelk) in het plangebied. Gebouwen op het kampeerterrein dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden. De aanwezig bedrijfswoningen en toiletgebouwen / sanitaire voorzieningen zijn specifiek aangeduid op de verbeelding. Ondersteunende functies ten behoeve van de camping zoals detailhandel, horeca, personeelsverblijven zijn eveneens toegestaan binnen de bestemming. In de bouwregels zijn voor deze voorzieningen regels aangegeven ten aanzien van afmetingen. Ten behoeve van de tenthuisjes zijn naast de bouwregels specifieke regels opgenomen voor de opslag van de tenthuisjes gedurende de winterperiode. Deze dienen op de bestaande fundering opgeslagen te worden en voorzien te worden van een groene afdekking zodat ze in de winterperiode verdekt in het landschap zijn.

Artikel 6 Sport

De bestemming Sport is toegekend aan het sportveld, het zwembad en de tennisbanen. Gebouwen mogen alleen binnen een bouwvlak gebouwd worden. Door middel van een specifieke aanduiding is ook de skatebaan op de verbeelding aangegeven.

De hoogte van de gebouwen mag niet meer dan 9 meter bedragen. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag 10 meter bedragen. Bij afwijking mogen lichtmasten een hoogte van 20 meter hebben. Er mag ten behoeve van het onderhoud van de tennisbanen één bijbehorend bouwwerk geplaatst worden met een oppervlakte van 40 m² met een maximale hoogte van 3 meter. In de regels is een wijzigingsbevoegheid opgenomen om de realisatie van een derde tennisbaan mogelijk te maken.

Artikel 7 Verkeer

De bestemming Verkeer is toegekend aan de gronden die geschikt zijn als weg voor auto's. Ook mogen deze gronden gebruikt worden als voet- en fietspad. Op deze gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden. Er is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor activiteiten die mogelijk schadelijk zijn voor de natuurlijke kenmerken van het gebied. Normaal onderhoud en beheer valt hier niet onder.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering is toegekend aan de duinen in het noordelijk deel van het plangebied. Bodemverstorende activiteiten die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor de waterkering zijn verboden. Voor grondwerkzaamheden dient er altijd een omgevingsvergunning verleend te worden. Mocht de zone van de waterkering in de komende jaren aangepast worden dan kan door middel van een wijzigingsbevoegdheid de zone op de verbeelding aangepast worden.

5.4 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Hierdoor wordt bepaald dat gronden niet tweemaal voor een vergunning in aanmerking kunnen komen.

Artikel 10 Algemene bouwregels

Dit artikel regelt hoe er omgegaan dient te worden met ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen waarvan de overschrijding niet meer is dan 2 meter.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Dit artikel regelt welk gebruik in ieder geval aangemerkt wordt als strijdig met de bestemming.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Hierin wordt onder andere geregeld dat ontheffing mag worden verleend van bepaalde hoogten, percentages en afstandseisen (tot niet meer dan 10%) en dat bouw- en bestemmingsgrenzen mogen worden overschreden. Hieraan zijn enkele voorwaarden en beperkingen verbonden.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels zijn opgenomen om maximaal 50 eilandlodges mogelijk te maken. Om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid dient door middel van een aantal omgevingsonderzoeken op het moment van wijzigen nogmaals aangetoond te worden dat het project haalbaar is vanuit de verschillende genoemde aspecten.

 

5.5 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

Het overgangsrecht betreft regels ten aanzien van bestaande bouwwerken en bestaand gebruik die niet (geheel) passen in dit nieuwe bestemmingsplan.

Artikel 15 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan).

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten voor bijvoorbeeld bouw- en woonrijp maken en hebben zij sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie van derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. Indien er sprake is van bepaalde bouwplannen, dient de gemeente hiervoor een exploitatieplan op te stellen, tenzij voornoemde kosten “anderszins verzekerd” zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten, en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk wordt geacht. Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van bouwplannen zoals opgenomen in het Bro.

Economische uitvoerbaarheid

Het voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een bestaande situatie en omvat dan ook een regeling die hoofdzakelijk conserverend van karakter is. Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid ten behoeve van de inzet van gemeentelijke middelen door middel van een cijfermatige opzet, is daarom voor dit plangebied niet relevant. Het onderhavige bestemmingsplan is in feite een herziening en actualisering van bestaande regelgeving. De toegestane functies en de bouwregels zijn op zowel de vigerende regelingen als op de bestaande situatie afgestemd.

De ontwikkeling ten behoeve van de eilandlodges zullen bij het wijzigingsplan voorzien worden van een economische paragraaf. De gronden zijn in langdurig erfpacht van de initiatiefnemer en die zal zorgdragen voor het volledig uitvoeren van het plan. Het is een voornamelijk privaat initiatief waarvoor de financiering geregeld is. Daarmee is de financiering van dit bestemmingsplan geregeld en wordt het plan uitvoerbaar geacht.

 

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Recreatieve Voorzieningen is door de gemeente besproken met de belanghebbende instanties conform artikel 3.1.1. Bro. De resultaten van deze overlegronde worden na afloop van de ter inzage termijn verwerkt in dit hoofdstuk. Waar nodig zal het bestemmingsplan aangepast worden voordat het als ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd wordt.

 

7.1 Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

De inhoud van het voorontwerp bestemmingsplan is besproken met de provincie Fryslan. Daarbij kwam naar voren dat met name de compensatie van verlies aan EHS door de komst van de eilandlodges en verplaatsing van het parkeerterrein een aandachtspunt is. De gemeente Vlieland heeft bij de structuurvisie een lijst met maatregelen gemaakt ten behoeve van de compensatie EHS gebieden. Deze lijst is geactualiseerd. De provincie heeft ingestemd met deze geactualiseerde lijst. Samen met de gebieden die teruggegeven zijn aan het natuurgebied (kaartje blz. 30) is dit voldoende om de EHS te compenseren.

Vervolgens is het ontwerp bestemmingsplan op 9 november 2013 gepubliceerd en met ingang van 11 november gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende de termijn dat het bestemmingsplan ter inzage gelegen heeft zijn er vier ontvankelijke zienswijzen ingediend bij de gemeente. In de als bijlage 5 opgenomen antwoordnota zijn deze zienswijzen inhoudelijk van commentaar voorzien door de gemeente.